direct naar inhoud van Regels
Plan: Locht 125
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0861.BP00080-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het bestemmingsplan Locht 125 met identificatienummer NL.IMRO.0861.BP00080-0301 van de gemeente Veldhoven.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan-huis-verbonden beroep:

het door de bewoner in een woning en/of in de bij die woning behorende bijgebouwen uitoefenen van een beroep of beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, met behoud van de woonfunctie, met daaraan ondergeschikte detailhandel. Hieronder vallen in ieder geval de beroepen zoals opgenomen in Bijlage 1 Lijst aan-huis-verbonden beroepen;

1.4 aan-huis-verbonden bedrijf:

het door de bewoner bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, alsmede internethandel waarvan de omvang zodanig is dat de activiteit in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend, met daaraan ondergeschikte detailhandel. Hieronder vallen in ieder geval de bedrijven zoals opgenomen in Bijlage 2 Lijst aan-huis-verbonden bedrijven;

1.5 aanbouw:

een aan een hoofdgebouw toegevoegde, afzonderlijke ruimte die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer voor wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm) ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.6 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.7 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.8 abiotische waarden:

het geheel van waarden in verband met het abiotisch milieu (= niet levende natuur), in de vorm van aardkundige en/of hydrologische kenmerken, zowel op zichzelf als in relatie tot de aanwezigheid of nabijheid van (ontwikkelingsmogelijkheden voor) een waardevol biotisch milieu (= levende natuur, gevormd door organismen en leefgemeenschappen);

het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, alsmede handelsactiviteiten via het internet, waarvan de omvang zodanig is dat de activiteit in een woning en/of de daarbij behorende andere gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.9 afhankelijke woonruimte:

een onderdeel van het hoofdgebouw van de (bedrijfs)woning of bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.10 agrarisch bedrijf:

bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van telen van

gewassen of het houden van dieren;

1.11 agrarische waarden:

de waarden, die rechtstreeks verband houden met de mogelijkheden voor de uitoefening van een doelmatige, agrarische bodem- en/of bedrijfsexploitatie;

1.12 antennedrager:

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

1.13 antenne-installatie:

Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbijbehorende bevestigingsconstructie;

1.14 architectonische waarde:

de aan een gebouw toegekende waarde gekenmerkt door de opbouw en/of indeling van de buitengevel, de dakopbouw en het materiaal en/of kleurgebruik eventueel in samenhang met de omgeving;

1.15 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.16 beeldkwaliteit:

het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing met de karakteristieken van de locatie en omgeving door middel van aandacht voor stedenbouwkundige aspecten, architectuur, cultuurhistorie en landschap;

1.17 bestaande situatie:
  • a. bij bebouwing: zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • b. bij legaal gebruik van grond en opstallen: zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.
1.18 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.19 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.20 bijgebouw:

een vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.21 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.22 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.23 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is;

1.24 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.25 bouwperceelsgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.26 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.27 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.28 coffeeshop:

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid, en van verdovende en/of hallucinerende stoffen.

1.29 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur waaronder monumenten;

1.30 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.31 erotisch getinte horeca:

een horecabedrijf dat tot doel heeft het daarbinnen doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard en tevens het bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik van ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.32 erotische massagesalon:

een seksinrichting waar door middel van massage seksuele handelingen worden verricht tegen een vergoeding.

1.33 escortbedrijf:

een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

1.34 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.35 geluidsgevoelige gebouwen en terreinen:

gebouwen welke gebruikt worden voor bewoning of daartoe bestemd zijn danwel andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen als bedoeld in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder;

1.36 gespecialiseerd afhaalpunt:

een bedrijf met als hoofdactiviteit het faciliteren van het afhalen en retourneren van bestellingen geplaatst bij één of meerdere internethandels;

1.37 gevellijn:

de denkbeeldige lijn door de voorgevel, waar de voorgevel als gevellijn kan worden aangemerkt;

1.38 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk is aan te merken;

1.39 horecabedrijf:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf;

1.40 huishouden:

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan;

1.41 internethandel

handelsactiviteiten via het internet, primair bestaande uit kantoor- en/of logistieke functie, met daaraan ondergeschikte detailhandel. Een gespecialiseerd afhaalpunt valt hier niet onder.

1.42 kampeermiddel:
  • een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  • enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen gebouw zijnde,

één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.43 kampeerterrein:

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens die inrichting bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.44 kelder

Een bouwlaag geheel of grotendeels onder peil;

1.45 kleinschalige windenergievoorzieningen:

vormen van alternatieve energieopwekking en -besparing, met behulp van de wind, welke naar aard en schaal in de omgeving ruimtelijk kunnen worden ingepast;

1.46 landschappelijke waarde:

bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object in de zin van aantrekkelijkheid, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit bestaande uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang;

1.47 mantelzorg:

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.48 nevenactiviteit:

activiteiten waarvoor een gedeelte van de vloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen als zodanig mag worden gebruikt en die uitgevoerd worden naast het eigenlijke beroep of de hoofdactiviteit, ze zijn ondergeschikt aan de primair toegekende functie (vaak agrarisch);

1.49 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport;

1.50 parenclub:

een uitgaansgelegenheid waar personen de mogelijkheid wordt geboden om seksuele handelingen te verrichten, zonder dat sprake is van een vergoeding van deze handelingen;

1.51 peil:
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg en minimaal 30 cm boven de kruin van aanliggende weg(en);
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein;
1.52 permanente bewoning:

bewoning door eenzelfde persoon of groep van personen, terwijl elders niet daadwerkelijk over een hoofdverblijf wordt beschikt;

1.53 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.54 ruimtelijke kwaliteit:

kwaliteit van een gebied die bepaald wordt door de mate waarin sprake is van gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde;

1.55 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, erotisch getinte horeca en raamprostitutie, al dan niet in combinatie met elkaar. In aansluiting hierop wordt ook een escortbedrijf aangemerkt als seksinrichting;

1.56 tuin:

de gronden van een bouwperceel behorende bij een woning;

1.57 uitbouw:

een bouwwerk dat in een directe verbinding staat met het (hoofd)gebouw waaraan het is gebouwd, en dat tevens een vergroting van de bestaande ruimte vormt;

1.58 voorzieningen van algemeen nut:

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

1.59 waterberging:

gebieden die integraal onderdeel uitmaken van het watersysteem en periodiek vanuit het oppervlaktewatersysteem kunnen overstromen;

1.60 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan voorzieningen als duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten en dergelijke

1.61 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand van een gebouw tot een perceelsgrens:

de afstand van een gebouw tot een perceelsgrens wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand in meters van enig punt van het gebouw tot aan de perceelsgrens, ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing latend.

2.2 breedte van gebouwen:

de breedte van gebouwen wordt bepaald door het meten van de afstand in meters tussen de buitenwerkse eindgevelvlakken (indien geen sprake is van een rechthoekig gebouw: de gemiddelde breedte van het gebouw).

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 de diepte van gebouwen:

de diepte van gebouwen wordt bepaald door het meten van de grootste afstand in meters tussen de buitenwerkse eindgevelvlakken.

2.7 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.8 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 vloeroppervlakte:

de oppervlakte van een ruimte gemeten vanaf de binnenzijde van de scheidingsconstructie.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden – Landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden – Landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een agrarische bedrijfsuitoefening;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • c. kleinschalige natuurontwikkeling;

met de daarbij behorende:

  • d. voorzieningen van algemeen nut;
  • e. infrastructurele voorzieningen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. waterlopen en waterpartijen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

De maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. detailhandel;
  • b. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • c. seksinrichtingen;
  • d. kamperen;
  • e. opslag van goederen en materialen;
  • f. het gebruik van gebouwen, behoudens de bedrijfswoning(en), voor permanente of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, gehoord de waterbeheerder, op de gronden bedoeld in dit artikel in ieder geval de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten:

  • a. afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • b. aanleggen van verhardingen;
  • c. aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen en de daarmee verband houdende werkzaamheden;
  • d. het aanbrengen van recreatieve voorzieningen als parkeerplaatsen.
3.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 3.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
3.4.3 Toelaatbaarheid

De werken en werkzaamheden als bedoeld in  zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. door die werken of werkzaamheden danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de agrarische en/of landschappelijke functies en waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • b. werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis dan wel die behoren tot het op de bestemming van de gronden gerichte normale onderhoud en beheer.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep in hoofdgebouwen en bijgebouw(en), met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van de activiteiten, maximaal 75 m2 van het vloeroppervlak per woning bedraagt en uitgevoerd wordt door de bewoner;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'kleine landschapselementen', tevens kleine landschapselementen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ecologische hoofdstructuur', strekt de bestemming mede tot het behoud, herstel en de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de gebieden;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'groenblauwe mantel' strekt de bestemming mede tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheidene gebieden, te weten de groenblauwe mantel;

met de daarbij behorende:

  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en parkeervoorzieningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht.

4.2.2 Woning
  • a. de maximale goothoogte van de woning bedraagt 4 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van de woning bedraagt 8 meter;
  • c. onderkeldering is alleen toegestaan direct onder de contouren van de woning;
  • d. de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 650 m³, dan wel niet meer dan zoals legaal aanwezig op het moment van ter visie legging van het ontwerpplan;
  • e. afstand tot de bouwperceelsgrens dient minimaal 3 meter te bedragen;
  • f. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan één woning.
4.2.3 Bijgebouwen
  • a. per bestemmingsvlak zijn maximaal twee bijgebouwen toegestaan;
  • b. het gezamenlijk oppervlak aan bijgebouwen mag maximaal 165 m2 bedragen;
  • c. de maximale goothoogte en bouwhoogte van bijgebouwen bedragen 3,2 meter respectievelijk 4,5 meter;
  • d. een bijgebouw dient op een minimale afstand van 4 meter achter de gevellijn te worden opgericht.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt achter de gevellijn 2 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de gevellijn 1 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van een kleinschalige windenergievoorziening bedraagt 15 meter;
  • d. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt achter de gevellijn 3 meter;
  • e. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt voor de gevellijn 1 meter, met uitzondering van pergola's waarvan de maximale bouwhoogte 2,5 meter bedraagt;
  • f. de afstand tot de bouwperceelsgrens dient minimaal 3 meter te bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, waaronder geconcentreerd bouwen;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampen bestrijding;
  • f. ter waarborging van het watersysteem zodat hydrologisch neutraal wordt ontwikkeld.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. detailhandel;
  • b. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • c. seksinrichtingen;
  • d. kamperen;
  • e. opslag van goederen en materialen;
  • f. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft;
  • g. bewoning als afhankelijke woonruimte.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Grotere oppervlakte aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 om toe te staan dat ten hoogste 100 m2 wordt gebruikt ten behoeve van aan-huis-verbonden bedrijven en/of aan-huis-verbonden beroepen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie blijft behouden;
  • b. er dient een (bedrijfs)woning legaal aanwezig te zijn;
  • c. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • d. geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt wordt;
  • e. horeca is niet toegestaan;
  • f. het bedrijf mag geen publieksgericht karakter en geen onevenredig verkeersaantrekkende werking hebben;
  • g. er dient te zijn voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • h. buitenopslag is niet toegestaan;
  • i. reclame-uitingen zijn niet toegestaan;
  • j. laden en lossen mag uitsluitend op eigen terrein plaatsvinden;
  • k. de activiteit milieuhygiënisch aanvaardbaar is.
4.5.2 Bewoning als afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.4, sub g om toe te staan dat een bijgebouw bij de woning wordt gebruikt voor huisvesting in verband met mantelzorg, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er dient een woning legaal aanwezig te zijn;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • d. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte mag niet meer dan 75 m² bedragen;
  • e. er ontstaat geen zelfstandige woning.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Verbod (algemeen)

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, gehoord de waterbeheerder, op de gronden bedoeld in dit artikel in ieder geval de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten:

  • a. afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • b. aanleggen van verhardingen;
  • c. aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen en de daarmee verband houdende werkzaamheden;
  • d. het aanbrengen van recreatieve voorzieningen als parkeerplaatsen.
4.6.2 Verbod (ter plaatse van de aanduiding 'kleine landschapselementen')

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag ter plaatse van de aangeduide waarden behalve de in artikel genoemde werkzaamheden tevens de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten:

  • a. Kleine landschapselementen
    • 1. indrijven, draineren, aanleg sloot/greppel, dempen sloot/greppel;
    • 2. onderbemalen, aanbrengen oeverbeschoeiing;
    • 3. opplanten, rooien bomen, planten bomen, omzetten van grasland naar bouwland;
    • 4. perceelsindeling wijzigen.
  • b. Groenblauwe mantel
    • 1. dempen van poelen, sloten en greppels.
4.6.3 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 4.6.1 en  is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
4.6.4 Toelaatbaarheid

De werken en werkzaamheden als bedoeld in en  zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. door die werken of werkzaamheden danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de agrarische en/of landschappelijke functies en waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • b. werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis dan wel die behoren tot het op de bestemming van de gronden gerichte normale onderhoud en beheer.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Overschrijding bouwgrenzen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

6.2 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
  • a. Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet danwel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet danwel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden;
  • c. In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in sub a en sub b van dit artikel uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

Als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval aangemerkt:

  • a. het gebruik of laten gebruiken van gronden en opstallen als of ten behoeve van een seksinrichting dan wel ten behoeve van (raam)prostitutie;
  • b. het gebruik of laten gebruiken van opstallen ten behoeve van coffeeshops;
  • c. het gebruik van onbebouwde gronden:
      • als stand- of ligplaats van onderkomens;
      • als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;

een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 Luchtvaartverkeerzone – ihcs

Ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerszone - ihcs (Inner Horizontal en Conical Surface)' geldt in aanvulling op hetgeen elders in deze planregels is bepaald dat de bouwhoogte van bouwwerken niet meer mag bedragen dan 160 meter boven NAP.

8.2 Vrijwaringszone - radarverstoringsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radarverstoringsgebied' geldt in aanvulling op hetgeen elders in deze planregels is bepaald dat de bouwhoogte van windturbines niet meer mag bedragen dan 113 meter boven NAP.

8.3 Overige zone – ecologische hoofdstructuur

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'ecologische hoofdstructuur' gelden specifieke regels. Deze specifieke regels zijn opgenomen in de bestemming waarbinnen dit geldt.

8.4 Overige zone - groenblauwe mantel

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'groenblauwe mantel' gelden specifieke regels. Deze specifieke regels zijn opgenomen in de bestemming waarbinnen dit geldt.

8.5 Overige zone - in Verordening ruimte toe te voegen Structuur – Groenblauwe mantel

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - in Verordening ruimte toe te voegen Structuur – Groenblauwe mantel' worden de gronden aangewezen als 'Groenblauwe mantel', zoals bedoeld in de Verordening ruimte Noord-Brabant.

8.6 Overige zone - in Verordening ruimte te verwijderen Structuur – Natuur Netwerk Brabant

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - in Verordening ruimte te verwijderen Structuur – Natuur Netwerk Brabant' wordt de aanwijzing als 'Natuur Netwerk Brabant', zoals opgenomen in de Verordening ruimte Noord-Brabant, van de betreffende gronden verwijderd.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan (tenzij op grond van de regels in dit bestemmingsplan reeds is afgeweken) met een omgevingsvergunning afwijken van de regels in het plan voor:

  • a. het afwijken van maten met ten hoogste 10%;
  • b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 meter;
  • d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak en toestaan dat de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak 2 meter mag bedragen, mits:
    • 1. de noodzaak kan worden aangetoond;
    • 2. daardoor de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de in regels opgenomen verboden en meerdaagse jaarlijks terugkerende evenementen toestaan;
  • f. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 40 meter, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:
      • op hoge gebouwen; bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zonodig in overleg met de monumentencommissie;
      • tegen gevels aan; wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige architectonische en ruimtelijke kwaliteiten;
    • 2. toepassing van artikel 9 sub f onder 1 is niet toegestaan ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone – ecologische hoofdstructuur';
  • g. herbouwen op bestaande fundering mits dit leidt tot verbetering van de stedenbouwkundige kwaliteit of milieuhygiënisch betere situatie.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Locht 125'