direct naar inhoud van Regels
Plan: Habraken, regulier
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0861.BP00178-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Habraken, regulier met identificatienummer NL.IMRO.0861.BP00178-0301 van de gemeente Veldhoven.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij bijbehorende bijlagen.

1.3 aanbouw:

een aan een hoofdgebouw toegevoegde, afzonderlijke ruimte die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer voor wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm) ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 achtergevel:

de gevel van een hoofdgebouw, die is gesitueerd tegenover de voorgevel van het betreffende hoofdgebouw.

1.7 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.8 antennedrager:

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 bebouwingspercentage:

een in de regels of verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bepaald gebied aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen, overkappingen en carports. Kelders en ondergrondse ruimten tellen niet mee voor de bepaling van de bebouwde oppervlakte, voor zover zij geheel onder het maaiveld zijn gesitueerd.

1.11 bedrijf:

een onderneming gericht op het produceren, vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.12 bedrijfsverzamelgebouw

een gebouw dat dient voor de huisvesting van drie of meer bedrijven, waarbij eventueel faciliteiten zoals ICT-voorzieningen, parkeervoorzieningen en vergaderruimtes gedeeld kunnen worden en waarbij de ruimtelijke uitstraling in overeenstemming is met die van een bedrijf.

1.13 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.14 begane grondbouwlaag:

de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.

1.15 bestaande situatie (bebouwing en gebruik):
  • a. bij bebouwing: zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • b. bij gebruik van grond en opstallen: zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.
1.16 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 Bevi-inrichtingen:

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.19 bijgebouw:

een aanbouw, uitbouw of vrijstaand gebouw dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.20 bouwen:

het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.21 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.22 bouwlaag:

het gedeelte van een bouwwerk tussen twee vloeren in, met uitzondering van het souterrain en de zolder.

1.23 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.24 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.25 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.26 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.27 bruto vloeroppervlak (bvo):

het totale gebouwde vloeroppervlak van de ruimte die wordt gebruikt voor de in het plan aangegeven doeleinden, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.28 caravan:

een niet-omgevingsvergunningplichtige ruimte in de vorm van een aanhangwagen, gefabriceerd, ingericht en bestemd voor het genieten van recreatief verblijf elders.

1.29 carport:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, zonder eigen wanden of deuren, bedoeld als overdekte stallingruimte voor personenauto's.

1.30 coffeeshop:

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid, en van verdovende en/of hallucinerende stoffen.

1.31 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.

1.32 dagrecreatie:

recreatieve activiteit welke plaatsvindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang.

1.33 dak:

de gesloten bovenbeëindiging van een gebouw.

1.34 dakkapel:

verticaal raamkozijn in een schuin dak, voorzien van een eigen dak en van zijwanden, en aan alle zijden omgeven door het betreffende dakvlak.

1.35 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.36 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel in de volgende categorieën:

  • a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  • b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans en tenten, aanhangwagens, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
  • c. tuincentra;
  • d. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering;
  • e. bouwmarkten.
1.37 dichte erfafscheiding:

een erfafscheiding met een constructie waardoor het zicht op de achterliggende gronden wordt belemmerd en waarbij de constructie voor meer dan 30% dicht is.

1.38 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van commerciële en/of maatschappelijke diensten met een publieksaantrekkende functie zoals een kapsalon, schoonheidssalon, autorijschool, esthetisch chirurgisch bedrijf, uitzend- of detacheringsbureau, reisbureau, bank, makelaarskantoor, reparatiebedrijf voor muziekinstrumenten, cateringbedrijf, alsmede naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.

1.39 distributiecentrum

een locatie waar een bedrijf de logistiek van goederen heeft geconcentreerd. Vanuit een distributiecentrum worden goederen ontvangen, verdeeld en vervoerd naar andere locaties.

1.40 erker:

een ondergeschikt uitgebouwd gedeelte (uitbouw) van een woning aan een gevel.

1.41 erotisch getinte horeca:

een horecabedrijf dat tot doel heeft het daarbinnen doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard en tevens het bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik van ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.42 erotische massagesalon:

een seksinrichting waar door middel van massage seksuele handelingen worden verricht tegen een vergoeding.

1.43 escortbedrijf:

een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

1.44 extensief dagrecreatief medegebruik:

die vormen van dagrecreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen.

1.45 flitsbezorgsupermarkt met darkstore

een bedrijf (al dan niet voorzien van een afhaalloket) dat hoofdzakelijk gericht is op distributie, niet zijnde detailhandel, omdat deze niet hoofdzakelijk is gericht op (fysieke) uitstalling van alle producten ter plaatse die zien op de verkoop van dagelijkse goederen (boodschappen).

1.46 garagebox:

een gebouw dat bedoeld is voor de stalling van motorvoertuigen, alsmede als opslagplaats c.q. berging ten behoeve van huishoudelijk gebruik.

1.47 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.48 gespecialiseerd afhaalpunt

een bedrijf met als hoofdactiviteit het faciliteren van het afhalen en retourneren van bestellingen geplaatst bij één of meerdere internethandels.

1.49 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.50 hondenuitlaatvoorziening:
  • a. hondenuitlaatterrein: al dan niet afgeschermd/ omheind of met paaltjes gemarkeerd terrein waarbinnen honden los mogen lopen en hun behoefte mogen doen, zonder opruimplicht;
  • b. hondenuitrenterrein: met paaltjes gemarkeerd terrein waarbinnen honden los mogen lopen, maar niet hun behoefte mogen doen, met opruimplicht;
  • c. hondenuitlaatroute: met paaltjes gemarkeerde route (1,5 m brede strook) waar honden aangelijnd mogen lopen en hun behoefte mogen doen, zonder opruimplicht.
1.51 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.52 horecabedrijf categorie 1:

een horecabedrijf waar doorgaans geen overlast voor het leefklimaat wordt veroorzaakt dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag en 's avonds verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige maaltijden en etenswaren zoals een broodjeszaak, koffie-/theehuis, ijssalon en/of een naar de aard, openingstijden en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf.

1.53 horecabedrijf categorie 2:

een horecabedrijf waarvan de exploitatie doorgaans overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken, dat voornamelijk is gericht op het hoofdzakelijk 's avonds verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een café, cafetaria/snackbar/afhaalservice, conferentiecentrum, ontmoetingscentrum, restaurant, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf.

1.54 horecabedrijf categorie 3:

een horecabedrijf waarvan de exploitatie doorgaans overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, dat voornamelijk is gericht op het 's avonds en/of 's nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een discotheek, zalencentrum en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf.

1.55 horecabedrijf:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.56 huishouden:

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.

1.57 internethandel

handelsactiviteiten via het internet, primair bestaande uit kantoor- en/of logistieke functie, met daaraan ondergeschikte detailhandel. Een gespecialiseerd afhaalpunt valt hier niet onder.

1.58 kampeerauto:

een auto, waarin voorzieningen zijn getroffen voor dag- en/of recreatief nachtverblijf.

1.59 kampeermiddelen:

niet als een bouwwerk aan te merken vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.60 kantoor:

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.61 kelder:

een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, tot maximaal een 0,5 meter boven maaiveld.

1.62 kleinschalige windenergievoorzieningen:

vormen van alternatieve energieopwekking en -besparing, met behulp van wind, welke naar aard en schaal in de omgeving ruimtelijk kunnen worden ingepast.

1.63 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.

1.64 kunstobject:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.

1.65 kunstwerk:

een in bouwkundige zin, door mensenhanden gemaakt (civiel technisch) bouwwerk, zoals aquaducten, bruggen, dijken, tunnels en viaducten.

1.66 landschappelijke waarde:

bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object in de zin van aantrekkelijkheid, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit bestaande uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.

1.67 nok:

bovenste rand van een dak of de horizontale snijlijn van twee dakvlakken.

1.68 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.69 ondergeschikte bouwdelen:

bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, windvanen en liftschachten.

1.70 ondergeschikte detailhandel:

detailhandel welke als activiteit in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht beperkt is ten opzichte van de aan de ingevolge het bestemmingsplan toegestane relevante bedrijfsmatige activiteit. De bedrijfsvloeroppervlakte voor detailhandel mag niet meer bedragen dan 30% van de toegestane en gebruikte relevante bedrijfsvloeroppervlakte, tot een maximum oppervlakte van 15 m2. Daarbij bedraagt de detailhandelsactiviteit inkomenswervend gezien eveneens maximaal 30% van het inkomen gegenereerd uit de relevante bedrijfsmatige activiteit. De beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen houdt functioneel verband met de toegestane relevante bedrijfsmatige activiteit.

1.71 onderkomens:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonschepen, caravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van recreatief buitenverblijf voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.

1.72 open erfafscheiding:

een erfafscheiding met een constructie die wel de toegang tot de achterliggende gronden fysiek belemmert, maar waarbij het zicht op de achterliggende gronden intact blijft, bijvoorbeeld door het gebruik van gaas of spijlen. Hierbij dient de constructie voor minimaal 70% open/begroeid te zijn. Een (dichte) poort in de erfafscheiding is hierbij toegestaan.

1.73 openbaar gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied.

1.74 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en niet meer dan één eigen wand.

1.75 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.76 parenclub:

een uitgaansgelegenheid waar personen de mogelijkheid wordt geboden om seksuele handelingen te verrichten, zonder dat sprake is van een vergoeding van deze handelingen.

1.77 parkeerplaats:

opstelplaats ten behoeve van één auto, hieronder niet begrepen parkeergarages en/of garageboxen behorende bij woningen. Opstelplaatsen gelegen in collectieve parkeervoorzieningen en carports worden wel aangemerkt als parkeerplaats.

1.78 peil:
  • a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst: 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld.
1.79 perifere detailhandel:

zie detailhandel in volumineuze goederen.

1.80 plaatsgebonden risico-contour (PR-contour):

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waar bij een gevaarlijke stof of bestrijdingsmiddel betrokken is.

1.81 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.82 raamprostitutie:

een seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats, zichtbaar ter beschikking stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen (prostitutie).

1.83 restaurant:

een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.

1.84 risicovolle inrichting:
  • a. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
  • b. bedrijven waarvan de aantoonbare plaatsgebonden risico-contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.
1.85 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch- pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, erotisch getinte horeca en raamprostitutie, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.86 speelterrein

een terrein waarop sport- en speelactiviteiten in de openlucht kunnen plaatsvinden.

1.87 sportvoorziening

instelling/gelegenheid, welke primair is gericht op de uitoefening van sporten.

1.88 sta-plaats:

een ten behoeve van een stacaravan volgens de regels van de grondeigenaar/verhuurder aangegeven, of in het terrein als zodanig aangeduide standplaats, waarbinnen een stacaravan voor een onbepaalde tijd verblijfplaats mag hebben.

1.89 stacaravan:

een caravan, die, ook als hij niet-omgevingsvergunningplichtig is, toch als een gebouw valt aan te merken.

1.90 standplaats:

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de open lucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel aanbieden van diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel. Onder een standplaats wordt niet verstaan een vaste plaats op een markt als bedoeld in artikel 160, lid 1 aanhef en onder h van de Gemeentewet, dan wel een vaste plaats op een evenement.

1.91 tent:

een in hoofdzaak uit textiel of uit andere daarmee vergelijkbare materialen vervaardigd onderkomen voor recreatief dag- en/of nachtverblijf, dat gemakkelijk is op te vouwen en in te pakken.

1.92 toename van stikstofemissie
  • a. Er is sprake van een toename van stikstofemissie van gronden en bouwwerken wanneer de emissie van stikstof (N/kg/jaar*) meer bedraagt dan de emissie van stikstof (N/kg/jaar*) afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige en planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken;
  • b. Indien een gelijkblijvende of een afname van de stikstofemissie (N/kg/jaar*) afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige en planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken een hogere stikstofdepositie veroorzaakt op voor stikstof gevoelige en voor stikstof overbelaste habitats in een Natura2000-gebied, dan wordt dit eveneens beschouwd als een toename van stikstofemissie;
  • c. Als uitzondering op lid a en lid b van deze bepaling geldt het volgende: er is geen sprake van een toename van stikstofemissie wanneer er sprake is van één van de volgende situaties:
    • 1. de emissie N/kg/jaar afkomstig van betreffende gronden en bouwwerken bedraagt maximaal de emissie( N/kg/jaar*) afkomstig van de betreffende gronden en bouwwerken conform een ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan verleende en onherroepelijke Wnb-vergunning als bedoeld in artikel 2.7 lid 2 Wet natuurbescherming;
    • 2. de toename van de stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige en voor stikstof overbelaste habitats in een Natura2000-gebied ten gevolge van een toename van stikstofemissie zoals bedoeld in lid a en lid b van deze bepaling, kleiner is dan 0,005 mol/ha/jaar;

* wanneer in deze regels 'emissie N/kg/jaar' wordt gebruikt, wordt de hiervan onderdeel uitmakende hoofdletter 'N' bedoeld als verzamelnaam voor NH3 en NOx.

1.93 uitbouw:

de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm) ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.94 verblijfsgebied:

gronden waarbij de nadruk ligt op het verblijf van personen in het openbaar gebied en die tevens een verkeersfunctie hebben voor fietsers en voetgangers.

1.95 verkoopinrichting:

een kraam, een wagen, een tafel of een ander fysiek middel ten behoeve van de verkoop op een standplaats.

1.96 verkoopvloeroppervlak (VVO):

de netto vloeroppervlakte van de verkoopruimte, dat wil zeggen het voor het winkelend publiek toegankelijke deel van een detailhandelsbedrijf, inclusief de etalages en de ruimte achter toonbanken en kassa's.

1.97 voorgevel:

de naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw.

1.98 voorgevellijn:

de denkbeeldige lijn door de voorgevel.

de lijn (in hoeksituaties: de lijnen) waarin de naar de weg of ander openbaar gebied gekeerde gevel(s) van het dichtst bij die weg of ander openbaar gebied gelegen gebouw is (zijn) gelegen alsmede het verlengde daarvan.

1.99 water:

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.

1.100 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan voorzieningen als duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten en dergelijke.

1.101 woonwagenstandplaats:

Een kavel dat bestemd is voor het permanent plaatsen van een niet direct en niet duurzaam met de aarde verbonden en voor woondoeleinden geschikte ruimte, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van de gemeente kunnen worden aangesloten.

1.102 woonwagenwoning:

een woning, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.103 zelfstandige woning:

een woning die een eigen toegang heeft en die door een huishouden kan worden bewoond zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woning.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten (Nen 2580):

2.1 afstand van een gebouw tot een perceelsgrens:

de afstand van een gebouw tot een perceelsgrens wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand in meters van enig punt van het gebouw tot aan de perceelsgrens. Ondergeschikte bouwonderdelen, zoals dakgoten, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen worden hierbij buiten beschouwing gelaten.

2.2 breedte van gebouwen:

de breedte van gebouwen wordt bepaald door het meten van de afstand in meters tussen de buitenwerkse eindgevelvlakken (indien geen sprake is van een rechthoekig gebouw: de gemiddelde breedte van het gebouw).

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 de diepte van gebouwen:

de diepte van gebouwen wordt bepaald door het meten van de grootste afstand in meters tussen de voorste en achterste eindgevelvlakken.

2.7 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.8 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.9 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.10 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven;
  • b. groothandels;
  • c. ondergeschikte detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte producten;
  • d. internethandel in de vorm van internet bezorgdiensten zonder fysieke bezoekmogelijkheid, met uitzondering van flitsbezorgsupermarkten met darkstores;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. kantoren, uitsluitend als onzelfstandig onderdeel van een ter plaatse aanwezig bedrijf;
  • g. het opwekken van elektriciteit door middel van zonnepanelen (op daken van gebouwen);
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. verkeersvoorzieningen;
  • j. parkeervoorzieningen, uitsluitend ten behoeve van een ter plaatse aanwezig bedrijf;
  • k. geluidwerende voorzieningen;
  • l. water, alsmede waterhuishoudkundige voorzieningen,

een en ander met de bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in artikel 3.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

3.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in artikel 3.1.1.:

  • a. per bouwperceel is één bedrijf toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder sub a is het toegestaan om zonnepanelen op gebouwen te laten exploiteren door derden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' zijn uitsluitend bedrijven toegestaan van milieucategorie 3.1 tot en met milieucategorie 3.2 uit Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1' zijn uitsluitend bedrijven toegestaan van milieucategorie 3.1 tot en met milieucategorie 4.1 uit Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2' zijn uitsluitend bedrijven toegestaan van milieucategorie 3.1 tot en met milieucategorie 4.2 uit Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • f. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  • g. de oppervlakte van een bouwperceel mag niet minder bedragen dan 5.000 m2; een kleinere omvang is uitsluitend toegestaan na verlening van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.3.11.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. de dakhelling bedraagt minimaal 2º en maximaal 5º;
  • d. het bebouwingspercentage van het bouwperceel bedraagt minimaal 50% en maximaal 80%;
  • e. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt, voor zover dit geen bouwgrens betreft, aan beide zijden minimaal 3 m;
  • f. kelders zijn, voor zover geheel onder het maaiveld gesitueerd, overal toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan, met dien verstande dat ingeval kelders gedeeltelijk boven het maaiveld uitsteken, het bebouwingspercentage niet mag worden overschreden;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder b en d geldt voor gebouwen van openbaar nut, zoals voorzieningen voor telecommunicatie, water- en energiedistributie, dat de bebouwde oppervlakte niet meer dan 10 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient de gevellijn voor ten minste 40% te worden bebouwd. Deze eis geldt voor hoeksituaties maar voor één zijde. Overige gevels van gebouwen dienen in of evenwijdig aan de overige bouwgrenzen te worden gesitueerd;
  • i. per bouwperceel is maximaal één inrit toegestaan waarbij de breedte van deze inrit niet meer mag bedragen dan 8 m.

3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

Bouwwerk, geen gebouw zijnde   Maximum bouwhoogte  
antenne-installaties, voor zover gelegen achter de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens of het verlengde daarvan   15 m  
licht- en andere masten   8 m  
pergola's   2,7 m  
terreinafscheidingen voor de voorgevellijn   1,4 m  
terreinafscheidingen in of achter de voorgevellijn   2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens of het verlengde daarvan   2 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens of het verlengde daarvan   2 m  

3.2.3 Voorwaardelijke verplichting hydrologisch neutraal ontwikkelen
  • a. Op een bouwperceel is het verharden en bebouwen van de gronden slechts toegestaan als per bouwperceel is voorzien in de realisatie en instandhouding van een waterbergingsvoorziening met een bergingscapaciteit van ten minste 20 mm water (20 liter) per m2 afvoerend verhard oppervlak.
  • b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. mits:
    • 1. wordt aangetoond dat  het onder a bepaalde niet doelmatig en/of door bijzondere omstandigheden niet haalbaar is, en;
    • 2. voor zover op andere wijze wordt voorzien in voldoende waterbergingscapaciteit.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken lager bebouwingspercentage

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder d teneinde het minimaal voorgeschreven percentage van 50% te verlagen, mits:

  • a. het lagere percentage noodzakelijk is, gelet op de aard van het bedrijf;
  • b. omdat voor het bedrijf op het moment van vestiging zwaarwegende bedrijfseconomische redenen aanwezig zijn om nog niet aan het minimumpercentage te voldoen.

3.3.2 Afwijken van de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder e teneinde het toe te staan om aan één zijde in de perceelsgrens te bouwen, waarbij geldt dat de afstand tot een bedrijfsgebouw op het belendende perceel niet minder dan 6 m mag bedragen, mits:

  • a. de parkeervoorzieningen cq. parkeernorm hierbij niet in het geding komen;
  • b. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. er geen bezwaren bestaan vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving;
  • d. de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in gevaar.

3.3.3 Afwijken grotere maatvoering nutsvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder g teneinde ten behoeve van nutsgebouwen een bebouwde oppervlakte van maximaal 15 m² en een bouwhoogte van maximaal 4 m toe te staan, mits:

  • a. de parkeervoorzieningen cq. parkeernorm hierbij niet in het geding komen;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaats vindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. er geen bezwaren bestaan vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving;
  • d. de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in gevaar.

3.3.4 Afwijking van het bouwen in de gevellijn

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder h teneinde een lager percentage toe te staan, mits:

  • a. de parkeervoorzieningen c.q. parkeernorm hierbij niet in het geding komen;
  • b. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. er geen bezwaren bestaan vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving.

3.3.5 Afwijken bouwen in of evenwijdig aan de bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder h teneinde het niet bouwen van de overige gevels van gebouwen in of evenwijdig aan de overige bouwgrenzen; mits:

  • a. de parkeervoorzieningen hierbij niet in het geding komen;
  • b. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. er geen bezwaren bestaan vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving.

3.3.6 Afwijken teneinde een bredere en/of meerdere inritten toe te staan

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder i teneinde een bredere inrit, dan wel twee inritten per bouwperceel toe te staan, mits;

  • a. de parkeervoorzieningen c.q. parkeernorm hierbij niet in het geding komen;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaats vindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. er geen bezwaren bestaan vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving;
  • d. dit logistiek gezien noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf.

3.3.7 Afwijkende maatvoering bouwwerken geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.2 voor het bouwen van vrijstaande antennes, licht- en andere masten en overige bouwwerken geen gebouwen zijnde met een grotere hoogte, mits;

  • a. de maximale bouwhoogte bedraagt 40 meter;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaats vindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. er geen bezwaren bestaan vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving;
  • d. dit niet leidt tot een onaanvaardbare negatieve invloed op de werking van het ILS van de Vliegbasis Eindhoven. Voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning dient schriftelijke advies te worden ingewonnen bij de beheerder van het ILS.

3.3.8 Afwijken hogere erfafscheiding

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.2 voor het bouwen van terreinafscheidingen achter de voorgevellijn tot een hoogte van maximaal 3 m, mits;

  • a. de hogere maatvoering is noodzakelijk met het oog op externe veiligheid en/of de beveiliging van goederen/stoffen die op het terrein aanwezig zijn;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaats vindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. er geen bezwaren bestaan vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving.

3.3.9 Afwijken hogere erfafscheiding

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.2 voor het bouwen van terreinafscheidingen tot een hoogte van maximaal 2 m voor de voorgevellijn , mits;

  • a. er geen onevenredige aantasting plaats vindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. er geen bezwaren bestaan vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving. Dit houdt in ieder geval in dat de hogere terreinafscheiding op minimaal 1 meter uit de voorste perceelgrens wordt opgericht en dat de zone voor de terreinafscheiding een (overwegend) groene invulling te krijgen.
  • c. de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen.

3.3.10 Afwijken hogere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.2 voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een hoogte van maximaal 3 m, ten behoeve van het bieden van extra flexibiliteit aan initiatieven die een algemeen belang dienen.

3.3.11 Afwijken afgifte kleinere kavels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1.2 voor het afgeven van bouwpercelen met een omvang < 5.000 m2, mits wordt aangetoond dat:

  • geen afbreuk wordt gedaan aan de regionale verdeling van bedrijfslocaties conform de regionale programmeringsafspraken Stedelijk Gebied Eindhoven, EN
  • dit noodzakelijk is voor een doelmatige inrichting van het bedrijventerrein (bv reststrookjes).

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.4.1 Buitenopslag

Buitenopslag is toegestaan, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. buitenopslag is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en achter het verlengde van de voorgevellijn;
  • b. geen buitenopslag is toegestaan is binnen 3 m van de bouwperceelgrens, met uitzondering van de achterste bouwperceelsgrens;
  • c. de stapelhoogte mag maximaal 3 m bedragen;

3.4.2 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen het gebruiken van gronden of bouwwerken voor:

  • a. risicovolle inrichtingen;
  • b. bedrijven welke vallen onder artikel 2.1, derde lid van het Besluit omgevingsrecht;
  • c. activiteiten die zijn opgenomen in Kolom 1 en 2 van de onderdelen C en D van de Bijlage van het Besluit milieueffectrapportage;
  • d. detailhandel, behoudens ondergeschikte detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte producten en groothandel zoals bedoeld in 3.1.1 onder c;
  • e. kantoren, behoudens als onzelfstandig onderdeel van een ter plaatse aanwezig bedrijf;
  • f. horecabedrijven;
  • g. bedrijfsverzamelgebouwen
  • h. distributiecentra en logistieke bedrijven met een kaveloppervlakte van meer dan 1 ha;
  • i. touringcarbedrijven;
  • j. transportbedrijven met een kaveloppervlakte van meer dan 5000 m2;
  • k. autosloperijen;
  • l. mestverwerking;
  • m. composteerbedrijven;
  • n. grondverzet of gronddepots;
  • o. slachterijen;
  • p. visteelt, viskwekerijen;
  • q. dierenasiels of -pensions;
  • r. tankstations;
  • s. bewoning;
  • t. parkeerbedrijven;
  • u. garagebedrijven en garageboxen;
  • v. opslagbedrijven.

3.4.3 Geen toename stikstofemissie
  • a. Tot een gebruik van gronden en bouwwerken in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken, waarbij een toename van stikstofemissie plaatsvindt vanaf de betreffende gronden c.q. vanuit de betreffende bouwwerken.
  • b. Onder het gebruik van gronden en bouwwerken wordt ook begrepen de aan de functie van de gronden en bouwwerken gerelateerde verkeersbewegingen.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.5.1 Omgevingsvergunning toestaan vergelijkbare bedrijven

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1.2 onder c t/m e voor het toestaan van bedrijven die naar aard en milieubelasting of ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. een onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat is niet toegestaan,
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats;
  • c. er wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.4.3.

3.5.2 Omgevingsvergunning toestaan buitenopslag op een andere locatie op het bouwperceel

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4.1 onder a, voor het toestaan van buitenopslag op een andere locatie op het bouwperceel en van het bepaalde in artikel 3.4.1 onder b, voor het toestaan van buitenopslag achter het verlengde van de voorgevellijn binnen 3 m van de zijdelingse bouwperceelgrens, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt en in het kader van beeldkwaliteit aanvaardbaar is;
  • b. de buitenopslag mag niet zichtbaar zijn vanaf openbare wegen, behoudens vanaf wegen die zijn gelegen op een hoogte van 0,50 m of hoger, boven het maaiveld van het betreffende perceel;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, met name de ongestoorde verzending en ontvangst van signalen, worden niet onevenredig aangetast;
  • d. er geen bezwaren bestaan vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving;
  • e. de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in gevaar.

3.5.3 Omgevingsvergunning grotere stapelhoogte buitenopslag

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4.1 onder c, voor het toestaan van een grote maximale stapelhoogte voor buitenopslag tot maximaal 6 meter, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de buitenopslag moet binnen het bouwvlak worden gesitueerd;
  • b. de grotere hoogte is noodzakelijk voor een doelmatig gebruik van het bedrijfsperceel;
  • c. de brand-, verkeers-, en openbare veiligheid komen niet in het gedrang;
  • d. er bestaan geen bezwaren vanuit het oogpunt van externe veiligheid.

3.5.4 Omgevingsvergunning toestaan risicovolle inrichtingen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4.2 onder a, teneinde de vestiging van risicovolle inrichtingen toe te staan, mits door middel van onderzoek is aangetoond dat kan worden voldaan aan de wettelijke normen betreffende externe veiligheid.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. plantsoenen, groenstroken en andere groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • b. in- en uitritten uitsluitend voor zover deze noodzakelijk zijn voor het bereiken van de (aangrenzende) percelen;
  • c. kunstwerken;
  • d. kunstobjecten;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. geluidwerende voorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van kunstobjecten, masten, antenne-installaties en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijkende maatvoering bouwwerken geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.1 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere bouwhoogte, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er bestaan geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersvrijheid of –veiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • c. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving;
  • d. de afwijking leidt niet tot een onaanvaardbare negatieve invloed op de werking van het ILS van de Vliegbasis Eindhoven. Voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning dient schriftelijke advies te worden ingewonnen bij de beheerder van het ILS.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, voet- en fietspaden;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. voorzieningen voor openbaar vervoer;
  • d. geluidwerende voorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. water, alsmede waterhuishoudkundige voorzieningen;

een en ander met de daarbij behorende voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. voor gebouwen ten behoeve van openbaar nut, water- en energiedistributie, wachthuisjes voor busdiensten en hiermee vergelijkbare gebouwen van algemeen nut geldt;
    • 1. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter;
    • 2. de oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 15 m2;

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van kunstobjecten, speelvoorzieningen, masten, antenne-installaties en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Grotere maatvoering nutsvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.1 lid a teneinde gebouwen met een oppervlakte van maximaal 25 m² en een bouwhoogte van maximaal 4,5 meter toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er bestaan geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersvrijheid of –veiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • c. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving.

5.3.2 Afwijkende maatvoering bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.2 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere bouwhoogte, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er bestaan geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersvrijheid of –veiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • c. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving;
  • d. de afwijking leidt niet tot een onaanvaardbare negatieve invloed op de werking van het ILS van de Vliegbasis Eindhoven. Voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning dient schriftelijke advies te worden ingewonnen bij de beheerder van het ILS.

Artikel 6 Leiding - Gas

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende andere bestemming(en) - tevens bestemd voor een transportleiding van gas.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • 1. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3,2 meter;
  • 2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.1 indien de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten. Alvorens te beslissen op een aanvraag voor een omgevingsvergunning wint het college van burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding-Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • 1. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • 2. het aanbrengen/rooien van diepwortelende beplanting en bomen.
  • 3. het aanbrengen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • 4. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • 5. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • 6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • 7. het permanent opslaan van goederen.
6.4.2 Uitzonderingen op het verbod

Het verbod als bedoeld in artikel 6.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • 1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een afwijking is verleend, zoals in artikel 6.3 bedoeld;
  • 2. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
6.4.3 Toelaatbaarheid

De werken en werkzaamheden, zoals in artikel 6.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar nadat het college van burgemeester en wethouders schriftelijk advies heeft ingewonnen bij de in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de verbeelding en het gestelde in de regels worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, afdaken zonder eigen wanden en andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen, uitgezonderd erkers, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt.

8.2 Ondergronds bouwen

Kelders en parkeergarages zijn, voor zover geheel gesitueerd onder het maaiveld, overal toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden de in dit bestemmingsplan bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming.

9.2 Strijdig gebruik

Als gebruik in strijd met de bestemming wordt in dit bestemmingsplan in ieder geval aangemerkt:

  • a. het gebruik of laten gebruiken van gronden en opstallen als of ten behoeve van een seksinrichting dan wel ten behoeve van (raam)prostitutie;
  • b. het gebruik of laten gebruiken van opstallen ten behoeve van coffeeshops;
  • c. het gebruik van onbebouwde gronden:
      • als stand- of ligplaats van onderkomens;
      • als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;

een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.

9.3 Vogelbeperkingengebied
9.3.1 Algemeen

Ter bescherming van het vogelbeperkingengebied van de Vliegbasis Eindhoven is een grondgebruik of een bestemming binnen de volgende categorieën niet toegestaan:

  • a. oppervlaktewateren met een oppervlakte van meer dan 3 hectare;
  • b. natuurbeschermingsgebieden en vogelbeschermingsgebieden;
  • c. vishouderijen met extramurale bassins;
  • d. extramurale opslag of verwerking van organisch materiaal;
  • e. afvalwaterzuiveringsinstallaties.
9.3.2 Afwijken van de gebruiksregels

Indien de betreffende bestemming het toelaat kan het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.3.1 indien de belangen van Vliegbasis Eindhoven niet onevenredig worden geschaad. Hierover dient overleg plaats te vinden met de daarvoor bevoegde instanties. Ter voorbereiding van dat overleg dient in ieder geval een faunaeffectenstudie plaats te vinden, waarin is onderzocht of er al of niet sprake is van een toename in het risico op vogelaanvaringen voor het luchtverkeer van- en naar de vliegbasis vanwege de ontwikkeling. Aan de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 Geluidzone - geluidgevoelige functies 35 ke/ 40 ke
10.1.1 Verbod

Het is niet toegestaan nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige functies te bouwen danwel te gebruiken:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - geluidgevoelige functie 35 ke';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - geluidgevoelige functie 40 ke'.
10.1.2 Afwijken

Het bevoegd gezag is bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 10.1 teneinde het oprichten van geluidsgevoelige objecten en/of het aanleggen, inrichten of gebruiken van geluidsgevoelige terreinen ten behoeve van de op deze gronden liggende bestemmingen toe te staan.

10.2 Luchtvaartverkeerzone - Inner Horizontal en Conical Surfice (IHCS)
10.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerszone - IHCS (Inner Horizontal en Conical Surface)' geldt dat die gronden -naast de andere aangewezen bestemming(en)- primair bestemd zijn als obstakelvrij (start- en landings)vlak ter waarborging van de vliegveiligheid.

10.2.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - IHCS' geldt in aanvulling op hetgeen elders in deze planregels is bepaald dat de bouwhoogte van bouwwerken niet meer mag bedragen dan 65 meter boven NAP.

10.3 Luchtvaartverkeerzone - ILS
10.3.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - ILS' geldt dat die gronden (naast de andere aangewezen bestemming(en)) primair bestemd zijn als invliegroute van het vliegverkeer en het daarbij behorende verstoringsvlak van het Instrument Landing System (ILS) ter waarborging van de vliegveiligheid.

10.3.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in artikel 10.3.1 mag de bouwhoogte zoals deze voor de desbetreffende gronden is aangegeven op de verbeelding niet worden overschreden.

10.3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.3.2 en een hogere bouwhoogte toestaan, mits de werking van het Instrument Landing System niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed en voorafgaand aan het verlenen van de vergunning schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van het Instrument Landing System (ILS).

10.3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - ILS' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren, gemeten vanaf een hoogte van 12 meter boven peil:

  • a. het beplanten met bomen, heesters en andere hoog opgaande beplanting indien deze bij volwassenheid hoger zijn dan de maximale toegestane bouwhoogtes;
  • b. het ophogen van gronden.
b Uitzonderingen

Het onder a vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
c Toelaatbaarheid

De in a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen, de werking van het Instrument Landing System (ILS) niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed en voorafgaand aan het verlenen van de vergunning schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van het Instrument Landing System (ILS).

10.4 Veiligheidszone - arbeidsplaatsendichtheid
10.4.1 Aanduidingsomschrijving

In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen zijn ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - arbeidsplaatsendichtheid':

  • geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toegestaan;
  • geen bedrijven met een grotere arbeidsplaatsendichtheid dan 100 arbeidsplaatsen per hectare niet toegestaan.

10.4.2 Omgevingsvergunning arbeidsplaatsendichtheid verlagen dan wel verruimen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.4.1 onder voor het verlagen dan wel verruimen van de aangegeven arbeidsplaatsendichtheid, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. er mag niet eerder gebruik worden gemaakt van de omgevingsvergunning dan nadat het risicomodel behorende bij het vliegveld bekend is gemaakt, en;
  • b. uit onderzoek is gebleken dat een hogere arbeidsplaatsendichtheid aanvaardbaar is.
    In dit onderzoek dient te worden aangegeven welke arbeidsplaatsendichtheid aanvaardbaar wordt geacht. Deze dichtheid mag niet overschreden worden.
10.5 Veiligheidszone - bevi

In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen mogen ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden opgericht.

10.6 Veiligheidszone - munitie
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - munitie' zijn de gronden, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en), tevens bestemd voor het beschermen van het veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een munitiecomplex;
  • b. in afwijking van het bepaalde in de onderliggende bestemming(en) geldt dat binnen de 'veiligheidszone–munitie' gebouwen met een vlies- of gordijngevelconstructie en gebouwen met zeer grote glasopstanden niet zijn toegestaan.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan (tenzij op grond van de regels in dit bestemmingsplan reeds is afgeweken) met een omgevingsvergunning afwijken van de regels in het plan voor:

  • a. het afwijken van maten met ten hoogste 10%;
  • b. het bouwen van antenne-installaties tot een bouwhoogte van maximaal 40 meter, met inachtneming van de artikelen 10.2 en 10.3;
  • c. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • d. het afwijken van de gestelde maximale goot- en bouwhoogte van een gebouw en de gestelde minimale/maximale dakhelling van een gebouw;
  • e. het toestaan van kleinschalige windenergievoorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 6 meter op gebouwen met een goothoogte van minimaal 12 meter;
  • f. het toestaan van dichte erfafscheidingen tot een maximale bouwhoogte van 3 meter ten behoeve van geluidsreducering;

met inachtneming van de volgende regels:

  • 1. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • 2. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving;
  • 3. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, ook niet door een cumulatie van activiteiten;
  • 4. de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Parkeren

12.1.1 Algemeen
  • a. De gronden zoals aangewezen in de verschillende bestemmingen mogen slechts worden bebouwd en gebruikt onder de voorwaarden:
    • 1. dat binnen het plangebied voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden;
    • 2. ieder bouwperceel moet voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
  • b. Bij omgevingsvergunning voor bouwen wordt aan de hand van de Parkeernormennota Veldhoven 2021 of het op dat moment geldend parkeerbeleid bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid.

12.1.2 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 12.1.1indien:

  • a. het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  • b. op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Habraken, regulier'.