direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Oerle 2016
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0861.BP00066-0401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

De gemeente Veldhoven streeft ernaar om te beschikken over actuele bestemmingsplannen, zodat sprake is van uniforme en goed toetsbare bouw- en gebruiksregels voor het hele gemeentelijk grondgebied. Voor het grootste deel van Oerle vigeert het bestemmingsplan 'Oerle 2005', dat is vastgesteld in november 2006. Aangezien bestemmingsplannen ingevolge de Wet ruimtelijke ordening eens in de 10 jaar moeten worden herzien, is het nodig om voor Oerle een nieuw bestemmingsplan op te stellen. Actualisatie van het bestemmingsplan is daarnaast gewenst omdat verouderde bestemmingsplannen in veel gevallen niet meer voldoen aan de huidige planologische inzichten. De juridisch-planologische regeling kan te ruim of juist te beperkend zijn, nieuwe wet- en regelgeving heeft nog geen vertaling gekregen en actueel beleid is niet verankerd. Bovendien kan een diversiteit aan regelingen leiden tot interpretatieverschillen en rechtsongelijkheid. Om deze redenen is ervoor gekozen om voor Oerle een nieuw bestemmingsplan op te stellen.

Het bestemmingsplan 'Oerle 2016' heeft tot doel om voor het hele plangebied te voorzien in een actueel juridisch-planologisch kader, waarin een eenduidige en uniforme regeling is opgenomen voor het toegestane gebruik en de toegestane bebouwing. Het bestemmingsplan is conserverend van aard en is gericht op het vastleggen van de bestaande ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied. Nieuwe ontwikkelingen zijn niet mogelijk gemaakt. Wel zijn enkele geldende bouwtitels overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan. Het bestemmingsplan sluit aan bij de gemeentelijke modelregels en voldoet aan de vormvereisten van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012).

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplan 'Oerle 2016' komt in grote lijnen overeen met het plangebied van het bestemmingsplan 'Oerle 2005'. De plangrens sluit in het noorden aan op het bestemmingsplan 'Kernrandgebied' en in het oosten op het bestemmingsplan 'Veldhoven Noord'. Aan de westzijde ligt de plangrens op de achterzijde van de percelen aan de Oude Kerkstraat en de Zandoerleseweg. De ontwikkelingslocaties Oerle-Zuid, aan de zuidzijde van het plangebied, en Schippershof, aan de oostzijde van de Oude Kerkstraat, zijn niet opgenomen in het plangebied, aangezien voor deze gronden recent vastgestelde, ontwikkelingsgerichte bestemmingsplannen gelden. Ook het perceel aan de Sint Janstraat 9 is buiten het plangebied gehouden. Hier geldt een recent vastgesteld bestemmingsplan, op basis waarvan de toevoeging van een woning mogelijk is. Omdat het bestemmingsplan in juni 2013 is vastgesteld, is herziening op dit moment niet noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00066-0401_0001.png"

Afbeelding 1: Begrenzing plangebied

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Voor het overgrote deel van het plangebied vigeert het bestemmingsplan 'Oerle 2005'. In de periode na vaststelling van het bestemmingsplan 'Oerle 2005' is het bestemmingsplan enkele malen partieel herzien en zijn voor diverse ontwikkelingslocaties binnen het plangebied (postzegel)bestemmingsplannen vastgesteld. Daarnaast zijn enkele ontwikkelingen mogelijk gemaakt door middel van vrijstelling. Het bestemmingsplan 'Oerle 2016' vervangt de vigerende bestemmingsplannen en de verleende vrijstellingen, zodat weer sprake is van een uniform juridisch-planologisch kader voor het hele plangebied. In de volgende tabel is een overzicht met vigerende bestemmingsplannen opgenomen.

Bestemmingsplan   Vaststelling  
Buitengebied 1973   16 september 1974 (goedgekeurd door gedeputeerde staten: 25 augustus 1976)  
Oerle   10 mei 1976 (goedgekeurd door gedeputeerde staten: 29 juni 1976)  
Buitengebied 1988   13 februari 1990 (goedgekeurd door gedeputeerde staten: 25 september 1990)  
Oerle 2005   21 november 2006 (gedeeltelijk goedgekeurd door gedeputeerde staten: 3 juli 2007)  
Oerle, correctieve herziening 2009   29 september 2009  
Parapluplan 2009   15 december 2009  
Oerle, correctieve herziening 2010   27 mei 2010  
Oerle 2005, wijziging Nieuwe Kerkstraat 5B   7 mei 2013  
Veldhoven Noord   25 juni 2013  
Kernrandgebied   12 november 2013  
Oerle 2005, herziening Smidsvuurke   9 december 2014  
Veldhoven, actualisatie 2014   14 april 2015  
Oerle, herziening Paleisstraat   14 juli 2015  

1.4 Bij het plan behorende stukken

Het bestemmingsplan 'Oerle 2016' bestaat uit drie delen: een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en regels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De toelichting bevat de motivatie en verantwoording van de keuzes die in het bestemmingsplan zijn gemaakt. Daarnaast zijn in de toelichting onder andere het vigerende beleid en de relevante milieuaspecten beschreven.

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 van deze toelichting wordt ingegaan op het relevante nationaal, provinciaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 3 wordt een beschrijving gegeven van de ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied. In hoofdstuk 4 worden de milieuhygiënische en planologische aspecten uiteengezet. De plansystematiek en de verschillende bestemmingen worden toegelicht in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Nationaal beleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), die op 13 maart 2012 door de minister is vastgesteld, is de overkoepelende rijksstructuurvisie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028, met een doorkijk naar 2040. Het rijksbeleid zoals opgenomen in de SVIR richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie, natuur, waterveiligheid, milieukwaliteit en bescherming van het werelderfgoed. Het beleid met betrekking tot verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk, onder het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet', over aan provincies en gemeenten. Sturing op verstedelijking, waaronder afspraken over binnenstedelijk bouwen, rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering, heeft het Rijk grotendeels losgelaten. Er is enkel nog sprake van een 'ladder voor duurzame verstedelijking', die is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening.

Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland, door middel van een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Om dit doel te bereiken, werkt het Rijk samen met andere overheden. In de SVIR zijn ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028 geformuleerd. In de realisatieparagraaf van de SVIR zijn per nationaal belang de instrumenten uitgewerkt die hiervoor worden ingezet. Eén van deze instrumenten is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

Besluit en Regeling algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en de bijbehorende Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) vormen de juridische vertaling van de kaderstellende uitspraken die in de SVIR zijn geformuleerd. Het Besluit en de Regeling bevatten regels ter bescherming van de nationale belangen. De regels van het Barro moeten in acht worden genomen bij het opstellen van provinciale ruimtelijke verordeningen en bestemmingsplannen, zodat ze doorwerken tot het niveau van de lokale besluitvorming.

Het plangebied valt volgens de kaarten van de Rarro in het obstakelbeheergebied rond Vliegbasis Eindhoven. Op deze gronden gelden op grond van artikel 2.6.4 van het Barro maximaal toelaatbare bouwhoogtes voor objecten ter bescherming van de veiligheid van het luchtvaartverkeer en ter bescherming van de werking van (radar)apparatuur. De bouwhoogtebeperkingen zijn overgenomen in dit bestemmingsplan, zodat het bestemmingsplan in overeenstemming is met het Barro. In paragraaf 4.10 wordt hier gedetailleerd op ingegaan.

Het plangebied valt volgens de kaarten van de Rarro tevens in het radarverstoringsgebied van de radarinstallatie op vliegbasis Woensdrecht. Het plangebied ligt niet binnen de kern van het radarverstoringsgebied, maar binnen de daaromheen liggende ring. In die ring gelden uitsluitend bouwhoogtebeperkingen voor windmolens. Het radarverstoringsgebied legt daarom geen beperkingen op aan bebouwing binnen het plangebied. In paragraaf 4.11 wordt hier gedetailleerd op ingegaan.

Ladder voor duurzame verstedelijking

De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is geïntroduceerd in de SVIR en is vastgelegd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening. Het doel van de ladder is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.

Bij de toepassing van de ladder dienen de volgende stappen te worden doorlopen:

  • 1. Er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.
  • 2. Indien blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, dan wordt beschreven in hoeverre die behoefte in het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.
  • 3. Indien uit de beschrijving onder 2 blijkt dat de ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend zijn ontsloten of als zodanig worden ontwikkeld.

Consequenties voor het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan 'Oerle 2016' is conserverend van aard en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het bestemmingsplan staat op enkele locaties de toevoeging van één of enkele woningen toe, maar deze bouwmogelijkheden zijn overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan. Daarmee is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening. De ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet van toepassing op dit bestemmingsplan.

2.2 Provinciaal beleid

Structuurvisie ruimtelijke ordening

In 2010 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (Svro) vastgesteld door Provinciale Staten. De Svro bevat de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025, met een doorkijk naar 2040. De Svro is in 2014 partieel herzien, waarbij onder andere het gewijzigde beleid op het gebied van natuur (realisering van het natuurnetwerk) en veehouderij (transitie naar een zorgvuldige veehouderij) zijn verwerkt. De Svro 2014 is in werking getreden op 19 maart 2014. De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie Noord-Brabant en vormt de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. Eén van deze instrumenten is de Verordening ruimte, waarin de kaderstellende elementen uit de Svro zijn vertaald in concrete regels die van toepassing zijn op (gemeentelijke) bestemmingsplannen.

De Svro gaat in op de ruimtelijke kwaliteiten van de provincie Noord-Brabant. Mens, markt en milieu zijn binnen de provincie in evenwicht. Daarom kiest de provincie in haar ruimtelijk beleid tot 2025 voor de verdere ontwikkeling van gevarieerde en aantrekkelijke woon-, werk- en leefmilieus en voor een kennisinnovatieve economie met als basis een klimaatbestendig en duurzaam Brabant. Het principe van behoud en ontwikkeling van het landschap is in de structuurvisie de 'rode' draad die de ruimtelijke ontwikkelingen stuurt. De provincie wil het contrastrijke Brabantse landschap herkenbaar houden en verder versterken. Daarom wordt ingezet op de ontwikkeling van robuuste landschappen, een beleefbaar landschap vanaf het hoofdwegennet en behoud en versterking van aanwezige landschapskwaliteiten. Binnen de stedelijke structuur worden twee ontwikkelingsperspectieven onderscheiden:

  • Stedelijk concentratiegebied (stedelijke regio's): in het stedelijk concentratiegebied, inclusief de bijbehorende zoekgebieden voor verstedelijking, wordt de bovenlokale verstedelijkingsbehoefte opgevangen. Enerzijds om de steden voldoende draagvlak te geven voor hun functie als economische en culturele motor, anderzijds om het dichtslibben van het landelijk gebied tegen te gaan.
  • Overig stedelijk gebied (landelijke regio's): het overig stedelijk gebied, met de bijbehorende zoekgebieden voor verstedelijking, voorziet in de opvang van de lokale verstedelijkingsbehoefte. Grootschalige verstedelijking is ongewenst en voor woningbouw geldt het principe 'bouwen voor migratiesaldo-nul'.

De kern Veldhoven (inclusief Oerle) maakt deel uit van het stedelijk concentratiegebied rond Eindhoven en Helmond.

De ruimtelijke belangen en keuzes zijn in de Svro geordend in vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Binnen deze structuren worden de belangrijkste maatschappelijke ontwikkelingen opgevangen. Samen vormen de structuren de provinciale ruimtelijke structuur. De structuren geven een hoofdkoers aan: een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief voor een combinatie van functies. De structuren geven ook aan waar functies worden uitgesloten of welke randvoorwaarden de provincie aan functies stelt. Binnen de structuren is ruimte voor regionaal maatwerk.

Verordening ruimte 2014

In de Wet ruimtelijke ordening is vastgelegd hoe de bevoegdheden op het gebied van ruimtelijke ordening zijn verdeeld tussen rijk, provincies en gemeenten. Provincies kunnen door middel van een planologische verordening regels formuleren waarmee gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen rekening moeten houden. De provincie Noord-Brabant heeft hiertoe de Verordening ruimte opgesteld. De Verordening ruimte bevat regels ter bescherming van de provinciale belangen en wordt periodiek geactualiseerd. Op 19 maart 2014 is de Verordening ruimte 2014 in werking getreden. Provinciale Staten van Noord-Brabant hebben in hun vergadering van 10 juli 2015 de Verordening ruimte 2014 opnieuw vastgesteld. De gewijzigde verordening is op 15 juli 2015 in werking getreden. In de Verordening ruimte zijn onder andere regels opgenomen met betrekking tot stedelijke ontwikkeling, natuurgebieden en agrarische ontwikkelingen (waaronder de zorgvuldige veehouderij).

De regels in de Verordening ruimte 2014 zijn een doorvertaling van het provinciaal beleid zoals opgenomen in de Structuurvisie ruimtelijke ordening (Svro). De regels van de Verordening ruimte zijn er - in lijn met het beleid van de Svro - op gericht om het leeuwendeel van de stedelijke ontwikkelingen plaats te laten vinden in de stedelijke regio's en in het bestaand stedelijk gebied. De begrenzingen van de stedelijke en landelijke regio's zijn vastgelegd op de kaarten behorende bij de Verordening ruimte. In de verordening zijn ook het bestaand stedelijk gebied, de zoekgebieden voor stedelijke ontwikkeling en de ecologische hoofdstructuur begrensd. Een belangrijk onderdeel van de Verordening ruimte is de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten, zowel in het stedelijk gebied als in het landelijk gebied, bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied en de naaste omgeving. In samenhang hiermee bevat de verordening een investeringsregel voor landschapsontwikkeling: bij ontwikkelingen buiten het bestaand stedelijk gebied dient inzichtelijk te worden gemaakt hoe deze ontwikkeling gepaard gaat met een kwaliteitsverbetering van het landschap.

Structuren en aanduidingen

Op de kaartbeelden van de Verordening ruimte 2014 wordt onderscheid gemaakt in vier structuren en diverse aanduidingen. De vier structuren zijn het bestaand stedelijk gebied, de ecologische hoofdstructuur, de groenblauwe mantel en het gemengd landelijk gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00066-0401_0002.png"

Afbeelding 2: uitsnede kaart 'stedelijke ontwikkeling' Verordening ruimte 2014

Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt vrijwel volledig binnen het bestaand stedelijk gebied (onderdeel van het stedelijk concentratiegebied). De achterzijde van de percelen aan de Paleisstraat en de Oude Kerkstraat liggen niet binnen het bestaand stedelijk gebied, maar in het gemengd landelijk gebied. De betreffende gronden zijn aangeduid als zoekgebied voor verstedelijking (de gronden tussen de Oude Kerkstraat en de Paleisstraat en de gronden aan de oostzijde van de Paleisstraat) respectievelijk als integratie stad-land (de gronden aan de westzijde van de Oude Kerkstraat).

Het provinciaal beleid is gericht op het bundelen van de verstedelijking in de gebieden die zijn aangeduid als bestaand stedelijk gebied en als zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling of integratie stad-land. Binnen het bestaand stedelijk gebied zijn gemeenten vrij om te voorzien in stedelijke ontwikkelingen, met inachtneming van de aanvullende regels die de verordening stelt, onder andere op het gebied van de plancapaciteit voor woningbouw en bedrijventerreinen. Door inbreiding, verdichting en herstructurering binnen het bestaand stedelijk gebied kan nieuw ruimtebeslag in het buitengebied worden voorkomen. Zorgvuldig ruimtegebruik is hierbij het streven.

Wanneer stedelijke ontwikkelingen niet binnen het bestaand stedelijk gebied plaats kunnen vinden, is uitbreiding van stedelijke functies mogelijk in de zoekgebieden voor stedelijke ontwikkeling of in de gebieden met de aanduiding integratie stad-land. Bij de realisering van nieuwe stedelijke functies buiten het bestaand stedelijk gebied dient rekening te worden gehouden met de aanwezige ruimtelijke kwaliteiten en structuren. Daarnaast geldt voor ontwikkelingen buiten het stedelijk gebied, nog sterker dan voor ontwikkelingen binnen het bestaand stedelijk gebied, de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit. Bij ontwikkelingen buiten het bestaand stedelijk gebied moet onder andere worden voorzien in een kwaliteitsverbetering van het landschap. In de gebieden die zijn aangeduid als integratie stad-land dienen stedelijke ontwikkelingen plaats te vinden in samenhang en evenredigheid met een groene en blauwe landschapsontwikkeling.

Consequenties voor het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan 'Oerle 2016' is conserverend van aard en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Voor alle percelen in het plangebied zijn bouw- en gebruiksmogelijkheden geboden die passen binnen de stedenbouwkundige structuur van Oerle. Hiermee wordt de ruimtelijke kwaliteit van het dorp beschermd. Aanvullend zijn voor een aantal bijzondere elementen (zoals de grotere groenplekken/bospercelen en de cultuurhistorisch waardevolle gebieden) beschermende regelingen opgenomen. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Verordening ruimte 2014.

2.3 Gemeentelijk beleid

Stadsvisie Veldhoven 2015-2030

In 2005 werd, na intensief overleg met bewoners, bedrijven en instellingen uit de Veldhovense samenleving, de Stadsvisie 2005 – 2030 ‘Het beste van Veldhoven, the best of both worlds’ uitgebracht. Een document waarin, op basis van de bestaande situatie in 2005 en verwachte ontwikkelingen, de contouren werden vastgelegd voor het beleid richting de toekomst. De stadvisie was vooral een wensbeeld: wat willen we met z’n allen voor de toekomst van Veldhoven?

De Stadsvisie Veldhoven is in 2015 geactualiseerd. In samenspraak met diverse stakeholders zijn de sterke en zwakke kanten van Veldhoven in beeld gebracht en is de huidige situatie (anno 2015) beschreven. Een terugkerend kenmerk is dat de kracht van Veldhoven ligt in de combinatie van twee werelden: dorpse gevoelens in een verstedelijkte omgeving. Dit komt ook terug in de ligging van de gemeente, tussen de stad Eindhoven aan de ene zijde en de rust en landelijke ruimte van de Kempen aan de andere zijde.

De visie voor Veldhoven is erop gericht om deze kwaliteit (het 'beste van twee werelden', een combinatie van dorpse sfeer en stedelijke voorzieningen) vast te houden. De stadsvisie 2015-2030 kan worden gezien als een startdocument waarin de richting van het gemeentelijk beleid is aangegeven. Hierbinnen worden onder andere de thema's 'wijken, wonen, leefbaarheid, 'sociaal domein', 'educatie, cultuur, sport en recreatie' en 'economie, middenstand en werkgelegenheid' onderscheiden.

Consequenties voor het bestemmingsplan

De Stadsvisie Veldhoven 2015-2030 geeft een wensbeeld voor de toekomstige ontwikkeling van Veldhoven en bevat geen concreet beleid dat direct kan worden vertaald in het bestemmingsplan.

Ruimtelijke structuurvisie Veldhoven

De Ruimtelijke Structuurvisie Veldhoven is op 3 juni 2009 vastgesteld door de gemeenteraad. De structuurvisie vormt de basis voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeente. Omdat de grote ruimtelijke ingrepen - waaronder de realisering van Zilverackers en Habraken - reeds bekend zijn, heeft de structuurvisie geen kwantitatief karakter, maar richt deze zich met name op de kwaliteiten van Veldhoven en het versterken van de identiteit. In de structuurvisie zijn keuzes gemaakt met betrekking tot het behoud en de versterking van zowel de stedelijke als de dorpse kwaliteiten van Veldhoven: deze kwaliteiten komen pas goed tot hun recht als voor iedere kwaliteit een eigen plek wordt gevonden.

Veldhoven is gegroeid vanuit een aaneenschakeling van vier dorpen: Veldhoven-Dorp, Meerveldhoven, Zeelst en Oerle. Deze dorpen zijn ontstaan op de hogere gronden tussen de beekdalen, die overwegend zuidwest-noordoost zijn gericht. Hoewel Veldhoven in de naoorlogse periode sterk is gegroeid met planmatige invullingen (woonwijken, bedrijventerreinen en een centraal gelegen centrumgebied) zijn de oorspronkelijke dorpen nog steeds herkenbare eenheden binnen het stedelijk gebied: de dorpen vormen een samenhangend stelsel van kernen en dorpslinten rond de nieuwere delen van Veldhoven. Vanuit de dorpenstructuur is een middelgrote stad ontstaan, met enerzijds stedelijke voorzieningen en stedelijke allure (voornamelijk in het City Centrum) en anderzijds een dorps karakter en een dorpse identiteit. Om recht te doen aan de verschillende kwaliteiten is in de Ruimtelijke structuurvisie onderscheid gemaakt in een aantal deelgebieden: het buitengebied, de dorpsstructuur, de planmatige uitbreidingen, het City Centrum en de bedrijventerreinen. Daarnaast is een visie geformuleerd op de groenstructuur, de verkeersstructuur en de Stedelijke As. In de structuurvisie is per deelgebied een koers aangegeven, waarbij de kenmerken van de stedenbouwkundige/landschappelijke structuur - de dorpse, kleinschalige structuur dan wel de stedelijke accenten - tot uitdrukking komen.

Dorpsstructuur

Oerle maakt deel uit van de dorpsstructuur. Oerle is getypeerd als een kern die zich ruimtelijk zelfstandig presenteert, al wordt de kern in de komende periode aanzienlijk uitgebreid: aan de zuidzijde wordt een deel van Zilverackers gerealiseerd en aan de westzijde is een herontwikkeling van agrarische en agrarisch-technische hulpbedrijven, toeleverings- en afzetbedrijven, kwekerijen en bloemisterijen voorzien (Oerle Noord West).

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00066-0401_0003.png"

Afbeelding 3: Uitsnede verbeelding Ruimtelijke structuurvisie Veldhoven

De dorpse identiteit en structuur van de oorspronkelijke dorpen staan onder druk, doordat de voormalige dorpen zijn opgenomen in de stedelijke structuur van Veldhoven. Het is van belang dat de kernen hun bestaande (cultuurhistorische) kwaliteiten en een eigen identiteit behouden. Er dient zorgvuldig te worden omgegaan met nieuwbouwprojecten, zodat deze de typisch dorpse sfeer niet aantasten. Vernieuwingen zullen moeten plaatsvinden binnen de bestaande structuren en de bestaande dorpsgebieden. Dat is niet eenvoudig, zeker daar waar het lintstructuren naar het buitengebied betreft, zoals bij Oerle en Zandoerle. Binnen de grenzen van de bebouwde kom is ruimte voor intensivering, mits dat gebeurt met respect voor de stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarden en de landschappelijke context. In het kader van de realisering van Zilverackers vindt aan de westzijde van Veldhoven, grenzend aan Oerle, een aanvulling van de dorpsstructuur plaats, waarbij een balans is gevonden tussen bebouwd en onbebouwd. In aanvulling daarop zijn er rond Oerle enkele gebieden waar nog ruimte is voor kwalitatieve afronding. Van oudsher worden de dorpen gekenmerkt door een sterke mate van functiemenging. Er is een tendens waarneembaar dat deze functies geleidelijk plaats maken voor woonbebouwing.

Ambities en uitwerking

De ambities voor de toekomst met betrekking tot de dorpse structuur van Veldhoven zijn:

  • het behoud van het aantrekkelijke en relatief kleinschalige karakter en de cultuurhistorische waarden;
  • het verbeteren van de leefbaarheid en sociale cohesie in de kernen;
  • het sterker profileren van de verschillende oorspronkelijke dorpen (positiebepaling).

Deze ambities zijn in de structuurvisie vertaald in een uitwerking voor de openbare ruimte en een uitwerking voor de stedenbouwkundige kenmerken. Voor Oerle gelden de volgende stedenbouwkundige kenmerken:

  • Profileren van de verschillende oorspronkelijke dorpen: benutten van de kansen vanuit de extra woningbouw van Oerle-Zuid en de toenemende recreatieve betekenis om het voorzieningenniveau op peil te brengen en te houden.
  • Nieuwe invullingen moeten zich voegen in het bestaande kleinschalige patroon, met dicht opeen gebouwde, kleinschalige bebouwing met hoofdzakelijk één tot twee bouwlagen en een kap, met relatief kleine voortuinen en met diepe, groene achtertuinen. Incidenteel is iets hogere bebouwing toegestaan, mits passend in de omgeving en zorgvuldig vormgegeven (kwalitatieve toevoeging).
  • Bij uitbreidingen van hoofdgebouwen is de nodige terughoudendheid geboden om het bestaande karakter vanaf de openbare weg te kunnen behouden. Uitbreidingsruimte is er veeleer aan de achterzijde.
  • Behoud van het gemêleerde karakter: variatie, functiemenging met vormen van bedrijfsactiviteiten die passen in de woonomgeving en bijdragen aan de levendigheid.
  • Uitplaatsen van bedrijven die een belasting vormen voor de woonomgeving. De vrijkomende plekken dienen te worden benut voor woningbouw, kleinschalige bedrijvigheid en voorzieningen.
  • Behouden en versterken van het hart in elke wijk. Welzijns- en zorgvoorzieningen binnen een woonservicezone koppelen aan een hart van een wijk.
  • Het behoud van het voorzieningenniveau van de betreffende wijken, mede in verband met de sociale functie die daarvan uitgaat.
  • Vernieuwingen en intensiveringen vinden plaats binnen de huidige grenzen van de bebouwde kommen met respect voor de stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarden en de landschappelijke context.
  • Kwalitatieve afrondingen zijn mogelijk ten noordoosten van Oerle, rekening houdend met de aanwezige landschappelijke waarden.

Consequenties voor het bestemmingsplan

Op grond van de Ruimtelijke structuurvisie is het voor Oerle met name van belang om - mede in het licht van de grootschalige ontwikkelingen rond de kern - het dorpse karakter te behouden. In lijn daarmee biedt voorliggend bestemmingsplan voor alle percelen bouw- en gebruiksmogelijkheden die passen binnen de stedenbouwkundige structuur van Oerle.

De bouwvlakken voor niet-woonfuncties zijn - overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan - strak rond de bestaande bebouwing gelegd, zodat (te) forse uitbreidingen worden voorkomen. Voor de woningen zijn uniforme uitbreidingsmogelijkheden geboden, met name aan de achterzijde van de woningen. De kenmerkende variatie in goothoogtes wordt gehandhaafd doordat per bouwvlak een maximale goothoogte (4,5 respectievelijk 6 meter) is aangegeven. De belangrijkste groene plekken zijn bestemd als 'Groen' of 'Bos'. Cultuurhistorisch waardevolle panden zijn voorzien van een beschermende regeling, zie ook paragraaf 4.9. Het bestemmingsplan is in lijn met de Ruimtelijke structuurvisie.

Groenbeleidsplan 2009-2019

Het Groenbeleidsplan 2009-2019 maakt inzichtelijk welke groenstructuren binnen de gemeente aanwezig zijn en welke kwaliteiten en functies deze structuren hebben. Het doel is een duurzame ontwikkeling van het groen in deze structuren te waarborgen, zodat de stedelijke en wijkgroenstructuur nu en in de toekomst bijdraagt aan een aantrekkelijk woon- en werkmilieu. Veldhoven heeft een opvallende ontstaansgeschiedenis die ervoor heeft gezorgd dat elke wijk of gebied zijn eigen karakter heeft. De historische ontwikkeling van Veldhoven vindt zijn weerslag in de huidige stedenbouwkundige structuur: de oorspronkelijke opbouw van kleine kerkdorpen - gekoppeld aan verbindingswegen en beekdalen - en de planmatige rationele uitbreidingen per wijk - gekoppeld aan een rechtlijnig, breed opgezet wegenpatroon. De principes liggen als twee structuren over elkaar heen in het stedelijk netwerk en vormen twee totaal verschillende sferen: een dorpse en een stedelijke sfeer.

Stedelijke groenstructuur en structuur op dorps-/wijkniveau

Veldhoven heeft een opmerkelijke stedelijke groenstructuur, bestaande uit vijf groenzones die in oost-westrichting door de gemeente lopen en het stedelijk gebied verbinden met het omliggende landschap. Deze groene vingers (van noord naar zuid de Rundgraaf, de Heerbaan, de Bossebaan, de Europalaan en de Kempenbaan/de Gender) geven kwaliteit en identiteit aan Veldhoven en bieden de ruimte om te ontmoeten en te recreëren. De groene vingers worden met elkaar verbonden door drie noord-zuidgerichte structuren (van oost naar west de Sterrenlaan, de Sondervick en de Zittard), waardoor sprake is van een robuust raamwerk van groen rond de wijken.

Naast deze stedelijke groenstructuur is op dorps-/wijkniveau sprake van een groenstructuur. Het groen op dorps-/wijkniveau is van grote betekenis voor de bewoners van de wijk en heeft een andere functie dan het groen op stedelijk niveau. In het groenbeleidsplan is per wijk beschreven welke rol het groen in de wijk heeft en zijn doelstellingen aangegeven voor verdere ontwikkeling van het groen. Het behoud en de versterking van de karakteristieke identiteit van het dorp/de wijk staat daarbij centraal.

Groenstructuur Oerle

Oerle is één van de oorspronkelijke kerkdorpen van Veldhoven en heeft nog een duidelijk dorps karakter. De historische kern bestaat uit een kerk met dorpsplein, van waaruit wegen het omliggende gebied in lopen. In het westen grenst Oerle aan een landelijk gebied. Bijzonder is dat men vanaf de kern naar het landschap kan kijken. In de huidige groenstructuur is een aantal vlakken, lijnen en punten te onderscheiden:

  • Vlakken: Oerle wordt in het oosten en zuidoosten begrensd door een brede groenstrook, bestaande uit bos, waardoor Oerle nog vrij ligt van de stedelijke bebouwing van Veldhoven (Heikant en 't Look).
  • Lijnen: Langs de historische verbindingswegen Sint Janstraat en Nieuwe Kerkstraat is sprake van volwassen boomstructuren die het dorp een groen en lommerrijk karakter geven. Langs andere wegen - waaronder de Oude Kerkstraat en de Zandoerleseweg - is een boomstructuur afwezig of onderbroken. De straten in de woongebieden hebben brede bermen met veel hagen en bomen.
  • Punten: Het plein voor de kerk is een historisch punt. De basisschool is een restant van een oud klooster. Hier staan enkele monumentale bomen, die deel uitmaakten van de vroegere kloostertuin.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00066-0401_0004.png"

Afbeelding 4: Huidige en gewenste groenstructuur Oerle (Groenbeleidsplan)

Gewenste groenstructuur

Het historische en kleinschalige karakter van Oerle is grotendeels nog intact. De belangrijkste historische structuren (de oude verbindingswegen) kunnen worden versterkt door deze aan te vullen met landschappelijke boomstructuren, bijvoorbeeld aan de Oude Kerkstraat en de Zandoerleseweg. De gewenste boomstructuren lopen door in het landelijk gebied, zodat het dorp wordt verankerd in het landschap. Daarnaast dient de groene kwaliteit van de dorpskern te worden versterkt. De aansluiting van de Daalseweg op de Oude Kerkstraat kan worden gerenoveerd en voorzien van groen. De voormalige kloostertuin met de monumentale bomen dient te worden gehandhaafd.

Consequenties voor het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is afgestemd op de (gewenste) groenstructuur zoals beschreven in het groenbeleidsplan. Dit betekent dat de bestaande structurerende groenvoorzieningen en de grotere groene plekken binnen het plangebied zijn bestemd als 'Groen' of 'Bos'. De overige, kleinschaligere groenvoorzieningen, waaronder de laanbeplanting in de Nieuwe Kerkstraat en de Sint Janstraat en de kleinere groene plekken in de woongebieden, zijn opgenomen in de bestemming 'Verkeer'. Hierdoor bestaat de flexibiliteit om de inrichting van de openbare ruimte aan te passen.

Woonvisie 2016 en verder ('Keuzes maken') en Nota 'Wonen met zorg voor bijzondere doelgroepen'

Op 11 oktober 2016 is door de gemeenteraad een nieuwe woonvisie vastgesteld. Het betreft een vervanging van de 'Woonvisie Veldhoven 2010-2014'. De nieuwe visie was nodig vanwege de economische crisis in de laatste jaren, de vele veranderingen in de maatschappij en nieuwe wet- en regelgeving.

De woonvisie is tot stand gekomen in de context van een groter geheel, geeft een doorkijk naar het wonen in Veldhoven (zowel vanuit de technische als sociaal-maatschappelijke kant bezien) en maakt een aantal keuzes op het vlak van de volkshuisvesting voor de komende jaren. Allerlei ontwikkelingen in de gemeente, regio en het land hebben invloed gehad op de keuzes die gemaakt zijn.

In de visie is aangegeven dat door de economische crisis er een stagnatie in de woningmarkt is opgetreden en een veranderende kijk op het wonen door burgers en professionels (instanties) is ontstaan. Er zal bovendien sprake zijn van demografische veranderingen in Veldhoven (toename van aantal 75- plussers en aandeel van 65 tot 74 jarigen en een afname van aandeel 30 tot 45 jarigen) met een daaraan gekoppelde wijziging in de huishoudingssamenstellingen tussen nu en 2030. Er zal meer vraag naar huurwoningen in de vrije sector komen. Ook zal de vraag naar kleine en goedkope woningen toenemen alsmede de vraag naar woningen voor mensen met een zorgvraag (de woningen moeten aanpasbaar zijn voor zorg aan huis).

Voor wat betreft de woningbouwprogrammering wordt rekening gehouden met alle nieuwe ontwikkelingen. De programmering zal daarom flexibel zijn om in de toekomst zo goed mogelijk te kunnen inspelen op de ontwikkelingen. Er ligt een opgave om per doelgroep het juiste type woning beschikbaar te hebben. In aanvulling op (bestaande) wijkvisies zullen daarom woonprogramma's per wijk opgesteld worden die de gewenste ontwikkeling voor het woningaanbod in de wijk aangeven. Ter uitvoering worden programma's beschreven en afgestemd op prestatieafspraken die jaarlijks worden bijgesteld.

Op het vlak van wonen werkt Veldhoven samen op twee regionale niveaus. Metropoolregio Eindhoven (voorheen SRE) met 21 gemeenten en het Stedelijk gebied Eindhoven (SGE). In het SGE gaan de voornaamste afspraken over het kwantitatieve en kwalitatieve woningbouwprogramma. Hierbinnen is ruimte voor lokale inkleuring. Daarnaast is er op SGE niveau een samenwerking tussen gemeenten en corporaties met betrekking tot urgentie voor kwestbare doelgroepen.

De positie van Veldhoven in de regio zal worden versterkt door per onderwerp op het juiste niveau afstemming te zoeken met deze verschillende schaalniveaus (Metropool- regio, Stedelijk Gebied Eindhoven en gemeente).

Naast de woonvisie heeft de gemeenteraad in juni 2012 de nota 'Wonen met zorg voor bijzondere doelgroepen' vastgesteld. Doel van de nota is om de gevolgen van de vergrijzing en extramuralisering van de zorg inzichtelijk te krijgen. Dit is gedaan door in de nota de toekomstige behoefte aan wonen met zorg in beeld te brengen en een idee te geven van de randvoorwaarden van de locaties voor nieuwe ontwikkeling. Op deze wijze wil de gemeente hier regie op kunnen voeren, mede in relatie tot de reguliere woningbouwopgave, de regionale afspraken en de contingentering.

Consequenties voor het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan 'Oerle 2016' is conserverend van aard en maakt geen nieuwe (woningbouw)ontwikkelingen mogelijk. De bestaande woningen zijn bestemd als 'Wonen - Vrijstaand', 'Wonen - Geschakeld' of 'Wonen - Aaneengebouwd'. Binnen deze bestemmingen is gewerkt met 'standaard' bouwvlakdieptes en uniforme uitbreidingsmogelijkheden, waardoor het mogelijk is om woningen aan te passen aan de (veranderende) woonwensen van de bewoners. De bijgebouwenregeling biedt bijvoorbeeld ruime mogelijkheden voor één bouwlaag hoge uitbouwen, zodat het mogelijk is om op de begane grond een slaapkamer en/of badkamer te realiseren.

Overeenkomstig de nota 'Wonen met zorg voor bijzondere doelgroepen' zijn de bestaande zorgplaatsen aan de Nieuwe Kerkstraat 38-40 aangeduid als 'specifieke vorm van wonen - zorgplaats'. Nieuwe zorgplaatsen kunnen zowel in de bestemming 'Maatschappelijk' als in de woonbestemmingen worden toegestaan door middel van een omgevingsvergunning voor het afwijken.

Welstandsnota

In het bestemmingsplan 'Oerle 2016' worden de functies en het gebruik van de gronden en de maatvoering van de bebouwing binnen het plangebied geregeld. Hiernaast voert de gemeente welstandstoezicht op bouwplannen, op basis waarvan aspecten als architectonische verschijning en materiaalgebruik worden getoetst. Het gemeentelijk welstandsbeleid is vastgelegd in de Welstandsnota Veldhoven 2008, vierde wijziging december 2011. Op dit moment wordt het welstandsbeleid geactualiseerd.

Welstandstoezicht is een manier om de kwaliteit van de bebouwde leefomgeving te waarborgen. De gemeente Veldhoven hanteert daarbij als uitgangspunt: 'alleen zaken regelen die noodzakelijk zijn'. In dit kader is door de gemeente een welstandsnota opgesteld met objectieve en voor de burger inzichtelijke welstandscriteria. Aan de hand van deze criteria toetsen gemeente en welstandscommissie de bouwplannen.

Consequenties voor het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan 'Oerle 2016' is conserverend van aard en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. De welstandsnota is een afzonderlijk toetsingskader en fungeert bij de toetsing van bouwplannen naast het bestemmingsplan.

Verkeerscirculatieplan

Op 3 april 2007 is het verkeerscirculatieplan (VCP) Veldhoven door de gemeenteraad vastgesteld, met als doel structurele en creatieve oplossingen te bieden voor de knelpunten op het gebied van leefbaarheid, bereikbaarheid en verkeersveiligheid. Oerle is destijds als 'probleemgebied' opgenomen. Door de aanleg van nieuwe rondweg aan de westzijde van de kern is hiervan inmiddels geen sprake meer.

Het VCP is specifiek bedoeld om beleid vast te stellen op het gebied van de afwikkeling van het autoverkeer (wegennet), het fietsverkeer (fietsnetwerk) en het openbaar vervoer. Op hoofdlijnen worden tevens uitspraken gedaan over parkeren, verkeersveiligheid en leefbaarheid/milieu.

Consequenties voor het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan 'Oerle 2016' is conserverend van aard. Grootschalige infrastructurele ingrepen worden niet mogelijk gemaakt. Wel biedt de bestemming 'Verkeer' de mogelijkheid om - indien dat aan de orde is - aanpassingen in het straatprofiel of in de inrichting van de openbare ruimte te doen.

Nota Economisch Beleid Veldhoven

De Nota Economisch Beleid Veldhoven geeft een uitvoeringsgerichte visie op de economische ontwikkeling van de gemeente voor de lange termijn. Er is een bondige analyse gemaakt van de huidige situatie (economische structuur, werkgelegenheidsgroei, werkloosheid, regionale beschikbaarheid bedrijventerreinen), relevante trends, sterkten en zwakten en kansen en bedreigingen (SWOT-analyse). De volgende strategische doelstellingen worden onderscheiden:

  • verbreding van de economische structuur en het profileren van Veldhoven als vestigingsplaats voor (medisch)technologische bedrijven;
  • primair inzetten op het stimuleren van starters, spin offs van gevestigde bedrijven en het binden van de gevestigde bedrijven;
  • voldoende ruimte voor bedrijvigheid op formele werklocaties en verspreid op kleinschalige locaties in de stad;
  • een evenwichtige detailhandelstructuur voor de hele stad met aandacht voor het City Centrum;
  • bijdragen aan de afstemming van verschillende acties op het gebied van scholing en arbeidsmarkt.

Consequenties voor het bestemmingsplan

De Nota Economisch Beleid is vooral strategisch van aard en behoeft geen (directe) vertaling in de regels van dit bestemmingsplan.

Meebewegen binnen kaders, Visie op detailhandel in Veldhoven

De gemeenteraad heeft op 24 februari 2015 de Visie op detailhandel in Veldhoven 'Meebewegen binnen kaders' vastgesteld. De detailhandelsvisie speelt in op de veranderingen in de detailhandelssector en stelt kaders waarbinnen de markt haar werk moet kunnen doen. Doel van de visie is om te komen tot een zo interessant mogelijk detailhandelsaanbod voor de inwoners en bezoekers van Veldhoven.

Detailhandelsstructuur

De visie op de detailhandelsstructuur kenmerkt zich door een hoofdstructuur (gevormd door de winkelcentra die belangrijk zijn voor heel Veldhoven: City Centrum, Kromstraat, Heikant, Mira, De Run 3000, bouw- en tuincentra en Health Technology Park) en een hulpstructuur. De winkelcentra die deel uitmaken van de hoofdstructuur liggen geografisch gunstig ten opzichte van elkaar, zodat het merendeel van de Veldhovenaren binnen 800 meter afstand een aanbod heeft van dagelijkse goederen. Investeringen en nieuwe initiatieven passen binnen de hoofdstructuur. De centra hebben daarom binnen een bepaalde bandbreedte de mogelijkheid om qua aanbod (m2 winkelvloeroppervlak) met de markt mee te bewegen. In de Visie op detailhandel is per winkelcentrum aangegeven wat de maximale winkelvloeroppervlakte voor de verkoop van dagelijkse goederen is.

Naast de hoofdstructuur is sprake van een hulpstructuur, bestaande uit de Burgemeester van Hoofflaan, supermarktcentra Zeelst en 't Look en het verspreid aanbod. Winkels in de hulpstructuur functioneren op dit moment prima en zullen dat in veel gevallen nog vele jaren blijven doen. Het zijn echter ook centra die risico lopen vanwege hun geringe omvang, nabij ander aanbod, solitaire vestiging of veroudering, met als gevolg dat consumenten ervoor kunnen kiezen om naar een ander winkelgebied te gaan. Binnen de hulpstructuur ontbreekt vaak de fysieke ruimte voor uitbreiding, maar bovenal is er geen marktruimte meer om de centra uit te breiden. Dit betekent concreet dat geen medewerking wordt verleend aan vergroting van het aanbod aan winkelvloeroppervlak op deze locaties.

Internethandel

In de Visie op detailhandel is expliciet aandacht besteed aan de mogelijkheden voor internethandel. Internet is een groeiend verkoopkanaal en hoewel de aankoop in de meeste gevallen vanachter de pc of op de bank met een tablet plaatsvindt heeft internethandel wel een ruimtelijke weerslag. Met de komst van internethandel is er een nieuw type bedrijf ontstaan met bijbehorende kenmerken. Onderscheid kan worden gemaakt in:

  • Internethandel zonder fysieke bezoekmogelijkheid (geen fysiek contact tussen internetwinkel en klant, al het klantcontact gebeurt via het internet, telefonisch of per post): deze vorm van internethandel wordt niet aangemerkt als detailhandel.
  • Internethandel met fysieke bezoekmogelijkheid (wél fysiek contact tussen internetwinkel en klant, bijvoorbeeld in de vorm van een afhaalpunt of showroom/webwinkel).

In de Visie op detailhandel is concreet aangegeven op welke locaties internethandels (met of zonder fysieke bezoekmogelijkheid) zich kunnen vestigen:

  • Internethandels zonder fysieke bezoekmogelijkheid kunnen zich bijvoorbeeld vestigen in woonwijken (mits kleinschalig, bedrijf-aan-huis), in of bij bestaande winkels, in de stedelijke as of op kantoorlocaties. Internet-bezorgdiensten kunnen zich daarnaast vestigen op bedrijventerreinen of op PDV-locatie De Run.
  • Internethandels met fysieke bezoekmogelijkheid in de vorm van afhaalpunten kunnen zich onder andere vestigen in bestaande winkelcentra, in of bij bestaande winkels, op PDV-locatie De Run en aan de stedelijke as. Showrooms/webwinkels worden beschouwd als detailhandel en kunnen zich dus vestigen in winkelpanden of op PDV-locatie De Run (mits passend binnen de branchering van De Run).

Consequentie voor het bestemmingsplan

In het plangebied is geen detailhandel (meer) gevestigd. Er komt daarom geen bestemming 'Detailhandel' voor in het bestemmingsplan. De regels voor de vestiging van internethandel zijn vertaald in verschillende bestemmingen. Zo is binnen de bestemming 'Bedrijf' internethandel met een logistieke functie toegestaan en binnen de bestemming 'Dienstverlening' internethandel met een kantoorfunctie.

In zijn algemeenheid geldt dat bezoekers bij internethandels nooit zijn uit te sluiten en dat een verbod ook niet handhaafbaar is. Wel is in de planregels nadrukkelijk bepaald dat detailhandel ondergeschikt dient te zijn en dat een gespecialiseerd afhaalpunt niet wordt aanmerkt als internethandel. Hiermee wordt de verkeersaantrekkende werking beperkt en wordt voorkomen dat er verspreid over Veldhoven detailhandelsvoorzieningen ontstaan die van dusdanige aard en omvang zijn, dat zij een bedreiging vormen voor de hoofdwinkelstructuur.

Milieubeleidsplan 

De gemeenteraad heeft op 9 februari 2010 het Milieubeleidsplan vastgesteld. Het Milieubeleidsplan zet in op een duurzame ontwikkeling van Veldhoven. Deze ontwikkeling vraagt op diverse fronten een andere wijze van werken - een transitie van de gemeente Veldhoven. In het milieubeleidsplan is de transitieopgave beschreven. Het plan bevat de milieu- en duurzaamheidambities voor 2030 en de beleidskaders voor de komende jaren.

In het milieubeleidsplan staat het begrip 'ontwikkeling' centraal. Naast een duurzame ontwikkeling wil de gemeente Veldhoven inzetten op een ontwikkeling waarbij mensen en instanties uit Veldhoven en de regio nadrukkelijker betrokken worden bij het vormgeven en invullen van het Veldhovense milieubeleid. Dit betekent onder andere dat het milieubeleidsplan niet gedetailleerd vastlegt wat er de komende jaren moet gebeuren. In het plan zijn wel de kaders beschreven waarbinnen de ontwikkelingen vorm moeten krijgen en worden diverse handvatten geboden.

Consequentie voor het bestemmingsplan

Het Milieubeleidsplan is strategisch van aard en bevat geen concreet beleid dat direct kan worden vertaald in het bestemmingsplan.

Beleidsregels Bereikbaarheid en bluswatervoorziening

De drie Brabantse Veiligheidsregio's (Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant, Veiligheidsregio Brabant-Noord en Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost) hebben in 2016 uniforme beleidsregels vastgesteld ten aanzien van bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen. Het doel van de beleidsregels is een goede bereikbaarheid voor de hulpdiensten en een adequate bluswatervoorziening te waarborgen, zodat de Veiligheidsregio's in staat zijn adequate brandweerzorg te leveren.

De beleidsregels bieden oplossingsrichtingen waarmee invulling kan worden gegeven aan de doelvoorschriften die de Veiligheidsregio's hebben gesteld. Indien wordt voldaan aan de beleidsregels, kan er vanuit worden gegaan dat een goede bereikbaarheid voor de hulpdiensten en een adequate bluswatervoorziening wordt gerealiseerd. In de beleidsregels zijn onder andere regels opgenomen met betrekking tot de inrichting van wegen en de bereikbaarheid van gebieden die niet via de openbare weg worden ontsloten. Daarnaast is aangegeven aan welke eisen een bluswatervoorziening dient te voldoen om de brandweer in staat te stellen een brand effectief te bestrijden. Nieuwe ontwikkelingen worden getoetst aan deze beleidsregels.

Consequentie voor het bestemmingsplan

De beleidsregels Bereikbaarheid en bluswatervoorziening worden als afzonderlijk toetsingskader gehanteerd om nieuwe ontwikkelingen te beoordelen en behoeven geen doorwerking in de planregels van het bestemmingsplan 'Oerle 2016'.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Historische ontwikkeling

Oerle is, naast Veldhoven-Dorp, Zeelst en Meerveldhoven, één van de vier kerkdorpen waaruit Veldhoven is gegroeid. De dorpen zijn ontstaan op de hogere gronden tussen de beekdalen van de Dommel, de Run, de Gender, de Bruggenrijt, de Rundgraaf en de Poelenloop of Rijt. Het gebied rond Oerle en het zuidwestelijk gelegen Zandoerle is een typisch Brabants dekzandlandschap, dat wordt doorsneden door de beekdalen van de Gender in het zuiden, de Poelenloop of Rijt in het centrum en de Bruggenrijt in het noorden. Oerle is ontstaan door een clustering van lintbebouwing aan de Oude Kerkstraat, later aangevuld met lintbebouwing aan de Sint Janstraat en de Paleisstraat. Het dorp ligt aan de rand van het akkercomplex op de hoge zandgronden, dat zich uitstrekte tussen Hoogeind in het noorden en Zandoerle in het zuiden. Het akkercomplex dateert in eerste aanleg uit de Late Middeleeuwen. Het dorp Oerle dateert ook uit de middeleeuwen en is ontstaan op de overgang van het zandplateau naar de lager gelegen gronden. Rond de kerk zijn sporen van een achtvormige gracht aangetroffen, die dateren uit de vroege middeleeuwen (1250 - 1500). De eerste kerk van Oerle dateert ook uit deze periode.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00066-0401_0005.png"

Afbeelding 5: Oerle rond 1900 en rond 2010

Rond 1900 bestond het dorp Oerle uit bebouwing aan weerszijden van de Oude Kerkstraat, van de kruising met het Hoogeind in het noorden tot het bebouwingscluster rond de kerk, nabij de kruising met de Zandoerleseweg en de Sint Janstraat. De bebouwde percelen werden in deze periode omringd door een kleinschalig cultuurlandschap, bestaande uit een afwisseling van kleinschalige akker- en weidegronden. Westelijk van het dorp lag het grootschalige akkercomplex De Looker. Op enige afstand ten zuiden en westen van Oerle werden de heidegronden ontgonnen en werden bossen aangeplant. Oostelijk van Oerle, aan de wegen naar Veldhoven-Dorp, Meerveldhoven en Zeelst, lagen verschillende clusters met bebouwing in het agrarische landschap.

In de periode tot de Tweede Wereldoorlog bleef de bebouwing in Oerle beperkt tot lintbebouwing langs de historische routes, met een clustering van bebouwing aan de Oude Kerkstraat en rond de kerk. Ook na de Tweede Wereldoorlog bleef Oerle lange tijd als solitair dorp in het landschap liggen. In de jaren '50 en '60 van de vorige eeuw, toen rond Veldhoven-Dorp, Meerveldhoven en Zeelst de eerste uitbreidingswijken werden gerealiseerd, werd Oerle nog altijd gekenmerkt door enkellijns lintbebouwing aan de uitwaaierende dorpslinten. In de jaren '60 van de vorige eeuw werd de eerste planmatige uitbreiding van Oerle gerealiseerd, door de bouw van villa-achtige woningen aan de Clementinalaan. Vanaf de jaren '70 van de vorige eeuw werd geleidelijk ook het gebied aan de noordzijde van de Nieuwe Kerkstraat ingevuld met woningbouw. In dezelfde periode rukte ook de stedelijke bebouwing van Veldhoven op richting Oerle, met de bouw van 't Look (jaren '70 van de vorige eeuw) en Heikant (jaren '90 van de vorige eeuw). Door de aanwezigheid van het terrein van Severinus en een aantal beboste percelen bleef een ruimtelijke scheiding tussen Oerle en het overige deel van Veldhoven behouden.

Na afronding van het woongebied aan de noordoostzijde van Oerle, wordt op dit moment gebouwd aan de zuidzijde van het dorp. Op deze locatie - wordt de nieuwe woonwijk Oerle-Zuid gerealiseerd. Aan de noordoostzijde van Oerle wordt de woonbuurt Schippershof ontwikkeld. Op enige afstand ten noorden van het dorp is bedrijventerrein Habraken in ontwikkeling.

3.2 Ruimtelijke structuur

Oerle wordt gekenmerkt door een ruime opzet en een dorps karakter. Het dorp ligt nog enigszins los van het overige deel van Veldhoven en heeft op diverse plekken nog een duidelijke relatie met het omliggende buitengebied. Het dorpscentrum op de kruising van de Oude Kerkstraat en de Zandoerleseweg wordt gemarkeerd door de aanwezigheid van de Sint-Jan de Doperkerk. Hier is sprake van een concentratie van voorzieningen in de vorm van horeca en dienstverlenende bedrijven (kapperszaak, bankkantoor). Op enkele locaties is nog sprake van een (zicht)relatie met het open landschap rond het dorp, met name ten zuiden van de kerk en aan de westzijde van de Oude Kerkstraat. Doordat de historische dorpslinten nog goed herkenbaar zijn, is de ontstaansgeschiedenis van het dorp afleesbaar en is het oorspronkelijke karakter van het dorp deels bewaard gebleven, wat onder andere zichtbaar is in de aanwezigheid van verschillende cultuurhistorisch waardevolle panden - waaronder een aantal voormalige boerderijen die tegenwoordig als woning in gebruik zijn. De dorpslinten worden gekenmerkt door een afwisseling van historische en meer recent gerealiseerde panden. De planmatig opgezette woongebieden bevinden zich achter de eerstelijns lintbebouwing en bepalen daardoor niet de sfeer van het dorp.

Dorpslinten

De dorpslinten worden gekenmerkt door een afwisselende bebouwingsstructuur. Naast kleinschalige bebouwing in de vorm van (vrijstaande) woningen, komen met name aan de Oude Kerkstraat enkele grotere panden voor. Naast de kerk zijn dat het dorpshuis, de basisschool (gevestigd in een deel van het voormalige pensionaatsgebouw), de horecapanden in het dorpscentrum, het bankkantoor aan de Zandoerleseweg en enkele bedrijfspanden op percelen aan de westzijde van de Oude Kerkstraat. Oudere panden komen met name voor aan de Oude Kerkstraat, de Paleisstraat en de Sint Janstraat. Aan de overige linten, waaronder de Zandoerleseweg en de Nieuwe Kerkstraat, staan voornamelijk recenter gerealiseerde woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00066-0401_0006.png"

Afbeelding 6: Bebouwing aan de Oude Kerkstraat

Hoewel grotere groenvoorzieningen ontbreken, hebben delen van de linten (het noordelijk deel van de Oude Kerkstraat, de Zittardsestraat en met name de Sint Janstraat en de Nieuwe Kerkstraat) een groen karakter door de aanwezigheid van forse laanbeplanting. Aan de Nieuwe Kerkstraat en de Sint Janstraat is daarnaast sprake van relatief diepe voortuinen, waardoor het groene beeld wordt versterkt. Langs het zuidelijk deel van de Sint Janstraat, op de locatie waar de dorpsbebouwing van Oerle overgaat in de beboste groenzone die Oerle scheidt van de bebouwing op het terrein van Severinus, staan woningen op ruime percelen, aan de rand van een bosrijk gebied.

Woongebieden

Oerle is vanaf de jaren '70 van de vorige eeuw uitgebreid met woonbebouwing, voornamelijk op de gronden ten noorden van de Nieuwe Kerkstraat en - op beperktere schaal - aan de Clementinalaan en in de oksel van de Zandoerleseweg en de Zittardsestraat (woningen aan de Zittardsestraat en Janus Hagelaarstraat). Aansluitend aan dit laatste woongebied wordt momenteel de nieuwbouwlocatie Oerle-Zuid ontwikkeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00066-0401_0007.png"

Afbeelding 7: Bebouwing in het woongebied aan de noordzijde van de Nieuwe Kerkstraat

De bebouwing aan de Clementinalaan bestaat overwegend uit lage, deels plat afgedekte bungalowachtige bebouwing op relatief grote percelen. Aan deze straat bevindt zich een groengebied met hoge bomen, waaromheen woningen zijn gesitueerd. De woonbebouwing in de overige woongebieden bestaat hoofdzakelijk uit vrijstaande en halfvrijstaande woningen van één à twee bouwlagen met kap, omgeven door ruime tuinen. Op enkele locaties komen aaneengebouwde woningen voor. Omdat deze woongebieden vanaf de jaren '70 van de vorige eeuw geleidelijk zijn ontwikkeld, is sprake van diversiteit in bouwstijl en architectuur. Het tennispark, dat oorspronkelijk aan de rand van het dorp lag, is inmiddels omgeven door woonbebouwing en wordt door een groene rand grotendeels aan het zicht onttrokken.

Groenstructuur

Kenmerkend voor Oerle is de ligging van het dorp aan de rand van het stedelijk gebied van Veldhoven, waardoor met name aan de uitlopers van de dorpslinten Oude Kerkstraat, Paleisstraat en Zandoerleseweg nog sprake is van een landelijk karakter, waar de dorpsbebouwing geleidelijk overgaat in het buitengebied. Zichtrelaties met het westelijk gelegen akkergebied, bijvoorbeeld over het weiland ten westen van het bankkantoor en over de groenvoorziening ten noorden van de basisschool, versterken de relatie tussen het dorp en het landschap.

De Nieuwe Kerkstraat heeft een stedelijker karakter, doordat aan weerszijden sprake is van dicht opeenstaande woonbebouwing. Deze weg wordt aan weerszijden begeleid door laanbeplanting van forse bomen, die doorloopt in de oostelijk van Oerle gelegen woongebieden, en heeft daardoor een bijzonder groene uitstraling. Ook de Sint Janstraat heeft een groen karakter, enerzijds door de aanwezigheid van bomen in het straatprofiel, anderzijds doordat deze straat deels door een bosrijke zone loopt. Aan de achterzijde van de woonpercelen aan de zuidzijde van de Sint Janstraat, achter de woonpercelen aan de oostzijde van de Clementinalaan en in de omgeving van de rotondes in de Heerbaan ligt een aantal beboste percelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00066-0401_0008.png"

Afbeelding 8: Laanbeplanting in de Nieuwe Kerkstraat en hagen met boombeplanting in de Clementinalaan

Naast de hiervóór genoemde beboste percelen aan de rand van Oerle, zijn in het plangebied weinig grotere groene dragers te vinden. Een groene plek van betekenis ligt in het hart van het dorp, tussen de Sint Janstraat en Het Stoom (net buiten het plangebied van dit bestemmingsplan). Deze groene plek sluit aan op het groen rond de begraafplaats en ter plaatse van de bloementuin ten westen en ten zuiden van de kerk. Bij de ontwikkeling van Oerle-Zuid wordt dit groen doorgetrokken in zuidelijke richting, waardoor een groot groengebied wordt vrijgelaten van woningbouw. Daarnaast is sprake van wat grotere groene plekken rond de basisschool, in de Clementinalaan, rond het tennispark (afschermende groene rand), aan de oostzijde van de Berkt en in het straatprofiel van de Welle (groenvoorziening tussen woonstraat en langzaam verkeerspad), het Stepke en de Berthastraat. Verder bestaat het groen in het plangebied hoofdzakelijk uit kleinere groenvoorzieningen in de woongebieden, waar op enkele locaties speelvoorzieningen in zijn gesitueerd en uit groenvoorzieningen in het straatprofiel. Het privégroen in de voortuinen van woningen draagt op veel locaties in Oerle bij aan het groene karakter van het dorp.

Vanwege de ligging van Oerle op (de rand van) een dekzandplateau is in het plangebied geen open water van betekenis aanwezig. Langs een aantal (agrarische) percelen zijn slootjes of greppels aanwezig.

Verkeersstructuur en parkeren

Door de aanleg van de Heerbaan/Oersebaan aan de zuid- en westzijde van Oerle hoeft doorgaand verkeer (van en naar Wintelre, Knegsel, bedrijventerrein Habraken, en het overige deel van Veldhoven) geen gebruik meer te maken van de wegen door het dorp. De Heerbaan en Oersebaan maken deel uit van de hoofdwegenstructuur van Veldhoven en verbinden de woongebieden van Veldhoven met de A2. Binnen het plangebied fungeren de historische linten als belangrijkste wegen: de Oude en Nieuwe Kerkstraat, de Sint Janstraat en de Zandoerleseweg verbinden Oerle met de Heerbaan/Oersebaan en met de oostelijk van Oerle gelegen woongebieden. Het centrum is recent heringericht, waarbij de twee pleinen (dorpsplein en Gerard Vekemansplein) zijn ingericht als shared-space. De overige wegen in Oerle zijn aan te merken als woonstraten. De woonstraten hebben, net als de historische linten, over het algemeen een bochtig verloop, wat aansluit bij het dorpse karakter van Oerle.

Langzaam verkeer maakt in Oerle gebruik van de dorpslinten en woonstraten. Langs delen van de Oude Kerkstraat en de Zandoerleseweg liggen vrijliggende fietspaden, voor het overige maken fietsers gebruik van de rijbaan. Op een aantal locaties liggen langzaam verkeerspaden, bijvoorbeeld tussen het Gerard Vekemansplein en de A.P. de Bontstraat en tussen de A.P. de Bontstraat en de Boonberg. Langs de noordelijke rand van Oerle, tussen de Berkt en de Daalseweg, ligt een vrijliggend fietspad, dat ter hoogte van het tennispark overgaat in de Daalseweg.

In het hart van het dorp, tegenover de kerk, ligt het Gerard Vekemansplein, dat hoofdzakelijk wordt gebruikt als parkeerterrein. Aan de westzijde van het plein is een aantal horecagelegenheden gevestigd, met terrassen aan de zijde van het plein en aan weerszijden van de Zandoerleseweg. Bij het bankgebouw aan de Zandoerleseweg en op de bedrijfspercelen binnen het plangebied is sprake van parkeerruimte op eigen terrein. Ook op het tennispark wordt deels op eigen terrein geparkeerd. De overige voorzieningen maken gebruik van parkeergelegenheid in de openbare ruimte: op het centraal gelegen Gerard Vekemansplein of in het straatprofiel. Het woningbestand in Oerle bestaat hoofdzakelijk uit vrijstaande en halfvrijstaande woningen. Parkeren voor deze woningen vindt deels plaats op eigen terrein en deels in de openbare ruimte.

3.3 Functionele structuur

In het plangebied van dit bestemmingsplan komen diverse functies voor. Zowel langs de dorpslinten als in de woongebieden is wonen de belangrijkste functie. In het dorpscentrum en verspreid langs de linten komen daarnaast verschillende niet-woonfuncties voor, waaronder horeca, maatschappelijke voorzieningen en bedrijvigheid.

Hierna worden de functies binnen het plangebied toegelicht. Per functie is kort aangegeven welke uitgangspunten zijn gehanteerd voor de wijze van bestemmen. Het uitgangspunt daarbij is dat de geldende rechten - zoals opgenomen in het vigerende bestemmingsplan - worden gerespecteerd. De ligging van bestemmingsvlakken en bouwvlakken is daarom afgestemd op de gebruiks- en bouwmogelijkheden van de vigerende plannen. Gestreefd is naar een uniforme regeling, zodat in vergelijkbare situaties sprake is van vergelijkbare bouw- en gebruiksmogelijkheden.

Wonen

De bebouwing in Oerle heeft overwegend een woonfunctie. In het plangebied komen uitsluitend grondgebonden woningen voor. Langs de dorpslinten betreft het zowel historische panden (waaronder enkele voormalige boerderijen), als recenter gerealiseerde vrijstaande en halfvrijstaande woningen. In de woongebieden komen op enkele locaties ook aaneengebouwde woningen voor. Ook hier wordt het beeld echter gedomineerd door vrijstaande en halfvrijstaande woningen op ruime percelen. Bij een aantal niet-woonfuncties, waaronder de bedrijven aan de Oude Kerkstraat en de horecapanden in het dorpscentrum, zijn bedrijfswoningen of bovenwoningen aanwezig.

De woningen in het plangebied zijn, met uitzondering van de bedrijfswoningen/ bovenwoningen bij de niet-woonfuncties, opgenomen in een woonbestemming. Per typologie (vrijstaand, geschakeld of aaneengebouwd) is een specifieke bestemming opgenomen. Uitgangspunt binnen deze bestemmingen is een uniforme regeling, zodat voor woningen binnen dezelfde typologie sprake is van dezelfde bouw- en gebruiksmogelijkheden. De bedrijfswoningen en bovenwoningen zijn opgenomen in de bestemming van het betreffende perceel (bijvoorbeeld 'Bedrijf' of 'Horeca') en aangeduid op de verbeelding.

Voor vrijstaande woningen is een bouwvlak van 15 meter diep opgenomen, waarbinnen het hoofdgebouw mag worden gesitueerd. Voor geschakelde en aaneengebouwde woningen zijn bouwvlakken opgenomen met een diepte van 12 respectievelijk 10 meter. Daarbij is een minimale afstand van 5 meter aangehouden tot de achterste perceelsgrens, om een minimale achtertuindiepte te garanderen. Wanneer een bestaand hoofdgebouw dieper is dan het 'standaard' bouwvlak, is het bouwvlak hierop aangepast. Op de verbeelding zijn per bouwvlak de maximale goot- en bouwhoogte aangeduid. Deze hoogtes zijn overgenomen uit de vigerende bestemmingsplannen. In de regels is bepaald dat de dakhelling minimaal 20 en maximaal 60 graden mag bedragen. Hierdoor is verzekerd dat woningen worden voorzien van een kap, waarmee het dorpse karakter van Oerle wordt beschermd. Waar in de huidige situatie al sprake is van een plat dak - bijvoorbeeld bij de bungalowachtige bebouwing aan de Clementinalaan - mag een plat dak worden gehandhaafd, ook in geval van sloop en vervangende nieuwbouw.

De breedte van het bouwvlak is afhankelijk van de breedte van het perceel. Het bouwvlak is bij vrijstaande woningen aan weerszijden op 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens gelegd en bij geschakelde woningen aan één zijde, tenzij de bestaande woning al op kortere afstand van de perceelsgrens staat. Overeenkomstig het bestemmingsplan 'Oerle 2005' is het bouwvlak maximaal 20 meter breed, tenzij het bestaande hoofdgebouw al breder is. Op hoeksituaties is voor de ligging van het bouwvlak aangesloten bij de bouwmogelijkheden van het geldende bestemmingsplan.

Bijgebouwen mogen zowel binnen het bouwvlak als ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd. De aanduiding 'bijgebouwen' ligt in principe op 2 meter achter de voorste grens van het bouwvlak. Bij vrijstaande woningen ligt de aanduiding op 6 meter achter de voorzijde van het bouwvlak, om te voorkomen dat het straatbeeld wordt aangetast doordat door de bouw van bijgebouwen op korte afstand van de voorgevel een gesloten bebouwingsbeeld ontstaat. Op hoeksituaties geldt ook voor bijgebouwen bij vrijstaande woningen een afstand tot de voorgevel van 2 meter, aangezien in die situaties geen sprake is van verstoring van het straatbeeld tussen twee vrijstaande woningen: op een hoeksituatie kunnen voor een vrijstaande woning daarom dezelfde criteria worden gehanteerd als voor een geschakelde of aaneengebouwde woning.

Op hoeksituaties is per geval bepaald of in de zijtuin bijgebouwen mogen worden gebouwd. In principe geldt dat bijgebouwen in hoeksituaties over de volle breedte van het perceel worden toegestaan, mits de voorgevelrooilijn van de 'om de hoek' gelegen woningen wordt gerespecteerd en er - binnen een afstand van 20 meter - niet meer dan één woning rechtstreeks uitkijkt op de zijtuin. Bij brede zijtuinen (breedte > 4 meter) worden ook bijgebouwen toegestaan in het geval de voorgevelrooilijn van de 'om de hoek' gelegen woningen niet wordt gerespecteerd of er meer dan één woning op de zijtuin uitkijkt. In dat geval geldt voor de aanduiding 'bijgebouwen' een breedte van 3 meter vanaf de zijgevel, waardoor minimaal 1 meter zijtuin overblijft. Bij smallere zijtuinen is in deze gevallen de voorgevelrooilijn van de 'om de hoek' gelegen woning of de zijkant van het eigen bouwvlak maatgevend voor de bouwmogelijkheden.

Bedrijven

Verspreid over het plangebied komen enkele bedrijven voor. Het meest in het oog springend zijn de relatief grootschalige bedrijven aan de westzijde van de Oude Kerkstraat: aan de Oude Kerkstraat 61 is een constructiewerkplaats gevestigd en aan de Oude Kerkstraat 35 een (aannemers)bedrijf, waar diverse bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden. Aan de Berkt 1a, in het noordoostelijk deel van het plangebied, is een aannemersbedrijf gevestigd. Aan de Sint Janstraat 11 is een garagebedrijf (onderhoud en verkoop van auto's, met showroom) aanwezig. Op het merendeel van de bedrijfspercelen bevindt zich een bedrijfswoning.

De bedrijven in het plangebied zijn bestemd als 'Bedrijf'. Binnen de bestemming 'Bedrijf' zijn bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 algemeen toegestaan. Dergelijke bedrijven zijn goed inpasbaar in een woonomgeving. De aannemersbedrijven en het constructiebedrijf vallen in milieucategorie 3.1 respectievelijk 3.2. Om deze bedrijven passend te bestemmen, is op de betreffende percelen een specifieke aanduiding opgenomen. Hierdoor zijn op deze gronden - naast de algemeen toegestane bedrijven in milieucategorie 1 en 2 - ook een aannemersbedrijf respectievelijk een constructiewerkplaats toegestaan. Voor het (aannemers)bedrijf aan de Oude Kerkstraat 35 zijn diverse activiteiten vergund, die niet onder de 'standaard' activiteiten van een aannemersbedrijf vallen. Het betreft onder meer grond- en sloopwerk, gladheidsbestijrding, groothandel in zand en grind, verhuur van machines en loonwerkzaamheden. Om alle vergunde activiteiten passend te bestemmen, is op het perceel de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf 1' opgenomen en zijn in de bestemmingsomschrijving ter plaatse van deze aanduiding alle activiteiten toegestaan die ook in de omgevingsvergunning voor milieu zijn opgenomen.

Voor de bouwmogelijkheden in de bestemming 'Bedrijf' is aangesloten bij het vigerende bestemmingsplan 'Oerle 2005': de bouwvlakken zijn - inclusief de maximale goot- en bouwhoogte - overgenomen uit dat bestemmingsplan. Naast de maximale goot- en bouwhoogte is ook het bebouwingspercentage van het bouwvlak aangeduid op de verbeelding. De bestaande bedrijfswoningen zijn aangeduid als 'bedrijfswoning'. Bijgebouwen bij de bedrijfswoning zijn toegestaan binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'.

Op een aantal locaties in de kern is een bedrijf gevestigd bij een woning. De betreffende percelen zijn aangeduid als 'bedrijf'. Ter plaatse van deze aanduiding is een bedrijf in milieucategorie 1 of 2 toegestaan. Voor de bebouwing gelden de regels zoals opgenomen in de woonbestemming. Indien sprake is van een grotere oppervlakte aan bijgebouwen dan algemeen toegestaan binnen de woonbestemming, is deze oppervlakte aangeduid op de verbeelding.

Naast de reguliere bedrijven komen op een aantal locaties in het plangebied aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven voor. Aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven zijn algemeen toegestaan binnen de woonbestemmingen, mits de oppervlakte van de beroeps- of bedrijfsactiviteit niet meer dan 40% van de oppervlakte van de woning met bijgebouwen bedraagt, tot een maximum van 50 m2. In artikel 1 van de regels zijn begrippen opgenomen voor aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven, waarbij is verwezen naar twee (niet-limitatieve) lijsten die als bijlage bij de regels zijn opgenomen.

Maatschappelijke voorzieningen

In Oerle bevindt zich een aantal maatschappelijke voorzieningen. Aan de Oude Kerkstraat staat de Sint-Jan de Doperkerk, met aan de westzijde daarvan de begraafplaats en ten zuiden daarvan een kleinschalige bloemenkwekerij/bloementuin. Verder noordelijk aan deze straat bevinden zich dorpscentrum 'd'Ouw School', waar ook een fysiotherapiepraktijk is gevestigd, en basisschool Sint-Jan Baptist met het daarnaast gelegen kinderdagverblijf. Aan de Nieuwe Kerkstraat 38-40 is een pand van Severinus aanwezig, waarbinnen zich zorgplaatsen bevinden.

De maatschappelijke voorzieningen zijn in dit bestemmingsplan bestemd als 'Maatschappelijk'. Binnen deze bestemming zijn verschillende maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Bijzondere functies (de begraafplaats, de bloementuin en de zorgplaatsen aan de Nieuwe Kerkstraat 38-40) zijn aangeduid op de verbeelding. Voor wat betreft de bouwmogelijkheden is aangesloten bij de bouwmogelijkheden van het vigerende bestemmingsplan.

Horeca

In het dorpshart van Oerle, aan de Oude Kerkstraat, bevindt zich een concentratie van horecavoorzieningen. Hier zijn de horecagelegenheden Oers Gezellig en De Kers gevestigd. Aan de Zittardsestraat 5 bevindt zich een cafetaria. In het noordelijk deel van Oerle, aan de Oude Kerkstraat 58, is een restaurant aanwezig. Bij een aantal horecagelegenheden bevindt zich een bovenwoning.

De horecavoorzieningen zijn bestemd als 'Horeca'. Binnen deze bestemming zijn horecabedrijven in categorie 1 (bijvoorbeeld een broodjeszaak of ijssalon) en categorie 2 (bijvoorbeeld een café, cafetaria of restaurant) algemeen toegestaan. Voor uitgaanscentrum De Kers is op de verbeelding de aanduiding 'horeca van categorie 3' opgenomen. Door het opnemen van deze aanduiding is ook het uitgaanscentrum (zijnde een discotheek, zalencentrum of daarmee gelijk te stellen horecabedrijf) toegestaan. Overeenkomstig het geldende bestemmingsplan is horeca binnen toegestaan op de begane grond. Waar sprake is van horecafuncties op de verdieping, is de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - verdieping' opgenomen. De bouwmogelijkheden voor de horecagelegenheden zijn overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan. Voor de aanwezige bovenwoningen is de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' opgenomen, waarbij per aanduiding is aangegeven hoeveel bovenwoningen zijn toegestaan.

Dienstverlening en kantoren

In het plangebied bevinden zich twee dienstverlenende bedrijven: het bankkantoor aan de Zandoerleseweg 10 en de kapperszaak aan de Zittardsestraat 1. Bij de kapperszaak is een bovenwoning aanwezig.

Zowel voor het bankkantoor als voor de kapperszaak is de bestemming 'Dienstverlening' opgenomen. De bovenwoning op het perceel Zittardsestraat 1 is aangeduid als 'maximum aantal wooneenheden'. Overeenkomstig het geldende bestemmingsplan is dienstverlening binnen deze bestemming toegestaan op de begane grond. Omdat bij het bankkantoor aan de Zandoerleseweg ook de verdieping in gebruik is, is hier de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - verdieping' opgenomen. Voor de bouwmogelijkheden is aangesloten bij het vigerende bestemmingsplan.

Sport

Binnen het plangebied is het tennispark van tennisvereniging 'De Korrel' gelegen. Rond het centraal gelegen clubhuis bevinden zich tien tennisbanen. Het sportpark wordt omgeven door een rand met opgaand groen.

Het tennispark is bestemd als 'Sport'. Rond het clubhuis is een bouwvlak opgenomen dat volledig (100%) mag worden bebouwd. De groene rand rond het sportpark is bestemd als 'Groen'.

Groen en verkeer

Zoals aangegeven in paragraaf 3.2, is het aantal grotere groenvoorzieningen in Oerle beperkt. De groenstructuur wordt gevormd door (laan)beplanting in het wegprofiel van de historische dorpslinten, afgewisseld met enkele solitaire beeldbepalende bomen en een beperkt aantal grotere groenvoorzieningen.

In het bestemmingsplan zijn de grotere, structuurbepalende groenvoorzieningen bestemd als 'Groen' of - voor wat betreft de beboste percelen ten zuiden van de Sint Janstraat - als 'Bos'. Er is een groenbestemming gegeven aan de groene afscherming rond de tennisvelden, de grotere groenvoorziening in de Clementinalaan, de groenvoorziening (met monumentale boombeplanting) ten noorden van de basisschool en de groene percelen in het zuidoostelijk deel van het plangebied, nabij de rotondes in de Heerbaan. Daarnaast is een aantal grotere groenvoorzieningen in de woongebieden bestemd als 'Groen', onder andere in het Stepke en de Berthastraat. De kleinere groene plekken en het groen dat deel uitmaakt van het straatprofiel - waaronder de laanbeplanting in een deel van de dorpslinten - zijn opgenomen in de bestemming 'Verkeer'.

Agrarische gronden

Aan de randen van Oerle bevinden zich aantal agrarische percelen, zowel aan de westzijde van de Oude Kerkstraat als aan weerszijden van de Paleisstraat.

De agrarische percelen binnen het plangebied zijn bestemd als 'Agrarisch - Kernrand'. Met deze bestemming is aangesloten bij de gelijknamige bestemming die in het bestemmingsplan 'Kernrandgebied' is opgenomen. Bebouwing is - met uitzondering van kleinschalige bouwwerken, geen gebouwen zijnde - uitgesloten.

3.4 Resterende bouwtitels en potentiële ontwikkelingslocaties

Resterende bouwtitels

Het bestemmingsplan 'Oerle 2016' heeft een conserverend karakter en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. In het bestemmingsplan is wel een aantal bouwtitels overgenomen uit de vigerende bestemmingsplannen. Op een aantal locaties (bijvoorbeeld aan het Smidsvuurke of aan de Paleisstraat) is recent een woning gerealiseerd of wordt op dit moment gebouwd, op andere locaties kunnen binnen de planperiode van het bestemmingsplan nog één of enkele woningen worden toegevoegd, waarvoor nog geen omgevingsvergunning is verleend. Het betreft de volgende locaties:

  • Oude Kerkstraat 31: realisering van één woning in een voormalige boerderij;
  • Clementinalaan ten noorden van nummer 1: bouw van twee geschakelde woningen;
  • Berkt ten zuiden van 19: bouw van één vrijstaande woning.
  • Paleisstraat 8/8a: wijzigingsbevoegdheid voor de toevoeging van maximaal 2 woningen (in totaal 4 woningen binnen het wijzigingsgebied).

De bouwmogelijkheden voor deze locaties zijn zoveel mogelijk één op één overgenomen in dit bestemmingsplan. Voor de nieuwe woningen is een bouwvlak opgenomen, met een aanduiding voor de maximale goot- en bouwhoogte. Door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven hoeveel nieuwe woningen binnen het betreffende bouwvlak mogen worden gebouwd. Voor de percelen aan de Paleisstraat 8/8a is opnieuw een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Potentiële ontwikkelingslocaties

Naast invulling van de directe bouwtitels zoals benoemd in voorgaande paragraaf, is het voorstelbaar dat binnen de planperiode op een aantal locaties in het plangebied herontwikkeling plaatsvindt, met name in situaties waarin een niet-woonfunctie wordt beëindigd en er geen nieuwe invulling is voor de betreffende locatie. Voor een aantal locaties in het hart van het dorp is sprake van zo'n potentiële herontwikkelingslocatie: het betreft de percelen Oude Kerkstraat 12, het oude raadhuis, waar voorheen een bakkerij was gevestigd, en Oude Kerkstraat 16, waar voorheen een bedrijfsfunctie aanwezig was. De plannen voor herontwikkeling van deze locaties zijn onvoldoende concreet om ze in het bestemmingsplan te kunnen opnemen. Om die reden zijn beide percelen bestemd als 'Wonen - Vrijstaand'. Om een eventuele herontwikkeling mogelijk te maken, kan te zijner tijd een afzonderlijke planologische procedure worden doorlopen.

Hoofdstuk 4 Milieuhygiënische en planologische verantwoording

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de milieuhygiënische en planologische aspecten. Het bestemmingsplan 'Oerle 2016' is conserverend van aard en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Wel zijn enkele resterende bouwtitels uit de vigerende bestemmingsplannen overgenomen. Vanwege het conserverende karakter van het plan is gericht onderzoek niet noodzakelijk. In de hierna volgende paragrafen wordt een korte beschrijving van de relevante milieuhygiënische en planologische aspecten gegeven.

4.1 Bodem

Algemeen

Het landelijk beleid met betrekking tot de bodemkwaliteit gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie: de bodemkwaliteit mag geen onaanvaardbaar risico opleveren voor de gebruikers van de bodem. Voor elke functiewijziging dient onderzoek te worden verricht naar de bodem- en grondwaterkwaliteit, waarbij moet worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het voorgenomen gebruik. Wanneer een ontwikkeling geen bestemmingswijziging tot gevolg heeft, hoeft er geen bodemonderzoek in het kader van het bestemmingsplan uitgevoerd te worden; de bodem wordt in dat geval geschikt geacht voor de toegestane functie. Het bodemonderzoek wordt in die gevallen uitgevoerd in het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen.

Toetsing bestemmingsplan

Voorliggend bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Op de locaties waar nog één of enkele woningen kunnen worden toegevoegd, is sprake van bestaande bouwtitels, die zijn overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan. De bestemming van de betreffende gronden wijzigt derhalve niet ten gevolge van de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan. Een bodemonderzoek in het kader van het bestemmingsplan is daarom niet noodzakelijk.

4.2 Geluid

Algemeen

Op grond van de Wet geluidhinder dient een akoestisch onderzoek te worden verricht als er sprake is van het projecteren van nieuwe geluidgevoelige gebouwen of terreinen binnen de onderzoekszone van een weg of spoorweg. Ook in het geval van de aanleg van een nieuwe weg of de reconstructie van een bestaande weg kan akoestisch onderzoek nodig zijn. Conform de Wet geluidhinder hebben alle wegen, met uitzondering van 30 km/h-wegen en wegen die deel uitmaken van een woonerf, een onderzoekszone. Wegen met een snelheidsregime van 30 km/h vallen buiten het regime van de Wet geluidhinder. Als geluidgevoelige objecten op korte afstand van een 30 km/h-weg worden gerealiseerd, kan het echter (met name bij drukkere wegen) uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk zijn om de akoestische situatie in beeld te brengen.

Toetsing bestemmingsplan

Voorliggend bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Op de locaties waar nog één of enkele woningen kunnen worden toegevoegd, is sprake van bestaande bouwtitels, die zijn overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan. Deze zijn alle gelegen in een 30 km/h-zone. Akoestisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

4.3 Luchtkwaliteit

Algemeen

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer is de regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteit vastgelegd. In artikel 5.16 is vastgelegd dat bestuursorganen bevoegdheden, zoals het vaststellen van een bestemmingsplan, mogen uitoefenen wanneer sprake is van één van de volgende gevallen:

  • a. Er is geen sprake is van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden.
  • b. De concentratie van de desbetreffende stoffen in de buitenlucht verbetert of blijft ten minste gelijk.
  • c. Het plan draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie van de desbetreffende stoffen in de buitenlucht.
  • d. De ontwikkeling is opgenomen in een vastgesteld programma, zoals het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Toetsing bestemmingsplan

Voorliggend bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk en heeft derhalve geen gevolgen voor de luchtkwaliteit. Op de locaties waar nog één of enkele woningen kunnen worden toegevoegd, is sprake van bestaande bouwtitels, die zijn overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan. Het aantal woningen dat nog kan worden toegevoegd, is beperkt. Het plan draagt 'niet in betekenende mate' bij. Hiermee wordt voldaan aan artikel 5.16 lid c van de Wet milieubeheer. De luchtkwaliteitseisen leveren derhalve geen belemmeringen op voor dit bestemmingsplan.

Luchtkwaliteit in het plangebied

Om een indruk te krijgen van de luchtkwaliteit in het plangebied, kan gebruik worden gemaakt van de monitoringstool van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (www.nsl-monitoring.nl). Binnen het plangebied zijn de Oude Kerkstraat en de Sint Janstraat meegenomen in de monitoring. Uit raadpleging van de monitoringstool blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs deze wegen ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer liggen, waardoor uit oogpunt van luchtkwaliteit sprake is van een goed woon- en leefklimaat. In de jaren 2020 en 2030 nemen de concentraties verder af. Hiermee wordt voldaan aan artikel 5.16 lid a van de Wet milieubeheer.

4.4 Externe veiligheid

Algemeen

Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten is verbonden voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport. Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen.

Het veiligheidsbeleid in Nederland is gebaseerd op een tweetal begrippen, het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR):

  • Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat één persoon, die onafgebroken en onbeschermd op een plaats langs een transportroute of nabij een inrichting verblijft, komt te overlijden als gevolg van een incident met het vervoer, de opslag en/of de handeling van gevaarlijke stoffen. Daarbij is de omvang van het risico een functie van de afstand waarbij geldt: hoe groter de afstand, des te kleiner het risico. De risico’s worden weergegeven in PR risicocontouren.
  • Het groepsrisico is de kans per jaar dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van een transportroute of een inrichting voor handelingen met gevaarlijke stoffen in één keer het (dodelijk) slachtoffer wordt van een ongeval. In tegenstelling tot het plaatsgebonden risico geldt voor het groepsrisico geen grenswaarde maar een oriëntatiewaarde. Deze oriëntatiewaarde kan gezien worden als een streefwaarde en heeft geen juridische status. Het overschrijden van de oriëntatiewaarde is mogelijk mits dit in de besluitvorming door het bevoegd gezag wordt gemotiveerd.

Risicobronnen kunnen worden onderscheiden in risicovolle inrichtingen (waaronder lpg-tankstations), vervoer van gevaarlijke stoffen en buisleidingen. Om voldoende ruimte te scheppen tussen een risicobron en personen of objecten die risico lopen (kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten) moeten vaak afstanden in acht worden genomen. Ook ontwikkelingsmogelijkheden die ingrijpen in de personendichtheid kunnen om onderzoek vragen. Het beoordelingskader voor risicovolle inrichtingen wordt gevormd door het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), waarin de Basisnetten voor weg, spoor en water zijn vastgelegd. Voor buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Beleidsvisie externe veiligheid

De gemeente Veldhoven beschikt over een beleidsvisie externe veiligheid (2008), die als leidraad wordt gehanteerd bij de toetsing van nieuwe initiatieven. In de visie zijn onder meer keuzes gemaakt omtrent de toelaatbaarheid van nieuwe risicobronnen (wel - onder voorwaarden - op de bedrijventerreinen, niet in de woongebieden) en omtrent de wijze waarop met de groepsrisicoverantwoording wordt omgegaan.

Toetsing bestemmingsplan

Risicovolle inrichtingen

In het plangebied zijn geen inrichtingen gevestigd die onder het regime van het Bevi vallen. Ten oosten van het plangebied, op het terrein van Severinus, staat een chloortank bij het zwembad. Een dergelijke tank valt niet onder de reikwijdte van het Bevi. Er is geen sprake van belemmeringen vanwege de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen.

Buisleidingen

Op ruime afstand ten noorden van het plangebied (circa 550 meter) liggen twee hogedruk aardgasleidingen die in beheer zijn bij de Gasunie. Het betreft de volgende leidingen:

  • Z-506-1: 6 inch, 40 bar
  • Z-506-4: 8 inch, 40 bar

Het invloedsgebied van deze buisleidingen bedraagt 70 respectievelijk 95 meter. Het plangebied ligt ruim buiten het invloedsgebied, waardoor de leidingen geen belemmeringen opleveren.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In de omgeving van het plangebied liggen geen wegen die deel uitmaken van het Basisnet weg. Over de wegen in en rond het plangebied kunnen incidenteel gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Gezien de (zeer) lage vervoersintensiteit levert dit geen relevante risico's op.

4.5 Bedrijven en milieuzonering

Algemeen

De toelaatbaarheid van bedrijvigheid kan globaal worden beoordeeld met behulp van de methodiek van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). In deze brochure is een bedrijvenlijst opgenomen, die informatie geeft over de milieukenmerken van verschillende typen bedrijven. In de lijst zijn de bedrijfsactiviteiten ingedeeld in categorieën en is op basis van een aantal factoren (waaronder geluid, geur en gevaar) een indicatie gegeven van de afstand tussen bedrijven en hindergevoelige functies waar gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening mee kunnen houden. Hierbij wordt uitgegaan van het principe van functiescheiding, waarbij afstanden moeten worden aangehouden tussen milieugevoelige en milieubelastende functies.

In de VNG-brochure worden twee omgevingstypen onderscheiden: rustige woonwijk'/'rustig buitengebied' en 'gemengd gebied'. De indicatieve afstanden uit de bedrijvenlijst zijn de afstanden die - in nieuwe situaties - gelden tussen de grens van een bedrijfsperceel en de gevel van een woning in een 'rustige woonwijk'. Voor woningen in een 'gemengd gebied' mag deze afstand worden gecorrigeerd en kan de indicatieve afstand met één trede worden verlaagd. De (indicatieve) afstanden tussen een bedrijfsperceel en een woning in een 'rustige woonwijk' variëren van 10 meter voor milieucategorie 1 tot 1.500 meter voor milieucategorie 6. De systematiek van de VNG-brochure is met name toepasbaar in nieuwe situaties. Voor bestaande situaties is veelal de milieuwetgeving leidend en kan sprake zijn van kleinere afstanden tussen bedrijven en gevoelige functies.

Toetsing bestemmingsplan

In het plangebied is een aantal bedrijven gevestigd. Deze bedrijven zijn bestemd als 'Bedrijf' of aangeduid als 'bedrijf' binnen de woonbestemming. In het algemeen geldt dat bedrijven in de lichtere milieucategorieën 1 en 2, gezien de beperkte milieuhinder die ze veroorzaken, goed inpasbaar zijn in woongebieden of gebieden met functiemenging (zoals een dorpscentrum of dorpslint). Binnen de bestemming 'Bedrijf' en ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' zijn bedrijven in deze milieucategorieën daarom direct toegestaan.

Afwijkende bedrijfsactiviteiten

In de huidige situatie is op drie locaties een bedrijf gevestigd dat op grond van de VNG-brochure in een hogere milieucategorie valt. Het betreft de volgende bedrijven:

  • Oude Kerkstraat 61: metaalconstructiebedrijf (SBI-code 251,331.1: milieucategorie 3.2)
  • Oude Kerkstraat 35: aannemingsbedrijf (SBI-code 41,42,43: milieucategorie 3.1) met diverse bedrijfsactiviteiten, waaronder grond- en sloopwerk, gladheidsbestijrding, groothandel in zand en grind, verhuur van machines en loonwerkzaamheden;
  • De Berkt 1a: aannemingsbedrijf (SBI-code 41,42,43: milieucategorie 3.1).

Deze bedrijven zijn positief bestemd door middel van een aanduiding. Hierdoor mogen op de betreffende percelen, naast de algemeen toegestane bedrijven in milieucategorie 1 en 2, ook de afwijkende bedrijfsactiviteiten in een hogere milieucategorie worden uitgeoefend.

4.6 Kabels en leidingen

In het plangebied liggen geen kabels of leidingen waarvoor planologische bescherming (door het opnemen van een regeling in het bestemmingsplan) noodzakelijk is.

4.7 Water

Algemeen

Doel van de waterparagraaf is de component water in een zo vroeg mogelijk stadium te adresseren in het besluitvormingsproces van ruimtelijke plannen. De paragraaf beschrijft de actuele waterhuishouding in het plangebied. Daarnaast wordt, binnen de gestelde randvoorwaarden van het bestemmingsplan, vastgelegd aan welke watereisen de ontwikkeling moet voldoen. Ruimtelijke plannen worden onder meer getoetst aan 'hydrologisch neutraal' ontwikkelen conform landelijk en lokaal waterbeleid. Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 1, onder c van het Besluit ruimtelijke ordening.


Waterrelevant beleid en regelgeving

Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016 - 2021

Op 18 december 2015 is het Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016 - 2021 (PMWP) vastgesteld. Het PMWP staat voor samenwerken aan Brabant waar iedereen prettig woont, werkt en leeft in een veilige en gezonde leefomgeving. Het PMWP zet de nieuwe koers uit voor de provinciale inzet met betrekking tot water, bodem, lucht en de overige milieuaspecten. Het PMWP staat voor:

  • voldoende water voor mens, plant en dier;
  • schone en gezonde leefomgeving (bodem, water en lucht);
  • bescherming van Brabant tegen overstromingen en externe risico's;
  • verduurzaming van onze grondstoffen-, energie- en voedselvoorziening.


Waterbeheerplan Waterschap de Dommel 2016 - 2021 'Waardevol Water'

Het waterbeheerplan 'Waardevol Water' beschrijft de doelen van Waterschap De Dommel voor de periode 2016-2021. Het plan is afgestemd op de ontwikkeling van het Nationaal Waterplan, het Provinciaal Milieu- en Waterplan en het Stroomgebiedsbeheerplan. Meer dan voorheen wil het waterschap inspelen op initiatieven van derden en kansen die zich voordoen in het gebied.

Ten aanzien van de doelen is een indeling gemaakt in de volgende waterthema's:

  • Droge voeten: voorkomen van wateroverlast in het beheergebied (onder meer door het aanleggen van waterbergingsgebieden en het op orde brengen van regionale keringen);
  • Voldoende water: zowel voor de natuur als de landbouw is het belangrijk dat er niet te veel en niet te weinig water is. Daarvoor reguleert het waterschap het grond- en oppervlaktewater;
  • Natuurlijk water: zorgen voor flora en fauna in en rond beken en sloten door deze waterlopen goed in te richten en te beheren;
  • Schoon water: zuiveren van afvalwater en vervuiling van oppervlaktewater aanpakken en voorkomen;
  • Mooi water: stimuleren dat mensen de waarde van water beleven, door onder meer recreatief gebruik.

Het waterschap staat voor een aantal complexe uitdagingen, die zij in veel gevallen niet alleen kan realiseren. Deze uitdagingen geven invulling aan de verbinding van water met de maatschappelijke ontwikkelingen. Daarom zet het waterschap sterk in op samenwerking. In het Waterbeheerplan nodigt het waterschap waterpartners, stakeholders, boeren, burgers en bedrijven nadrukkelijk uit om gezamenlijk te werken aan slimme, innovatieve oplossingen voor de complexe wateropgaven. Dit betekent onder meer dat het waterschap de bestaande samenwerking met alle partners in het gebied wil uitbreiden en 'grenzeloos' organiseren vanuit de kracht van ieders rol en verantwoordelijkheid.

Wat zijn de belangrijkste uitdagingen voor de komende planperiode?

  • voldoende water voor landbouw en natuur;
  • wateroverlast en hittestress;
  • kringloopdenken;
  • steeds meer ongewenste stoffen in het water, zoals medicijnen;
  • vergroten waterbewustzijn.

Het waterbeheerplan is te vinden op de website van het waterschap: www.dommel.nl.


Keur Waterschap de Dommel 2015

De 'Keur Waterschap De Dommel 2015' bevat regels met daarin verboden en verplichtingen ten aanzien van oppervlaktewater en grondwater, die gelden voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van Waterschap De Dommel. Hierin wordt het beheer en het onderhoud van watergangen geregeld (bijvoorbeeld betreffende onderhoudsstroken) en is aangegeven wanneer een vergunning of algemene regels van toepassing zijn voor ingrepen in de waterhuishouding. Verder zijn er beleidsregels voor het beschermingsbeleid van gebieden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen beschermde gebieden waterhuishouding, attentiegebieden, beekdalen en overige gebieden. Met deze beleidsregels wordt aangegeven op welke wijze gebiedsgericht wordt omgegaan met vergunningverlening. De Keur van het waterschap is onder andere van toepassing wanneer direct of indirect wordt geloosd naar een oppervlaktelichaam.

Beleidsregel Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater

De drie Brabantse waterschappen (Aa en Maas, De Dommel en Brabantse Delta) hanteren sinds 1 maart 2015 dezelfde (beleids)uitgangspunten voor het beoordelen van plannen waarbij het verhard oppervlak toeneemt. Deze (beleids)uitgangspunten zijn geformuleerd in de 'Beleidsregel Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen'. Bij een toename en afkoppeling van het verhard oppervlak geldt het uitgangspunt dat plannen zoveel mogelijk hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. De waterschappen maken bij het beoordelen van plannen met een toegenomen verhard oppervlak onderscheid tussen grote en kleine plannen. Hoewel er relatief veel kleine plannen zijn, veroorzaken deze op deelstroomgebiedsniveau nauwelijks een toename van de maatgevende afvoer. Het waterschap maakt grofweg onderscheid in projecten met een toename van verhard oppervlak van maximaal 2.000 m², 2.000 m² tot 10.000 m² en meer dan 10.000 m².

Beleid gemeente

Verbreed Gemeentelijk rioleringsplan 2015 - 2019

Het waterbeleid van de gemeente Veldhoven is vastgelegd in het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (2015-2019). De term 'verbreed' houdt verband met de wettelijke uitbreiding van de zorgplicht riolering. Volgens de wetgeving heeft de gemeente Veldhoven drie zorgplichten op het gebied van stedelijk waterbeheer:

  • zorgplicht stedelijk afvalwater;
  • zorgplicht hemelwater;
  • zorgplicht grondwater.

Dit komt er op neer dat de gemeente vanuit het oogpunt van volksgezondheid en veiligheid zorg draagt voor een deugdelijke inzameling, berging, transport en/of lokale zuivering van stedelijk afvalwater, afvloeiend hemelwater en grondwater. De kans op overlast dient hierbij te worden beperkt tot maatschappelijk aanvaardbare normen.

Ambitie gemeente afvoer van hemelwater

Als het regent in de gemeente Veldhoven verdwijnt het meeste hemelwater in de riolering. Door verandering van het klimaat wordt het bestaande rioolstelsel steeds zwaarder op de proef gesteld. Buien worden heviger en duren langer. Hierdoor neemt het risico op (grond)wateroverlast toe. Om droge voeten te houden, wordt ruimte gecreëerd in het groen en/of oppervlaktewater. Hierbij wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden: infiltreren (vasthouden) waar mogelijk, bufferen op locaties met voldoende beschikbare ruimte en als het niet anders kan, dan pas afvoeren. In openbaar gebied komt dit tot uiting door hemelwatervoorzieningen in groenstroken die geschikt zijn gemaakt voor de opvang van overtollig hemelwater en aanpassing van waterpartijen. De perceelseigenaar draagt een steentje bij door op eigen terrein voorzieningen te treffen voor buffering en/of opslag van hemelwater en/of opvang van overtollig grondwater. De gemeente ziet hierbij toe op een doelmatige invulling van de hemelwateropgave.

Hydrologisch neutraal bouwen

Het waterschap streeft naar een robuust watersysteem. Voor ontwikkelingen die dit negatief kunnen beïnvloeden, wordt daarom uitgegaan van de trits 'vasthouden-bergen-afvoeren'. Dat wil zeggen dat water zoveel mogelijk in een gebied wordt vastgehouden door infiltratie en, waar dit niet mogelijk is, water tijdelijk wordt geborgen (retentie). Door water lokaal te infiltreren of te bergen in een voorziening wordt het versneld afvoeren van overtollig hemelwater naar het bestaande oppervlaktewatersysteem zoveel mogelijk voorkomen. Bij zeer grote neerslaghoeveelheden zal de genoemde voorziening het aangeboden water echter onvoldoende kunnen verwerken. Een noodoverloopconstructie kan er dan voor zorgen dat het overtollige water gecontroleerd naar een plek wordt afgevoerd waar het geen overlast kan veroorzaken.

Uitgangspunten hemelwaterafvoer bij herontwikkeling en nieuwbouw

Bij herontwikkeling en nieuwbouw binnen de gemeente Veldhoven wordt uitgegaan van het HNO-principe (Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen): het hemelwater wordt ter plaatse de bodem in geleid via hemelwaterverwerkende voorzieningen zoals infiltratiekolken, bermen, wadi's en vijverpartijen. Bij nieuw te ontwikkelen bedrijventerreinen wordt de perceelseigenaar gestimuleerd om het hemelwater op eigen terrein te verwerken. Waar mogelijk worden voorzieningen gecombineerd met benodigde maatregelen in omringende wijken. Indien de lokale omstandigheden de verwerking van hemelwater in de bodem niet toelaten, wordt het afgevoerd naar het dichtstbijzijnde oppervlaktewater, conform de richtlijnen van het hydrologisch neutraal ontwikkelen.


Wanneer wordt aangesloten op het gemeentelijke rioolstelsel van de gemeente Veldhoven zijn de volgende regels van toepassing:

  • vuilwater en schoon hemelwater worden separaat aangeboden op de perceelgrens;
  • compensatie bij toename van verhard oppervlak vanaf 250 m2;
  • berging 42 mm/m2 ten opzichte van de toename van verhard oppervlak bij een toename van verhard oppervlak tussen de 250 en 2.000 m2. Bij een toename van verharding boven de 2.000 m2 gelden de regels van de Keur van Waterschap De Dommel.
  • voorkeur voor een bovengrondse berging;
  • leegloop van de bergingsvoorziening (infiltratie, geknepen afvoer en dergelijke) dient per locatie te worden aangegeven. Bij infiltratie dient te worden aangetoond dat infiltratie mogelijk is;
  • wanneer wordt afgevoerd naar het gemengde stelsel dient een terugslag te worden toegepast zodat vuilwater niet de voorziening in kan stromen;
  • bij het indienen van de omgevingsvergunningaanvraag dient een gedetailleerd ontwerp te worden ingediend van de bergingsvoorziening en de leegloopconstructie.

Huidige en toekomstige situatie van de planlocatie

Ten aanzien van het plangebied is navolgende checklist ingevuld. Door deze checklist wordt snel duidelijk welke onderdelen een extra toelichting behoeven en welke procedures van toepassing zijn als één van de onderdelen van toepassing is voor de planlocatie.

Checklist water in ruimtelijke plannen

Checklist Water  
Hoofdwatergang c.q. open water   Nee  
Zijwatergang   Nee  
Keurgebied binnen plangebied?   Nee  
Binnen 25-100 jaarszone?   Nee  
Binnen boringsvrije zone?   Nee  
Ecologische verbindingszone?   Nee  
Binnen reserveringsgebied waterberging 2050?   Nee  
Attentiegebied EHS   Nee  
Rioolwatertransportleiding   Nee  
Waterschap gemaal   Nee  
Verdachte/verontreinigde locaties   Nee  
Infiltratie praktisch mogelijk?   Nee  
Uitwerkingsplicht/wijzigingsbevoegdheid?   Nee  

Oppervlaktewater

Binnen het plangebied van het bestemmingsplan 'Oerle 2016' is geen oppervlaktewater aanwezig. Oerle maakt onderdeel uit van het deelwatersysteem van de Rundgraaf.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00066-0401_0009.png"

Afbeelding 9: Oppervlaktewater en watersystemen

Bodemopbouw

De deklaag (Nuenen formatie) is ter plaatse van Veldhoven een metersdik pakket bestaande uit fijne zanden. Volgens de bodemdata van Nederland liggen er rond de kern Oerle hoofdzakelijk enkeerdgronden opgebouwd uit lemig fijn zand. De doorlatendheid van de deklaag is relatief laag.

Riolering

In het verleden is het rioolstelsel als een gemengd stelsel uitgelegd. Het gemengde water wordt onder normale omstandigheden via een gemaal verpompt naar het noordelijk stamriool. Bij een gebeurtenis waarbij het gehele stelsel gevuld is, kan deze via de bergbezinkvoorziening, gelegen aan de Berkt, overstorten in de Rundgraaf of via de overstort gelegen op het terrein 'Schippershof'. Bij de herinrichting van het centrum van Oerle en de Oude Kerkstraat is een gescheiden systeem aangelegd. Het hemelwatersysteem is in de huidige situatie nog niet verbonden met het oppervlaktewater.

Grondwater

De gemeente beschikt over een hoofdpeilbuizennetwerk dat de aankomende jaren in het stedelijk gebied uitgebreid zal worden. Op dit moment staat er één peilbuis F09 in het plangebied en L0065 op de rand van het plangebied. De locaties van de peilbuizen zijn weergegeven in de volgende figuur. De maaiveldhoogte van peilbuis F09 is 23,17 m+NAP. Uit de meting van deze peilbuis blijkt dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) op deze locatie 21,40 m+NAP is. De maaiveldhoogte van peilbuis L0065 is 22,16 m+NAP. Uit de meting van deze peilbuis blijkt dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) op deze locatie 19,80 m+NAP is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00066-0401_0010.png"

Afbeelding 10: Locatie peilbuizen

Toekomstige situatie van het watersysteem

In de toekomst zal het reeds aangelegde hemelwaterriool in het centrum van Oerle en de Oude Kerkstraat verbonden worden met de hemelwateruitlaat gelegen op het terrein 'Schippershof'. Bij toekomstige vervangingsprojecten zal de gemengde riolering zoveel mogelijk vervangen worden door een gescheiden stelsel. Hierbij wordt het hemelwater separaat van het vuilwater ingezameld. Het hemelwater zal waar mogelijk bovengronds worden geborgen en vertraagd afgevoerd worden naar de Rundgraaf.

4.8 Flora en fauna

De natuurwet- en regelgeving kent twee sporen, namelijk een soortgericht spoor en een gebiedsgericht spoor. De Flora- en Faunawet richt zich op de bescherming van soorten. De Natuurbeschermingswet 1998 en het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de ecologische hoofdstructuur) zijn gericht op de bescherming van gebieden. Ruimtelijke plannen dienen te worden beoordeeld op de uitvoerbaarheid in relatie tot actuele natuurwetgeving. Er mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die op onoverkomelijke bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden en/of flora en fauna. In dit kader is inzicht gewenst in de aanwezige natuurwaarden en de mogelijk daarmee samenhangende consequenties vanuit de actuele natuurwetgeving.

Toetsing bestemmingsplan

Gebiedsbescherming

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is Kempenland-West. Dit gebied ligt op een afstand van circa 3 kilometer ten noordwesten van het plangebied. Het bestemmingsplan 'Oerle 2016' maakt geen ontwikkelingen mogelijk die invloed hebben op het Natura 2000-gebied. In het plangebied liggen geen gronden die deel uitmaken van het Nationaal Natuurnetwerk (de EHS). De Natuurbeschermingswet 1998 en het provinciale beleid omtrent de EHS leveren derhalve geen belemmeringen op.

Soortbescherming

Het bestemmingsplan 'Oerle 2016' heeft een conserverend karakter en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Voor beheergerichte (onderdelen van) bestemmingsplannen, met geen of slechts geringe ontwikkelingsmogelijkheden, kan in het algemeen worden gesteld dat de uitvoerbaarheid niet ter discussie staat. Zelfs indien beschermde soorten aanwezig zijn, mag worden aangenomen dat deze bij een voortzetting van het bestaande grondgebruik niet in hun voortbestaan zullen worden bedreigd. De Flora- en faunawet levert derhalve geen belemmeringen op voor vaststelling van het bestemmingsplan.

Dit laat onverlet dat ook in de bebouwde kom beschermde soorten (bijvoorbeeld broedvogels en vleermuizen) voor kunnen komen. Bij de sloop van bebouwing, het rooien van beplanting of andere verstoringen dient door de initiatiefnemer rekening te worden gehouden met de Flora- en faunawet: verstoring van beschermde soorten dient te worden voorkomen.

4.9 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

De Wet op de Archeologische Monumentenzorg (2007) is een raamwet die regelt hoe Rijk, provincie en gemeente bij ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. De wet beoogt het archeologische erfgoed te beschermen. Onder archeologisch erfgoed wordt verstaan: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden. Enkele van de uitgangspunten van deze wet zijn:

  • Archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren en alleen opgraven als behoud in de bodem (in situ) niet mogelijk is.
  • Vroeg in de ruimtelijke ordening al rekening houden met archeologie. Initiatiefnemers van ruimtelijke ontwikkelingen moeten in een vroegtijdige stadium aangeven hoe met eventuele archeologische waarden bij bodemverstorende ingrepen zal worden omgegaan. Dit houdt in een verplichting tot vooronderzoek bij werkzaamheden die de grond gaan verstoren en eventuele maatregelen om behoudenswaardige archeologische resten te beschermen door deze op te graven of in de bodem te behouden.

In de Wet op de Archeologische Monumentenzorg is aangegeven dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor hun bodemarchief. De gemeente Veldhoven heeft hiertoe een eigen archeologiebeleid opgesteld.

In de Nota Archeologische Monumentenzorg Veldhoven, vastgesteld op 16 december 2008, zijn beleidsregels en wensen ten aanzien van de omgang met het archeologisch erfgoed geformuleerd en maakt de gemeente duidelijk hoe waardevol het archeologisch erfgoed voor de identiteit van Veldhoven is. De inbedding van de nota archeologie in de beleidskaart in het ruimtelijke ordeningsproces heeft vorm gekregen door een zogenaamd 'parapluplan' op te stellen: een overkoepelend, thematisch bestemmingsplan waarmee het beleid is doorvertaald in de vigerende bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan 'Parapluplan 2009' is op 5 maart 2010 onherroepelijk geworden.

Uit het 'Parapluplan 2009' bleek dat grote delen van de gemeente Veldhoven een hoge archeologische verwachtingswaarde hadden en dat voorafgaand aan veel bodemingrepen archeologisch bureauonderzoek noodzakelijk was. Daarnaast zijn sinds 2009 veel gebieden onderzocht en hebben deze geen archeologische verwachting meer. Om veel kleinschalig onderzoek en versnippering van onderzoek te voorkomen en om initiatiefnemers van ruimtelijke ontwikkelingen beter van dienst te kunnen zijn, heeft de gemeente voor zijn volledige grondgebied een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd en een gespecificeerde archeologische beleidsadvieskaart opgesteld (Archeologische beleidsadvieskaart gemeente Veldhoven, 10 maart 2014).

Toetsing bestemmingsplan

Binnen de plangrenzen van het bestemmingsplan 'Oerle 2016' bevinden zich op de beleidsadvieskaart verschillende categorieën met archeologische (verwachtings)waarden, te weten:

  • categorie 2: gebied van zeer hoge archeologische waarde (een deel van de gronden rond de kerk);
  • categorie 3: gebied met een hoge archeologische waarde (de gronden ter hoogte van de historische dorpskern, aan weerszijden van de Oude Kerkstraat;
  • categorie 4: gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde;
  • categorie 7: gebieden zonder archeologische verwachting of archeologisch vrijgegeven (een aantal percelen waarvoor reeds archeologisch onderzoek is verricht en waar is geconcludeerd dat geen behoudenswaardige resten aanwezig zijn)

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00066-0401_0011.png"

Afbeelding 11: Uitsnede Archeologische Beleidsadvieskaart

De categorieën zijn op de verbeelding van het bestemmingsplan opgenomen als dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 1' (gebieden van categorie 2) en 'Waarde-Archeologie 2' (gebieden van categorie 3 en 4). De dubbelbestemmingen kennen een bouwverbod (met afwijkingsmogelijkheid) en een omgevingsvergunningenstelsel voor werkzaamheden die de grond verstoren. Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat er geen archeologische resten aanwezig zijn, of dat die resten kunnen worden beschermd door voorwaarden aan de omgevingsvergunning te stellen (door het treffen van technische maatregelen, het doen van een archeologische opgraving of archeologische begeleiding van de werkzaamheden). Voor bouwwerken of werkzaamheden die minder diep zijn dan 40 cm of minder groot dan 100 m2 ('Waarde - Archeologie 1') respectievelijk 250 m2 ('Waarde - Archeologie 2') is geen onderzoek nodig. De beleidsmedewerker Monumenten en Archeologie van de gemeente Veldhoven kan aangeven welke vorm van archeologisch vooronderzoek noodzakelijk is voor een aanvraag. De kosten voor de uitvoering van een eventueel archeologisch onderzoek zijn voor de initiatiefnemer van het plan.

Cultuurhistorie

Nationaal staat het cultuurhistorisch beleid in het teken van het behoud en het beheer van de cultuurhistorische waarden. Op gelijke voet staat het streven naar het gebruik van het cultuurhistorisch erfgoed als inspiratiebron voor de ruimtelijke inrichting. Dit beleid geldt voor alle cultuurhistorische waarden, dat wil zeggen voor zowel archeologische als voor historisch-geografische en historisch bouwkundige waarden. Het rijksbeleid is mede gebaseerd op het Verdrag van Malta (1992).

Per 1 januari 2012 is de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) in werking getreden en is in het Besluit ruimtelijke ordening de verplichting opgenomen om in de toelichting van een bestemmingsplan te beschrijven hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.

Het beleid van de provincie Noord-Brabant sluit aan op het nationale beleid voor de archeologische monumentenzorg. De provincie richt zich op de bescherming van objecten en de bescherming, benutting en ontwikkeling van structuren en ensembles van een grotere schaal. De ruimtelijke ordening is een belangrijk integrerend beleidsterrein als het gaat om de zorgvuldige omgang met cultuurhistorisch waardevolle structuren. Een aantal cultuurhistorische objecten en structuren is beschermd via de Monumentenwet 1988 dan wel via een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening. Bij aantasting en bij wijziging van deze objecten en structuren is een omgevingsvergunning vereist.

Het gemeentelijk beleid ten aanzien van het aspect cultuurhistorie is vertaald in de Nota Cultuurhistorische Waarden Veldhoven 2012. Onder cultuurhistorie wordt in deze beleidsnota het bovengrondse ruimtelijke erfgoed verstaan. De gemeente Veldhoven gaat bij het opstellen van het cultuurhistorisch beleid uit van de Cultuurhistorische Waardenkaart Veldhoven 2012 en de Welstandsnota. De Veldhovense Cultuurhistorische Waardenkaart is een gebieds- en structuurgerichte kaart. Veldhoven richt zich bij het vastleggen van cultuurhistorische waarden vooral op ouderdom, samenhang en context, maar ook gaafheid en belang voor de Veldhovense geschiedenis spelen een rol.

Toetsing bestemmingsplan

Op de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart zijn in en rond het plangebied diverse waardevolle elementen en structuren aangeduid. In het dorp zijn de wegen Oude Kerkstraat, Nieuwe Kerkstraat, Sint Janstraat, Zandoerleseweg, Paleisstraat en een deel van de Berkt aangeduid als historisch lint. Waar de linten samenkomen - nabij de kerk - is de aanduiding historische kern opgenomen. Westelijk van het dorp ligt een cultuurhistorisch waardevol akkercomplex. Dit complex is ook in de Verordening ruimte 2014 als cultuurhistorisch waardevol gebied aangemerkt. Vanuit het dorp is zowel in zuidelijke richting (vanaf de kerk) als in westelijke richting sprake van een waardevolle zichtlijn over het open akkercomplex.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00066-0401_0012.png"

Afbeelding 12: Uitsnede Cultuurhistorische Waardenkaart gemeente Veldhoven

Het bestemmingsplan 'Oerle 2016' is conserverend van aard en maakt geen ontwikkelingen mogelijk die de cultuurhistorische waarden in het plangebied aantasten.

Cultuurhistorisch waardevolle panden

In het plangebied bevinden zich twee rijksmonumenten: de Sint-Jan de Doperkerk en het woonhuis met klokgevel aan de Oude Kerkstraat 52. Bescherming van deze panden vindt plaats op basis van de Monumentenwet 1988. Het opnemen van een beschermende regeling in het bestemmingsplan is daarom niet zinvol.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00066-0401_0013.png"

Afbeelding 13: Rijksmonumenten: Sint-Jan de Doperkerk en huis met klokgevel aan de Oude Kerkstraat

Naast de rijksmonumenten staat in het plangebied een aantal cultuurhistorisch waardevolle panden: gebouwen die geen monumentale status hebben, maar die door hun leeftijd, situering, bouwstijl en/of specifieke karakteristieken cultuurhistorische waarde hebben. Als cultuurhistorisch waardevolle panden zijn aangemerkt:

  • Nieuwe Kerkstraat 26
  • Nieuwe Kerkstraat 30
  • Oude Kerkstraat 12
  • Oude Kerkstraat 15
  • Oude Kerkstraat 39

In de bijlage bij de deze toelichting is een beschrijving opgenomen van de panden, waarbij is aangegeven welke elementen van stedenbouwkundige, architectuurhistorische en cultuurhistorische waarde zijn. Op basis van deze waardestelling is voor de panden een beschermende regeling opgenomen. Ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - cultuurhistorisch waardevol' (met nummer) gelden aanvullende regels ter bescherming van de cultuurhistorische waarden. De regeling bevat een bouwverbod, waarvan kan worden afgeweken indien de cultuurhistorische waarden zoals omschreven in de regels niet worden verstoord of vernietigd. Daarnaast is een sloopregeling opgenomen. De regeling heeft niet tot doel om de oprichting van (nieuwe) bijgebouwen te beperken. Om die reden zijn de aanduidingsvlakken 'overige zone - cultuurhistorisch waardevol' op de bestaande cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en op de voor- en zijtuinen gelegd, en niet op de achtertuinen: voor het oprichten van bijgebouwen gelden hierdoor geen aanvullende regels.

4.10 Zonering Vliegbasis Eindhoven

Op grond van het Luchthavenbesluit Eindhoven ligt rond Vliegbasis Eindhoven (Eindhoven Airport) een beperkingengebied, waar beperkingen gelden voor het oprichten van bebouwing en/of het gebruik van de gronden. Het beperkingengebied bestaat uit zones met bouwhoogtebeperkingen (ten behoeve van de veiligheid van het vliegverkeer en de ongestoorde werking van radarapparatuur), zones waar beperkingen gelden vanwege luchtvaartverkeerslawaai en een zone waar beperkingen gelden voor bestemmingen met een vogelaantrekkende werking.

Funnel en IHCS

De maximaal toelaatbare bouwhoogtes en de ligging en omvang van de gebieden met een bouwhoogtebeperking worden bepaald door de ligging van de start- en landingsbaan en berusten op internationaal vastgelegde afspraken. Het is voor de vliegveiligheid van belang dat binnen de obstakelvrije vlakken de maximaal toelaatbare hoogtes niet worden overschreden. De obstakelvrije vlakken worden gevormd door de funnel en de Inner Horizontal and Conical Surface (IHCS).

Funnel

De funnel is opgebouwd uit een obstakelvrije rechthoek (strook) rond de start- en landingsbaan met aansluitend twee zijvlakken, waarvan de hoogte oploopt tot 45 m. De toegestane bouwhoogte geldt ten opzichte van de hoogte van de landingsdrempel - in het geval van Vliegbasis Eindhoven 22,4 m+NAP. Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt volledig buiten de funnel.

IHCS

Het obstakelbeheergebied van de IHCS sluit aan op de funnel. De IHCS bestaat uit een horizontaal vlak, dat gelegen is op een hoogte van 65 m + NAP, met aansluitend daarop een conisch vlak, waarvan de hoogte oploopt met een helling van 5% tot een hoogte van 166 m+NAP. Het plangebied ligt binnen het obstakelbeheergebied van de ICHS en valt volledig binnen het horizontale vlak (hoogte 65 m+NAP). Binnen dit vlak mogen geen objecten worden gerealiseerd die hoger zijn dan de maximaal toegestane hoogte van 65 m+NAP.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00066-0401_0014.png"

Afbeelding 14: Ligging plangebied ten opzichte van funnel en IHCS

Het plangebied ligt op een hoogte van 21 tot 24 m+NAP, wat betekent dat bebouwing tot een hoogte van 41 meter overal in het plangebied toelaatbaar is. Hoewel voorliggend bestemmingsplan dergelijke hoge bebouwing niet mogelijk maakt, is voor de IHCS een gebiedsaanduiding opgenomen op de verbeelding. Ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone- IHCS' geldt in aanvulling op hetgeen elders in de planregels is bepaald dat de bouwhoogte van bouwwerken niet meer mag bedragen dan 65 m+NAP.

ILS

Vliegbasis Eindhoven is uitgerust met een Instrument Landing System (ILS). Het ILS heeft tot doel om naderingen onder slechte weersomstandigheden nauwkeuriger te kunnen uitvoeren. Voor het goed functioneren van het ILS geldt dat bebouwing in een gebied rond de start- en landingsbaan geen verstoring mag opleveren van het functioneren van de ILS. De afmetingen van het gebied zijn vastgelegd in ICAO EUR DOC 015.

Het obstakelbeheergebied van het ILS bestaat uit verschillende deelgebieden:

  • een rechthoekig deelgebied ter plaatse van de start- en landingsbaan en de direct aangrenzende gronden, waar de maximaal toelaatbare hoogte 0 m bedraagt (ten opzichte van de landingsdrempel op 22,4 m+NAP);
  • twee aansluitende deelgebieden parallel aan weerszijden van de start- en landingsbaan, waar de maximaal toelaatbare hoogte 20 m bedraagt (ten opzichte van de landingsdrempel op 22,4 m+NAP);
  • twee trechtervormige deelgebieden in het verlengde van de start- en landingsbaan waar de hoogte oploopt tot 70 m (ten opzichte van de landingsdrempel op 22,4 m+NAP) op een afstand van 6 km.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00066-0401_0015.png"

Afbeelding 15: Ligging plangebied ten opzichte van ILS

Het westelijk deel van het plangebied valt binnen het obstakelbeheergebied van het ILS. Een klein deel valt binnen het horizontale vlak op 42,4 m+NAP, het overige deel valt binnen het trechtervormige vlak dat oploopt in zuidelijke richting. De maximale bouwhoogte binnen het trechtervormige vlak loopt binnen het plangebied op van circa 35 m+NAP in het noordelijk deel van Oerle tot circa 46 m+NAP in het zuidelijk deel van het plangebied. Het plangebied ligt op een hoogte van 21 tot 24 m+NAP, wat betekent dat het ILS geen beperkingen oplegt aan de realisering van gebouwen overeenkomstig de planregels van de verschillende bestemmingen. Voor het oprichten van hogere bouwwerken (bijvoorbeeld antennemasten) kan het obstakelbeheergebied van het ILS wel beperkingen opleveren. Voor het ILS is daarom een gebiedsaanduiding opgenomen op de verbeelding. Ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone- ILS' geldt in aanvulling op hetgeen elders in de planregels is bepaald dat de bouwhoogte van bouwwerken niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte (in m+NAP) zoals aangegeven op de kaart die als bijlage bij de regels is opgenomen.

Geluidcontouren vliegtuiglawaai

Rond Vliegbasis Eindhoven liggen geluidcontouren. De geluidbelasting van het vliegverkeer wordt gemeten in Kosteneenheden en is gebaseerd op het aantal over- en langsvliegende vliegtuigen, het van deze vliegtuigen ondervonden maximale geluidsniveau en de verdeling over het etmaal, waarbij bijvoorbeeld de late avond zwaarder telt dan de middag. Binnen de geluidcontouren (oplopend van 35 Ke tot 50 Ke) gelden beperkingen voor het realiseren van geluidgevoelige objecten. Het plangebied valt buiten de 35 Ke-contour, waardoor de geluidcontouren geen belemmeringen opleveren voor de bouw van geluidgevoelige objecten binnen het plangebied.

Geluidcontour grondgebonden geluid

Vliegbasis Eindhoven is vanwege het grondgebonden geluid een gezoneerd bedrijventerrein: een 'industrieterrein' in de zin van de Wet geluidhinder. De 50 dB(A) zonegrens ligt buiten de plangrens van dit bestemmingsplan en levert dus geen beperkingen op.

Vogelbeperkingengebied

Het plangebied ligt binnen het vogelbeperkingengebied van Vliegbasis Eindhoven. Binnen het vogelbeperkingengebied geldt op grond van artikel 3.2.3 van het Luchthavenbesluit Eindhoven een verbod voor vogelaantrekkende functies, zoals oppervlaktewateren groter dan drie hectare, vishouderijen met extramurale bassins en extramurale opslag of verwerking van organisch materiaal. Dergelijke functies komen niet voor in het plangebied. In de planregels is een algemene gebruiksregel opgenomen, die het gebruik van gronden voor de genoemde vogelaantrekkende functies uitsluit.

Externe veiligheid

Luchtvaart is te beschouwen als een risicovolle activiteit. Het huidige externe veiligheidsbeleid en de daarmee samenhangende wet- en regelgeving zijn echter hoofdzakelijk gericht op risicovolle bedrijfsactiviteiten (opslag en bewerking van risicovolle stoffen in inrichtingen), wegen, spoorwegen, vaarwegen en buisleidingen. Voor luchthavens en luchtverkeer geldt geen wettelijk kader. In het Luchthavenbesluit Eindhoven (26 september 2014) zijn ook geen regels of normen voor externe veiligheid opgenomen. Op dit moment is daarom interimbeleid van toepassing.

Met een brief van 11 december 2006 heeft de toenmalige Staatssecretaris van VROM aan het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant verzocht interimbeleid externe veiligheid te voeren voor vliegbasis Eindhoven. Dit planologische interimbeleid heeft als doel dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die niet verenigbaar zijn met het streven naar een vanuit oogpunt van veiligheid duurzame ruimtelijke inpassing van de luchthaven in zijn (gebouwde) omgeving, worden voorkomen. Ten aanzien van het plaatsgebonden risico zal de normstelling voor militaire luchthavens naar verwachting in grote lijnen overeenkomen met de normstelling voor de regionale burgerluchthavens. Dit betekent dat binnen de 10-6 plaatsgebonden risicocontour een bouwverbod gaat gelden voor kwetsbare objecten. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt dan een 'nee, tenzij' beleid. De PR 10-6 contour ligt niet binnen het plangebied van dit bestemmingsplan en levert dus geen beperkingen op.

4.11 Radarverstoringsgebied Vliegbasis Woensdrecht

Het plangebied ligt in het radarverstoringsgebied van vliegbasis Woensdrecht. Op grond van artikel 2.6.9 van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) gelden in een radarverstoringsgebied bouwhoogtebeperkingen voor bouwwerken die door hun hoogte onaanvaardbare gevolgen kunnen hebben voor de werking van de radar. Conform artikel 2.4 en verder van de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) is rond de vliegbasis een cirkel met een straal van 75 kilometer vastgelegd, gemeten vanaf de positie van de radar. Deze cirkel bestaat uit een kern met een straal van 15 kilometer met een maximale bouwhoogte voor bouwwerken (in het algemeen) en daaromheen een ring die doorloopt tot 75 kilometer van de radar met een maximale bouwhoogte voor (alleen) windturbines.

Het plangebied valt niet binnen de kern van het radarverstoringsgebied, maar in de daaromheen liggende ring. Binnen het plangebied gelden daarom uitsluitend bouwhoogtebeperkingen voor windmolens. Voor het bouwen van gebouwen en overige bouwwerken gelden geen maximale bouwhoogtes. Omdat voorliggend bestemmingsplan de bouw van windmolens niet mogelijk maakt, hoeft voor het radarverstoringsgebied geen regeling te worden opgenomen.

4.12 Besluit milieueffectrapportage

Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen hebben voor het milieu, waardoor het opstellen van een milieueffectrapportage (m.e.r.) of een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is. In het Besluit milieueffectrapportage is vastgelegd welke activiteiten m.e.r- of m.e.r-beoordelingsplichtig zijn. In onderdeel C van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten, plannen en besluiten opgenomen ten aanzien waarvan het maken van een m.e.r. verplicht is. In onderdeel D van de bijlage zijn de activiteiten, plannen en besluiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordeling verplicht is. Voor alle activiteiten zijn drempelwaarden opgenomen.

Per 1 april 2011 is het Besluit milieueffectrapportage gewijzigd. De consequentie daarvan is, dat voor activiteiten die genoemd worden in onderdeel D van de bijlage, maar waarvan de drempelwaarde niet wordt overschreden, toch de verplichting geldt om na te gaan of een m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst D blijft, kan het project belangrijke nadelige gevolgen hebben, bijvoorbeeld als het in of nabij een kwetsbaar natuurgebied ligt. Ook bij kleinere bouwprojecten moet daarom worden beoordeeld of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Voor deze toets gelden geen vormvereisten, daarom wordt de term ‘vormvrije m.e.r.-beoordeling’ gehanteerd.

Om te bepalen of een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is, dient bepaald te worden of de ontwikkeling de drempelwaarden uit lijst D van het Besluit m.e.r. overschrijdt, of de ontwikkeling in of nabij een kwetsbaar gebied ligt en of er belangrijke milieugevolgen zijn te verwachten. Op grond van het Besluit milieueffectrapportage dient voor de ‘aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject, met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen’ een m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:

  • 1. een oppervlakte van 100 hectare of meer,
  • 2. een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of
  • 3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

Het bestemmingsplan 'Oerle 2016' is een conserverend bestemmingsplan en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Wel zijn enkele vigerende bouwtitels overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan. Het betreft in alle gevallen de toevoeging van één of maximaal twee woningen in het bestaand stedelijk gebied, tussen bestaande bebouwde percelen. Het plangebied ligt niet in de nabijheid van een kwetsbaar gebied. Gezien de ligging van de ontwikkelingslocaties en de zeer beperkte ontwikkeling kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu worden uitgesloten. Het opstellen van een formele m.e.r.-beoordeling is daarom niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Plansystematiek

Het bestemmingsplan 'Oerle 2016' heeft tot doel een actuele juridisch-planologische regeling te bieden voor de bebouwing en voor het gebruik van gronden en gebouwen in het plangebied. Het bestemmingsplan is gericht op het beheer van de bestaande situatie en heeft een conserverend karakter. In het bestemmingsplan zijn enkele nieuwbouwmogelijkheden overgenomen uit de vigerende bestemmingsplannen. Nieuwe ontwikkelingen zijn niet mogelijk gemaakt. Dat het bestemmingsplan een conserverend karakter heeft, betekent overigens niet dat in het geheel geen ontwikkelingen mogelijk zijn. Bij het opstellen van het bestemmingsplan zijn de vigerende rechten zoveel mogelijk gerespecteerd, en waar mogelijk is binnen de bestemmingen gezocht naar verruiming. De juridische regeling is zodanig flexibel dat beperkte aanpassingen en wijzigingen binnen het plangebied mogelijk zijn. Dit betekent bijvoorbeeld dat in de woonbestemmingen nog voldoende mogelijkheden zijn voor uitbreiding van de bebouwing (door uitbreiding van het hoofdgebouw of door het realiseren van aanbouwen) en dat het binnen verschillende bestemmingen mogelijk is om aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven uit te oefenen.

Bij het opstellen van het bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Gestreefd is naar uniformering en standaardisering van bestemmingen en planregels. Voor de opzet van de verbeelding en de planregels is daarom aangesloten bij de gemeentelijke modelregels. Het bestemmingsplan voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012).

De Wet ruimtelijke ordening biedt mogelijkheden voor het opstellen van verschillende bestemmingsplanvormen, van zeer gedetailleerd tot zeer globaal. Omdat het bestemmingsplan 'Oerle 2016' is gericht op het vastleggen van de bestaande situatie, is een vrij gedetailleerde systematiek gekozen. Daarbij is gekozen voor een zo duidelijk mogelijke verbeelding, die zoveel mogelijk inzicht geeft in de gebruiks- en bouwmogelijkheden van de gronden. Binnen iedere bestemming zijn daarom bouwvlakken opgenomen, waarbinnen (hoofd)gebouwen mogen worden gerealiseerd. Per bouwvlak zijn de maximale goot- en bouwhoogte en - bij de niet-woonbestemmingen - het maximum bebouwingspercentage aangeduid. Bijgebouwen bij (bedrijfs)woningen zijn ook toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'. De verbeelding geeft hierdoor per perceel direct inzicht in de bouwmogelijkheden.

5.2 Opzet van de planregels

Overeenkomstig de SVBP 2012 zijn de regels van dit bestemmingsplan onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. In hoofdstuk 2 zijn de bestemmingsregels opgenomen. Hoofdstuk 3 en 4 bevatten de algemene regels respectievelijk de overgangs- en slotregels. Bij de regels zijn vier bijlagen opgenomen:

  • een (niet-limitatieve) lijst van toelaatbare aan-huis-verbonden beroepen;
  • een (niet-limitatieve) lijst van toelaatbare aan-huis-verbonden bedrijven;
  • een staat van bedrijfsactiviteiten, met daarop de bedrijven die toelaatbaar zijn in de bedrijfsbestemming;
  • een kaart waarop de bouwhoogtebeperkingen vanwege de ILS in beeld zijn gebracht.

Hierna wordt de inhoud van de regels per hoofdstuk kort toegelicht. In paragraaf 5.3 wordt nader ingegaan op de bestemmingen die in het bestemmingsplan zijn opgenomen.

Hoofdstuk 1 - Inleidende regels

Hoofdstuk 1 bevat twee artikelen. In het eerste artikel zijn de begrippen opgenomen die van belang zijn voor de toepassing van het plan. Het tweede artikel betreft de wijze van meten, waarin wordt aangegeven hoe bij de toepassing van de bestemmingsregels wordt gemeten.

Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 zijn regels gegeven voor de binnen het plangebied voorkomende bestemmingen, zoals die zijn aangegeven op de verbeelding. Per bestemming zijn in de bestemmingsomschrijving de toegelaten gebruiksvormen van de gronden aangegeven. Daarnaast is per bestemming bepaald welke vormen van bebouwing zijn toegestaan. In beginsel zijn (hoofd)gebouwen uitsluitend toegestaan binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken, waarbij dient te worden voldaan aan de voorgeschreven maatvoering. In een aantal bestemmingen zijn buiten de bouwvlakken bijgebouwen toegestaan. Ook bouwwerken, geen gebouwen zijnde, (zoals erfafscheidingen, lichtmasten en vlaggenmasten) zijn onder voorwaarden toegestaan buiten de bouwvlakken. Daarnaast bevatten de verschillende bestemmingen specifieke gebruiksregels en is per bestemming bepaald in welke gevallen het bevoegd gezag kan afwijken van het bestemmingsplan. In paragraaf 5.3 wordt nader ingegaan op de afzonderlijke bestemmingen.

Hoofdstuk 3 - Algemene regels

Hoofdstuk 3 bevat een aantal algemene regels:

  • Anti-dubbeltelregel: dit artikel regelt dat grond die is meegerekend bij het toestaan van een bouwplan, niet nogmaals kan worden meegerekend bij de beoordeling van een later bouwplan.
  • Algemene bouwregels: dit artikel geeft een aantal bouwregels die een algemene werking hebben, en dus niet in één of meer specifieke bestemmingen worden gegeven. Het artikel bevat een regeling voor overschrijding van de bouwgrenzen, voor ondergronds bouwen en voor bestaande maten. In de bestaande maten-regeling is bepaald dat, als bestaande, legaal gerealiseerde maten van bebouwing afwijken van de planregels, deze maten ter plaatse van de afwijking als minimaal respectievelijk maximaal toelaatbaar mogen worden aangehouden. Hiermee wordt voorkomen dat legale situaties onbedoeld onder het overgangsrecht worden gebracht. Tenslotte is in de algemene bouwregels een parkeerregeling opgenomen, die bepaalt dat bouwen alleen is toegestaan als op eigen terrein in voldoende parkeerruimte wordt voorzien.
  • Algemene gebruiksregels: in dit artikel is aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval als strijdig gebruik worden aangemerkt. Daarnaast is een parkeerregeling opgenomen, die bepaalt dat gebruikswijzigingen uitsluitend zijn toegestaan als op eigen terrein in voldoende parkeerruimte wordt voorzien. Tenslotte is een gebruiksregeling opgenomen in verband met het vogelbeperkingengebied rond Vliegbasis Eindhoven.
  • Algemene aanduidingsregels: in dit artikel zijn regels opgenomen die samenhangen met de gebiedsaanduidingen op de verbeelding. Er zijn regels opgenomen waarin bouwhoogtebeperkingen zijn opgenomen die gelden ter plaatse van de IHCS (aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - IHCS') en de ILS (aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - ILS'). Daarnaast zijn regels opgenomen die gelden ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - cultuurhistorisch waardevol' (genummerd als 1 t/m 6), ter bescherming van de cultuurhistorisch waardevolle panden.
  • Algemene afwijkingsregels: dit artikel geeft een algemene regeling voor het afwijken van de bouwregels.
  • Algemene wijzigingsregels: dit artikel geeft een algemene regeling waarmee burgemeester en wethouders binnen aangegeven grenzen het bestemmingsplan kunnen wijzigen.

Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 van de regels bevat twee artikelen. In het eerste artikel is het overgangsrecht opgenomen, zoals dat ingevolge het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Het tweede artikel bevat de slotregel. In de slotregel is aangegeven hoe de regels kunnen worden aangehaald.

5.3 Beschrijving van de bestemmingen

In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor.

Agrarisch - Kernrand

De agrarische gronden in het plangebied zijn bestemd als 'Agrarisch - Kernrand'. De gronden met deze bestemming zijn bestemd voor grondgebonden agrarische bedrijfsuitoefening, kleinschalige natuurontwikkeling en extensief dagrecreatief medegebruik.

Op de gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde (in de vorm van erfafscheidingen, flora- en faunavoorzieningen en informatievoorzieningen) zijn bebouwingsregels opgenomen. Ter bescherming van het karakter van de gronden is een omgevingsvergunningenstelsel voor werkzaamheden opgenomen.

Bedrijf

De bestaande bedrijven in het plangebied zijn bestemd als 'Bedrijf'. De gronden met deze bestemming zijn bestemd voor bedrijven in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten en voor internethandel met een logistieke functie. Ter plaatse van de betreffende aanduidingen zijn tevens een aannemersbedrijf en een metaalconstructiebedrijf toegestaan. Voor het aannemersbedrijf aan de Oude Kerkstraat 35 is daarbij een gedetailleerde bestemmingsomschrijving opgenomen. De bestaande bedrijfswoningen zijn aangeduid op de verbeelding: per aanduiding is één bedrijfswoning toegestaan.

Gebouwen zijn toegestaan binnen het bouwvlak. Buiten het bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', zijn daarnaast bijgebouwen bij de bedrijfswoning toegestaan. De maximale goot- en bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage zijn per bouwvlak aangeduid op de verbeelding. In de regels zijn bouwregels opgenomen voor gebouwen, bijgebouwen bij de bedrijfswoning, erkers en carports bij de bedrijfswoning en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Bedrijf - Nutsvoorziening

De gronden met de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' zijn bestemd voor nutsvoorzieningen. Gebouwen zijn toegestaan binnen het bouwvlak. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn bouwregels opgenomen.

Bos

Het bosperceel in het zuidelijk deel van het plangebied is bestemd als 'Bos'. De gronden met deze bestemming zijn bestemd voor bos en bebossing en voor extensief recreatief medegebruik.

Op de gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn bouwregels opgenomen. Ter bescherming van het bos is een omgevingsvergunningenstelsel voor werkzaamheden opgenomen. Hierin is onder andere bepaald dat het verboden is om zonder omgevingsvergunning oppervlakteverhardingen aan te brengen of bomen te rooien.

Dienstverlening

Het bankkantoor aan de Zandoerleseweg en de kapperszaak aan de Zittardsestraat zijn bestemd als 'Dienstverlening'. De gronden met deze bestemming zijn bestemd voor dienstverlening, internethandel in de vorm van een kantoorfunctie en ondergeschikte detailhandel. Dienstverlening is toegestaan op de begane grond en ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van dienstverlening - verdieping' ook op de verdieping. De bestaande bovenwoning is op de verbeelding aangeduid als 'maximum aantal wooneenheden': ter plaatse van deze aanduiding is maximaal één bovenwoning toegestaan.

Gebouwen zijn toegestaan binnen het bouwvlak. De maximale goot- en bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage zijn aangeduid op de verbeelding. In de regels zijn bouwregels opgenomen voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Groen

De groenvoorzieningen die deel uitmaken van de hoofdgroenstructuur van Oerle zijn bestemd als 'Groen'. Binnen deze bestemming zijn plantsoenen, parken, groenstroken en andere groenvoorzieningen toegestaan, met bijbehorende voorzieningen zoals fiets- en voetpaden en sport- en speelvoorzieningen.

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van openbaar nut worden gebouwd. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn bouwregels opgenomen.

Horeca

De bestaande horecabedrijven in het plangebied zijn bestemd als 'Horeca'. De gronden met deze bestemming zijn bestemd voor horeca in horecacategorie 1 (bijvoorbeeld een broodjeszaak) en horecacategorie 2 (bijvoorbeeld een café, cafetaria of restaurant). Ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3' is tevens een discotheek toegestaan. In artikel 1 van de regels is aangegeven welke vormen van horeca binnen welke horecacategorie vallen. Binnen deze bestemming zijn ook ondergeschikte detailhandel, evenementen en terrassen toegestaan. Horeca-activiteiten zijn toegestaan op de begane grond en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - verdieping' ook op de verdieping. De bestaande bovenwoningen zijn op de verbeelding aangeduid als 'maximum aantal wooneenheden': ter plaatse van deze aanduidingen is maximaal het aangeduide aantal bovenwoningen toegestaan.

Gebouwen zijn toegestaan binnen het bouwvlak. De maximale goot- en bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage zijn aangeduid op de verbeelding. In de regels zijn bouwregels opgenomen voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Maatschappelijk

De maatschappelijke voorzieningen in het plangebied zijn bestemd als 'Maatschappelijk'. De gronden met deze bestemming zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen. In artikel 1 van de regels is aangegeven wat onder 'maatschappelijke voorzieningen' moet worden verstaan. Ter plaatse van de betreffende aanduidingen zijn een begraafplaats, een bloementuin en zorgplaatsen toegestaan. Binnen deze bestemming zijn ook evenementen en ondergeschikte detailhandel toegestaan.

Gebouwen zijn toegestaan binnen het bouwvlak. Buiten het bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zijn daarnaast bijgebouwen behorende bij de zorgplaatsen toegestaan. De maximale goot- en bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage zijn per bouwvlak aangeduid op de verbeelding. In de regels zijn bouwregels opgenomen voor gebouwen, bijgebouwen bij de zorgplaatsen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Sport

Het tennispark in het noordoostelijk deel van het plangebied is bestemd als 'Sport'. De gronden met deze bestemming zijn bestemd voor sportvoorzieningen, ondergeschikte recreatieve voorzieningen, ondergeschikte detailhandel en evenementen.

Gebouwen zijn toegestaan binnen het bouwvlak. De maximale goot- en bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage zijn aangeduid op de verbeelding. In de regels zijn bouwregels opgenomen voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Verkeer

De gronden met de bestemming 'Verkeer' zijn bestemd voor wegen, straten en verhardingen, fiets- en voetpaden, pleinen en overige verblijfsgebieden, verkeers- en parkeervoorzieningen, evenementen en terrassen.

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van openbaar nut worden gebouwd. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn bouwregels opgenomen.

Wonen - Aaneengebouwd, Wonen - Geschakeld en Wonen - Vrijstaand

De woningen in het plangebied zijn, afhankelijk van de woningtypologie, bestemd als:

  • 'Wonen - Aaneengebouwd' (aaneengebouwde woningen);
  • 'Wonen - Geschakeld' (twee-onder-één-kapwoningen en vrijstaand geschakelde woningen);
  • 'Wonen - Vrijstaand' (vrijstaande woningen).

De systematiek van de woonbestemming is gewijzigd ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan 'Oerle 2005'. De reden daarvoor is dat de plankaart van het huidige bestemmingsplan, waar gebruik is gemaakt van verschillende bebouwingslijnen, weinig duidelijkheid geeft over de bouwmogelijkheden op een woonperceel. Om de bouwmogelijkheden te bepalen, dient naast de verbeelding en de planregels ook een tabel met bebouwingsvoorschriften (onderdeel van de planregels) te worden geraadpleegd. In de nieuwe systematiek is per perceel een bouwvlak opgenomen waarbinnen het hoofdgebouw mag worden gesitueerd en zijn de maximale goot- en bouwhoogte voor het hoofdgebouw aangeduid op de verbeelding. Door middel van de aanduiding 'bijgebouwen' is aangegeven waar bijgebouwen mogen worden gerealiseerd. Dit levert een duidelijkere verbeelding op, die direct duidelijk maakt waar wel en waar niet mag worden gebouwd.

Bestemmingsomschrijving en gebruiksregels

De gronden met een woonbestemming zijn bestemd voor wonen en voor tuinen, erven en verhardingen. Binnen de bestemmingen zijn onder voorwaarden aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven toegestaan. Afwijkende functies (een aantal bedrijven binnen de bestemming 'Wonen - Vrijstaand') zijn aangeduid op de verbeelding. Via een afwijkingsbevoegdheid kunnen binnen de woonbestemmingen ook kamerbewoning, mantelzorg of zorgplaatsen worden toegestaan.

Bouwregels voor hoofdgebouwen en bijgebouwen

Op de verbeelding zijn bouwvlakken en vlakken voor bijgebouwen (aanduiding 'bijgebouwen') aangegeven. Er is gewerkt met individuele bouwvlakken. De hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gerealiseerd. Bijgebouwen mogen zowel binnen het bouwvlak als ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd. In de nieuwe regeling is niet langer de regel opgenomen dat een hoofdgebouw in de voorste bouwgrens moet worden geplaatst. In plaats daarvan mag het hoofdgebouw in de voorste bouwgrens of op een afstand van maximaal twee meter daarachter worden gebouwd. De maximale goot- en bouwhoogte staan op de verbeelding aangegeven. De dakhelling bedraagt minimaal 20° en maximaal 60°, met dien verstande dat, als in de bestaande situatie sprake is van een plat dak, op dat perceel ook een plat dak is toegestaan. Voor erkers en carports zijn aanvullende specifieke bouwregels opgenomen.

De oppervlakte van bijgebouwen, carports en overkappingen op percelen wordt gestaffeld en is afhankelijk van de bebouwingstypologie en de omvang van het perceel. De regels zijn als volgt:

De totale oppervlakte aan bijgebouwen, carports en overkappingen mag:

  • bij aaneengebouwde woningen ten hoogste 70% van het vlak met de aanduiding 'bijgebouwen' bedragen;
  • bij vrijstaand geschakelde en twee-onder-een-kapwoningen ten hoogste 60% van het vlak met de aanduiding 'bijgebouwen' bedragen;
  • bij vrijstaande woningen ten hoogste 50% van het vlak met de aanduiding 'bijgebouwen' bedragen;

Daarnaast geldt een totale maximale oppervlakte van:

  • 150 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 1.500 m²;
  • 175 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte van 1.500 m² tot 2.000 m2;
  • 200 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte van 2.000 m² tot 2.500 m2;
  • 250 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte van 2.500 m² of groter.

Hiernaast zijn bijgebouwen zijn toegestaan in het bouwvlak, indien dit bouwvlak niet is volgebouwd met het hoofdgebouw. De maximale goot- en bouwhoogte van de bijgebouwen bedraagt 3,2 respectievelijk 4,5 meter. In sommige gevallen kan hiervan worden afgeweken. Deze staan opgesomd in de regels. De dakhelling van bijgebouwen mag niet meer dan 60 graden bedragen. Verder zijn lessenaarsdaken niet toegestaan bij vrijstaande bijgebouwen. Op bijgebouwen mogen geen dakkapellen worden gebouwd.

Bouwregels voor erfafscheidingen

Erfafscheidingen tot een hoogte van 1 meter zijn overal toegestaan. Op locaties die niet grenzen aan het openbaar gebied, zijn achter het verlengde van de voorgevellijn open en dichte erfafscheidingen tot een bouwhoogte van 2 meter toegestaan. Wanneer het bouwperceel grenst aan het openbaar gebied (op een hoeksituatie), zijn erfafscheidingen met een bouwhoogte van 2 meter toegestaan vanaf een afstand van 2 meter tot de voorgevel. In dat geval dient de erfafscheiding als open erfafscheiding te worden uitgevoerd. In het verlengde van de zijgevel zijn ook dichte erfafscheidingen toegestaan. Omdat erfafscheidingen in het verlengde van de zijgevel vergunningvrij mogen worden gerealiseerd, is hiervoor geen regeling opgenomen. Bestaande erfafscheidingen die niet in overeenstemming zijn met de planregels, mogen gehandhaafd blijven en ter plaatse worden vervangen.

Deze regeling betekent overigens niet dat illegale bestaande erfafscheidingen hierdoor gelegaliseerd worden. Volgens het bepaalde in artikel 1.20 wordt onder 'bestaande bebouwing' die bebouwing verstaan die legaal aanwezig is. De regeling geldt dus niet voor illegaal gerealiseerde dichte erfafscheidingen.

Waarde - Archeologie 1 en Waarde - Archeologie 2 (dubbelbestemming)

Overeenkomstig het gemeentelijk archeologiebeleid hebben delen van het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' of 'Waarde - Archeologie 2' gekregen. De gronden met deze dubbelbestemmingen zijn, naast de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.

Binnen deze bestemmingen mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:

  • ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de oppervlakte niet wordt vergroot;
  • in 'Waarde - Archeologie 1': bouwwerken met een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 of een bodemingreep niet dieper dan 40 cm;
  • in 'Waarde - Archeologie 2': bouwwerken met een oppervlakte van ten hoogste 250 m2 of een bodemingreep niet dieper dan 40 cm;

Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning voor het afwijken grotere gebouwen en/of een diepere bodemverstoring toestaan, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dat niet tot bezwaren leidt. Hierbij bestaat de mogelijkheid om voorwaarden aan de omgevingsvergunning te stellen. Ter bescherming van de (mogelijk aanwezige) archeologische waarden is een omgevingsvergunningenstelsel voor werkzaamheden opgenomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Financiële uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan 'Oerle 2016' is een conserverend bestemmingsplan, waarin de bestaande situatie is vastgelegd. De vigerende rechten zijn daarbij zoveel mogelijk gerespecteerd. Het plan betreft een herziening van een verouderd bestemmingsplan, waarbij het juridisch-planologisch regime is geactualiseerd. De bestaande (legale) situatie is daarbij positief bestemd. Nieuwe ontwikkelingen zijn niet mogelijk gemaakt. Omdat het bestemmingsplan niet voorziet in nieuwe ontwikkelingen, is het opstellen van een exploitatieplan of het afsluiten van overeenkomsten met ontwikkelende partijen niet aan de orde. Het bestemmingsplan is financieel uitvoerbaar.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Vooroverleg

Het concept ontwerpbestemmingsplan 'Oerle 2016' is overeenkomstig artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden naar de betrokken instanties. Er zijn vooroverlegreacties ingediend door de provincie Noord-Brabant, de Gasunie en Waterschap De Dommel. De vooroverlegreacties zijn samengevat en beantwoord in een nota vooroverleg, die als bijlage bij deze toelichting is opgenomen. De provincie Noord-Brabant en de Gasunie hebben ingestemd met het bestemmingsplan en hebben geen inhoudelijke opmerkingen. Naar aanleiding van de vooroverlegreactie van het waterschap is de waterparagraaf op onderdelen aangepast.

6.2.2 Vaststelling

Conform het gestelde in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening is het ontwerpbestemmingsplan gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Het plan heeft van 2 september 2016 tot en met 13 oktober 2016 ter inzage gelegen, wat gepubliceerd is in de Staatscourant van woensdag 31 augustus 2016. Naast de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan in het gemeentehuis was het ontwerpbestemmingsplan ook digitaal raadpleegbaar via de website www.ruimtelijkeplannen.nl.

Tijdens de termijn van terinzagelegging zijn in totaal 10 zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn samengevat en hebben na beoordeling op een aantal punten geleid tot aanpassingen in het bestemmingsplan. Ook zijn er ambtshalve enkele aanpassingen in het bestemmingsplan doorgevoerd.

Zowel de zienswijzen als de ambtshalve aanpassingen zijn opgenomen in de 'Nota van zienswijzen en ambtshalve aanpassingen bestemmingsplan Oerle 2016', die als Bijlage 3 is opgenomen bij deze toelichting.

Het bestemmingsplan is op 21 februari 2017 gewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad.