Plan: | Oerle 2005, herziening Smidsvuurke |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0861.BP00018-0401 |
De initiatiefnemers bewonen thans de woning op het perceel Smidsvuurke 5. Dit betreft een grote woning op een dito perceel. Mede vanwege de leeftijd van de initiatiefnemers is deze woning voor hen feitelijk te groot geworden. De woonomgeving is echter zodanig aantrekkelijk dat zij bij voorkeur daar zouden blijven wonen.
Het perceel waarop de woning staat, heeft in totaal een oppervlakte van 974 m². Door de vorm van het perceel en de situering van de huidige woning is op het noordelijke deel van het perceel nog een mogelijkheid om een woning te bouwen. Dat deel van het perceel is thans in gebruik als tuin bij de woning.
Een extra woning op perceel Smidsvuurke 5 is op basis van de vigerende bestemmingsplannen 'Oerle 2005' en 'Parapluplan 2009' niet mogelijk. De gemeente Veldhoven heeft aangegeven medewerking te willen verlenen aan het initiatief. Om de ontwikkeling mogelijk te maken, is voorliggend bestemmingsplan opgesteld. Dit bestemmingsplan voorziet in een passende juridische en planologische regeling om de realisatie van de woning mogelijk te maken.
Het plangebied is gesitueerd in het noorden van de kern Oerle. Het plangebied wordt in het noorden en oosten begrensd door tennispark De Korrel. Ten zuiden van het plangebied bevinden zich drie vrijstaande woningen (Smidsvuurke 5, 7 en 9). In het westen begrenst de woonstraat Smidsvuurke het plangebied.
Van toepassing is het bestemmingsplan 'Oerle 2005'. Het bestemmingsplan is op 21 november 2006 vastgesteld door de gemeenteraad van Veldhoven. Daarnaast geldt het bestemmingsplan 'Parapluplan 2009', dat is vastgesteld op 15 december 2009.
Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Oerle 2005'
Het bouwperceel maakt in het bestemmingsplan 'Oerle 2005' onderdeel uit van een gebied waar drie vrijstaande woningen in één bouwlaag met een kap (type A1) zijn toegestaan. De drie bouwtitels zijn thans benut.
In het bestemmingsplan 'Parapluplan 2009' is een (geactualiseerde) regeling opgenomen wat betreft archeologie, prostitutie, kleinschalige windenergievoorzieningen, externe veiligheid en standplaatsen. Ook is een regeling voor andere gebouwen opgenomen.
De vigerende bestemmingsplannen laten het niet toe op het woonperceel Smidsvuurke 5 een tweede woning te realiseren.
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 het initiatief beschreven, waarna in hoofdstuk 3 het geldende beleidskader aan bod komt. In hoofdstuk 4 worden diverse milieuhygiënische en planologische aspecten verantwoord. Hoofdstuk 5 bevat een uiteenzetting van de inhoud van de bestemmingsplanregeling. Tenslotte wordt in hoofdstuk 6 de financiële haalbaarheid besproken en is een toelichting op de gevolgde procedures gegeven.
Het huidige perceel waarop de woning Smidsvuurke 5 staat heeft in totaal een oppervlakte van 974 m². Het plangebied betreft het noordelijke deel van het woonperceel dat thans in gebruik is als tuin bij de woning. Het bewuste deel van het perceel waar de nieuwe woning is beoogd vormt de beëindiging van een rij van drie individueel vormgegeven vrijstaande woningen van één bouwlaag met kap. Aan de overzijde van de straat staan eveneens vrijstaande woningen die in dezelfde stijl zijn gebouwd.
Direct naast het perceel ligt een toegang naar een achtergelegen speelterrein. Dat speelterrein, dat volgens het vigerend bestemmingsplan 'Oerle 2005' is aangeduid als structureel groen en zal als zodanig blijven bestemd. Ook ten noorden van het perceel is een groenvoorziening aanwezig, deels als afscherming van het daarachter gelegen tennispark.
Foto bestaande woning Smitsvuurke 5
Foto tuin behorende bij woning Smidsvuurke 5.
Het huidige perceel Smidsvuurke 5 is heeft een oppervlakte van 974 m². Door de vorm van het perceel en de situering van de huidige woning is op het noordelijke deel van het perceel nog een mogelijkheid om een woning te bouwen. Het initiatief is een logische afronding van de bestaande stedenbouwkundige structuur ter plaatse.
Het bouwvlak is afgestemd op de bouwmogelijkheden van het vigerend bestemmingsplan 'Oerle 2005'. Ter plaatse zijn vrijstaande woningen toegelaten van het type A1.
De bouwregels voortvloeiende uit het vigerend bestemmingsplan brengen met zich mee dat achter de voorgevelrooilijn moet worden gebouwd en bovendien een afstand moet worden aangehouden van 3 meter vanaf de beide zijdelingse perceelsgrenzen. Evenals de overige woningen in de rij, mag het hoofdgebouw (bouwvlak) een zodanige diepte hebben dat de afstand van het hoofdgebouw tot de achterste perceelsgrens minimaal 5 meter is. Naast het hoofdgebouw is er de mogelijkheid om bijgebouwen te realiseren.
De woning wordt levensloopbestendig uitgevoerd. De woonfuncties worden in dit kader zoveel als mogelijk op de begane grond gerealiseerd. Dat betekent dat een woningtype A1 als zeer passend wordt geacht, niet slechts vanuit stedenbouwkundige oogpunt maar ook vanuit de gebruikswensen van de toekomstige bewoners. Zoals blijkt uit de bijgevoegde situatietekening is het zeer goed mogelijk om ter plaatse een dergelijke woning te realiseren binnen de geldende bouwregels. Overigens blijft daarbij ook de bestaande woning Smidsvuurke 5 nog altijd ruimschoots voldoen aan de geldende bouwregels uit het bestemmingsplan 'Oerle 2005'.
In overeenstemming met de systematiek die de gemeente Veldhoven hanteert voor het bestemmen van woningen kan een passend bouwvlak worden neergelegd voor een goede ruimtelijke inpassing van de woning.
De woning zal in dezelfde stijl worden vormgegeven als de overige woningen in de straat.
Ten aanzien van parkeren kan worden opgemerkt dat op eigen terrein kan worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. De parkeernorm is 2 auto's.
schetsplan bouw woning (indicatief).
Het onderhavige bestemmingsplan heeft tot doel de nieuwbouw van één woning mogelijk te maken op het bestaande woonperceel Smidsvuurke 5. Bij het opstellen van het bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Daarnaast is voor het bestemmingsplan aangesloten bij de landelijke standaard voor bestemmingsplannen: de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). Inhoudelijk is aangesloten bij het bestemmingsplan 'Veldhoven-Noord'.
Omdat wordt voorzien in een vrijstaande woning is overeenkomstig het bestemmingsplan 'Veldhoven-Noord' de bestemming 'Wonen-4' toegekend aan het plangebied.
Het bouwvlak is afgestemd op de bouwmogelijkheden voor vrijstaande woningen in het bestemmingsplan 'Oerle 2005' waarbij een vertaling heeft plaatsgevonden naar de nieuwe systematiek (SVBP 2012).
Het plangebied ligt in diverse (belemmeringen)zones vanwege de vliegbasis Eindhoven. Door de beperkingen die gelden vanwege de ligging van het plangebied in de Inner Horizontal en Conical Surface (IHCS) en het verstoringsgebied van het Instrument Landing System (ILS) zijn respectievelijk de gebiedsaanduidingen 'luchtvaartverkeerzone - ILS' en 'luchtvaartverkeerzone - IHCS' opgenomen (zie ook paragraaf 4.11).
De voorgenomen ontwikkeling van het plangebied moet passen binnen het vigerend beleid op zowel provinciaal als gemeentelijk niveau. Voor de ontwikkeling in het plangebied zijn verschillende beleidsstukken relevant. Hierna zijn de belangrijkste bevindingen uit het beleid beschreven en wordt aangegeven hoe de ontwikkeling van het plangebied hierop inspeelt.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), die op 13 maart 2012 door de minister is vastgesteld, vormt de nieuwe, overkoepelende rijksstructuurvisie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028, met een doorkijk naar 2040. De SVIR 'Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig' heeft een groot aantal beleidsstukken vervangen, waaronder de Nota Ruimte en diverse planologische kernbeslissingen.
Het rijksbeleid zoals opgenomen in de SVIR richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie, natuur, waterveiligheid, milieukwaliteit en bescherming van het werelderfgoed. Het beleid met betrekking tot verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk, onder het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet', over aan provincies en gemeenten. Alleen in de stedelijke regio's rond de mainports Amsterdam en Rotterdam maakt het Rijk afspraken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking. Overige sturing op verstedelijking, zoals afspraken over binnenstedelijk bouwen, rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering, laat het Rijk los. Er is enkel nog sprake van een 'ladder' voor duurzame verstedelijking (gebaseerd op de 'SER-ladder'), die is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening.
Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland, door middel van een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Om dit doel te bereiken, werkt het Rijk samen met andere overheden. In de SVIR zijn ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028 geformuleerd. Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd:
In de SVIR zijn 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd, die bijdragen aan het realiseren van de drie hoofddoelen. In de realisatieparagraaf van de SVIR zijn per nationaal belang de instrumenten uitgewerkt die hiervoor worden ingezet. Eén van de belangrijkste instrumenten is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro is de juridische vertaling van de kaderstellende uitspraken die in de SVIR zijn geformuleerd en bevat regels ter bescherming van de nationale belangen.
De regels van het Barro moeten in acht worden genomen bij het opstellen van provinciale ruimtelijke verordeningen en bestemmingsplannen, zodat ze doorwerken tot het niveau van de lokale besluitvorming. In het Barro zijn voor het plangebied van dit bestemmingsplan geen specifieke regels geformuleerd.
Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 (SVRO) in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. De SVRO bevat de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie Noord-Brabant en vormt de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. Eén van deze instrumenten is de provinciale verordening. In de Verordening Ruimte zijn de kaderstellende elementen uit de SVRO vertaald in concrete regels die van toepassing zijn op (gemeentelijke) bestemmingsplannen.
Ordening (SVRO) voor de provincie Noord-Brabant vastgesteld. De SVRO bevat de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie Noord-Brabant en vormt de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. Eén van deze instrumenten is de provinciale verordening. In de Verordening Ruimte zijn de kaderstellende elementen uit de SVRO vertaald in concrete regels die van toepassing zijn op (gemeentelijke) bestemmingsplannen.
De SVRO gaat in op de ruimtelijke kwaliteiten van de provincie Noord-Brabant. Mens, markt en milieu zijn binnen de provincie in evenwicht. Daarom kiest de provincie in haar ruimtelijke beleid tot 2025 voor de verdere ontwikkeling van gevarieerde en aantrekkelijke woon-, werk- en leefmilieus en voor een kennisinnovatieve economie met als basis een klimaatbestendig en duurzaam Brabant. Het principe van behoud en ontwikkeling van het landschap is in de structuurvisie de 'rode' draad die de ruimtelijke ontwikkelingen stuurt. De provincie wil het contrastrijke Brabantse landschap herken-baar houden en verder versterken. Daarom wordt ingezet op de ontwikkeling van robuuste landschappen, een beleefbaar landschap vanaf het hoofdwegennet en behoud en versterking van aanwezige landschapskwaliteiten. Binnen de stedelijke structuur worden twee ontwikkelingsperspectieven onderscheiden:
Bij de opvang van de verstedelijkingsbehoefte wordt het accent sterker verlegd van nieuwe uitleg naar het bestaand stedelijk gebied, door in te zetten op herstructurering en onderhoud. Beheer en (her)ontwikkeling van de bestaande voorraad vragen specifieke aandacht. Er wordt ingezet op zorgvuldig ruimtegebruik door de ruimte binnen het bestaand bebouwd gebied zo goed mogelijk te benutten. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de gebiedskenmerken en kwaliteiten van de omgeving.
Op de Structurenkaart van de SVRO maakt het plangebied deel uit van het stedelijk concentratiegebied. Binnen de gebieden die zijn aangewezen als stedelijk concentratiegebied wordt het merendeel van de verstedelijkingsopgave opgevangen.
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is vastgelegd hoe de bevoegdheden op het gebied van ruimtelijke ordening zijn verdeeld tussen rijk, provincies en gemeenten. De provincie kan door middel van een planologische verordening regels formuleren waarmee gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen rekening moeten houden. De provincie Noord-Brabant heeft hiertoe de Verordening ruimte opgesteld. De Verordening ruimte 2014 is op 7 februari 2014 door Provinciale Staten vastgesteld en is op 19 maart 2014 in werking getreden.
In de Verordening ruimte zijn onder andere regels opgenomen met betrekking tot stedelijke ontwikkeling, ecologische hoofdstructuur (EHS), waterberging, intensieve veehouderij en glastuinbouw. Daarnaast bevat de Verordening ruimte regelingen voor on-der meer grondwaterwinning, windturbines, bovenregionale detailhandel/leisure en hoogwaterbescherming. De regels zijn een doorvertaling van het provinciaal beleid zoals opgenomen in de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening. Een belangrijk onderdeel van de Verordening Ruimte is de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit. In samenhang hiermee bevat de Verordening Ruimte regels voor ruimtelijke ontwikkelingen.
Het plangebied ligt volledig binnen het 'bestaand stedelijk gebied, stedelijk concentratiegebied'. Binnen het bestaand stedelijk gebied is de gemeente in het algemeen vrij om te voorzien in stedelijke ontwikkeling (uiteraard binnen de grenzen van wetgeving). Wel is in artikel 3.1 een aantal bepalingen opgenomen over zorgvuldig ruimtegebruik en de verantwoording die de provincie daarover vraagt aan gemeenten. Op grond van artikel 3.1 lid 1 van de Verordening ruimte 2014 moet de toelichting van een bestemmingsplan een verantwoording bevatten dat het plan bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied en de omgeving en dat toepassing is gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Het principe van zorgvuldige ruimtegebruik is in artikel 3.1 lid 2 verder uitgewerkt. Voor ontwikkelingen binnen het bestaand stedelijk gebied betekent dit dat uitbreiding van het op grond van het geldende bestemmingsplan toegestane ruimtebeslag slechts is toegestaan als financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de ruimtelijke ontwikkeling binnen het toegestane ruimtebeslag te doen plaatsvinden.
Het bestemmingsplan 'Oerle 2005, herziening Smidsvuurke' voldoet aan het bepaalde in artikel 3.1 van de Verordening ruimte 2014. Het bestemmingsplan voorziet in de nieuwbouw van een extra woning op een bestaand woonperceel. Er is sprake van een logische stedenbouwkundige afronding binnen bestaand stedelijk gebied. Op grond van de Verordening ruimte hebben gemeenten binnen het 'bestaand stedelijk gebied' de beleidsvrijheid om deze afweging te maken. De bebouwing die op grond van het onderhavig bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt is in ruimtelijk opzicht goed inpasbaar op deze locatie. Het provinciaal beleid staat intensivering van het gebruik en de bebouwing op deze locatie in het bestaand stedelijk gebied dus niet in de weg.
Daarnaast moet voor iedere ontwikkeling toepassing worden gegeven aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (ladder voor duurzame verstedelijking). Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is als volgt geformuleerd:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:
De voorgestane ontwikkeling van één woning past binnen het woonbeleid van de gemeente Veldhoven die regionaal is afgestemd (zie paragraaf 3.3). Het bestemmingsplan past hiermee binnen de tweede trede van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.
Op 3 juni 2009 is de Ruimtelijke structuurvisie Veldhoven vastgesteld, deze visie vormt een ruimtelijke uitwerking van de Stadsvisie uit 2005. Deze vormt de basis voor de ruimtelijke ontwikkelingen voor de komende jaren en is hierbij koersbepalend in het zoeken naar 'oplossingen'. Daarbij wordt het bestaande beleid in belangrijke mate gerespecteerd en in een context geplaatst.
Uitsnede structuurvisiekaart
Het plangebied maakt deel uit van de bestaande dorpsstructuur van Oerle. Het is de bedoeling dat vernieuwingen plaatsvinden binnen de bestaande structuren en binnen de bestaande dorpsgebieden. Daarbij moet ook aandacht zijn voor leefbaarheid en sociale activiteiten in de kerken. Om de typische dorpse sfeer te behouden moet zorgvuldig worden omgegaan met nieuwbouwprojecten. Behalve aandacht voor nieuwe woningbouw op inbreidingslocaties, is het van belang dat ook de huidige woningvoorraad en de woonomgeving aantrekkelijk blijven (veilig, groen, ruim en variatie).
Met de nieuwbouw van een woning op het bestaande woonperceel Smidsvuurke 5 is sprake van een inbreidingslocatie die goed past binnen de bestaande stedenbouwkundige structuur. Het initiatief past hierdoor binnen de randvoorwaarden van de structuurvisie.
In de woonvisie zet de gemeente haar ambities op het gebied van wonen voor de komende jaren uiteen.
Samengevat gelden de volgende kaders voor de woonvisie:
Binnen die kaders zijn er drie speerpunten die bijzondere aandacht krijgen:
In de onderhavige situatie wordt een extra woning gerealiseerd op het perceel Smidsvuurke 5. De bestaande woning op het perceel Smidsvuurke 5 is, gezien de leeftijd van de huidige bewoners, te groot. De huidige bewoners zullen verhuizen naar de nieuw te bouwen woning die levensloopbestendig wordt uitgevoerd. Door medewerking te verlenen aan het initiatief, wordt vormgegeven aan de ambitie om ouderen langer in de eigen woonomgeving te kunnen laten wonen.
De gemeente streeft naar toevoeging van ongeveer 3.100 woningen in de periode 2010-2020. Deze nieuwbouw is nodig om de groei van het aantal huishoudens op te kunnen vangen, de huidige spanning op de woningmarkt aan te kunnen pakken en de gewenste variatie en accenten in het woonaanbod te realiseren. De gemeente levert via de nieuwbouw ook een bijdrage aan de regionale opgaven, zowel in kwantitatieve als in kwalitatieve zin. De nieuw te realiseren woning past binnen het woningbouwprogramma dat regionaal is afgestemd.
In het Groenbeleidsplan wordt de inhoudelijke strategie voor groen binnen de gemeente Veldhoven uitgezet voor de komende 10 jaar (2009 – 2019). Allereerst is dit gedaan door de belangrijke groenstructuren aan te wijzen zodat deze behouden blijven en duurzaam verder ontwikkeld worden. Daarnaast is aan de hand van verschillende beleidsthema’s de inhoudelijke koers voor het groen bepaald.
In het Groenbeleidsplan is de groenstructuur van de gemeente omschreven. Onder andere voor Oerle (en Zandoerle), waar het onderhavig plangebied binnen valt, is een omschrijving opgenomen van de huidige en gewenste groenstructuur.
Wat betreft de huidige groenstructuur is het volgende opgenomen:
Vlakken:
Lijnen:
Punten:
De gewenste groenstructuur is als volgt omschreven:
Het historische en kleinschalig karakter van Oerle en Zandoerle zijn grotendeels nog intact. De belangrijkste historische structuren als de oude verbindingswegen worden versterkt door deze aan te vullen met landschappelijke boomstructuren. De groenstructuur aan de Nieuwe Kerkstraat en de Sint-Janstraat zijn sterk. Aan de Oude Kerkstraat en de Zandoerleseweg daarentegen is geen volledige groenstructuur meer aanwezig. Aangezien dit een historische weg is, dient deze weg te worden voorzien van een groenstructuur. Deze boomstructuren lopen ook door in het landelijk gebied, zodat de dorpen verankerd worden in het omringende landschap. De belangrijkste weg die door het landelijk gebied loopt tussen Oerle en Zandoerle is de Zandoerleseweg. Deze onbeplante weg dient een krachtige boomstructuur te krijgen zodat deze historische verbinding zichtbaar wordt. Daarnaast dienen de groene kwaliteiten van de dorpskernen versterkt te worden. Dit geldt vooral voor het plein bij de kerk in Oerle. De Daalseweg is een dwarsverbinding van de Oude Kerkstraat en vormt een fietsverbinding tussen Veldhoven (Berkt) en de Kempen. He westelijk deel van de Daalseweg dat aantakt op de Oude Kerkstraat vormt een rommelig geheel. Dit deel dient te worden gerenoveerd en voorzien van groen. De voormalige kloostertuin met de monumentale bomen en het bijbehorende koepeltje dienen gehandhaafd te worden en verwerkt met een monumentale boomstructuur.
Rondom de toekomstige nieuwbouwgebieden komt een nieuwe hoofdweg. Het is belangrijk dat deze weg geen barrière gaat vormen tussen het bebouwde gebied en het landschap. Daarom moet er bij de inrichting van deze weg goed op de inpassing in het landschap gelet worden.
Gewenste wijkgroenstructuur Oerle en Zandoerle
Het initiatief betreft de nieuwbouw van een woning op een bestaand woonperceel en staat de ambities zoals geformuleerd in het Groenbeleidsplan niet in de weg.
Op grond van het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het bij het opstellen van een bestemmingsplan verplicht om inzicht te bieden in de relevante planologische en milieuhygiënische aspecten. In dit hoofdstuk is een verantwoording voor deze aspecten opgenomen.
Voor elke functiewijziging, al dan niet naar een gevoelige functie, dient een onderzoek te worden verricht naar de bodem- en grondwaterkwaliteit. De bodem moet geschikt zijn voor het voorgenomen gebruik. In de onderhavige situatie is er geen sprake van een functiewijziging omdat het bouwperceel reeds bestemd was als 'Wonen'. In het kader van het bestemmingsplan zijn er vanwege het aspect bodem geen beperkingen aan de orde.
Conform de Wet geluidhinder dient een akoestisch onderzoek te worden verricht indien er sprake is van het projecteren van nieuwe geluidsgevoelige bebouwing binnen een geluidzone wegverkeerslawaai en/of spoorweglawaai. Uitzondering hierop vormen wegen in een 30 km-zone.
In het plangebied wordt één woning gerealiseerd. Dit is een geluidgevoelige functie, maar het plangebied wordt volledig omgeven door 30 km-wegen. Conform de Wet geluidhinder geldt voor deze wegen geen eis tot akoestisch onderzoek. Los daarvan is de intensiteit van die weg door alleen buurtverkeer zo laag dat dit geen belemmering zal opleveren.
Wat betreft vliegtuiglawaai van Eindhoven Airport ligt het plangebied buiten de 35 Ke-geluidszone, maar wel binnen de 20 Ke-contour. De gemeenten Eersel, Eindhoven, Son en Breugel, Sint-Oedenrode en Veldhoven hebben samen met de provincie en het SRE afspraken gemaakt over woningbouw binnen de 20 Ke-contour van de luchthaven Airport Eindhoven. De partijen vinden het belangrijk om geen onwenselijke ontwikkelingen op te starten, waardoor het aantal mensen dat overlast ondervindt zal toenemen.
Afgesproken is dat binnen de 20 Ke-contour geen grootschalige woningbouwprojecten gerealiseerd mogen worden. Onder grootschalige woningbouw wordt een plan van 50 of meer nieuw te bouwen woningen verstaan.
Aangezien de ontwikkeling van het plangebied de bouw van één woning betreft, past het initiatief binnen de regionale afspraken.
Naast geluidcontouren voor vlieglawaai (de Ke-contouren) ligt rond vliegbasis Eindhoven ook een 50 dB(A)-geluidcontour vanwege grondgebonden geluid. Ingevolge de Wet geluidhinder moet deze contour worden vastgelegd in bestemmingsplannen. Buiten de zonegrens mag de geluidbelasting die wordt geproduceerd niet hoger zijn dan 50 dB(A) etmaalwaarde. Binnen de 50 dB(A)-contour zijn geen nieuwe geluidgevoelige functies (objecten en terreinen) toegestaan, tenzij een hogere waarde is verleend. Voor nieuwe situaties bedraagt de hogere grenswaarde maximaal 55 dB(A). Voor bestaande situaties geldt een maximale hogere grenswaarde van 60 dB(A).
Het plangebied ligt buiten de 50 dB(A) contour. De haalbaarheid van woningbouw op deze locatie is derhalve niet in het geding.
Hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit') bevat de regelgeving op het gebied van luchtkwaliteit. In de Wet milieubeheer zijn luchtkwaliteitseisen opgenomen voor diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). In artikel 5.16 van de Wet milieubeheer is vastgelegd in welke gevallen de luchtkwaliteitseisen geen belemmering vormen voor een nieuwe ontwikkeling. Dit is het geval wanneer:
Een nadere uitwerking van de regelgeving met betrekking tot het begrip 'niet in betekenende mate' is vastgelegd in het 'Besluit niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)'. In de Regeling zijn categorieën van gevallen benoemd die in ieder geval als 'niet in betekenende mate' worden aangemerkt en waarvoor toetsing aan de grenswaarden dus zonder meer achterwege kan blijven. Er is blijkens deze regeling geen onderzoek nodig voor 'woningbouwlocaties, indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1.500 nieuwe woningen omvat, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3.000 woningen omvat'.
De voorgenomen ontwikkeling heeft betrekking op de realisatie van één woning. Hiermee wordt ruimschoots onder de aantallen gebleven zoals genoemd in de 'Regeling niet in betekende mate bijdragen'.
Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport (o.a. van gevaarlijke stoffen). Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen of omstandigheden.
Risicobronnen kunnen onderscheiden worden in risicovolle inrichtingen (o.a. l.p.g.-tankstations), vervoer van gevaarlijke stoffen (via wegen, spoorwegen, waterwegen) en leidingen (o.a. aardgas, vloeibare brandstof en elektriciteit).
Om voldoende ruimte te scheppen tussen risicobron en de personen of objecten die risico lopen (kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten) moeten vaak afstanden in acht worden genomen. Ook ontwikkelingsmogelijkheden die ingrijpen in de personendichtheid kunnen om onderzoek vragen.
Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans dat een persoon die (onafgebroken aanwezig en onbeschermd) op een bepaalde plaats overlijdt als gevolg van een calamiteit met een inrichting of een transportmodaliteit. Het GR bestaat uit de cumulatieve kans per jaar dat een groep van een bepaalde omvang overlijdt als gevolg van een calamiteit met een inrichting of een transportmodaliteit.
Uit een inventarisatie van de nationale risicokaart (2011) blijkt dat het plangebied niet in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen, van transportroutes en van leidingen ligt.
Er dient een noodzakelijke ruimtelijke scheiding te worden aangebracht tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming en/of vergroting van de leefkwaliteit. De milieuhinder van bedrijven dient te worden geanalyseerd op hun invloed op mogelijke ontwikkelingen. Indien milieubelastende functies in het plangebied mogelijk worden gemaakt, dient de invloed op de omgeving inzichtelijk te worden gemaakt.
De toelaatbaarheid van bedrijvigheid kan globaal worden beoordeeld met behulp van de methodiek van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (uitgave 2009). In deze brochure is een bedrijvenlijst opgenomen die informatie geeft over de milieukenmerken van typen bedrijven.
Vervolgens wordt in de lijst op basis van een aantal factoren (waaronder geluid, gevaar en verkeer) een indicatie gegeven van de afstanden tussen bedrijfstypen en een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype (zoals rustig buitengebied), waarmee gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening kunnen houden. Deze afstand is gebaseerd op de grootste indicatieve afstand. De lijst is algemeen geaccepteerd als uitgangspunt bij het opstellen van ruimtelijke plannen.
In het plangebied worden geen milieubelastende functies mogelijk gemaakt. Bezien vanuit bedrijvigheid in de omgeving kan worden geconcludeerd dat daaruit geen belemmering voortvloeit. Er zijn geen bedrijven aanwezig die de omgevingskwaliteit negatief beïnvloeden, en voor zover die aanwezig zijn (Schippers) zullen die binnen afzienbare tijd worden verplaatst. Op de aanwezigheid van het tennispark zal hierna specifiek worden ingegaan.
In de nabijheid van het perceel is tennispark De Korrel gelegen. Bij de toetsing van de aanvaardbaarheid van een woning op de genoemde locatie spelen de aspecten lichthinder en geluidhinder vanwege dat tennispark een mogelijke rol.
Daarbij moet allereerst worden bedacht dat de initiatiefnemers al tal van jaren op deze plek en wonen en derhalve, beter dan wie ook, de aanvaardbaarheid van wonen op die plek kunnen beoordelen. Zij beschouwen de woonomgeving vanuit dat perspectief gezien als zeer positief. Desondanks is het van belang die beide aspecten in de beoordeling te betrekken.
Ten aanzien van het aspect lichthinder is van belang dat in artikel 3.148 van het Activiteitenbesluit daarvoor een sluitende regeling is opgenomen. Op grond daarvan moet de verlichting bij een gelegenheid voor sportbeoefening in de buitenlucht zijn uitgeschakeld tussen 23.00 uur en 07.00 uur en voorts buiten die tijden indien er geen sport wordt beoefend. Mede door het aanwezige afschermende groen tussen de beoogde bouwlocatie en het tennispark behoeft dit aspect geen belemmering op te leveren.
Vervolgens speelt het aspect geluid vanwege het tennispark een rol. Daarbij is allereerst van belang dat reeds bestaande woningen op kortere afstand van het tennispark zijn gelegen dan de voorgenomen woning. Bovendien is in het kader van de ontwikkeling van het nabijgelegen bestemmingsplan Schippershof enige tijd gelegen door DVL Milieu & Techniek een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Uit dat onderzoek blijkt dat de geluidsuitstraling van de inrichting bestaat uit de geluidsuitstraling van de kantine en de geluidsuitstraling van de sportactiviteiten. De bijdrage van de tennisactiviteiten aan het gemiddelde geluidsniveau LArLT zijn daarbij als verwaarloosbaar aangemerkt. Ten aanzien van de geluidsuitstraling van de kantine is vastgesteld dat het tennispark in de representatieve bedrijfssituatie ruimschoots kan voldoen aan de geldende eisen die thans zijn opgenomen in het Activiteitenbesluit. Dit onderzoek heeft geleid tot de conclusie dat het bestemmen van woningen in het gebied ten oosten van het tennispark, op een afstand van ongeveer 50 meter van het tennispaviljoen toelaatbaar werd geacht. De voorgenomen woning ligt op een grotere afstand van het tennispaviljoen, waaruit de conclusie mag worden getrokken dat de geluidsuitstraling van het tennispark geen belemmering behoeft te worden geacht voor het realiseren van de woning.
Binnen de directe omgeving van het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig die een belemmering vormen voor de voorgenomen ontwikkeling.
Het plangebied is direct ontsloten op de Smidsvuurke. De realisatie van de één woning brengt geen noemenswaardige toename van het aantal verkeersbewegingen met zich mee. Het parkeren wordt volledig op eigen terrein opgevangen.
Met ingang van 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets wettelijk verplicht gesteld. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afstemmen, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. De watertoets verplicht tot het opnemen van een beschrijving, “de waterparagraaf”, van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding in de toelichting van alle ruimtelijke plannen.
Europees beleid
Europese kaderrichtlijn water
In de Kaderrichtlijn Water geeft de Europese Unie regels voor de bescherming van het oppervlaktewater en het grondwater. De lidstaten van de Europese Unie zijn verplicht deze regels op te nemen in hun wetgeving. Voor Nederland betekent dit dat uiterlijk eind 2003 de Wet op de waterhuishouding en de Wet milieubeheer moeten zijn aangepast aan de Europese regelgeving.
Volgens de Kaderrichtlijn moet het oppervlaktewater in 2015 in goede ecologische en chemische toestand zijn. Deze termijn kan worden verlengd met twee periodes van zes jaar. Dit mag alleen als de noodzaak daartoe wordt onderbouwd met een afweging van kosten en baten. Ook moet duidelijk worden aangegeven wat dan wel wordt bereikt in 2015.
Voor de gewenste chemische toestand van oppervlaktewateren geldt een nieuwe set normen. Deze zijn te vinden in het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water en in het Provinciaal waterplan. Voor de gewenste ecologische toestand zijn ook doelen vastgelegd. Op grond van deze doelen heeft het waterschap realiseerbare doelen en maatregelen vastgelegd in het waterbeheerplan.
Provinciaal beleid
Voor bestaande stedelijke functies wordt in het kader van het Streekplan voornamelijk ingezet op het verbeteren van de huidige situatie door de kansen te benutten die er zijn om beter aan te sluiten op het bodem- en grondwatersysteem, bijvoorbeeld als gevolg van herstructurering en renovatie.
Stedelijke functies behoren wat inrichting en beheer betreft te voldoen aan de volgende regels:
Waterschapsbeleid
Waterbeheerplan 2010 – 2015 „Krachtig Water?
Waterschap De Dommel, Waterbeheerplan 2010-2015 „krachtig water? Het waterbeheerplan 'Krachtig Water' is een strategisch document. Het Waterschap geeft hierin aan wat de doelen zijn voor de periode 2010-2015 en hoe het waterschap die wil bereiken. Het waterbeheerplan is afgestemd op het Stroomgebiedsbeheerplan Maas, het Nationaal Waterplan en het Provinciaal Waterplan. In de projecten worden de doelen uitgewerkt van dit waterbeheerplan in concrete maatregelen.
Dit waterbeheerplan beschrijft de doelen en inspanningen van Waterschap De Dommel voor de periode 2010-2015.
De volgende indeling in thema's is gemaakt:
Voor het thema Droge voeten worden gestuurde waterbergingsgebieden aangelegd, zodat de kans op regionale wateroverlast in 2015 in bebouwd gebied en een deel van de kwetsbare natuurgebieden acceptabel is. In beekdalen die in zeer natte perioden van oudsher overstromen, wordt geen overstromingsnorm toegepast;
Voor Voldoende water worden de plannen voor het gewenste grond- en oppervlakteregime (GGOR) in zowel landbouw- als natuurgebieden uiterlijk in 2015 vastgesteld. Met de realisatie van maatregelen in de belangrijkste verdroogde natuurgebieden (Topgebieden) wordt stevig aan de slag gegaan;
Voor het thema Natuurlijk water wordt de inrichting en het beheer van de water-gangen gericht op het halen van de ecologische doelen uit de Europese Kader-richtlijn Water en uit de functies „waternatuur? en „verweven? uit het Provinciaal Waterplan. Om deze doelen te halen wordt verder gegaan met beekherstel, de aanleg van ecologische verbindingszones en het opheffen van barrières voor vismigratie. Deze maatregelen worden zoveel mogelijk uitgevoerd per gebied, in één samenhangend maatregelenpakket met herstel van Topgebieden en verbetering van de water(bodem)kwaliteit;
Voor Schoon water wordt het proces van samenwerking met gemeenten in de waterketen doorgezet. Gezamenlijke optimalisatiestudies worden uitgevoerd en afspraken worden vastgelegd in afvalwaterakkoorden. Verder worden een deel van onze rioolwaterzuiveringen vergaand verbeterd om te voldoen aan de Kaderrichtlijn Water. Bron- en effectgerichte maatregelen worden genomen om kwetsbare gebieden te beschermen;
Bij het thema Schone waterbodems worden vervuilde waterbodems aangepakt in samenhang met beekherstel. Afhankelijk van de soort verontreiniging wordt er gesaneerd, beheerd of geaccepteerd;
Voor Mooi water worden, bij inrichtingsprojecten van het Waterschap, de waarde van water voor de mens vergroot. Dit wordt gedaan door ruimte te bieden aan recreatiemogelijkheden, landschap en cultuurhistorie.
Kadernota Stedelijk Water
De Kadernota Stedelijk Water vormt voor het waterschap de koepel waaronder een groot aantal kennisprojecten, beleidsuitwerkingen maar ook maatregelen gericht op stedelijk waterbeheer zullen plaatsvinden.
Met stedelijk water bedoelen we grond- en oppervlaktewater in het gebouwd gebied, inclusief relevante bebouwing en industrie terreinen in het buitengebied. Daarmee vallen ook dorpskernen binnen de reikwijdte van deze nota.
Notitie 'Ontwikkeling met duurzaam wateroogmerk'
Aandacht voor wateroverlast, veiligheid, waterkwaliteit en inrichting van watersystemen is vanaf de start van de ruimtelijke plan- en besluitvorming van groot belang om tot gewenste gezonde en duurzaam ingerichte watersystemen te komen. Het instrument 'watertoets' biedt de mogelijkheid vroegtijdig te anticiperen op ruimtelijke ontwikkelingen door ruimtelijke plannen onder meer te toetsen aan "hydrologische neutraliteit" conform het waterbeleid.
De beleidsterm "hydrologisch neutraal bouwen" geeft invulling aan het "niet afwentelen" principe, zoals door de commissie waterbeheer 21e eeuw (WB21) is gegeven. Beter is het te spreken van hydrologisch neutraal ontwikkelen, omdat ook andere ontwikkelingen dan bouwprojecten dienen te worden getoetst.
In principe heeft elke ruimtelijke ontwikkeling invloed op de hydrologie. De beleidsterm "hydrologisch neutraal" heeft dan ook vooral betrekking op het zo veel mogelijk (binnen de ontwikkeling) neutraliseren van de negatieve hydrologische gevolgen van toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in ruimte en tijd. De ontwikkeling mag geen hydrologische achteruitgang aan de randen van het plangebied ten opzichte van de referentiesituatie tot gevolg hebben. Zo mogen bijvoorbeeld geen hydrologische knelpunten worden gecreëerd voor de te handhaven en de vastgelegde toekomstige landgebruikfuncties in het plangebied en het beïnvloedingsgebied.
Hydrologisch neutraal ontwikkelen
De definitie van 'hydrologisch neutraal ontwikkelen' is vertaald in een aantal toetsbare criteria:
Gemeentelijk beleid
Het gemeentelijk beleid is erop gericht zo veel mogelijk in te haken bij kansen in de wijk. Bij renovatie van woningbouw, inrichting van openbare ruimte en vervanging in het rioleringsstelsel zal steeds gezocht worden naar mogelijkheden voor verbeteringen van de waterhuishouding.
Beschrijving Locatie
De planlocatie ligt op een maaiveldniveau van circa 21,9 m + NAP, waarbij de gemiddelde hoogste grondwaterstand zich bevindt op een diepte van meer dan 140cm onder maaiveld en de gemiddelde laagste grondwaterstand meer dan 160cm onder maaiveld.
De bodemsamenstelling van het terrein bestaat globaal uit de grondsoort fijn zand, derhalve is uitgegaan van een theoretische k-waarde van 1 m/dag. Deze gronden zijn geclassificeerd als enkeerdgronden (www.bodemdata.nl). Tot slot is op basis van de infiltratiekansenkaart van de Wateratlas Noord-Brabant (de omgeving van) het plangebied te kenmerken als een gebied welke geschikt is voor infiltratie (1,33 l/s/ha).
In het plangebied is géén oppervlaktewater en/of zijn géén A-watergangen (legger-watergangen) aanwezig.
Verhard oppervlak
Op dit moment is er nog geen concreet uitgewerkt bouwplan aanwezig voor de toekomstige woning. Wel is het duidelijk binnen welke randvoorwaarden de nieuwe woning wordt gerealiseerd. In de onderhavige waterparagraaf zijn aannames gedaan met betrekking tot de toename aan verharding. Het te projecteren watersysteem dient de neerslag adequaat op te kunnen vangen in een situatie, die statisch gezien éénmaal per 10 jaar voorkomt (T=10+10%). Eveneens dient bij een neerslagsituatie van éénmaal per 100 jaar (T=100+10%) geen wateroverlast te ontstaan op eigen terrein of bij derden.
In de onderstaande tabel wordt aangegeven de toename van het verhard oppervlak ten gevolge van de voorgenomen ontwikkeling binnen het plangebied (zie tabel).
Oppervlakte | Huidig | Toekomstig v1 | +/- | |
Daken | 0 m2 | 183,3 m2 * | + 183,3 m2 | |
Terreinverharding | 15 m2 | 92 m2 ** | + 78 m2 | |
Onverhard terrein | 351,6 m2 | 91,3 m2 | + 269,3 m2 | |
Totaal | 366,6 m2 | 366,6m2 |
Tabel van de toename aan verhard oppervlakte binnen het plangebied
* aanname voor een grondgebonden woning (50% van oppervlakte perceel = 183,3 m2)
** aanname terreinverharding privé (50% van dakoppervlakte van grondgebonden woning = 92 m2)
Hemelwater nieuwe situatie
Waterkwantiteit
De voorgestane ontwikkeling van het plangebied heeft naar verwachting een toename van het verhard oppervlak van circa 261,3 m2 tot gevolg. In totaal leidt dit tot een toekomstig verhard oppervlak van circa 275,3 m2.
Conform de doelstellingen van het Waterschap vindt bij ontwikkelingen, waarbij een herinrichting plaatsvindt, een compensatie plaats van de toename van het verhard oppervlak.
Met behulp van het rekeninstrument Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen is de benodigde ruimte voor een bergingsvoorziening bepaald. Hierbij is voor de volledigheid zowel de toename als het totaal verhard oppervlak berekend.
Op basis van deze berekening dient voor de toename aan verharding een bergings-voorziening met een inhoud van 10 m3 gerealiseerd te worden voor een neerslagsituatie die statistisch eens in de tien jaar (T=10+10%) voorkomt. De extra bergingsbehoefte bij een bui van T=100+10% bedraagt 4 m3.
De waterbergingsopgave voor het gehele (nieuw) toekomstig verhard oppervlak bedraagt 11 m3. De extra bergingsbehoefte bij een bui van T=100+10% bedraagt 4 m3.
De uiteindelijke situering en maatvoering wordt in een later stadium, in overleg met het waterschap en de gemeente Veldhoven, nader bepaald.
Waterkwaliteit
Ten behoeve van de waterkwaliteit zal de voorgestelde ontwikkeling, indien van toepassing, geen gebruik maken van milieuvriendelijke bouwmaterialen en worden uitloogbare materialen, zoals lood, koper, zink en zacht OVC niet gebruikt, waardoor de uitspoeling van vervuilende stoffen via de bodem naar het oppervlaktewater voorkomen wordt. Deze stoffen kunnen zich namelijk ophopen in het water (bodem)systeem en hebben hierdoor een zeer nadelige invloed op de water(bodem)kwaliteit en ecologie.
De aansluiting op het gemeentelijk rioolsysteem zal gerealiseerd worden met een gescheiden rioleringsysteem voor hemel- en vuilwater. Het vuilwatersysteem wordt direct aangesloten op het gemeentelijk rioolstelsel, waarbij het hemelwater binnen het plangebied wordt geborgen.
Afvalwater nieuwe situatie
Het vuile water zal door middel van een apart rioolstelsel op het bestaande stelsel in het Smidsvuurkeworden afgevoerd.
Afspraken met de waterbeheerder
De bovenstaande conclusies en bevindingen worden middels de onderhavige procedure bij het Waterschap De Dommel neergelegd voor een wateradvies. Na het verstrekken van het wateradvies wordt de waterparagraaf, indien noodzakelijk, aangepast en definitief gemaakt.
Ruimtelijke plannen dienen te worden beoordeeld op de uitvoerbaarheid in relatie tot actuele natuurwetgeving, met name de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Er mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die op onoverkomelijke bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden en/of flora en fauna. Door Croonen Adviseurs is daarom een quickscan flora en fauna in het plangebied uitgevoerd. De rapportage, d.d. 13 februari 2014, is als bijlage opgenomen, hierna zijn de conclusies beschreven.
Voor wat betreft de EHS is er alleen bij directe aantasting sprake van vervolgstappen in de vorm van compensatie. In het plangebied is geen EHS-gebied aanwezig. Er komt wel EHS voor in de omgeving van het plangebied, buiten de invloedsfeer van de ontwikkeling. Er is van directe aantasting van de EHS dan ook geen sprake. Er is daarom geen noodzaak voor een compensatieplan (EHS).
Er is geen natuurgebied in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (Natura 2000-gebied) in de omgeving van het plangebied aanwezig. Vanwege de afstand, de ligging van het plangebied in het stedelijke gebied en de omvang van de ontwikkeling kunnen effecten op het Natura 2000-gebied 'Kempenland-West' worden uitgesloten.
Tabel 2 en 3 soorten en jaarrond beschermde vogelnesten
In het plangebied zijn geen zwaarder beschermde soorten (Tabel 2 en 3) aangetroffen of verwacht die de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aan het Smidsvuurke 5 te Veldhoven wezenlijk kunnen beïnvloeden. In het kader van Flora- en faunawet zijn er vanuit flora en fauna geen belemmeringen voor de voorgenomen nieuwbouw. Er dient wel rekening gehouden te worden met broedvogels.
Algemene Broedvogels
Voor de voorgenomen werkzaamheden waarbij bomen, heggen en dichte vegetatie gerooid worden, dient rekening gehouden te worden met het broedseizoen (globaal half maart tot en met juli). In deze periode kunnen broedvogels aanwezig zijn in het plangebied; dit wordt aannemelijk geacht gezien de geschiktheid van de bomen en dichte vegetatie in het plangebied.
Geadviseerd wordt om eventuele rooiwerkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren (zie tevens tabel 1 op de volgende pagina). Zo dient voorafgaand aan het broedseizoen de te rooien vegetatie verwijderd te worden. Op deze manier wordt voorkomen dat vogels hier tot broeden komen en zijn er geen belemmeringen vanuit de Flora- en Faunawet aan de orde.
Indien het niet mogelijk is om buiten het broedseizoen om te werken dan dient vooraf aan de werkzaamheden de te rooien vegetatie in het plangebied gecheckt te worden op de aanwezigheid van broedvogels door een erkend ecoloog. Indien vastgesteld wordt dat er sprake is van actuele broedgevallen binnen het plangebied of de directe omgeving wordt het plangebied niet vrijgegeven en dienen de werkzaamheden uitgesteld te worden tot nadat het nest niet meer in gebruik is.
Er zijn geen belemmeringen vanuit de Flora- en faunawet aan de orde indien ten minste één van de volgende maatregelen genomen te worden:
De voorgestelde maatregelen worden in acht genomen. De voorgenomen realisatie van de woningen veroorzaakt derhalve geen negatieve effecten op flora en fauna.
Op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg is de gemeente verplicht om bij het vaststellen van nieuwe bestemmingsplannen of aanpassing(en) van oude plannen, rekening te houden met archeologie. Daartoe heeft de gemeente Veldhoven archeologiebeleid opgesteld in de vorm de 'Nota archeologische monumentenzorg Veldhoven'.
Het plangebied ligt blijkens het archeologiebeleid in een zone met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Hiervoor geldt dat voorafgaand aan alle ingrepen met een oppervlak van 250 m2 of groter archeologisch onderzoek dient plaats te vinden. Aangezien het bouwvlak niet groter is dan deze oppervlakte, hoef er geen archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden.
Ondanks dat de ondergrenzen niet worden overschreden is overeenkomstig het archeologisch beleid de archeologische dubbelbestemming 'Waarde archeologie - 2' opgenomen. Ter bescherming van de archeologische waarden gelden een bouwverbod (met afwijkingsmogelijkheid), een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden en een omgevingsvergunningenstelsel voor het slopen van bouwwerken. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' is gericht op bescherming van gebieden of terreinen met een oppervlakte van 250 m2 en een diepte van 0,4 meter beneden maaiveld. Mocht bij toekomstige bouwaanvragen blijken dat deze ondergrenzen alsnog worden overschreden, dient er een archeologisch onderzoek te worden overlegd.
Archaeo archeologische advisering en ondersteuning heeft een archeologisch advies uitgebracht en onderschrijft de wijze waarop in het onderhavig bestemmingsplan met het aspect archeologie wordt omgegaan. Het advies luidt om geen archeologisch inventariserend (voor)onderzoek verplicht te stellen. De geplande ontwikkeling kan zonder een nader archeologisch onderzoek doorgang vinden. Het archeologisch advies is als bijlage bij dit bestemmingsplan toegevoegd.
Het plangebied ligt in diverse (belemmeringen)zones vanwege de vliegbasis Eindhoven. In de paragrafen 4.2 is ingegaan op de 20 Ke-contour en 35 Ke-contour voor vliegtuiglawaai respectievelijk de 50 dB(A) contour voor grondgebonden geluid en de gevolgen daarvan voor het bestemmingsplan. Hierna wordt ingegaan op de beperkingen die gelden vanwege de ligging van het plangebied in de Inner Horizontal en Conical Surface (IHCS) en het verstoringsgebied van het Instrument Landing System (ILS).
Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt binnen de IHCS van vliegveld Eindhoven. De IHCS is vastgesteld ten behoeve van de verkeersveiligheid en bestaat uit een obstakelvrij vlak van 45 meter hoog (gemeten ten opzichte van het maaiveldniveau van de vliegbasis: 20 meter boven NAP) met een straal van 4 km rond de landingsdrempels, dat overgaat in een conisch vlak met een helling van 5% over een afstand van 2 km, tot een hoogte van 145 meter. In verband met de veiligheid van het vliegverkeer mag geen hogere bebouwing worden gerealiseerd dan toegestaan volgens de obstakelvrije vlakken van de IHCS.
Het plangebied ligt geheel in het horizontale vlak waarvoor een bouwhoogtebeperking van 65 meter boven NAP geldt. In het bestemmingsplan is de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerszone - Inner Horizontal en Conical Surfice (IHCS)' opgenomen. Bepaald is dat ter plaatse van deze aanduiding in aanvulling op hetgeen elders in deze planregels is bepaald dat de bouwhoogte van bouwwerken niet meer mag bedragen dan 65 meter boven NAP. De belangen van de IHCS worden derhalve niet geschaad door de bouwmogelijkheden die voorliggend bestemmingsplan biedt.
Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan ligt in het verstoringsgebied van het Instrument Landing System (ILS) van vliegbasis Eindhoven. Het ILS is bedoeld voor het nauwkeuriger uitvoeren van naderingen door het vliegverkeer, ook onder slechte weersomstandigheden. Voor het goed functioneren van het ILS is het noodzakelijk dat geen verstoring optreedt in een gebied rondom de start- en landingsbaan. Dit verstoringsgebied bestaat uit meerdere vlakken met bijbehorende maximale bouwhoogtes, zowel horizontaal als oplopend. Objecten die beneden de toegestane hoogte blijven, leveren geen belemmeringen op voor het ILS en zijn daarom zonder meer toelaatbaar. Objecten die hoger zijn dan de toelaatbare hoogte moeten worden getoetst op eventuele verstoringseffecten.
Het plangebied ligt gedeeltelijk in het horizontale gebied met een zonder meer toelaatbare bouwhoogte van 32,4 meter boven NAP. Het horizontale verstoringsgebied is op de verbeelding opgenomen met de gebiedsaanduiding ‘luchtvaartverkeerzone - ILS. Ter plaatse van deze aanduiding geldt dat nieuwe gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet hoger mogen zijn dan 32,4 meter + NAP. Herbouw van bestaande objecten die hoger zijn dan 42,4 meter + NAP is wel mogelijk, aangezien herbouw niet zal leiden tot een (verdere) verstoring van het ILS. Via afwijking kan het bevoegd gezag hogere bebouwing toestaan, mits deze bebouwing geen belemmering oplevert voor het functioneren van het ILS. Hiertoe dient advies te worden ingewonnen bij de beheerder van het ILS (de Dienst Vastgoed Defensie). Op deze wijze zijn de belangen van het ILS geborgd in het bestemmingsplan.
Het onderhavige bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor het bouwen en het gebruik van gronden en gebouwen binnen het plangebied. In dit hoofdstuk is een toelichting op de systematiek en de inhoud van de verschillende toegekende bestemmingen van het bestemmingsplan gegeven.
Het onderhavige bestemmingsplan heeft tot doel de nieuwbouw van één extra woning mogelijk te maken op het bestaande woonperceel Smidsvuurke 5. Bij het opstellen van het bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Daarnaast is voor het bestemmingsplan aangesloten bij de landelijke standaard voor bestemmingsplannen: de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). Inhoudelijk is aangesloten bij het bestemmingsplan 'Veldhoven-Noord'.
De Wet ruimtelijke ordening biedt mogelijkheden voor het opstellen van verschillende bestemmingsplanvormen, van zeer gedetailleerd tot zeer globaal. Het onderhavige bestemmingsplan heeft een gedetailleerde wijze van bestemmen. Hierna wordt allereerst de opzet van de planregels besproken waarna inhoudelijk ingegaan op de toegepaste bestemming.
Dit hoofdstuk bevat twee artikelen. In het eerste artikel zijn de begrippen opgenomen die van belang zijn voor de toepassing van het plan. Het tweede artikel betreft de wijze van meten, waarin wordt aangegeven hoe bij de toepassing van de bestemmingsregels wordt gemeten.
In dit hoofdstuk worden planregels gegeven voor de binnen het plangebied bestaande functies. Voor de toegepaste bestemmingen zijn de doeleinden en de toegelaten gebruiksvormen van de gronden aangegeven. In beginsel is iedere vorm van bebouwing, die past binnen de desbetreffende bestemmingen tot een bepaalde omvang rechtstreeks (dus zonder voor-afgaande ontheffing of wijziging) toegestaan. Indien wordt voldaan aan de voorgeschreven maatvoering (bebouwingspercentage, bouwhoogte en dergelijke) en wordt gebouwd binnen het aangegeven bouwvlak, kan hiervoor in de regel zonder meer een omgevingsvergunning voor het bouwen worden verleend.
Dit hoofdstuk bevat de volgende algemene regels:
Dit hoofdstuk bevat:
In dit bestemmingsplan komt de bestemming 'Wonen-4' voor. De voor 'Wonen-4' aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen in de vorm van vrijstaande woningen, tuinen, erven en verhardingen met de daarbij behorende voorzieningen zoals water en waterhuishoudkundige voorzieningen, parkeervoorzieningen en nutsvoorzieningen.
Er zijn bouwregels opgenomen voor het bouwen binnen het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen'. Ook is er een aantal specifieke gebruiksregels opgenomen die betrekking hebben op bewoning, aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven en het parkeren op eigen terrein.
Het bevoegd gezag kan van een aantal bouwregels en specifieke gebruiksregels afwijken met een omgevingsvergunning met inachtneming van de daaraan verbonden voorwaarden.
Tot slot zijn er wijzigingsbevoegdheden opgenomen waardoor het bevoegd gezag de grootte, vorm en ligging van een op de verbeelding opgenomen bouwvlak en de aanduiding bijgebouwen kan veranderen als voldaan wordt aan de hiervoor opgenomen regels.
Ter bescherming van de archeologische waarden is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' opgenomen. Zo gelden een bouwverbod (met afwijkingsmogelijkheid), een omgevingsvergunningenstelsel voor werken en werkzaamheden en een omgevingsvergunningenstelsel voor het slopen van bouwwerken. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' is gericht op bescherming van gebieden of terreinen met een oppervlakte van 250 m2 en een diepte van 0,4 meter beneden maaiveld.
Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen zodat het bestemmingsplan kan worden gewijzigd door de voor 'Waarde-Archeologie 2' aangewezen gronden geheel of gedeelteijk te verwijderen indien voldaan wordt aan de daarvoor gestelde voorwaarden.
In dit hoofdstuk wordt de haalbaarheid van dit bestemmingsplan aangetoond. Een bestemmingsplan moet zowel in financieel als in maatschappelijk opzicht haalbaar zijn.
De kosten die gemaakt worden bij de uitvoering van de ontwikkeling zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De ontwikkeling heeft voor de gemeente geen negatieve financiële gevolgen. Het bestemmingsplan is hiermee financieel uitvoerbaar.
Wanneer met een bestemmingsplan een bouwplan, zoals gedefinieerd in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening, mogelijk wordt gemaakt, dient conform artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening een exploitatieplan te worden opgesteld. Deze eis geldt niet indien het kostenverhaal anderszins is verzekerd.
Aangezien in voorliggend geval het kostenverhaal is vastgelegd door middel van een anterieure overeenkomst tussen gemeente en initiatiefnemer, kan de vaststelling van een exploitatieplan achterwege blijven.
Het concept-ontwerpbestemmingsplan is, voor zover nodig, op grond van artikel 3.1.1 van het Bro met de betreffende instanties besproken.
Het Waterschap, Provincie Noord-Brabant, de Gasunie en de Veiligheidsregio hebben gereageerd dat zij geen inhoudelijke opmerkingen hebben op het concept-ontwerpbestemingsplan.
Tevens heeft het ontwerpbestemmingsplan op basis van artikel 3.8 van de Wro, waarin verwezen wordt naar artikel 3.4 van de Awb, voor een ieder van 25 juli tot en met 4 september 2014 ter inzage gelegen.
Er zijn geen zienswijzen binnengekomen. Ook zijn er geen ambtshalve wijzigingen doorgevoerd.
Het bestemmingsplan 'Oerle 2005, herziening Smidsvuurke' is op 9 december 2014 ongewijzigd vastgesteld.