4.2 Bouwregels
Op deze gronden zijn uitsluitend patiowoningen en daarbij behorende andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan alsmede nutsvoorzieningen.
4.2.1 Gebouwen en overkappingen-algemeen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
a. gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van het bepaalde 4.2.3;
-
b. voor de gronden voor zover deze zijn gelegen binnen het bouwvlak geldt het bebouwingspercentage zoals is aangeduid met 'maximum bebouwingspercentage (%)'
-
c. kelders zijn overal toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan en voor zover geheel onder het maaiveld gesitueerd, mag het bebouwingspercentage worden overschreden, met dien verstande dat ingeval kelders gedeeltelijk boven het maaiveld uitsteken, het bebouwingspercentage niet mag worden overschreden.
4.2.2 Woningen-hoofdgebouwen
Voor het bouwen van woningen c.q. het hoofdgebouw gelden de volgende regels:
-
a. de bebouwde oppervlakte van het hoofdgebouw van de woning mag niet minder bedragen dan 50% van de oppervlakte van gronden van het bouwvlak;
-
b. binnen een bestemmingsvlak mag het aantal woningen niet meer bedragen dan door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
-
c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangeduid met 'maximale bouwhoogte (m)';
-
d. de dakhelling mag maximaal 20° bedragen;
4.2.3 Andere gebouwen buiten het bouwvlak
Voor het bouwen van andere gebouwen gelden de volgende regels:
-
a. deze gebouwen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
-
b. de goot- en de bouwhoogte mogen respectievelijk maximaal 3,2 m en 4,5 bedragen;
-
c. de dakhelling mag maximaal 20° bedragen.
4.2.4 Nutsvoorzieningen
Van gebouwen van openbaar nut, zoals voorzieningen voor telecommunicatie, water- en energiedistributie, mag de bebouwde oppervlakte niet meer dan 10 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m bedragen.
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Bouwwerk, geen gebouw zijnde
|
Hoogte maximaal
|
antenne-installaties, voor zover gelegen achter bouwgrens waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gesitueerd
|
15 m
|
licht- en andere masten
|
8 m
|
pergola's
|
2,7 m
|
overkappingen
|
4,5 m
|
terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bouwgrens waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gesitueerd
|
1 m
|
terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de bouwgrens waarin de zijgevel van het hoofdgebouw is gesitueerd
|
2 m
|
terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter bouwgrens waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gesitueerd
|
2 m
|
schotelantennes
|
zie artikel 4.2.6
|
4.2.6 Schotelantennes
Voor het plaatsen van schotelantennes gelden de volgende regels:
-
a. schotelantennes achter de bouwgrens waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gesitueerd mogen een doorsnede hebben van maximaal 2 m en een hoogte van maximaal 5 m;
-
b. schotelantennes vóór de bouwgrens waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gesitueerd mogen een doorsnede hebben van maximaal 1 m en mogen enkel aan de voorgevel worden opgericht terwijl de bovenzijde van de schotelantenne niet boven de goothoogte van het bijbehorende gebouw mag uitsteken.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Omgevingsvergunning maatvoering nutsvoorzieningen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.4 teneinde ten behoeve van nutsgebouwen een bebouwde oppervlakte van maximaal 15 m² en een bouwhoogte van maximaal 4 m toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:
-
a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
-
b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
-
c. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
-
d. de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen.
4.3.2 Omgevingsvergunning maatvoering bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.5 voor:
-
a. het bouwen van terreinafscheidingen tot een hoogte van maximaal 2 m vóór de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
-
b. het bouwen van antenne-installaties tot een hoogte van maximaal 40 m;
-
c. het bouwen van vrijstaande licht- en andere masten en overige bouwwerken geen gebouwen zijnde met een grotere hoogte;
een en ander met inachtneming van de volgende regels:
-
1. tegen deze hoogte bestaan geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
-
2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
-
3. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
-
4. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
-
5. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onaanvaardbare negatieve invloed op de werking van het ILS van de Vliegbasis Eindhoven.
4.3.3 Omgevingsvergunning schotelantenne met grotere doorsnede
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.6 voor het plaatsen van schotelantennes met een grotere doorsnede voor de gevellijn, met inachtneming van de volgende regels:
-
a. de grotere doorsnede is noodzakelijk voor het verzenden of ontvangen van signalen, waarvan de wenselijke verzending/ontvangst niet op een andere wijze mogelijk is;
-
b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, met name de ongestoorde verzending en ontvangst van signalen, worden niet onevenredig aangetast;
-
c. de architectonische en/of cultuurhistorische waarden in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
-
d. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
-
e. de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in gevaar.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen het gebruiken van gronden of bouwwerken ten behoeve van:
-
a. zelfstandige bewoning, voor zover het betreft andere gebouwen;
-
b. afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft andere gebouwen;
-
c. een aan huis verbonden bedrijf;
-
d. standplaats voor onderkomens.
In afwijking van het bepaalde onder d. wordt niet als strijdig gebruik beschouwd het gebruik van gronden en/of opstallen als standplaats voor caravans, kampeerauto's en tenten indien gelijktijdig niet meer dan één caravan of kampeerauto en/of één tent per bouwperceel wordt c.q. worden geplaatst en deze niet wordt/worden gebruikt voor permanente bewoning.
-
e. Het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep is toegestaan wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
-
1. de woonfunctie van de woning dient behouden te blijven;
-
2. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning (en de andere gebouwen) tot ten hoogste 50 m² mag worden gebruikt voor het aan-huis-verbonden beroep;
-
3. een aan-huis-verbonden beroep en een aan-huis-verbonden bedrijf, indien dat laatste wordt toegelaten via een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.5.2mogen uitsluitend samen worden uitgeoefend, indien voor beide samen maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning (en de andere gebouwen) tot ten hoogste 50 m² wordt gebruikt;
-
4. de bebouwing dient te blijven voldoen aan de inrichtingseisen, zoals deze voortvloeien uit de gemeentelijke Bouwverordening en het Bouwbesluit;
-
5. degene die de activiteiten in de woning en/of in de bij de woning behorende andere gebouwen zal uitvoeren, dient tevens de hoofdbewoner van de woning te zijn;
-
6. het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet gebruikt worden ten behoeve van de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep, met uitzondering van extra parkeergelegenheid;
-
7. de voor het bouwperceel geldende regels inzake de maatvoering en situering van bebouwing blijven onverkort van kracht;
-
8. het woon- en leefmilieu mag niet onevenredig worden belast, ook niet door een cumulatie van activiteiten, hetgeen door de aanvrager door middel van een rapportage of objectieve beschrijving van de situatie dient te worden aangetoond;
-
9. door degene die de activiteit gaat ontplooien, dient te worden aangetoond dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied;
-
10. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met het aan-huis-verbonden beroep en uitgezonderd handelsactiviteiten via het internet.
-
f. Parkeren op eigen terrein is uitsluitend toegestaan:
-
1. indien het parkeren plaatsvindt naast de zijgevel van de woning en het verlengde daarvan in de voor- en achtertuin, mits de afstand tussen de zijgevel en de zijdelingse perceelgrens minimaal 2,5 m bedraagt; of
-
2. indien het parkeren plaatsvindt vóór de naar de weg gekeerde zijde van de woning (met name bij aaneengebouwde woningen) en de voortuin een diepte heeft van ten minste 9 m en geparkeerd wordt tegen het trottoir;
een en ander mits:
- hierdoor de verkeersveiligheid en/of de verkeersafwikkeling niet in gevaar komt;
- de openbare groenvoorziening niet op een voor het straatbeeld onaanvaardbare wijze wordt aangetast;
- geen vermindering van het parkeerareaal plaatsvindt;
- het woon- en leefklimaat niet op onaanvaardbare wijze wordt verstoord.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Omgevingsvergunning aan-huis-verbonden beroep
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.4.1 onder e, voor de vergroting van het toegestane vloeroppervlak voor een aan-huis-verbonden beroep tot ten hoogste 75 m². Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
-
a. een omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien ter plaatse niet tegelijkertijd een aan-huis-verbonden bedrijf wordt uitgeoefend;
-
b. ten aanzien van verkeer en parkeren dient het volgende in acht genomen te worden:
-
c. het aantal parkeerplaatsen op eigen erf (al dan niet inpandig) mag niet afnemen, tenzij deze parkeerplaatsen in de onmiddellijke nabijheid worden gecompenseerd;
-
d. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving, gelet op de stedenbouwkundige structuur hiervan;
-
e. het woon- en leefmilieu mag niet onevenredig worden belast, ook niet door een cumulatie van activiteiten.
4.5.2 Omgevingsvergunning aan-huis-verbonden bedrijf
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.4.1 onder c, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijf. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
-
a. de woonfunctie van de woning dient behouden te blijven;
-
b. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning (en de andere gebouwen) tot ten hoogste 75 m² mag worden gebruikt voor het aan-huis-verbonden bedrijf en een krachtens het bepaalde in artikel 4.4.1 onder c. toegestaan aan-huis-verbonden beroep samen;
-
c. in afwijking van het bepaalde onder 14.6.2 onder b geldt voor kinderopvang als aan-huis-verbonden bedrijf dat maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning (en de andere gebouwen) tot ten hoogste 40 m² mag worden gebruikt voor de kinderopvang; voorts mogen per woning (en de andere gebouwen) maximaal 9 kinderen worden opgevangen;
-
d. de bebouwing dient te blijven voldoen aan de inrichtingseisen, zoals die voortvloeien uit de gemeentelijke Bouwverordening en het Bouwbesluit;
-
e. degene die de activiteiten in de woning en/of in de bij woning behorende andere gebouwen zal uitvoeren, dient tevens de hoofdbewoner van de woning te zijn;
-
f. het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet gebruikt worden ten behoeve van de uitoefening van het aan-huis-verbonden bedrijf, met uitzondering van extra parkeergelegenheid en van buitenspeelruimte ten behoeve van kinderopvang;
-
g. de voor het bouwperceel geldende regels inzake de maatvoering en situering van bebouwing blijven onverkort van kracht;
-
h. ten aanzien van verkeer en parkeren dient het volgende in acht te worden genomen:
-
1. het aantal parkeerplaatsen op eigen erf (al dan niet inpandig) mag niet afnemen, tenzij deze parkeerplaatsen in de onmiddellijke nabijheid worden gecompenseerd;
-
2. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving, gelet op de stedenbouwkundige structuur hiervan;
-
i. het woon- en leefmilieu mag niet onevenredig worden belast, ook niet door een cumulatie van activiteiten; dit betekent onder andere het volgende:
-
1. de aanvrager toont door middel van een rapportage of objectieve beschrijving van de situatie aan, dat geen hinder naar de omgeving zal ontstaan;
-
2. een omgevingsvergunning kan alleen worden verleend voor activiteiten die vallen onder maximaal categorie B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging (bijlage), dan wel uit een oogpunt van invloed op het woon- en leefmilieu vergelijkbaar zijn met de in die categorie vermelde bedrijven, alsmede voor kinderopvang;
-
3. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met het aan-huis-verbonden bedrijf, alsmede handelsactiviteiten via het internet.