direct naar inhoud van Artikel 11 Wonen
Plan: De Run 2008, herziening I, 2010
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0861.HERZDERUN2008-0303

Artikel 11 Wonen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;

met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn uitsluitend woningen en daarbij behorende andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan alsmede nutsvoorzieningen.

11.2.1 Gebouwen en overkappingen-algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de volgende woningtypen zijn toegestaan:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding – vrijstaand 1 bouwlaag", vrijstaande woningen in één bouwlaag;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding – vrijstaand 2 bouwlagen", vrijstaande woningen in twee bouwlagen;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding – twee-aaneen 1 bouwlaag", twee-aaneen gebouwde woningen in één bouwlaag;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding – twee-aaneen 2 bouwlagen", twee-aaneen gebouwde woningen in twee bouwlagen;
  • b. gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, behoudens het bepaalde in artikel 11.2.3 onder e en f en 11.2.4;
  • c. voor de gronden voor zover deze zijn gelegen binnen het bouwvlak gelden de volgende maximale bebouwingspercentages:

Aanduiding   Bebouwingspercentage maximaal  
specifieke bouwaanduiding - vrijstaand 1 bouwlaag
specifieke bouwaanduiding - vrijstaand 2 bouwlagen  
50 %  
specifieke bouwaanduiding - twee-aaneen 1 bouwlaag
specifieke bouwaanduiding - twee-aaneen 2 bouwlagen  
60 %  

  • d. kelders zijn overal toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan, en voor zover geheel onder het maaiveld gesitueerd, mag het bebouwingspercentage worden overschreden.
11.2.2 Woningen-hoofdgebouwen

Voor het bouwen van woningen c.q. het hoofdgebouw, gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" mag het aantal woningen niet meer bedragen dan met die aanduiding is aangegeven;
  • b. de voorgevel van het hoofdgebouw dient in of evenwijdig aan de gevellijn gebouwd te worden, met dien verstande dat de afstand van deze gevel tot de gevellijn maximaal 2 m mag bedragen;
  • c. voor het bouwen gelden de volgende bouwregels:

Bouwregels hoofdgebouw  
 
  specifieke bouwaanduiding - vrijstaand 1 bouwlaag   specifieke bouwaanduiding - vrijstaand 2 bouwlagen  
Breedte   min. 7 m en max. 20 m   min. 7 m en max. 20 m  
Diepte   max. 17 m   max. 15 m  
Dakhelling   min. 20° en max. 60°   min. 20° en max. 60°  
Bouwhoogte   max. 10 m   max. 10 m  
Goothoogte   vóór- en zijgevel max. 4,5 m
en achtergevel max. 6  
vóór- en zijgevel min. 4,5 m en max. 6 m
en achtergevel max. 7,5 m  
Afstand zijdelingse bouwperceelgrens   aan beide zijden min. 3 m   aan beide zijden min. 3 m  
Afstand tot de achterste bouwperceelgrens   min. 5 m   min. 7 m  
     
  specifieke bouwaanduiding - twee-aaneen 1 bouwlaag   specifieke bouwaanduiding - twee-aaneen 2 bouwlagen  
Breedte   min. 5 m   min. 5 m  
Diepte   max. 15 m   max. 13 m  
Dakhelling   min. 20° en max. 60°   min. 20° en max. 60°  
Bouwhoogte   max. 10 m   max. 10 m  
Goothoogte   vóór- en zijgevel max. 4,5 m
en achtergevel max. 6  
vóór- en zijgevel min. 4,5 m max. 6 m
en achtergevel max. 7,5 m  
Afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens   aan één zijde min. 3 m   aan één zijde min. 3 m  
Afstand tot de achterste bouwperceelgrens   min. 5 m   min. 7 m  

Met dien verstande dat:

De voorgeschreven dakhelling tussen 20° en 60° geacht wordt in overeenstemming te zijn met de tabel, indien ¾ van het door het dak af te dekken deel* van het betreffende gebouw daaraan voldoet; van ten hoogste ¼ hiervan mag de dakhelling 0° - 20° bedragen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.HERZDERUN2008-0303_0003.png"

  • d. in afwijking van het bepaalde onder d. geldt voor de woningen aan De Run 2100 met de huisnummers 2190 t/m 2196 de volgende maatvoering:
    • 1. De bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 7,5 m;
    • 2. De afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt aan één zijde minimaal 1 m.
11.2.3 Andere gebouwen bij woningen

Voor het bouwen van andere gebouwen bij woningen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte aan andere gebouwen en overkappingen mag per bouwperceel maximaal 150 m² bedragen; bovendien geldt voor andere gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak dat deze niet worden meegeteld en mag de oppervlakte van een vrijstaand gebouw en overkapping per bouwperceel niet meer dan 75 m² bedragen;
  • b. andere gebouwen en overkappingen dienen gesitueerd te worden achter de vóórgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, met inachtneming van onderstaande afstanden:

Afstand achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan:   Aanduiding  
  specifieke bouwaanduiding - vrijstaand 1 bouwlaag;
specifieke bouwaanduiding - vrijstaand 2 bouwlagen  
specifieke bouwaanduiding - twee-aaneen 1 bouwlaag;
specifieke bouwaanduiding - twee-aaneen 2 bouwlagen  
minimaal:   10 m   2 m  
bij het hoofdgebouw in een hoeksituatie, minimaal:  
4 m  

2 m  

Voor zover de bestaande afstand achter de voorgevel van het hoofdgebouw, of het verlengde daarvan, minder bedraagt dan de in de bovenstaande tabel genoemde afstanden, dan geldt deze kleinere afstand als minimale afstandsmaat;

  • c. de goot- respectievelijk bouwhoogte van een ander gebouw en overkapping mag niet meer bedragen dan 3,2 m respectievelijk 4,5 m;
  • d. voor zover de andere gebouwen van een kap voorzien worden, mag de dakhelling daarvan niet meer dan 60° bedragen;
  • e. in afwijking van hetgeen overigens in deze regels is bepaald, is, eventueel met overschrijding van de bouwgrens waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gesitueerd, aan deze voorgevel een aangebouwd ander gebouw toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de breedte van het andere gebouw mag niet meer bedragen dan de breedte van het hoofdgebouw;
    • 2. de bouwhoogte van het andere gebouw mag niet meer dan 3,6 m bedragen;
    • 3. de diepte van het andere gebouw mag niet meer dan 1,5 m bedragen, mits de diepte van de tuin, gelegen vóór het aan de voorgevel aangebouwde andere gebouw, als gevolg daarvan niet minder dan 2 m zal bedragen;
  • f. in afwijking van hetgeen overigens in deze regels is bepaald, is, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, de bouw van één carport toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de goothoogte van de carport mag niet minder dan 1,5 m en niet meer dan 3 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van de carport mag niet meer dan 3,2 m bedragen, met dien verstande dat een bouwhoogte van maximaal 4,5 m is toegestaan voor carports op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
    • 3. de oppervlakte van de carport mag niet meer dan 20 m² bedragen; deze maat wordt niet gerekend bij de oppervlakte van andere gebouwen, zoals deze is opgenomen in artikel 11.2.3 onder a;
    • 4. de lengte en breedte van de carport mogen niet minder dan 4 m, respectievelijk 2,5 m bedragen;
    • 5. carports mogen uitsluitend worden opgericht naast de zijgevel van de woning en het verlengde daarvan, vanaf 3 m vóór de de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan, tot 1 m achter de achtergevel van de woning;
    • 6. op hoeken van wegen dient de carport te worden gebouwd tegen de zijgevel van de woning, en wel 2 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
    • 7. er mag maximaal één carport per woning worden opgericht.
11.2.4 Andere gebouwen op bijzondere locaties

In afwijking van het bepaalde in artikel 11.2.1 onder b mogen andere gebouwen ook worden gebouwd in gebieden met de aanduiding "bijgebouwen"; deze andere gebouwen worden niet gerekend bij de oppervlakte van andere gebouwen, zoals deze is opgenomen in artikel 11.2.3 onder a. Het bepaalde in artikel 11.2.3. onder c. en d. is van overeenkomstige toepassing.

11.2.5 Nutsvoorzieningen

Van gebouwen van openbaar nut, zoals voorzieningen voor telecommunicatie, water- en energiedistributie, mag de oppervlakte niet meer dan 10 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m bedragen.

11.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

Bouwwerk, geen gebouw zijnde   Bouwhoogte maximaal  
antenne-installaties, voor zover gelegen achter de gevellijn   15 m  
licht- en andere masten, voor zover gelegen achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan   8 m  
pergola's, voor zover gelegen achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan   2,7 m  
overkappingen, voor zover gelegen achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan   4,5 m  
terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover gelegen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan  
1 m  
terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover gelegen achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan   2 m  
schotelantennes   zie artikel 11.2.7  

11.2.7 Schotelantennes

Voor het plaatsen van schotelantennes gelden de volgende regels:

  • a. schotelantennes achter de gevellijn mogen een doorsnede hebben van maximaal 2 m en een hoogte van maximaal 5 m;
  • b. schotelantennes vóór de gevellijn mogen een doorsnede hebben van maximaal 1 m en mogen enkel aan de voorgevel worden opgericht terwijl de bovenzijde van de schotelantenne niet boven de goothoogte van het bijbehorende gebouw mag uitsteken.
11.3 Ontheffing van de bouwregels
11.3.1 Afstand andere gebouwen achter de voorgevel van het hoofdgebouw bij vrijstaande woningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 11.2.3 onder b, teneinde bij vrijstaande woningen de afstand van het andere gebouw achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te verkleinen tot minimaal 4 m, mits het open karakter ter plaatse niet wordt aangetast.

11.3.2 Grotere maatvoering nutsvoorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 11.2.5 teneinde ten behoeve van nutsgebouwen een oppervlakte van maximaal 15 m² en een bouwhoogte van maximaal 4 m toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
  • c. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
  • d. de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen.
11.3.3 Afwijkende maatvoering bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 11.2.6 voor:

  • a. het bouwen van terreinafscheidingen tot een bouwhoogte van maximaal 2 m vóór de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
  • b. het bouwen van antenne-installaties tot een bouwhoogte van maximaal 40 m;
  • c. het bouwen van vrijstaande licht- en andere masten en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een grotere bouwhoogte;

een en ander met inachtneming van de volgende regels:

  • 1. tegen deze bouwhoogte bestaan geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
  • 2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • 3. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
  • 4. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
  • 5. de ontheffing leidt niet tot een onaanvaardbare negatieve invloed op de werking van het ILS en de IHCS van de Vliegbasis Eindhoven.
11.3.4 Schotelantenne met grotere doorsnede

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 11.2.7 voor het plaatsen van schotelantennes met een grotere doorsnede vóór de gevellijn, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de grotere doorsnede is noodzakelijk voor het verzenden of ontvangen van signalen, waarvan de wenselijke verzending/ontvangst niet op een andere wijze mogelijk is;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, met name de ongestoorde verzending en ontvangst van signalen, worden niet onevenredig aangetast;
  • c. de architectonische en/of cultuurhistorische waarden in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  • d. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
  • e. de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in gevaar.
11.4 Specifieke gebruiksregels
11.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval begrepen het gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. zelfstandige bewoning, voor zover het betreft andere gebouwen;
  • b. afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft andere gebouwen;
  • c. een aan huis verbonden bedrijf;
  • d. standplaats voor onderkomens.
  • e. In afwijking van het bepaalde onder d. wordt niet als strijdig gebruik beschouwd het gebruik van gronden en/of opstallen als standplaats voor caravans, kampeerauto's en tenten indien gelijktijdig niet meer dan één caravan of kampeerauto en/of één tent per bouwperceel wordt c.q. worden geplaatst en deze niet wordt/worden gebruikt voor permanente bewoning.
  • f. Het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep is toegestaan wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. de woonfunctie van de woning dient behouden te blijven;
    • 2. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning (en de andere gebouwen) tot ten hoogste 50 m² mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden beroep;
    • 3. een aan huis verbonden beroep en een aan huis verbonden bedrijf, indien dat laatste wordt toegelaten via ontheffing als bedoeld in artikel 11.5.2 mogen uitsluitend samen worden uitgeoefend, indien voor beide samen maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning (en de andere gebouwen) tot ten hoogste 50 m² wordt gebruikt;
    • 4. de bebouwing dient te blijven voldoen aan de inrichtingseisen, zoals deze voortvloeien uit de gemeentelijke Bouwverordening en het Bouwbesluit;
    • 5. degene die de activiteiten in de woning en/of in de bij de woning behorende andere gebouwen zal uitvoeren, dient tevens de hoofdbewoner van de woning te zijn;
    • 6. het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet gebruikt worden ten behoeve van de uitoefening van het aan huis verbonden beroep, met uitzondering van extra parkeergelegenheid;
    • 7. de voor het bouwperceel geldende regels inzake de maatvoering en situering van bebouwing blijven onverkort van kracht;
    • 8. het woon- en leefmilieu mag niet onevenredig worden belast, ook niet door een cumulatie van activiteiten, hetgeen door de aanvrager door middel van een rapportage of objectieve beschrijving van de situatie dient te worden aangetoond;
    • 9. door degene die de activiteit gaat ontplooien, dient te worden aangetoond dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied;
    • 10. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met het aan huis verbonden beroep en uitgezonderd handelsactiviteiten via het internet;
  • g. Parkeren op eigen terrein is uitsluitend toegestaan:
    • 1. indien het parkeren plaatsvindt naast de zijgevel van de woning en het verlengde daarvan in de voor- en achtertuin, mits de afstand tussen de zijgevel en de zijdelingse perceelgrens minimaal 2,5 m bedraagt; of
    • 2. indien het parkeren plaatsvindt vóór de naar de weg gekeerde zijde van de woning (met name bij aaneengebouwde woningen) de voortuin een diepte heeft van ten minste 9 m en geparkeerd wordt tegen het trottoir;
      een en ander mits:
      • hierdoor de verkeersveiligheid en/of de verkeersafwikkeling niet in gevaar komt;
      • de openbare groenvoorziening niet op een voor het straatbeeld onaanvaardbare wijze wordt aangetast;
      • geen vermindering van het parkeerareaal plaatsvindt;
      • het woon- en leefklimaat niet op onaanvaardbare wijze wordt verstoord.
11.5 Ontheffing van de gebruiksregels
11.5.1 Aan huis verbonden beroep

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 11.4.1 onder f, voor de vergroting van het toegestane vloeroppervlak voor een aan huis verbonden beroep tot ten hoogste 75 m². Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

  • a. ontheffing kan uitsluitend worden verleend indien ter plaatse niet tegelijkertijd een aan huis verbonden bedrijf wordt uitgeoefend;
  • b. ten aanzien van verkeer en parkeren dient het volgende in acht genomen te worden:
    • 1. het aantal parkeerplaatsen op eigen erf (al dan niet inpandig) mag niet afnemen, tenzij deze parkeerplaatsen in de onmiddellijke nabijheid worden gecompenseerd;
    • 2. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving, gelet op de stedenbouwkundige structuur hiervan;
  • c. het woon- en leefmilieu mag niet onevenredig worden belast, ook niet door een cumulatie van activiteiten.
11.5.2 Aan huis verbonden bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 11.4.1 onder c, voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie van de woning dient behouden te blijven;
  • b. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning (en de andere gebouwen) tot ten hoogste 75 m² mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden bedrijf en een krachtens het bepaalde in artikel 11.4.1 onder f. toegestaan aan huis verbonden beroep samen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt voor kinderopvang als aan huis verbonden bedrijf dat maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning (en de andere gebouwen) tot ten hoogste 40 m² mag worden gebruikt voor de kinderopvang; voorts mogen per woning (en de andere gebouwen) maximaal 9 kinderen worden opgevangen;
  • d. de bebouwing dient te blijven voldoen aan de inrichtingseisen, zoals die voortvloeien uit de gemeentelijke Bouwverordening en het Bouwbesluit;
  • e. degene die de activiteiten in de woning en/of in de bij de woning behorende andere gebouwen zal uitvoeren, dient tevens de hoofdbewoner van de woning te zijn;
  • f. het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet gebruikt worden ten behoeve van de uitoefening van het aan huis verbonden bedrijf, met uitzondering van extra parkeergelegenheid en van buitenspeelruimte ten behoeve van kinderopvang;
  • g. de voor het bouwperceel geldende regels inzake de maatvoering en situering van bebouwing blijven onverkort van kracht;
  • h. ten aanzien van verkeer en parkeren dient het volgende in acht te worden genomen:
    • 1. het aantal parkeerplaatsen op eigen erf (al dan niet inpandig) mag niet afnemen, tenzij deze parkeerplaatsen in de onmiddellijke nabijheid worden gecompenseerd;
    • 2. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving, gelet op de stedenbouwkundige structuur hiervan;
  • i. het woon- en leefmilieu mag niet onevenredig worden belast, ook niet door een cumulatie van activiteiten; dit betekent onder andere het volgende:
    • 1. de aanvrager toont door middel van een rapportage of objectieve beschrijving van de situatie aan, dat geen hinder naar de omgeving zal ontstaan;
    • 2. ontheffing kan alleen worden verleend voor activiteiten die vallen onder maximaal categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten ten behoeve van aan huis verbonden bedrijven (bijlage 2), dan wel uit een oogpunt van invloed op het woon- en leefmilieu vergelijkbaar zijn met de in die categorie vermelde bedrijven, alsmede voor kinderopvang;
    • 3. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met het aan huis verbonden bedrijf, alsmede handelsactiviteiten via het internet.
11.5.3 Afhankelijke woonruimte

Burgermeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 11.4.1 onder b en toestaan dat een ander gebouw ten dienste van een woning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte mag niet meer dan 75 m² bedragen;
  • d. er ontstaat geen zelfstandige woning.
11.6 Wijzigingsbevoegdheid
11.6.1 Wijzigen naar een ander woningtype

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het woningtype om te zetten in een ander woningtype, en hierbij eventueel een andere bouwwijze, te weten aaneengebouwd, geschakeld, gestapeld, of een patiowoning toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het ter plaatse aanwezige aantal woningen blijft gelijk;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
  • d. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
  • e. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van geluidsgevoelige gebouwen is niet hoger dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.
11.6.2 Wijziging naar bedrijventerrein

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de gronden die zijn aangeduid met “wro-zone - wijzigingsgebied” te wijzigen in de bestemming "Bedrijventerrein", een en ander met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. uitsluitend bedrijven zijn toegestaan, indien deze behoren tot categorie 3.2 uit de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1), alsmede bedrijven die niet zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1), danwel opgenomen zijn in een hogere milieucategorie en deze bedrijven naar aard en milieubelasting en ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met de in de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1) opgenomen categorie 3.2 bedrijven;
  • b. binnen een afstand van 50 m tot percelen, welke zijn bestemd voor woondoeleinden, zijn uitsluitend toegestaan bedrijven die behoren tot de categorieën 1 en 2 uit de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1) of bedrijven die daarmee naar aard en milieubelasting en ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn.