direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22e Blaarthemseweg 83
Status: ontwerp
Plantype: Omgevingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0861.TAMOPH22e-0301

Regels

Preambule

Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het faciliteren van de beoogde ontwikkeling aan Blaarthemseweg 83 in Veldhoven en vormt juridisch een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk 22e) van het omgevingsplan van de gemeente Veldhoven. Dit hoofdstuk is op grond van artikel 11.1, tweede lid, van het Besluit elektronische publicaties, bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.

De in dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22e van het omgevingsplan van de gemeente Veldhoven. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '22e' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '22e' gelezen worden.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Toepassingsbereik

  • a. De besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van Omgevingswet zijn niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld in het derde lid.
  • b. De regels in hoofdstuk 22 van dit omgevingsplan (de bruidsschat) gelden ook voor dit TAM-omgevingsplan. Behalve voor zover de regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en afdeling 22.3 in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk of voor zover in dit TAM-omgevingsplan specifiek van deze regels is afgeweken.
  • c. De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie Blaarthemseweg 83 in Veldhoven, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0861.TAMOPH22e-0301 zoals vastgelegd op www.ruimtelijkeplannen.nl.

Artikel 2 Begripsbepalingen

2.1 Begripsbepalingen Omgevingswet

De begripsbepalingen in de volgende bijlagen zijn van toepassing voor dit TAM-omgevingsplan, tenzij bij dit TAM-omgevingsplan daarvan is afgeweken:

  • Bijlage bij de Omgevingswet;
  • Bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
  • Bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;
  • Bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving;
  • Bijlage I bij het Omgevingsbesluit;
  • Bijlage I bij de Omgevingsregeling.
2.2 Aanvullende en afwijkende begripsbepalingen

Onderstaande begripsbepalingen zijn van toepassing voor dit TAM-omgevingsplan.

2.2.1 TAM-omgevingsplan

TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22e Blaarthemseweg 83.

2.2.2 omgevingsplan

Het omgevingsplan van de gemeente Veldhoven.

2.2.3 aan-huis-verbonden beroep

het door de bewoner in een woning en/of in de bij die woning behorende bijgebouwen uitoefenen van een beroep of beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, met behoud van de woonfunctie, met daaraan ondergeschikte detailhandel. Hieronder vallen in ieder geval de beroepen zoals opgenomen in bijlage 1 Lijst aan-huis-verbonden beroepen.

2.2.4 aan-huis-verbonden bedrijf

het door de bewoner bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, alsmede internethandel waarvan de omvang zodanig is dat de activiteit in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend, met daaraan ondergeschikte detailhandel. Hieronder vallen in ieder geval de bedrijven zoals opgenomen in bijlage 2 Lijst aan-huis-verbonden bedrijven.

2.2.5 aanbouw

een aan een hoofdgebouw toegevoegde, afzonderlijke ruimte die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer voor wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm) ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

2.2.6 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

2.2.7 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

2.2.8 achtergevel

de gevel van een hoofdgebouw, die is gesitueerd tegenover de voorgevel van het betreffende hoofdgebouw.

2.2.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

2.2.10 bed & breakfast

een nevenactiviteit met als doel het verstrekken van toeristisch kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, aan steeds wisselend publiek; onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.

2.2.11 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

2.2.12 bewoner

een ieder die in de gemeentelijke basisadministratie als zodanig voor het betreffende adres vermeld staat en de personen die deel uitmaken van zijn/haar huishouden.

2.2.13 bijgebouw

een aanbouw, uitbouw of vrijstaand gebouw dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

2.2.14 bodemingreep

werken of werkzaamheden, die een bodemverstorende werking kunnen hebben op het aanwezige archeologische bodemarchief.

2.2.15 bouwen

het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

2.2.16 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

2.2.17 bouwlaag

het gedeelte van een bouwwerk tussen twee vloeren in, met uitzondering van het souterrain en de zolder.

2.2.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

2.2.19 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

2.2.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

2.2.21 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

2.2.22 dagopvang

een instelling waar mensen gedurende de dag worden begeleid, verzorgd en beziggehouden, zonder de mogelijkheid tot overnachting.

2.2.23 dak

de gesloten bovenbeëindiging van een gebouw.

2.2.24 dakkapel

verticaal raamkozijn in een schuin dak, voorzien van een eigen dak en van zijwanden, en aan alle zijden omgeven door het betreffende dakvlak.

2.2.25 dichte erfafscheiding

een erfafscheiding met een constructie waardoor het zicht op de achterliggende gronden wordt belemmerd en waarbij de constructie voor meer dan 30% dicht is.

2.2.26 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van commerciële en/of maatschappelijke diensten met een publieksaantrekkende functie zoals een kapsalon, schoonheidssalon, autorijschool, esthetisch chirurgisch bedrijf, uitzend- of detacheringsbureau, reisbureau, bank, makelaarskantoor, reparatiebedrijf voor muziekinstrumenten, cateringbedrijf, alsmede naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.

2.2.27 erker

een ondergeschikt uitgebouwd gedeelte (uitbouw) van een woning aan een gevel.

2.2.28 erotisch getinte horeca

een horecabedrijf dat tot doel heeft het daarbinnen doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard en tevens het bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik van ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

2.2.29 erotische massagesalon

een seksinrichting waar door middel van massage seksuele handelingen worden verricht tegen een vergoeding.

2.2.30 escortbedrijf

een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

2.2.31 evenement

een (grootschalig) eenmalig of periodiek terugkerend voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, zoals sportmanifestaties, kermissen, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, shows, tentoonstellingen of thematische markten, al dan niet in tijdelijke onderkomens, zoals tenten of paviljoens.

2.2.32 functiegrens

de grens van een functievlak.

2.2.33 functievlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde functie.

2.2.34 garagebox

een gebouw dat bedoeld is voor de stalling van motorvoertuigen, alsmede als opslagplaats c.q. berging ten behoeve van huishoudelijk gebruik.

2.2.35 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

2.2.36 geluidwerende voorziening

fysieke maatregelen die zijn bedoeld om de geluidbelasting op geluidgevoelige objecten, zoals woningen of scholen, te beperken. Het doel is het waarborgen van een aanvaardbaar akoestisch leefklimaat en het voldoen aan de geldende geluidnormen conform het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl).

2.2.37 gestapelde woning

een woning, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat.

2.2.60 groothandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

2.2.38 hondenuitlaatvoorziening
  • 1. hondenuitlaatterrein: al dan niet afgeschermd/ omheind of met paaltjes gemarkeerd terrein waarbinnen honden los mogen lopen en hun behoefte mogen doen, zonder opruimplicht;
  • 2. hondenuitrenterrein: met paaltjes gemarkeerd terrein waarbinnen honden los mogen lopen, maar niet hun behoefte mogen doen, met opruimplicht;
  • 3. hondenuitlaatroute: met paaltjes gemarkeerde route (1,5 m brede strook) waar honden aangelijnd mogen lopen en hun behoefte mogen doen, zonder opruimplicht.

2.2.39 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige functie van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die functie het belangrijkst is.

2.2.40 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.

2.2.41 huisvesting in verband met mantelzorg

huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.

2.2.42 internethandel

handelsactiviteiten via het internet, primair bestaande uit kantoor- en/of logistieke functie, met daaraan ondergeschikte detailhandel. Een gespecialiseerd afhaalpunt valt hier niet onder.

2.2.43 kamerbewoning

het gebruik van een hoofdgebouw of met het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen door meerdere onzelfstandige huishoudens.

2.2.44 kamerverhuur

de verhuur van een deel van al dan niet zelfstandige woonruimte ten behoeve van (langdurige) bewoning door personen voor welke inschrijving in de Gemeentelijke Basis Administratie noodzakelijk is en die geen duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren.

2.2.45 kelder

een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, tot maximaal een 0,5 meter boven maaiveld.

2.2.46 kinderopvang

het tegen vergoeding bieden van verzorging, onderdak en begeleiding aan minderjarigen door anderen dan de eigen ouders, pleeg- of stiefouders en onderscheiden kan worden in:

  • 1. kinderdagopvang: opvang overdag, zonder de mogelijkheid tot overnachting;
  • 2. 24-uurs kinderopvang: opvang zowel overdag als 's avonds en/of 's nachts.

2.2.47 kunstobject

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.

2.2.48 kunstwerk

een in bouwkundige zin, door mensenhanden gemaakt (civiel technisch) bouwwerk, zoals aquaducten, bruggen, dijken, tunnels en viaducten.

2.2.49 landschappelijke waarde

bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object in de zin van aantrekkelijkheid, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit bestaande uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.

2.2.50 maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van openbaar bestuur, openbare dienstverlening, religie, verenigingsleven, onderwijs, opvoeding, cultuur en lichamelijke en/of geestelijke gezondheid.

2.2.51 nok

bovenste rand van een dak of de horizontale snijlijn van twee dakvlakken.

2.2.52 nutsvoorziening

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

2.2.53 ondergeschikte bouwdelen

bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, geluidwerende voorzieningen, ventilatoren, windvanen en liftschachten.

2.2.54 openbaar gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied.

2.2.55 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en niet meer dan één eigen wand.

2.2.56 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

2.2.57 parkeerplaats

opstelplaats ten behoeve van één auto, hieronder niet begrepen parkeergarages en/of garageboxen behorende bij woningen. Opstelplaatsen gelegen in collectieve parkeervoorzieningen en carports worden wel aangemerkt als parkeerplaats.

2.2.58 peil

Het peil is vastgesteld op 20,8 m +NAP.

2.2.59 plaatsgebonden risico-contour (PR-contour)

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waar bij een gevaarlijke stof of bestrijdingsmiddel betrokken is.

2.2.60 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

2.2.61 raamprostitutie

een seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats, zichtbaar ter beschikking stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen (prostitutie).

2.2.62 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch- pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, erotisch getinte horeca en raamprostitutie, al dan niet in combinatie met elkaar.

2.2.63 speelterrein

een terrein waarop sport- en speelactiviteiten in de openlucht kunnen plaatsvinden.

2.2.64 sportvoorziening

instelling/gelegenheid, welke primair is gericht op de uitoefening van sporten.

2.2.65 trap

Een bouwkundige voorziening, al dan niet vrijstaand, bestaande uit een aaneenschakeling van treden of een hellend vlak, met of zonder bordes, met een maximale hoogte van maximaal 3,5 meter, die is bedoeld voor het overbruggen van een hoogteverschil tussen verschillende ruimten, niveaus of functies binnen een perceel of gebouw, dan wel tussen een gebouw en het maaiveld. De trap is functioneel gericht op de overgang tussen functies.

2.2.66 uitbouw

de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm) ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

2.2.67 verblijfsgebied

gronden waarbij de nadruk ligt op het verblijf van personen in het openbaar gebied en die tevens een verkeersfunctie hebben voor fietsers en voetgangers.

2.2.68 voorgevel

de naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw.

2.2.69 voorgevellijn

de denkbeeldige lijn door de voorgevel.

2.2.70 voorste bouwgrens

de naar de weg gekeerde grens van een bouwvlak. Indien een bouwvlak met meerdere zijden aan de weg grenst zijn er meerdere voorste bouwgrenzen.

2.2.71 water

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.

2.2.72 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan voorzieningen als duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten en dergelijke.

2.2.73 zorgplaats

een zelfstandig gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en of lichamelijke verzorging behoeven verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.

Artikel 3 Meet- en rekenbepalingen

De meet- en rekenbepalingen uit artikel 22.24 van het omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op het meten van de waarden die in dit hoofdstuk in meters (m), m² of m³ zijn uitgedrukt, voor zover hiervan niet is afgeweken in het bepaalde in dit artikel. Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten (NEN 2580):

3.1 afstand van een gebouw tot een perceelsgrens

de afstand van een gebouw tot een perceelsgrens wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand in meters van enig punt van het gebouw tot aan de perceelsgrens. Ondergeschikte bouwonderdelen, zoals dakgoten, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen worden hierbij buiten beschouwing gelaten.

3.2 breedte van gebouwen

de breedte van gebouwen wordt bepaald door het meten van de afstand in meters tussen de buitenwerkse eindgevelvlakken (indien geen sprake is van een rechthoekig gebouw: de gemiddelde breedte van het gebouw).

3.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

3.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

3.5 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

3.6 de diepte van een bodemingreep

de diepte van de bodemverstorende ingreep, gemeten ten opzichte van het maaiveld ter plaatse (straat of terreinniveau).

3.7 de diepte van gebouwen

de diepte van gebouwen wordt bepaald door het meten van de grootste afstand in meters tussen de voorste en achterste eindgevelvlakken.

3.8 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

3.9 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

3.10 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

3.11 de oppervlakte van een bodemingreep

het gebied (zone) waarbinnen bodemingrepen plaatsvinden die een verstorende werking kunnen hebben op het archeologisch bodemarchief.

3.12 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

3.13 vloeroppervlakte

de oppervlakte van een ruimte gemeten vanaf de binnenzijde van de scheidingsconstructie.

Hoofdstuk 2 Functies en activiteiten

Artikel 4 Groen

4.1 Functieomschrijving

Binnen het gebied 'Groen' zijn de volgende functies/gebruiksactiviteiten zonder voorafgaande toestemming toegestaan:

  • a. plantsoenen, parken, groenstroken en andere groenvoorzieningen;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. plein en overige verblijfsgebieden;
  • d. in- en uitritten uitsluitend voor zover deze noodzakelijk zijn voor het bereiden van de aangrenzende percelen;
  • e. parkeervoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de locatie 'parkeerplaatsen';
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Beoordelingsregels bouwen
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbaar nut, water- en energiedistributie, wachthuisjes voor busdiensten en hiermee vergelijkbare gebouwen van algemeen nut geldt:

  • a. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter; en
  • b. de oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 15 m2.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 4 meter.

4.3 Aanvullende beoordelingsregels bouwen - met beoordelingsruimte
4.3.1 Afwijkende maatvoering bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken zoals bedoeld in artikel 22.26 wordt verleend voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.2 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere bouwhoogte, als wordt voldaan aan de volgende beoordelingsregels:

  • a. er bestaan geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersvrijheid of –veiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • c. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving.

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Functieomschrijving

Binnen het gebied 'Maatschappelijk' zijn de volgende functies/gebruiksactiviteiten zonder voorafgaande toestemming toegestaan:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. wonen op de verdiepingen, uitsluitend ter plaatse van de locatie 'wonen';
  • c. aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven in overeenstemming met het bepaalde in artikel 5.2.1;
  • d. evenementen;

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • e. tuinen, erven en verhardingen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. (openbaar toegankelijke) sportvoorzieningen, speelvoorzieningen en hierbij passende, openbare verblijfsvoorzieningen;
  • h. fiets- en/of voetpaden;
  • i. verkeers- en parkeervoorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in 14.1;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. laad- en losvoorzieningen;
  • m. geluidwerende voorzieningen;
5.2 Specifieke functieregels
5.2.1 Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven

Het gebruiken van een gedeelte van de woning ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep en/of een aan-huis-verbonden bedrijf is uitsluitend toegestaan indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  • 1. niet meer dan 40% en niet meer dan 50 m2 van het vloeroppervlak van de woning mag voor deze doeleinden worden gebruikt;
  • 2. in afwijking van het gestelde onder a, gelden er geen oppervlaktebeperkingen bij kinderopvang;
  • 3. door het gebruik ontstaat geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse;
  • 4. er is geen sprake van een onevenredige verslechtering van de parkeersituatie in de omgeving;
  • 5. het gebruik betreft geen detailhandel, groothandel, prostitutie of horeca, uitgezonderd beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfs- of beroepsmatige activiteiten.
5.3 Omgevingsplanactiviteiten gebruik
5.3.1 Kamerbewoning
  • a. Aanwijzing omgevingsplanactiviteit kamerbewoning

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een woning te gebruiken voor kamerbewoning.

  • b. Beoordelingsregels kamerbewoning

De omgevingsvergunning wordt verleend als wordt voldaan aan de volgende beoordelingsregels:

  • a. per woning mogen niet meer dan 4 kamers worden gebruikt voor kamerverhuur c.q. kamerbewoning;
  • b. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving;
  • c. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, ook niet door een cumulatie van activiteiten;
  • d. de ontwikkeling dient te passen binnen de gemeentelijke woningbouwtaakstelling;
  • e. de brand- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.

5.3.2 Explosieaandachtsgebied

Ter plaatse van de locatie 'specifieke vorm van maatschappelijk - explosieaandachtsgebied' mogen geen nieuwe verblijfsruimten worden gerealiseerd die bedoeld zijn voor het langdurig verblijf van kwetsbare groepen.

5.3.3 Wonen op de begane grond
  • a. Aanwijzing omgevingsplanactiviteit wonen op de begane grond

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning op de begane grond nieuwe woningen toe te voegen.

  • b. Beoordelingsregels wonen op de begane grond

De omgevingsvergunning wordt verleend als de aanvraag voldoet aan de volgende beoordelingsregels:

    • 1. Er wordt voorzien in woningen waar volgens de woon(zorg)visie 2023-2027 of diens rechtsopvolger en daaruit voortvloeiende (huisvestings)programma's behoefte aan is;
    • 2. Voor de woningen zoals genoemd onder a worden de in het betreffende kader benoemde instandhoudingstermijnen in acht genomen;
    • 3. De behoefte aan het toevoegen van nieuwe woningen in overeenstemming met artikel 5.129g van het Besluit kwaliteit leefomgeving (zorgvuldig ruimtegebruik en tegengaan van leegstand) voldoende is aangetoond;
    • 4. Er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat van omliggende woningen;
    • 5. Er sprake is van een goed woon- en leefklimaat voor de toekomstige bewoners;
    • 6. Iedere woning beschikt over een gebouwgebonden private of gemeenschappelijke buitenruimte
    • 7. Er wordt voldaan aan de groennorm van 8 m2 bruikbaar groen per nieuwe woning.
  • c. Aanvraagvereisten wonen op de begane grond

Bij het indienen van een aanvraag voor nieuwe woningen in als bedoeld in artikel 5.3.3 onder b, worden in aanvulling op de algemene aanvraagvereisten de volgende gegevens en bescheiden ingediend:

  • 1. Situatietekening met plattegronden van de woningen, buitenruimtes en parkeerplaatsen;
  • 2. Het aantal woningen en motivering dat aan de Brainport principes in het Regionaal Afsprakenkader wordt voldaan;
  • 3. Onderbouwing van de doelgroepen en betaalbaarheid van de woningen in overeenstemming met de woon(zorg)visie 2023-2027 of diens rechtsopvolger;
  • 4. Onderbouwing van de kwalitatieve en kwantitatieve behoefte;
  • 5. Onderbouwing van de verkeersafwikkeling en parkeervoorzieningen;
  • 6. Onderbouwing hoe wordt voldaan aan de stedenbouwkundige, architectonische en landschappelijke voorwaarden;
  • 7. Een goede onderbouwing van de effecten op de fysieke leefomgeving, waaronder in ieder geval een onderbouwing van de gevolgen voor het woon- en leefklimaat en de gegevens en bescheiden voor de relevante milieuaspecten;
  • 8. Een participatieverslag;
  • 9. Een verantwoording van het kostenverhaal.
5.4 Beoordelingsregels bouwen

De regels in dit artikellid gelden als beoordelingsregels voor een omgevingsplanactiviteit bouwwerken, zoals bedoeld in artikel 22.29, eerste lid, aanhef en onder a, van het omgevingsplan, voor zover geen uitzondering op de vergunningplicht geldt op grond van artikel 22.27 of artikel 22.36 van het omgevingsplan.

5.4.1 Algemene regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. het hoofdgebouw is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. bijgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met dien verstande dat deze bouwwerken binnen het bouwvlak minimaal 2 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan dienen te worden gesitueerd;
  • c. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd;
  • d. woningsplitsing is niet toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' geldt dat het aantal woningen niet meer mag bedragen dan ter plaatse van deze aanduiding is aangegeven.

5.4.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van het hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • a. de voorgevel van het hoofdgebouw dient in de voorste bouwgrens of maximaal 2 meter daarachter geplaatst te worden;
  • b. de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';

5.4.3 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bijgebuwen mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  • b. de dakhelling van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer bedragen dan 60 graden;
  • c. lessenaarsdaken bij vrijstaande bijgebouwen zijn niet toegestaan;
  • d. dakkapellen zijn niet toegestaan op bijgebouwen.

5.4.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. voor erfafscheidingen geldt:
    • 1. bouwwerken in de vorm van erfafscheidingen zijn binnen en buiten het bouwvlak toegestaan;
    • 2. erfafscheidingen tot een bouwhoogte van 1 meter zijn binnen en buiten het bouwvlak toegestaan;
    • 3. erfafscheidingen tot een bouwhoogte van 1,5 meter zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
    • 4. achter het verlengde van de voorgevellijn, voor zover niet gericht naar het openbaar gebied, zijn open en dichte erfafscheidingen tot een bouwhoogte van niet meer dan 2 meter toegestaan;
  • b. voor overige bouwwerken, geen gebouwen geldt dat:
    • 1. dat de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter.
    • 2. dat deze bouwwerken minimaal 2 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan dienen te worden gesitueerd
  • c. een bouwwerk in de vorm van een trap is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - trap’.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Functieomschrijving

Binnen het gebied 'Verkeer' zijn de volgende functies/ gebruiksactiviteiten toegestaan zonder voorafgaande toestemming.

  • a. wegen, straten en verhardingen;
  • b. fiets- en/of voetpaden ;
  • c. pleinen en overige verblijfsgebieden;
  • d. verkeers- en parkeervoorzieningen;
  • e. evenementen;

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • f. laad- en losvoorzieningen;
  • g. geluidwerende voorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. (openbaar toegankelijke) sportvoorzieningen, speelvoorzieningen en hierbij passende, openbare verblijfsvoorzieningen;
  • j. kunstwerken;
  • k. kunstobjecten;
  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • n. hondenuitlaatvoorzieningen; en
  • o. bushokjes, fietsenstallingen, straatmeubilair, winkelwagenvoorzieningen en dergelijke.
6.2 Beoordelingsregels bouwen
6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbaar nut, water- en energiedistributie, wachthuisjes voor busdiensten en hiermee vergelijkbare gebouwen van algemeen nut geldt:

  • 1. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter; en
  • 2. de oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 15 m2.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van kunstobjecten, speelvoorzieningen, masten, antenne-installaties en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter.
6.3 Aanvullende beoordelingsregels bouwen - met beoordelingsruimte
6.3.1 Grotere maatvoering nutsvoorzieningen

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken zoals bedoeld in artikel 22.26 wordt verleend voor het afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.1 aanhef en onder 1 voor het toestaan van gebouwen met een oppervlakte van maximaal 25 m² en een bouwhoogte van maximaal 4,5 meter, als wordt voldaan aan de volgende beoordelingsregels:

  • a. er bestaan geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersvrijheid of –veiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • c. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving.

6.3.2 Afwijkende maatvoering bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken zoals bedoeld in artikel 22.26 wordt verleend voor het afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.2 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere bouwhoogte, als wordt voldaan aan de volgende beoordelingsregels:

  • a. er bestaan geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersvrijheid of –veiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • c. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving.

Artikel 7 Wonen - Gestapeld

7.1 Functieomschrijving

Binnen het gebied 'Wonen - Gestapeld' zijn de volgende functies/gebruiksactiviteiten zonder voorafgaande toestemming toegestaan:

  • a. het wonen in de vorm van gestapelde woningen;
  • b. ter plaatse van de locatie 'specifieke vorm van verkeer - parkeervoorziening op begane grond' zijn op de begane grond uitsluitend parkeervoorzieningen met bijbehorende faciliteiten toegestaan;
  • c. aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven in overeenstemming met het bepaalde in artikel 7.2.1;
  • d. tuinen, erven en verhardingen;
  • e. in- en uitritten;

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen, met inachtneming van het bepaald in artikel 14.1; en
  • h. nutsvoorzieningen.
7.2 Specifieke functieregels
7.2.1 Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven

Het gebruiken van een gedeelte van de woning ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep en/of een aan-huis-verbonden bedrijf is uitsluitend toegestaan indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  • 1. niet meer dan 40% en niet meer dan 50 m2 van het vloeroppervlak van de woning mag voor deze doeleinden worden gebruikt;
  • 2. in afwijking van het gestelde onder a, gelden er geen oppervlaktebeperkingen bij kinderopvang;
  • 3. door het gebruik ontstaat geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse;
  • 4. er is geen sprake van een onevenredige verslechtering van de parkeersituatie in de omgeving;
  • 5. het gebruik betreft geen detailhandel, groothandel, prostitutie of horeca, uitgezonderd beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfs- of beroepsmatige activiteiten;
  • 6. het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet gebruikt worden ten behoeve van de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, met uitzondering van extra parkeergelegenheid en activiteiten waarbij het gebruik van buitenruimte vanuit sectorale wetgeving verplicht wordt gesteld, waaronder kinderopvang.
7.3 Omgevingsplanactiviteiten gebruik
7.3.1 Kamerbewoning
  • a. Aanwijzing omgevingsplanactiviteit kamerbewoning

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een woning te gebruiken voor kamerbewoning.

  • b. Beoordelingsregels kamerbewoning

De omgevingsvergunning wordt verleend als wordt voldaan aan de volgende beoordelingsregels:

  • a. per woning mogen niet meer dan 4 kamers worden gebruikt voor kamerverhuur c.q. kamerbewoning;
  • b. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving;
  • c. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, ook niet door een cumulatie van activiteiten;
  • d. de ontwikkeling dient te passen binnen de gemeentelijke woningbouwtaakstelling;
  • e. de brand- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.
7.4 Beoordelingsregels bouwen

De regels in dit artikellid gelden als beoordelingsregels voor een omgevingsplanactiviteit bouwwerken, zoals bedoeld in artikel 22.29, eerste lid, aanhef en onder a, van het omgevingsplan, voor zover geen uitzondering op de vergunningplicht geldt op grond van artikel 22.27 of artikel 22.36 van het omgevingsplan.

7.4.1 Algemene regels met betrekking tot het bouwvlak

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. het hoofdgebouw is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. bijgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met dien verstande dat deze bouwwerken binnen het bouwvlak minimaal 2 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan dienen te worden gesitueerd;
  • c. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd;
  • d. woningsplitsing is niet toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' geldt dat het aantal woningen niet meer mag bedragen dan ter plaatse van deze aanduiding is aangegeven.

7.4.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van het hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • a. de voorgevel van het hoofdgebouw dient in de voorste bouwgrens of maximaal 2 meter daarachter geplaatst te worden;
  • b. de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';

7.4.3 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' zijn geen bijgebouwen toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bijgebuwen mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  • c. de dakhelling van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer bedragen dan 60 graden;
  • d. lessenaarsdaken bij vrijstaande bijgebouwen zijn niet toegestaan;
  • e. dakkapellen zijn niet toegestaan op bijgebouwen.

7.4.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. voor erfafscheidingen geldt:
    • 1. bouwwerken in de vorm van erfafscheidingen zijn binnen en buiten het bouwvlak toegestaan;
    • 2. erfafscheidingen tot een bouwhoogte van 1 meter zijn binnen en buiten het bouwvlak toegestaan;
    • 3. erfafscheidingen tot een bouwhoogte van 1,5 meter zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
    • 4. achter het verlengde van de voorgevellijn, voor zover niet gericht naar het openbaar gebied, zijn open en dichte erfafscheidingen tot een bouwhoogte van niet meer dan 2 meter toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 meter.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen mogen in afwijking van de verbeelding en het gestelde in de regels worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, galerijen, hellingbanen, funderingen, loggia's, balkons, afdaken zonder eigen wanden en andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen, uitgezonderd erkers, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt.

9.2 Ondergronds bouwen

Kelders en parkeergarages zijn, voor zover geheel gesitueerd onder het maaiveld, overal toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden de in dit TAM-omgevingsplan bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven functie.

10.2 Strijdig gebruik

Als gebruik in strijd met de functie wordt in dit TAM-omgevingsplan in ieder geval aangemerkt:

  • a. het gebruik of laten gebruiken van gronden en opstallen als of ten behoeve van een seksinrichting dan wel ten behoeve van (raam)prostitutie;
  • b. het gebruik of laten gebruiken van gronden en opstallen ten behoeve van coffeeshops;
  • c. het gebruik of laten gebruiken van gronden en opstallen ten behoeve van zorgplaatsen;
  • d. het gebruik van onbebouwde gronden:
    • 1. als stand- of ligplaats van onderkomens;
    • 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;

een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de functie gerichte gebruik van de gronden.

10.3 Vogelbeperkingengebied
10.3.1 Algemeen

Ter bescherming van het vogelbeperkingengebied van de luchthaven Eindhoven is een grondgebruik of een functie binnen de volgende categorieën niet toegestaan:

  • a. oppervlaktewateren met een oppervlakte van meer dan 3 hectare;
  • b. natuurbeschermingsgebieden en vogelbeschermingsgebieden;
  • c. vishouderijen met extramurale bassins;
  • d. extramurale opslag of verwerking van organisch materiaal;
  • e. afvalwaterzuiveringsinstallaties.

10.3.2 Afwijken van de gebruiksregels

Indien de betreffende functie het toelaat kan het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.3.1 indien de belangen van de luchthaven Eindhoven niet onevenredig worden geschaad. Hierover dient overleg plaats te vinden met de daarvoor bevoegde instanties. Ter voorbereiding van dat overleg dient in ieder geval een faunaeffectenstudie plaats te vinden, waarin is onderzocht of er al of niet sprake is van een toename in het risico op vogelaanvaringen voor het luchtverkeer van- en naar de luchthaven vanwege de ontwikkeling. Aan de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 Luchtvaartverkeerzone - Inner Horizontal en Conical Surfice (IHCS)
11.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - Inner Horizontal en Conical Surfice (IHCS)' geldt dat die gronden -naast de andere aangewezen functie(s)- primair bestemd zijn als obstakelvrij (start- en landings)vlak ter waarborging van de vliegveiligheid.

11.1.2 Beoordelingsregels bouwen

Ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - Inner Horizontal en Conical Surfice (IHCS)' geldt in aanvulling op hetgeen elders in deze planregels is bepaald dat de bouwhoogte van bouwwerken niet meer mag bedragen dan 65 meter boven NAP.

Artikel 12 Algemene milieuregels

12.1 Bouwen van een geluidgevoelig gebouw in een geluidaandachtsgebied
12.1.1 Plaats en bouwvorm geluidgevoelig gebouw

Geluidgevoelige gebouwen in een geluidaandachtsgebied worden gerealiseerd op de locatie en in de bouwvorm die akoestisch gezien het meest gunstig zijn, rekening houdend met de cumulatieve geluidbelasting, tenzij dit niet mogelijk is vanwege overweging op grond van stedenbouw, landschap, verkeer of financiën.

12.1.2 Onderzoek naar geluidbeperkende maatregelen
  • a. Geluidbeperkende maatregelen worden in onderstaande volgorde onderzocht:
    • 1. maatregelen aan de bron;
    • 2. maatregelen in de overdracht;
    • 3. maatregelen aan de gevel;
  • b. Maatregelen aan de gevel mogen pas worden toegepast wanneer voldoende is onderbouwd dat maatregelen aan de bron of in de overdracht niet mogelijk of doelmatig zijn.

12.1.3 Doelmatigheid geluidbeperkende maatregelen

Om te beoordelen welke maatregelen doelmatig zijn worden in het onderzoek tenminste onderstaande overwegingen meegenomen:

  • a. stedenbouwkundige overwegingen;
  • b. landschappelijke overwegingen;
  • c. verkeerskundige overwegingen;
  • d. financiële overwegingen.

12.1.4 Waar waarden gelden

De waarden voor het geluid door een activiteit gelden:

  • a. als het gaat om een geluidgevoelig gebouw: op de gevel; en
  • b. als het gaat om een nieuw te bouwen geluidgevoelig gebouw: op de locatie waar een gevel mag komen;
  • c. als het gaat om een woonschip of woonwagen: op de begrenzing van de locatie voor het plaatsen van een woonschip of woonwagen; en
  • d. als het gaat om een geluidgevoelige ruimte: in de geluidgevoelige ruimte.

12.1.5 Beoordelingsregel bouwen geluidgevoelig gebouw in geluidaandachtsgebied
  • a. Toepassingsbereik

Dit artikellid is alleen van toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit bouwwerken voor zover de aanvraag betrekking heeft op het bouwen, in stand houden en gebruiken van een geluidgevoelig gebouw in een geluidaandachtsgebied van een weg, spoorweg of industrieterrein.

  • b. Inhoudelijke beoordelingsregel standaardwaarde
    • 1. Een omgevingsvergunning voor het toevoegen van een geluidgevoelig gebouw wordt verleend als naar het oordeel van het college sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.
    • 2. Er is sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat als:
      • geluidgevoelige gebouwen voldoen aan de in tabel gestelde standaardwaarden voor geluid zoals opgenomen in tabel 5.78t van het Bkl per bron;
      • iedere woning op de begane grond een gevel heeft waar de geluidbelasting voldoet aan de standaardwaarde(n) zoals opgenomen in tabel 5.78t van het Bkl;
      • iedere woning heeft een buitenruimte heeft waar voldaan wordt aan de standaardwaarde(n) zoals opgenomen in tabel 5.78t van het Bkl;
      • onder een buitenruimte kan mede worden verstaan een serre of afgesloten balkon, voor zover in die ruimte sprake is van buitenlucht condities; en
      • de geluidwering van de gevel wordt berekend aan de hand van de cumulatieve geluidbelasting van alle wegen (rijkswegen, provinciale wegen en lokale wegen inclusief 30 km-wegen), spoorwegen en gezoneerde industrieterreinen.

Artikel 13 Algemene aanvullende beoordelingsregels bouwen - met beoordelingsruimte

13.1 Aanvullende beoordelingsregel

Een omgevingsvergunning wordt in afwijking van de beoordelingsregels bouwen ook verleend voor het bouwen voor de in a t/m f genoemde gevallen indien wordt voldaan aan de regels onder 1 t/m 4:

  • a. het afwijken van maten met ten hoogste 10%;
  • b. het bouwen van antenne-installaties tot een bouwhoogte van maximaal 40 meter, met inachtneming van artikel 11.1
  • c. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde functiegrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • d. het afwijken van de gestelde maximale goot- en bouwhoogte van een gebouw en de gestelde minimale/maximale dakhelling van een gebouw;
  • e. het toestaan van kleinschalige windenergievoorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 6 meter op gebouwen met een goothoogte van minimaal 12 meter;
  • f. het toestaan van dichte erfafscheidingen tot een maximale bouwhoogte van 3 meter ten behoeve van geluidsreducering;

met inachtneming van de volgende regels:

  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • h. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving;
  • i. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, ook niet door een cumulatie van activiteiten;
  • j. de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.
13.2 Uitzondering aanvullende beoordelingsregel

De aanvullende beoordelingsregel in artikel 13.1 geldt niet voor bouwactiviteiten waarvoor binnen één van de aangewezen functies al een aanvullende beoordelingsregels voor bouwen - met beoordelingsruimte is toegepast.

Artikel 14 Overige regels

14.1 Parkeren (voorwaardelijke verplichting)
14.1.1 Algemeen
  • a. De gronden zoals aangewezen in de verschillende functies mogen slechts worden bebouwd onder de voorwaarde dat binnen het plangebied voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden;
  • b. Bij omgevingsvergunning voor bouwen wordt aan de hand van de Parkeernormennota Veldhoven 2021 of het op dat moment geldend parkeerbeleid bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid.

14.1.2 Aanvullende beoordelingsregels bouwen - met beoordelingsruimte

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde artikel 14.1.1 indien:

  • a. het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  • b. op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.
14.2 Waterberging (voorwaardelijke verplichting)

Het gebruik van gronden en gebouwen binnen het plangebied is uitsluitend toegestaan indien binnen het plangebied van dit TAM-omgevingsplan is voorzien in een waterbergingsvoorziening van voldoende omvang en deze voorziening duurzaam in stand wordt gehouden. De capaciteit van de waterbergingsvoorziening wordt als volgt berekend: minimaal 60 mm per m² nieuw verhard oppervlak.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het TAM-omgevingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met dit TAM-omgevingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.