direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Zittard 41-43
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0861.BP00055-0401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op Zittard 41-43 bevindt zich een voormalige agrarische bedrijfslocatie. Ter plaatse was voorheen sprake van een melkrundvee bedrijf met ca 20,5 ha landbouwgrond. Na beëindiging van deze bedrijfstak is de eigenaar op de locatie gestart met een minicamping alsmede een caravanstalling. Op de locatie worden voorts nog bomen geteeld en vinden ondergeschikte hoveniersactiviteiten plaats.

De initiatiefnemer wenst de bestaande activiteiten van de minicamping uit te breiden tot een reguliere camping. Om de gewenste functieverandering planologisch te borgen dient het huidige agrarische bouwvlak te worden gewijzigd in een recreatieve bestemming.

De gemeente is bereid hier medewerking aan te verlenen, door het gedeeltelijk herzien van het geldende bestemmingsplan.

Voorliggende ruimtelijke ontwikkeling was reeds opgenomen in het voorontwerp van het 'bestemmingsplan Buitengebied 2009, 2e herziening'. Voor de vervolgprocedure is evenwel besloten de voorgestane ruimtelijke ontwikkeling in een afzonderlijk bestemmingsplan te borgen. Hiertoe heeft eind 2015 een ontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegen. Mede naar aanleiding van toendertijd ingebrachte zienswijzen is het voornemen nader onderbouwd. De toenmalige planopzet is hierbij niet wezenlijk gewijzigd. De gemeente heeft echter wel besloten in het kader van de zorgvuldigheid, dit aangepaste ontwerp bestemmingsplan opnieuw als ontwerp bestemmingsplan ter inzage te leggen.

1.2 Ligging plangebied

De planlocatie bevindt zich ten westen van de kern Veldhoven, de recent aangelegde nieuwe ontsluitingsroute de Zilverbaan en het in ontwikkeling zijnde gebied Zilverackers, waar in totaal ca 1.250 woningen worden opgericht. Ten zuidwesten van de planlocatie bevindt zich het beekdal van de Poelenloop.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00055-0401_0001.png"

Uitsnede situering bestaande planlocatie (oranje) en voorgenomen uitbreiding (geel)

Het plangebied heeft betrekking op het huidige agrarische bouwvlak van het voormalig agrarisch bedrijf, inclusief 2 bedrijfswoningen alsmede de direct aanliggende gronden van de voormalige huiskavel. De percelen zijn kadastraal bekend als: gemeente Veldhoven, sectie G, perceelsnummers 785 en 784 (gedeeltelijk). Het plangebied heeft een totale omvang van ca. 5,4 ha.

1.3 Geldende bestemmingsplannen

In het geldende bestemmingsplan “Buitengebied 2009”, gedeeltelijk herzien in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009, 1e herziening' van de gemeente Veldhoven heeft de locatie de bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00055-0401_0002.png"

Uitsnede verbeelding “Buitengebied 2009” met situering bestaande planlocatie

Ter plaatse is tevens een agrarisch bouwvlak opgenomen (oranje gemarkeerd). Dit agrarische bouwvlak heeft een omvang van in totaal circa 2,1 hectare. Hier is een grondgebonden agrarisch bedrijf toegestaan, alsmede de 2 bestaande bedrijfswoningen. Aan de voorzijde is binnen het agrarisch bouwvlak tevens caravanstalling (van maximaal 160 caravans) toegestaan binnen bestaande bebouwing. Aan de achterzijde van het bouwvlak is ter plaatse van het opgenomen differentiatievlak (blauw gemarkeerd) een (bestaande) minicamping toegestaan (omvang ca 0,58 ha). Hier mogen geen gebouwen worden opgericht.

Op de locatie zijn daarnaast onder meer een archeologische dubbelbestemming alsmede enkele gebiedsaanduidingen met betrekking tot het nabijgelegen vliegveld van toepassing:

  • Dubbelbestemming: 'Waarde – Archeologie';
  • Gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone – (in relatie tot ils)';
  • Gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone – extensiveringssgebied';
  • Gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone – (in relatie tot ihcs)'.

De voorgenomen functiewijziging naar een reguliere camping is niet mogelijk op basis van de vigerende regeling. Derhalve is een bestemmingsplanwijziging noodzakelijk.

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. De regels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. Deze toelichting is als volgt opgebouwd:

  • Hoofdstuk 2: beschrijft de huidige situatie;
  • Hoofdstuk 3: bespreekt het planvoornemen;
  • Hoofdstuk 4: geeft een beschrijving van het relevante ruimtelijke beleid van rijk, provincie en gemeente;
  • Hoofdstuk 5: geeft een toetsing aan de relevante omgevingsaspecten;
  • Hoofdstuk 6: beschrijft de planologische toetsing;
  • Hoofdstuk 7: geeft een beschrijving van het juridische deel van het plan;
  • Hoofdstuk 8: beschrijft de economische uitvoerbaarheid van het initiatief;
  • Hoofdstuk 9: beschrijft de maatschappelijke uitvoerbaarheid, op basis van gevoerd overleg en inspraak.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

Gebiedsbeschrijving

Het plangebied en haar directe omgeving maakt onderdeel uit van het esdorpenlandschap. Kenmerkend voor het gebied is de afwisseling van dekzandruggen met akkers, beekdalen, heide en bosgebieden. De locatie zelf bevindt zich op een dekzandrug aan de rand van een beekdal (van de Poelenloop), die van oudsher een geschikte bewoningsplaats vormt.

Aan de achterzijde (zuidwesten) van de planlocatie bevindt zich het beekdallandschap van de Poelenloop of Rijt. De beek zelf is nauwelijks zichtbaar in het landschap. Vanwege het goed merkbare hoogteverschil is het beekdal echter wel goed waarneembaar.

Ten oosten van de planlocatie is het gemeentelijk uitbreidingsplan Zilverackers geprojecteerd, waarvan de nieuwe ontsluitingsweg (de Zilverbaan) recent is gerealiseerd en de uitbreidingswijk Huysakkers (ca. 430 woningen) momenteel in aanbouw is. Met de toekomstige realisatie van de overige voorziene kleine gehuchten rondom Huysackers (het zogeheten Kransackerdorp met in totaal ca 820 woningen, waarvan het bestemmingsplan in april 2021 is vastgesteld) zal het plangebied en haar omgeving steeds meer onderdeel gaan uit maken en transformeren naar een kernrandzone en stedelijk uitloopgebied.

De locatie zelf is gelegen in een kleine historische concentratie van bebouwing in het buitengebied van de gemeente. De bebouwing is hier hoofdzakelijk aan de weg gesitueerd. De bebouwing betreft veelal burgerwoningen. Daarnaast bevindt zich ten noordoosten van de planlocatie formeel nog een agrarisch bedrijf. Ter plaatse worden echter geen dieren meer gehouden en zijn de voormalige dierenverblijven reeds gesloopt. Ten zuiden van de planlocatie bevindt zich een niet-agrarisch bedrijf, waar interieurbouw plaats vindt. Ten noordwesten van de planlocatie bevindt zich een grootschalig vakantiepark, De Molenvelden. De omliggende onbebouwde gronden in de omgeving van de planlocatie zijn veelal nog in agrarisch gebruik. Ten noordwesten van de planlocatie bevindt zich een bosgebied.

Perceelsbeschrijving

Op de planlocatie aan de Zittard 41-43 is een (voormalig) agrarisch bedrijf gevestigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00055-0401_0003.png"

Afbeelding luchtfoto bestaande situatie

Het bedrijf heeft nog ruim 20,5 hectare landbouwgrond in bezit, welke momenteel worden verhuurd aan derden. In het verleden werd op het bedrijf veeteelt bedreven, maar na beëindiging van deze bedrijfstak is de eigenaar ter plaatse gestart met caravanstalling. Op de locatie werden voorts nog op kleine schaal bomen geteeld en vinden nog ondergeschikte hoveniersactiviteiten plaats. Daarnaast is op de onbebouwde gronden aan de achterzijde van het huidige erf een minicamping gerealiseerd met een omvang van circa 1 ha voor 25 plaatsen. Bovendien zijn er in 2011 reeds trekkershutten gerealiseerd, die ieder plaats bieden aan 4 personen, (zie nr. 3 op onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00055-0401_0004.png"

Afbeelding van de kampeerplaatsen

De twee bestaande bedrijfswoningen (Zittard nr. 41 en 43) bevinden zich beiden voor aan de weg, (nr. 1 op onderstaande afbeelding). Hoofdzakelijk op het noordelijk gedeelte van het erf zijn diverse bedrijfsgebouwen gesitueerd. Deze gebouwen worden benut voor opslag van machines en materialen ten behoeve van beheer en onderhoud van de minicamping en de overgebleven agrarische gronden alsmede de ondergeschikte hoveniers- en boomteeltactiviteiten (nr. 6 in onderstaande afbeelding). Daarnaast worden de bestaande bedrijfsgebouwen conform het huidige bestemmingsplan benut voor caravanstalling. Midden op het erf bevindt zich een centrale parkeerplaats ter plaatse van de voormalige sleufsilo's (nr. 7 op onderstaande afbeelding). De kampeerplaatsen van de bestaande minicamping zijn achter op het erf gesitueerd (nr. 4 op onderstaande afbeelding) en worden middels een groene beplantingsstrook (nr. 8 op onderstaande afbeelding) van de omgeving afgeschermd. afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00055-0401_0005.png" Afbeelding bestaande indeling en het huidige gebruik van het perceel en de bebouwing

In een voormalige schuur (nr. 5 bovenstaande afbeelding) is voor elke kampeerplaats een (privé)badkamer gerealiseerd. In deze badkamer bevinden zich een douche, een wastafel, een toilet en een omkleedruimte. In hetzelfde gebouw, dat geheel voorzien is van vloerverwarming, is tevens de wasserette, een spoelkeuken voor de afwas en een badkamer speciaal voor mindervalide gasten gesitueerd. Het grootste deel van de benodigde energie voor dit sanitair wordt via zonnecollectoren gegenereerd.

Het betreft een rustige minicamping, die zich mede onderscheidt vanwege de eigen afzonderlijke sanitaire voorzieningen per standplaats. De doelgroep van de minicamping bestaat hoofdzakelijk uit 50-plussers en minder validen, alle voorzieningen op het terrein zijn rolstoeltoegankelijk.

Camping de Veldhoeve is opgenomen in de ANWB-gids voor kleine campings. Ook staat het bedrijf vermeld in de Capitoolgids 'De mooiste campings van Nederland'. Daarnaast heeft de Stichting Kwaliteit Vrijetijdsvoorzieningen & Dienstverlening de Veldhoeve het certificaat 'Kwaliteitsgarantie in toerisme en recreatie' toegekend en heeft het bedrijf in 2015 een Zoover-award gewonnen.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

De eigenaar van het perceel is voornemens om zijn agrarische bedrijfsbestemming te wijzigen in een recreatieve bestemming en de bestaande minicamping uit te breiden met 3,4 ha agrarische gronden ten zuiden en westen van de planlocatie. Hierdoor ontstaat een recreatiebedrijf voor verblijfsrecreatieve voorzieningen met een totale omvang van 5,5 ha (waaronder een verkleind bouwvlak met een totale omvang van 0,76 ha). Voor de uitbreidingsplannen is een bedrijfsplan opgesteld, dat als Bijlage 1 bij deze toelichting is opgenomen. De bestaande bebouwing (in totaal ca 5.000 m2) blijft grotendeels in tact, maar krijgt deels wel een andere invulling c.q. ondergaat een kwaliteitsslag. Met de voorgenomen uitbreiding wordt De Veldhoeve een reguliere camping en kan zij een officiële erkenning met rapportcijfer door de ANWB aanvragen. De milieuvergunning van het voormalige agrarische bedrijf zal hierbij worden ingeleverd, zodat er geen nieuw agrarisch bedrijf kan ontstaan op de locatie.

Bestaand kampeerterrein

Het terrein van de bestaande 25 kampeerplaatsen met het bijbehorende bestaande sanitaire gebouw met prive-sanitair (ca. 400 m2) alsmede de 3 trekkershutten/lodges blijven gehandhaafd. Dit geldt tevens voor de bestaande caravanstalling in de voormalige bedrijfsgebouwen voor in totaal 160 caravans. De ondergeschikte hoveniers- en boomteeltactiviteiten zijn zeer kleinschalig van omvang en hebben hoofdzakelijk betrekking op het beheer en onderhoud van de camping en de overgebleven agrarische gronden, waaronder ook het op kleine schaal stekken en scheuren van vaste planten voor eigen gebruik. Daarnaast vindt incidenteel tuinonderhoud en sierbestrating van derden plaats op locatie met eigen materiaal en voertuigen, waarvoor behalve eigen arbeidsinzet geen extra personeel noodzakelijk wordt geacht. Hiertoe behoeft geen nieuwe bebouwing te worden opgericht. Voor stalling, opslag en onderhoud van materiaal en machines wordt gebruik gemaakt van de bestaande bebouwing op het perceel. De reeds bestaande geluidswerende voorziening ter afscherming van de machines ten behoeve van de voorheen grootschaligere boomteeltactiviteiten ter hoogte van de centrale parkeerplaats blijft gehandhaafd.

Uitbreiding kampeerterrein

De bestaande minicamping wordt (gefaseerd) uitgebreid met in totaal 55 plaatsen, waarmee er op de locatie in totaal plaats is voor 83 toeristische standplaatsen, waarvan maximaal 13 chalets/lodges. De belangrijkste doelgroep voor het kampeerterrein blijft 50-plussers en minder validen. Het aanbod van prive sanitair trekt echter ook andere kampeerliefhebbers. Het nieuwe kampeergedeelte bestaat uit navolgende 'zones' (zie navolgende afbeelding):

  • in de zuidwesthoek worden op een afzonderlijk ingericht gedeelte 10 luxe verhuureenheden/chalets (niet duurzaam met de grond verbonden) gesitueerd, met een maximale omvang van 70 m2 per eenheid (zie C1 op onderstaande afbeelding);
  • het overige gedeelte wordt benut voor realisering van 45 'reguliere' kampeereenheden (zie C2 op onderstaande afbeelding), waarvan een aantal plaatsen ook geschikt zijn voor kampeerauto's.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00055-0401_0006.png"

Afbeelding van de toekomstige situatie

Met de uitbreiding wordt de dichtheid van het terrein verlaagd naar ca 16 plaatsen per ha. De nieuwe plaatsen worden, net zoals de bestaande plaatsen, voorzien van een elektra-, water- en rioolaansluiting. Het concept van privé sanitair blijft gehandhaafd. Met de toevoeging van 55 nieuwe standplaatsen dient er gezamenlijk circa 450 m2 aan nieuwe bebouwing voor sanitaire voorzieningen gerealiseerd te worden, (het oppervlak van privé sanitair voor één plaats is circa 7m2). De 10 chalets zullen naar verwachting allemaal worden voorzien van eigen sanitair.

Vakantie-appartementen en ondersteunende horeca-voorziening

De initiatiefnemer wil in één van de bestaande bedrijfsgebouwen/loodsen minimaal tien appartementen (oppervlakte van max 45 m2 per appartement) voor de toeristische verhuur onderbrengen, (zie A op bovenstaande afbeelding). Het betreft 4-persoonsappartementen met een zitgedeelte, keukentje, sanitair, benedenslaapkamer en een bovenslaapkamer op een vide. Daarnaast zal de achterzijde van de bestaande schuur ten zuidoosten van de receptie (zie B op bovenstaande afbeelding), (deels) omgebouwd worden tot ondergeschikte, ondersteunende horeca voor de verzorging van de eigen gasten (maximale oppervlakte van 300 m2) alsmede passanten (met name fietsers). Feesten en partijen worden er niet georganiseerd. Verder wordt overwogen om op het terrein (uitsluitend) voor de eigen campinggasten een op de doelgroep toegespitste, kleinschalige wellnessvoorziening bestaande uit een saunacabine met dompelbad en relaxruimte te realiseren (maximale oppervlakte van 100 m2).

Noodontsluiting

Tenslotte wordt ten zuiden van de bestaande hoofdingang een noodontsluiting gecreëerd om, conform de brandveiligheidsvoorschriften, in geval van calamiteiten te kunnen benutten, (zie E op bovenstaande afbeelding). De bestaande ingang blijft gehandhaafd en blijft fungeren als hoofdingang.

Parkeren vindt in beginsel plaats bij de eigen standplaats. Midden op het bedrijf is ter plaatse van de voormalige sleufsilo's daarnaast reeds een bestaande parkeervoorziening met 50 plaatsen ingericht voor passanten en extra auto's van de eigen gasten. Bij de noodontsluiting wordt aanvullend extra parkeerruimte gerealiseerd om bij pieksituaties als overloop parkeerterrein te kunnen dienen voor enige aanvullende parkeercapaciteit, 15 tot max. 20 plaatsen (zie F op bovenstaande afbeelding). Deze extra parkeerruimte is uitsluitend via de hoofdingang en vervolgens via de centrale parkeervoorziening bereikbaar.

Landschappelijke inpassing

Voor de gewenste en noodzakelijke landschappelijke inpassing van het recreatieterrein is een inrichtingsplan (Groenvoorziening Avereest) opgesteld, dat als Bijlage 3 bij de regels van dit bestemmingsplan is opgenomen en waarvan de realisering en instandhouding middels nadere regels in dit bestemmingsplan is geborgd. Het belangrijkste uitgangspunt is het perceel zo in te richten dat het past in het beeld en de structuur van het oude landschap en dit landschap versterkt. Het uit te breiden terrein wordt landschappelijk ingepast op een speelse wijze met verschillende breedtes en hier en daar een doorkijk. Hierbij wordt de indeling van het huidige terrein als voorbeeld gebruikt, aangezien die door de gasten zeer wordt gewaardeerd. Daarnaast is er veel aandacht voor een streekeigen invulling. Bij het maken van dit inrichtingsplan voor het gehele recreatieterrein zijn de volgende inrichtingseisen leidraad geweest:

  • goede inpassing van het uit te breiden recreatiebedrijf in het landschap;
  • behoud, herstel, inpassing van aanwezige waardevolle landschapselementen (zoals lanen, het terugbrengen van de karakteristieke beplantingssoorten en het aanplanten van een boomgaard met hoogstam fruitbomen);
  • duidelijke zichtlijnen;
  • behoud en versterking (kwaliteitsimpuls) van het landschap;
  • aanbrengen van structuur op het kampeerterrein;
  • maatregelen voor flora en fauna; De aanleg van streekeigen beplanting kan schuilplaatsen leveren voor in de omgeving voorkomende dieren.

Voor de inrichting van het recreatieterrein is aangesloten bij de ambitie om te komen tot een groen mozaïeklandschap. Het recreatieterrein moet zo ingericht worden, dat door gebruikmaking van zichtlijnen het erf, maar ook het landschap, wordt versterkt. Een duidelijke begeleidende beplanting moet de belevingswaarde van het recreatieterrein, maar ook van het landschap, verhogen. De geplande doorkijkjes moeten een verbinding leggen tussen het hogere deel waar we vooral de akkers vinden, het wat lagere weidedeel en het lager gelegen beekdal met het daarachter liggende bos. Hieronder volgt een beschrijving van de inrichtingsmaatregelen:

  • 1. Aan de randen van het nieuwe kampeergedeelte wordt aan de achterzijde, richting beekdal een transparante beplanting van berk gerealiseerd. Hierdoor kan ook vanuit de camping het achterliggende open beekdallandschap beleefd worden.
  • 2. Het terreingedeelte waar de 10 nieuwe chalets worden gerealiseerd wordt voorzien van een dichte randbeplanting (met onder meer els, hazelaar en meidoorn).
  • 3. Aan de noordoostzijde worden onder meer een bomenrij (papierberk) aangeplant alsmede een bloemenwei.
  • 4. Om de entree een extra accent te geven komen er aan de voorzijde leilindes.
  • 5. De bestaande walnoten bomenrij aan de achterzijde van de bestaande mini camping blijft behouden ter versterking van de belevingswaarde van het perceel.
  • 6. Voor de beplantingsoorten wordt gekozen voor streekeigen soorten.

Het uiteindelijk resultaat is een goede landschappelijke inpassing van het gehele recreatieterrein. Hier dient het beheer ook op te worden gericht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00055-0401_0007.png"

Afbeelding landschappelijke inrichtingsschets (Groenvoorziening Avereest)

Duurzaamheid

Bij de realisatie van deze, voor de regio unieke, zeer extensieve en gevarieerde vorm van kleinschalige verblijfsrecreatie zal aandacht besteed worden aan milieubesparende maatregelen en het gebruik van duurzame materialen. Er wordt reeds gebruik gemaakt van zonne-energie en gescheiden afvalverwerking is al ingevoerd.

Hoofdstuk 4 Beleid en regelgeving

4.1 Nationaal beleid

4.1.1 Nationale omgevingsvisie

In het kader van de nieuwe omgevingswet, die per 1 januari 2022 in werking treedt, is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) opgesteld, waarvan de definitieve versie op 11 september 2020 naar de 2e kamer is verstuurd. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 wordt hierin de langetermijnvisie in beeld gebracht. Op nationale belangen wil het Rijk (net als nu) sturen en richting geven. Hiervoor worden vier prioriteiten onderscheiden:

  • 1. Ruimte voor klimaat adaptatie.
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel.
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's.
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Om invulling te kunnen geven aan deze vier prioriteiten hanteert het rijk de volgende drie afwegingsprincipes:

  • Combinaties van functies gaat voor enkelvoudige functies.
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal.
  • Afwentelen wordt voorkomen.

Het planvoornemen betreft een lokale ontwikkeling. Er zijn daarmee niet direct rijksbelangen in het geding. Wel geeft het voornemen invulling aan een toekomstbestendige inrichting van het landelijk gebied. Hierbij wordt er een 'zachte' overgang naar het buitengebied gerealiseerd. De landschappelijke inpassing geeft daarnaast invulling aan een versterking van de identiteit en landschappelijke waarden van het gebied. Het planvoornemen is daarmee in de geest van de Nationale Omgevingsvisie.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), beter bekend als de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, zijn dertien nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het Barro is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Dit betreft onder meer het Nationale Natuurnetwerk (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) en Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Onderhavige ontwikkeling is niet gelegen in of nabij een gebied waarin het rijk een ander nationaal belang heeft aangewezen, derhalve heeft het Barro verder geen consequenties voor voorliggend plan.

Zodra de Omgevingswet in 2022 in werking treedt, vervalt het Barro. De regels van het Barro zullen dan worden vervangen door het Besluit kwaliteit leefomgeving.

4.1.3 Bro; motivering duurzame verstedelijking

Conform het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving te bevatten van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. De motivering duurzame verstedelijking richt zich op substantiële veranderingen en bouwplannen, die qua aard en omvang zodanig zijn, dat voor mogelijke leegstand elders gevreesd zou kunnen worden. Het doel is om overbodige bouwplannen (kantoren, woningen) te voorkomen en hergebruik te stimuleren.

Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient de toelichting, aanvullend op de beschrijving van de behoefte tevens een motivering te bevatten waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in de behoefte kan worden voorzien. Daarbij kunnen de beschikbaarheid en geschiktheid van de ontwikkelingsmogelijkheden in bestaand stedelijk gebied een rol spelen.

Aangezien onderhavige ontwikkeling is gericht op het uitbreiden van een bestaand kampeerterrein waarmee naast hergebruik van bestaande gebouwen (onder meer ten behoeve van realisering van 10 vakantie appartementen) tevens de bouwmogelijkheden toenemen (oprichting extra sanitaire voorziening (max. 450 m2)), 10 chalets (in totaal max. 700 m2, niet duurzaam met de grond verbonden) en een mogelijke wellnessvoorziening (max. 100 m2), kan worden gesproken van een kleinschalige stedelijke ontwikkeling. Derhalve heeft een nadere toetsing van dit voornemen aan de ladder plaatsgevonden. De resultaten van deze toetsing zijn opgenomen in een memo, die als Bijlage 2 bij deze toelichting is opgenomen.

In de memo wordt geconcludeerd dat onderhavige planontwikkeling leidt tot een versterking van een doelgroepgericht en kwalitatief hoogwaardig concept op een geschikte locatie met een ruimtelijke meerwaarde. De ontwikkeling komt tegemoet aan concrete behoeften van senioren en mindervaliden, zie hiervoor ook het opgestelde bedrijfsplan, dat als Bijlage 1 bij deze toelichting is opgenomen. De in de regio aanwezige recreatie-bedrijven vormen, mede vanwege de specifieke doelgroep van onderhavig recreatiebedrijf , maar ook vanwege de tariefstelling en grootschaligere aard en omvang van deze bedrijven, geen directe concurrenten. De unieke ligging en de doelgroepgerichtheid van onderhavig initiatief maakt dat het niet mogelijk is om binnen het bestaand stedelijk gebied in deze specifieke behoefte te voorzien. Derhalve kan worden geconcludeerd dat met onderhavig initiatief in overeenstemming wordt gehandeld met de afwegingskaders van de ladder voor duurzame verstedelijking.

4.2 Provinciaal beleid

4.2.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant

Vooruitlopend en anticiperend op de in werking treding van de nationale Omgevingswet in 2021 hebben Provinciale Staten op 14 december 2018 de Brabantse omgevingsvisie vastgesteld. Met deze omgevingsvisie geeft de provincie richting aan wat zij voor Brabant wil bereiken en biedt daarmee handvatten voor haar handelen in de praktijk.

De Omgevingsvisie bevat de belangrijkste provinciale ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. Conform de Omgevingswet staan de waarden veiligheid, gezondheid en duurzame omgevingskwaliteit centraal. De Brabantse Omgevingsvisie voegt daar ambities aan toe voor vier hoofdopgaven: de energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie. De visie geeft daarbij richting aan deze opgaven vanwege de ingrijpende veranderingen waarmee zij gepaard gaan. Daarnaast geeft de Omgevingsvisie ook aan op welke nieuwe manieren de provincie met betrokkenen wil samenwerken aan omgevingsvraagstukken en welke waarden daarbij centraal staan. De omgevingsvisie is verplicht, maar uitsluitend zelfbindend voor de provincie. De visie zal komende jaren nader worden uitgewerkt in diverse programma's en een provinciale omgevingsverordening.

Onderhavig bestemmingsplan heeft betrekking op de functiewijziging van een voormalig agrarisch bedrijf naar een recreatie bedrijf. Dergelijke ontwikkeling is passend binnen de provinciale Omgevingsvisie.

4.2.2 Structuurvisie 2010 - partiele herziening 2014

Op 7 februari 2014 hebben Gedeputeerde Staten de Structuurvisie RO 2010 – partiële herziening 2014 vastgesteld, die op 19 maart 2014 in werking is getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. Belangrijke beleidswijzigingen gaan over de realisatie van natuur en de transitie naar zorgvuldige veehouderij in Noord-Brabant. De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening geeft de hoofdlijnen van het provinciale ruimtelijke beleid tot 2025 weer, met een doorkijk tot het jaar 2040.

In de structuurvisie zijn de kwaliteiten met een provinciaal belang aangegeven en op basis hiervan zijn keuzes gemaakt voor het provinciale beleid. De belangrijkste keuzes zijn geordend in vier ruimtelijke structuren. Dit zijn de ‘groenblauwe structuur’, ‘de agrarische structuur’, ‘de stedelijke structuur’ en ten slotte ‘de infrastructuur’. Deze zonering is bepalend voor de ontwikkelingsmogelijkheden van de diverse functies in het buitengebied, zoals landbouw, natuur en recreatie en wonen voor zover deze het provinciaal belang aangaan. De zonering is het resultaat van een afweging op hoofdlijnen van de aanwezige kwaliteiten en belangen. De locatie Zittard 41-43 maakt onderdeel uit van het gemengd landelijk gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00055-0401_0008.png"

Uitsnede structurenkaart met ligging planlocatie

Gemengd landelijk gebied

De provincie beschouwt het landelijk gebied als een gebied waarbinnen een menging van functies aanwezig is. Binnen het gemengd landelijk gebied streeft de provincie naar een evenwicht tussen de verschillende functies die in het gebied aan de orde zijn. Agrarische functies worden in samenhang met andere functies (in de omgeving) uitgeoefend. In het gemengd landelijk gebied wordt voldaan aan de vraag naar kleinschalige stedelijke voorzieningen, recreatie, toerisme en ondernemen in een groene omgeving. Rondom steden, dorpen en natuur is er in de meeste gevallen feitelijk sprake van een gemengde plattelandseconomie. In de gebieden rondom dorpen is daarbij meer ruimte voor de ontwikkeling van functies die zich richten op de inwoners van die kernen. Bestaande ontwikkelingsmogelijkheden van in het gebied voorkomende functies worden gerespecteerd. Nieuwe ontwikkelingen dienen wel rekening te houden met hun omgeving en bij te dragen aan een versterking van de gebiedskwaliteiten.

Op basis van het voorgaande past het initiatief om het voormalig agrarisch bedrijf in een stedelijk uitloopgebied te wijzigen in een reguliere camping in het voorgestane beleid.

4.2.3 Interim omgevingsverordening Noord-Brabant

Op 25 oktober 2019 is de Interim omgevingsverordening van de provincie Noord-Brabant vastgesteld. De Interim omgevingsverordening betreft een samenvoeging van verschillende regelingen op provinciaal niveau met betrekking tot de fysieke leefomgeving. Dit betekent dat de regels betrekking hebben op milieu, natuur, ruimtelijke ordening, water, bodem en wegen. De Interim omgevingsverordening is daarbij een eerste stap op weg naar een definitieve omgevingsverordening, die op grond van de Omgevingswet wordt vastgesteld en die verplicht is voor provincies.

De Interim omgevingsverordening is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat er geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd, behalve als deze voortvloeien uit vastgesteld beleid zoals de omgevingsvisie. De beleidsneutrale omzetting betekent overigens niet dat er in het geheel geen wijzigingen ten opzichte van de huidige verordeningen zijn verwerkt.

Belangrijke uitgangspunten vanuit de Omgevingsvisie zijn verwerkt. De nieuwe manier van werken met diep, rond en breed kijken is opgenomen en er wordt vaker een koppeling gelegd met omgevingskwaliteit door bijvoorbeeld sanering van leegstaand vastgoed elders. De nadruk op omgevingskwaliteit komt ook tot uitdrukking bij de kwalitatieve benadering voor hergebruik van leegstaand vastgoed in het landelijk gebied en duurzame verstedelijking.

De Interim omgevingsverordening wil goede initiatieven ondersteunen. Daarvoor sluit de Interim omgevingsverordening aan bij de nieuwe manier van werken uit de Brabantse omgevingsvisie en worden meer mogelijkheden geboden voor maatwerk. Hiertoe zijn in de omgevingsverordening in plaats van middelvoorschriften doelvoorschriften opgenomen en wordt uitgegaan van een 'ja, mits - benadering'.

Zonering

Belangrijk voor de planlocatie is de zonering van het agrarisch gebied, de groenblauwe mantel en het natuurnetwerk Brabant (voorheen EHS). Aan de zonering zijn de ontwikkelingsmogelijkheden gekoppeld voor de agrarische en niet-agrarische functies. De planlocatie maakt geen onderdeel uit van het natuurnetwerk Brabant of de groenblauwe mantel, maar is gelegen in gemengd landelijk gebied, zie uitsnede hieronder. Daarnaast is het plangebied gelegen binnen het gebied aangeduid als 'Beperkingen veehouderij'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00055-0401_0009.png"

Uitsnede Interim omgevingsverordening, themakaart basiskaart Landelijk gebied

Het gemengd landelijk gebied betreft agrarische gronden, gelegen buiten de groenblauwe structuur (groenblauwe mantel of natuurnetwerk brabant). Het gebied biedt een multifunctionele gebruiksruimte voor land- en tuinbouw, natuur, water, recreatie, toerisme en kleinschalige stedelijke functies. In het gebied worden de agrarische functies in samenhang met de andere functies uitgeoefend. In de Interim Omgevingsverordening zijn algemene regels opgenomen met betrekking tot niet-agrarische ontwikkelingen in het buitengebied. De regels zijn erop gericht om een kader te geven voor de aard en omvang van de ontwikkelingen, waarbij de gemeente haar eigen ruimtelijke afweging kan maken. Ter plaatse van de aanduiding 'Beperkingen veehouderij' is uitbreiding van bestaande bebouwing en permanente voorzieningen ten behoeve van een agrarisch bedrijf niet meer toegestaan.

Natuur

De planlocatie is niet gelegen in of nabij het Natuurnetwerk Brabant . Ook ligt de locatie niet in of nabij een ecologische verbindingszone. Bovendien maakt de locatie geen onderdeel uit van de Groenblauwe mantel.

Het NNB en de groenblauwe mantel vormen derhalve geen belemmering voor de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen ter plaatse.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00055-0401_0010.png"

Uitsnede Interim omgevingsverordening, themakaart natuur en stiltegebied

Water

De planlocatie is niet gelegen in een waterbergingsgebied, grondwaterbeschermingsgebied of zoekgebied voor behoud en herstel van beeksystemen.

Cultuurhistorie

De planlocatie is niet gelegen in een door de provincie aangeduid cultuurhistorisch waardevol gebied.

Vestiging niet-agrarisch functies

Conform artikel 3.73 van de Interim Omgevingsverordening kan een bestemmingsplan dat is gelegen in gemengd landelijk gebied voorzien in de vestiging van een niet-agrarische functie op een bestaand bouwperceel. Hiervoor gelden wel een aantal randvoorwaarden.

  • 1. de voorgenomen vestiging cq. uitbreiding dient te passen binnen de beoogde ontwikkeling van het gebied;

Het plangebied is gelegen in een stedelijk uitloopgebied waar de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie wordt nagestreefd, mede vanwege de nabijheid van een grootschalige stedelijke uitbreiding, de bestaande menging van functies en de minder optimale agrarische structuur. Ter plaatse wordt een voormalige agrarische bedrijfslocatie definitief beeindigd. De voorgenomen recreatieve ontwikkeling (met een specifieke doelgroep; senioren) waarbij tevens een ruimtelijke kwaliteitsverbetering plaatsvindt en het bestaande bouwvlak aanzienlijk wordt verkleind draagt bij aan een recreatieve uitstraling van het gebied, wordt passend geacht binnen recent gemeentelijk beleid zoals de Ontwikkelvisie Zilverackers (zie ook paragraaf 4.3.5) en wordt ter plaatse dan ook wenselijk en acceptabel geacht. In hoofdstuk 5 wordt nader onderbouwd dat het voornemen niet leidt tot negatieve effecten op de omgeving.

  • 2. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot splitsing van het bouwperceel;

Om te voorkomen dat de vestiging impliciet leidt tot nieuwvestiging van een niet-agrarische functie is splitsing van een bestaand bouwperceel niet mogelijk. Desgewenst kan binnen het bouwperceel wel gewerkt worden met meerdere aanduidingen voor diverse functies, zolang voor ieder van de functies geen afzonderlijk zelfstandig bouwperceel wordt opgenomen.

De voormalige agrarisch bedrijfslocatie met bestaande minicamping wordt omgezet en uitgebreid tot een reguliere camping. De ondergeschikte hoveniers- en boomteeltactiviteiten zijn zeer kleinschalig van omvang en hebben hoofdzakelijk betrekking op het beheer en onderhoud van de camping en de overgebleven agrarische gronden. Daarnaast vindt incidenteel tuinonderhoud en sierbestrating van derden plaats op locatie met eigen materiaal en voertuigen, waarvoor behalve eigen arbeidsinzet geen extra personeel noodzakelijk wordt geacht.

  • 3. er dient te worden verzekerd dat overtollige bebouwing wordt gesloopt;

Binnen het plangebied is geen sprake van overtollige bebouwing. Alle bestaande bebouwing (in totaal ca. 5.000 m2) wordt benut ten behoeve van het kampeerterrein (receptie, sanitair, toekomstige vakantie-appartementen, ondergeschikte en ondersteunende horeca-voorziening, mogelijk kleinschalige wellness voorziening) en stalling, opslag en onderhoud van materiaal en machines ten behoeve van het beheer en onderhoud van de camping en de overgebleven agrarische gronden.

  • 4. de beoogde ontwikkeling dient niet te leiden tot een kantoorvoorziening met baliefunctie;

Er is gezien de aard van het bedrijf geen sprake van een (zelfstandige) kantoorvoorziening met een baliefunctie.

  • 5. de beoogde ontwikkeling heeft geen betrekking op een lawaaisport;

Lawaaisport betreft voorzieningen voor sportactiviteiten waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, de motorsport en de modelvliegsport. Hier is in de voorgenomen ontwikkeling geen sprake van.

  • 6. de beoogde ontwikkeling heeft geen betrekking op mestbewerking;

Hier is in de voorgenomen ontwikkeling geen sprake van. Met de ontwikkeling wordt juist een voormalig agrarisch bedrijf gewijzigd in een recreatie bedrijf.

  • 7. er dient te worden aangetoond dat de ruimtelijke ontwikkeling ook op langere termijn past binnen de ontwikkelingsrichting, waartoe regels worden gesteld over een passende omvang en publieksaantrekkende werking, toegestane gebruiksactiviteit en stalling in gebouwen;

Het kampeerterrein is niet gelegen in het Natuurnetwerk Brabant, de groenblauwe mantel of een ander aangeduid waardevol gebied. Het plangebied is gelegen in een stedelijk uitloopgebied waar de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie wordt nagestreefd, mede vanwege de nabijheid van een grootschalige gefaseerde stedelijke uitbreiding, de bestaande menging van functies en de minder optimale agrarische structuur. De voorgenomen recreatieve ontwikkeling (met een specifieke doelgroep; senioren) waarbij tevens een ruimtelijke kwaliteitsverbetering plaatsvindt op het bestaande kampeerterrein en een agrarische bedrijfslocatie definitief wordt beeindigd wordt hier ook voor de lange termijn passend geacht.

Voor de vestiging van een recreatiebedrijf in gemengd landelijk gebied is in de IOV geen begrenzing van het maximale ruimtebeslag opgenomen. Voor een passende omvang van de bebouwing is in de IOV wel een maximum van in beginsel 1 ha ~10.000 m2 opgenomen. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt grotendeels gebruik gemaakt van de bestaande bebouwing (momenteel ca. 5.000 m2). Met uitzondering van de realisering van een 10-tal chalets (max. 700 m2), extra sanitaire voorzieningen (max. 450 m2) en mogelijk een wellnessvoorziening (max. 100 m2) is geen verdere uitbreiding van bebouwing voorzien. In de juridische regeling is dit ook nader geborgd. De totale bebouwing blijft dus ruimschoots beneden de in de IOV gestelde maximum norm.

Als onderdeel van het recreatiebedrijf worden uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca' , ondergeschikte en ondersteunende horeca activiteiten toegestaan met een maximale omvang van 300 m2.

De ondergeschikte hoveniers- en boomteeltactiviteiten zijn zeer kleinschalig van omvang en hebben hoofdzakelijk betrekking op het beheer en onderhoud van de camping en de overgebleven agrarische gronden. Daarnaast vindt incidenteel tuinonderhoud en sierbestrating van derden plaats op locatie met eigen materiaal en voertuigen. In de regeling is dit nader geborgd.

De bestaande caravanstalling op de locatie voor maximaal 160 caravans in bestaande bedrijfsgebouwen wordt in de toekomst gecontinueerd en is in de juridische regeling nader geborgd.

Op basis van artikel 3.68 zijn alleen bestaande bedrijfswoningen toegestaan en dient zelfstandige bewoning van bedrijfsgebouwen, recreatiewoningen en andere niet voor bewoning bestemde gebouwen te worden uitgesloten. Conform artikel 3.75 geldt aanvullend, dat indien de ontwikkeling de bouw van recreatiewoningen mogelijk maakt, dat geborgd dient te worden dat het terrein en deze woningen bedrijfsmatig worden beheerd en dat permanente bewoning is uitgesloten;

De situering van de 2 bestaande bedrijfswoningen op de voormalige bedrijfslocatie is conform de huidig geldende bestemmingsregeling op de verbeelding vastgelegd. Toevoeging van woningen wordt niet toegestaan. De beoogde ontwikkeling met uitbreiding van het kampeerterrein met 55 standplaatsen, waaronder 10 chalets/verhuureenheden alsmede toevoeging van 10 (inpandige) vakantie-appartementen vinden allemaal plaats onder beheer, toezicht en exploitatie van het kampeerterrein de Veldhoeve. Dit is in de juridische regeling nader geborgd, waarin tevens de permanente bewoning van onder meer bedrijfsgebouwen, vakantieappartementen en chalets expliciet is uitgesloten.

Zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit en kwaliteitsverbetering landschap

In de Interim Omgevingsverordening zijn de principes van zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit en kwaliteitsverbetering landschap verwoord. Een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied, dient onder meer bij te dragen aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving, en in het bijzonder aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. De uitgangspunten zijn verder uitgewerkt in de provinciale 'Handreiking kwaliteitsverbetering van het landschap'. De vereiste kwaliteitsverbetering koppelt ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied aan een concrete tegenprestatie gericht op een verbetering van de kwaliteit van het landschap. In het bestemmingsplan kan ontwikkelingsruimte worden geboden aan functies, mits dit gepaard gaat met maatregelen die het landschap versterken. Dit kan onder andere door landschapselementen aan te leggen, maar ook door specifieke aandacht te schenken aan de kwaliteit van de op te richten bebouwing en/of door behoud van waardevolle cultuurhistorische elementen.

De voorgenomen ontwikkelingen hebben veelal betrekking op hergebruik van bestaande gebouwen, die geconcentreerd zijn binnen het toegekende bouwvlak, waarbij het eerdere bouwvlak wordt verkleind van 2,1 naar ca 0,76 ha. Het voorgenomen plan leidt slechts tot een geringe toename aan bebouwing, als gevolg van realisering van 10 chalets en aanvullende sanitaire voorzieningen, waarvoor gebruik van bestaande bebouwing niet doelmatig is.

Voor het overige zijn de gronden binnen het bestemmingsvlak grotendeels onbebouwd en worden ze ingericht voor standplaatsen. De uitbreiding van de kampeerplaatsen leidt tot een verruiming per standplaats, waarbij het gehele terrein robuust landschappelijk wordt ingepast en nieuwe standplaatsen op minimaal 50 meter afstand van bestaande woon- en bedrijfspercelen worden toegestaan.

Kwaliteitsverbetering van het landschap

In het kader van de kwaliteitsverbetering zijn regionaal afspraken gemaakt hoe met de kwaliteitsverbetering bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt omgegaan. Deze afspraken zijn vastgelegd in de Landschaps-investeringsregel De Kempen en is door de provincie Noord-Brabant akkoord bevonden. De gemeente Veldhoven heeft nog geen aparte afspraken hierover gemaakt/vastgelegd en hanteert bij ruimtelijke ontwikkelingen op dit moment dan ook de gemaakte afspraken in het kader van de Landschapsinvesteringsregeling De Kempen.

In de regeling van De Kempen worden categorieën van ruimtelijke ontwikkelingen onderscheiden. De functiewijziging en uitbreiding van de bestaande minicamping valt onder categorie 3, zijnde 'Ruimtelijke ontwikkelingen waarbij een investering in de kwaliteitsverbetering van het landschap wordt verlangd'. De minimale investeringsverplichting betreft in elk geval het voorzien in een goede landschappelijke inpassing. In een aantal gevallen zal nog een aanvullende investering noodzakelijk zijn.

Voor het kwantitatief bepalen van de omvang van de minimale investeringsverplichting wordt regionaal gewerkt met gestandaardiseerde normbedragen ('forfaitaire bedragen') per ruimtelijke ontwikkeling. In beginsel dient 20% van de waardestijging van de planologische wijziging te worden geïnvesteerd in het landschap, waarbij de kwaliteitsverbetering bij voorkeur ter plaatse van de functiewijziging wordt gerealiseerd. Deze kwaliteitsverbetering kan bestaan uit:

  • landschappelijke inpassing;
  • aanleg of herstel van natuur- en landschapselementen ter versterking van de landschapsstructuur;
  • aanleg recreatieve voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik;
  • fysieke inrichtingsmaatregelen gericht op behoud en herstel van cultuurhistorie en archeologie;
  • sloop van (niet-cultuurhistorisch) waardevolle gebouwen;
  • verkleinen van bestemmingsvlakken/bouwvlakken;
  • fysieke bijdrage aan realisering van EHS en evz's.

De regionaal vastgestelde gestandaardiseerde normbedragen betreffen:

  • €5 per m2 voor agrarische grond zonder bouwmogelijkheden;
  • €25 per m2 voor agrarische grond met een bouwvlak met woning.

Voor omzetting van een agrarisch bedrijf naar een (verblijfs)recreatief bedrijf zijn geen forfaitaire bedragen vastgesteld in regionaal verband en is maatwerk noodzakelijk. Op basis van normbedragen in andere regio's en gemeenten is voor de waarde van de gronden ter plaatse van het bouwvlak van het recreatief bedrijf uitgegaan van €40 per m2. Voor de onbebouwde recreatieve gronden is ter plaatse van de voorziene standplaatsen uitgegaan van een normbedrag van €12,50 per m2 en voor de onbebouwde gronden, waar geen standplaatsen zijn toegestaan €10,00 per m2 . Voor de afschermende groenstroken kan worden uitgegaan van een normbedrag van €1,00 per m2. Met inachtneming van bovenstaande normbedragen leidt de gewenste ruimtelijke ontwikkeling tot een waardevermeerdering van €68.250,- en dient de noodzakelijke bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteitsverbetering minimaal €13.650,- te bedragen, zie onderstaande tabel.

Bestaande situatie   Oppervlak
in m2  
Waarde/m2   Totale waarde  
Agrarisch bouwvlak met woning   21.000   €25   €525.000  
Agrarisch onbebouwd   34.000   €5   €170.000  
Totaal       €695.000  
       
Toekomstige situatie        
Recreatie-Kampeer-
terrein met bouwvlak  
7.600   €40   €304.000  
Recreatie -Kampeerterrein onbebouwd   31.900   €12,50   €398.750  
Recreatie – Kampeerterrein onbebouwd – geen kampeervoorzieningen toegestaan   5.000   €10   €50.000  
Groen-landschappelijke inpassing   10.500   €1   €10.500  
Totaal       €763.250  
       
Waarde-
vermeerdering  
    € 68.250  
Bijdrage LIR   20%     €13.650  

Ten behoeve van de voorgestane ruimtelijke ontwikkeling is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld, (zie hoofdstuk 3 van deze toelichting en bijlage 3 van de regels), welke als ruimtelijke kwaliteitsverbetering in zal worden gezet.

In totaal zal op het gehele terrein 0,85 ha nieuwe landschapselementen worden ingericht en als zodanig worden bestemd en beschermd. Dit geldt tevens voor 0,2 ha aan bestaande landschapselementen, die als zodanig bestemd en beschermd zullen worden. Het normbedrag voor groenelementen bedraagt €0,50 per m2. Daarnaast zijn de kosten berekend voor de aanleg van de nieuwe landschapselementen. Bovendien zijn voor het beheer en onderhoud van de nieuwe landschapselementen alsmede de bestaande landschapselementen voor een periode van 10 jaar de kosten ook inzichtelijk gemaakt op basis van de STIKA-systematiek (2021). Tenslotte zijn de kosten voor het opstellen van het inpassingsplan inzichtelijk gemaakt. Op basis van bovenstaande blijken de totale investeringskosten voor de landschappelijke inpassing van het terrein, conform het inrichtingsplan, €14.681,-, zie ook onderstaande tabel en Bijlage 11 voor de berekening van de kosten voor aanleg en onderhoud van de landschapselementen.

  Oppervlak
in m2  
Waarde/m2   Totale waarde  
Aanleg nieuwe landschapselementen   8.500     €3.392  
Onderhoud en beheer (10 jr) nieuwe landschapselementen   8.500     €5.094  
Onderhoud en beheer (10 jr) bestaande landschapselementen   2.000     €4.695  
Opstellen landschapsplan       €1.500  
Totale investering       €14.681  

Hiermee wordt voldaan aan de noodzakelijke kwaliteitsbijdrage voor onderhavige ruimtelijke ontwikkeling. Uitvoering van het inpassingsplan is als voorwaardelijke verplichting in de bij dit bestemmingsplan behorende regels zekergesteld.

Daarnaast wordt met het plan het bestaande bouwvlak verkleind van 2,1 naar 0,76 ha en wordt een bestaande veehouderij (definitief) beëindigd, waarbij de milieuvergunning wordt ingetrokken.

Conclusie

De gewenste uitbreiding kan worden beschouwd als een vestiging conform de definitie uit de provinciale Omgevingsverordening (te weten: 'het mogelijk maken van een ruimtelijke ontwikkeling binnen het bouwvlak van een bestaand bouwperceel die op grond van het geldend planologisch regime niet is toegelaten'). Voorliggende ontwikkeling heeft geen negatieve effecten op de waterhuishouding, het provinciaal natuurnetwerk, de groenblauwe mantel en provinciaal aangewezen cultuurhistorische gebieden. Ten aanzien van de kwaliteitsverbetering is er een inpassingsplan opgesteld. De gewenste uitbreiding wordt ingepast en draagt bij aan versterking van de aanwezige natuurlijke en landschappelijke waarden en past daarmee ook in de ontwikkelingsvisie Zilverackers. In hoofdstuk 5 van deze toelichting wordt nader aangetoond dat de omgevings- en milieuaspecten geen belemmering vormen voor de realisatie van het initiatief. Het plan past binnen de geldende regelgeving en heeft geen significante gevolgen voor het plangebied en de directe omgeving.

4.3 Gemeentelijk beleid

4.3.1 Ruimtelijke structuurvisie Veldhoven

De gemeente Veldhoven heeft naar aanleiding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) een structuurvisie voor het gehele gebied opgesteld. De structuurvisie van Veldhoven richt zich met name op het behouden en het versterken van de kwaliteiten van de gemeente. In de structuurvisie is onderscheid gemaakt in verschillende deelgebieden. Voor dit bestemmingsplan is slechts het gebied 'buitengebied' van toepassing. De overige gebieden zijn voornamelijk gericht op het stedelijke gebied van Veldhoven.

De planlocatie is gelegen in het kempenlandschap, dat gekenmerkt wordt door een gevarieerd, kleinschalig landschap met afwisseling tussen bossen en meer open gebieden. Nieuwe ontwikkelingen in het gebied mogen het bestaande landschap niet op onaanvaardbare wijze aantasten, dit betekent dat bestaande structuren in plannen moeten worden ingebed en versterkt. Tevens mogen zij geen onevenredig negatieve effecten hebben op de directe omgeving.

De planlocatie is gelegen nabij de uitbreidingslocatie Zilverackers, (zie ook navolgende paragraven).

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00055-0401_0011.png"

De kaart behorende bij de Ruimtelijke Structuurvisie Veldhoven

De volgende doelstellingen zijn geformuleerd voor het buitengebied van Veldhoven:

  • het behouden en versterken van het aantrekkelijke en gevarieerde karakter van het buitengebied;
  • het (verplicht) realiseren van de doelstellingen uit de Natura 2000, de EHS, de ecologische verbindingszones en het Reconstructieplan;
  • het geven van een impuls aan de recreatieve betekenis van het buitengebied van Veldhoven;
  • stimuleren van het langzame verkeer en het weren van onnodig autoverkeer door het buitengebied.

Met voorliggend voornemen en bijbehorend inrichtingsplan is rekening gehouden met bovenstaande geformuleerde doelstellingen. Met het voornemen wordt bijgedragen aan een gevarieerd toeristisch-recreatief aanbod van de gemeente en het terrein wordt landschappelijk ingepast in de omgeving.

4.3.2 Structuurvisie Zilverackers

De gemeente Veldhoven gaat ten westen van Veldhoven een nieuwe woningbouwlocatie “Zilverackers” ontwikkelen. Er wordt uitgegaan van de bouw van circa 2.700 woningen tot aan 2030. Mede ter ontsluiting van Zilverackers is een nieuwe ontsluitingsweg (de Zilverbaan) gerealiseerd. Deze weg heeft tevens een belangrijke functie ter ontsluiting van bestaande wijken. De wijk zal worden ontwikkeld in een groene setting om het contact met het omliggende landschap te behouden. De woningbouwlocatie Zilverackers zal gefaseerd gerealiseerd gaan worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00055-0401_0012.png"

Plankaart van Structuurvisie Zilverackers

4.3.3 Gebiedsvisie Zilverackers

Op 15 december 2009 heeft de gemeenteraad de gebiedsvisie voor het landschap van Zilverackers vastgesteld. Deze gebiedsvisie geeft een indicatie van de invulling van het landschap rondom de nieuw te ontwikkelen dorpen in de westrand van de gemeente. De visie beschrijft de randvoorwaarden die voortkomen uit beleid en wettelijke kaders, en daarnaast het raamwerk en de mogelijke gedetailleerde invulling van het toekomstig landschap van het gebied Zilverackers. De visie geeft inzicht in nieuwe bosgebieden, versterking van natuurzones en kwaliteits-verbetering van het landschap door toevoeging van houtwallen en de herinrichting van het beekdal.

De hoofdindeling is gebaseerd op de bestaande kwaliteiten van het landschap en de ontstaansgeschiedenis hiervan. De indeling is een abstracte weergave van de structuur die het landschap in de toekomst kenmerkt. De verschillende landschapstypen die de basis vormen van de gebiedsvisie zijn:

  • De bossen (Oerlesche bossen en het Oeyenbosch);
  • Het natuurlijke beekdal;
  • De dorpsweiden (het gebied rondom de drie dorpen en Oerle Zuid en Oerle Noord-west).

Natuurlijk beekdal

Het beekdal wordt herkenbaar en beleefbaar gemaakt. De natuurlijke en recreatieve potentie van het beekdal wordt optimaal benut. In de toekomst zal het gebied van Zilverackers vernatten en wordt de kleinschalige coulissenstructuur, die het oorspronkelijke beekdal kenmerkte, teruggebracht.

Streven is om het beekdallandschap, in aansluiting op het oorspronkelijke karakter van de beek, op te waarderen tot een ecologische en landschappelijk waardevol gebied, met moerasvegetatie, plas-dras gebieden en hoogteverschillen in het landschap.

Bossen

De verschillende dorpen worden van elkaar gescheiden door de bestaande bosgebieden, die worden versterkt tot robuuste eenheden en verbindingen die tussen de bosgebieden in noord - zuid richting worden gecreëerd. Het bosgebied zal naast een natuurlijke en ecologische waarde tevens een recreatieve waarde krijgen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00055-0401_0013.png"

Uitsnede visie

Dorpsweiden

In het gebied rondom de dorpen staan lange zichten over open weiden centraal. Om aan te sluiten bij het huidige landschappelijke beeld rond Kempendorpen wordt uitgegaan van een coulissenlandschap met verre doorzichten over de diagonalen richting het bosgebied, het beekdal en het groene hart.

De locatie bevindt zich ten noordoosten van het beekdal. Bij het opstellen van het inrichtingsplan is aangesloten bij bovenstaande doelstellingen met name met betrekking tot het beekdal.

4.3.4 Landschapsplan Zilverackers

Het landschapsplan Zilverackers is een nadere, specifieke invulling van het groenprogramma uit de gebiedsvisie. Het geeft inzicht in de invulling van het toekomstig landschap van de totale woningbouwlocatie Zilverackers. Het landschapsplan is te gebruiken als basis bij het opstellen van (groen)inrichtingsplannen. Tevens geeft het landschapsplan informatie over groen, natuur en landschap voor toekomstig op te stellen bestemmingsplannen en ontheffingsaanvragen in het kader van de flora- en faunawet in het plangebied Zilverackers.

Maatregelen landschap en natuur

Maatregelen landschap en natuur voor het gehele plangebied zijn:

  • versterken landschap en structuren en aanleg verbindingen door aanleg bos, landschapselementen, akkers, grasland en water;
  • behoud, inpassing en herstel waardevolle landschapselementen;
  • zichtlijnen;
  • mitigerende (verzachtende) maatregelen voor flora en fauna.

In het coulisselandschap komen nieuwe houtwallen, op plaatsen waar houtwallen zijn verdwenen in de loop van de tijd. In dit halfopen landschap zijn houtwallen en houtsingels, bosjes en bomen, afgewisseld met kleine graslanden en akkers te zien.

Het bosgebied wordt versterkt door:

  • aanplant bos en bosranden;
  • aanleggen groene verbindingen tussen bosgebieden, stepping stones;
  • aanleg ontsnipperingsmaatregelen westelijke ontsluitingsroute;
  • kwaliteitsimpuls geven aan bestaand bos door renovatie houtwallen, bosrandbeheer en omvormen monotoon bos;
  • bos- en natuurcompensatie van de EHS aansluitend aan de bestaande Oerlesche en Zandoerlesche bossen.

Om ervaring van de beek de Poelenloop en het beekdallandschap te versterken, komen er passende landschapselementen, zoals houtsingels loodrecht op de beek, bomen (solitair en in groepen) en beekdalbosjes.

Bij het opstellen van het inrichtingsplan is zoveel mogelijk aangesloten bij bovenstaande doelstellingen met name met betrekking tot versterking van het beekdallandschap.

4.3.5 Ontwikkelvisie Zilverackers

Op basis van het masterplan Veldhoven-west en de structuurvisie Zilverackers wordt ten westen van de bestaande kern van Veldhoven het gebied Zilverackers ontwikkeld. Onderdeel van Zilverackers vormt het plangebied voor ‘De Drie Dorpen’. De planvorming hiervoor dateert uit 2009. Het plan bestond uit circa 1.500 woningen, te ontwikkelen in een gebied van 90 hectare, geconcentreerd in drie dorpen: Huysackers, Schootackers en Bosackers. In 2018 is begonnen met de realisatie van het eerste dorp (430 woningen).

Mede door de kredietcrisis en nieuwe provinciale en regionale woningbehoeftecijfers zijn in regio verband nieuwe afspraken gemaakt over het toekomstig regionaal woningbouwprogramma. Op basis hiervan is de eerdere visie voor de Zilverackers herijkt en is een nieuwe Ontwikkelvisie opgesteld. Het doel was om tot een flexibeler planconcept te komen met meer onderscheidend vermogen waarin meer ruimte is voor initiatief en innovatieve woonmilieus.

In de nieuwe Ontwikkelvisie wordt gebouwd aan stad en landschap tegelijk. De bestaande landschappelijke kwaliteiten en variatie van het gebied vormen het vertrekpunt en zijn vastgelegd in een flexibel raamwerk. De 2 oost-west groenverbindingen, die reeds waren vastgelegd in de structuurvisie van de gemeente, worden verder doorgezet in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00055-0401_0014.png"

Daarnaast geldt het typisch Brabantse kransakkerdorp als inspiratie voor het gebied. Het dorp Huysackers krijgt een centrale positie. Daaromheen wordt een krans van kleinere gehuchten en buurtschappen ontwikkeld. Per gehucht zijn ruimtelijke, programmatische en financiële spelregels opgesteld en is een eigen accent gelegd qua ontwikkelstrategie, korrel/omvang van ontwikkeling en de ruimte voor projectmatig, collectief of particulier opdrachtgeverschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00055-0401_0015.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00055-0401_0016.png"

Afbeelding ontwikkelvisie Zilverackers met locaties 'landschappelijke erven' (links) en 'wonen in de natuur ~landgoed' (rechts)

In tegenstelling tot eerdere plannen zijn ten westen van de Zilverbaan ook twee nieuwbouwontwikkelingen voorzien. Hier ligt het accent op het versterken van de kwaliteit van het landschap en het uitbouwen van biodiversiteit en natuur. Alleen zeer kleinschalige en bijzondere woonmilieus zijn toegestaan in een lage dichtheid. Daarnaast is het doel de toegankelijkheid en mogelijkheden voor extensieve recreatie te vergroten.

Ter plaatse van de 'landschappelijke erven' (oostelijk van de Zittard) is ruimte voor een drietal erven (in totaal 3,5 ha; 6 woning/ha - 21 woningen). Ter plaatse van 'wonen in de natuur' (westelijk van de Zittard) is ruimte voor 2 erven. Naar aanleiding van het vooroverleg van het bestemmingsplan 'Zilverackers, Kransackerdorp' is het meest noordelijk gelegen erf echter komen te vervallen. Bij het overgebleven erf dient het bebouwingsconcept nadrukkelijk in te spelen op de aanwezige natuur en landschappelijke kwaliteiten (totaal 2 ha; 3,5 woning/ha - 10 woningen).

De planlocatie is gelegen ten westen van de voorgestane 'landschappelijke erven'. Met voorliggend voornemen wordt met de functieverandering bijgedragen aan een gevarieerd toeristisch-recreatief aanbod van de gemeente en wordt de locatie nader landschappelijk ingepast in de omgeving.

Landschapsplan

Met de vaststelling van de ontwikkelvisie Zilverackers verandert zowel de stedenbouwkundige opzet als ook de groenstructuur van het gebied. Dit vraagt om een herziening op de visie voor het landschap van Zilverackers. Daarbij wordt ingezet op de huidige zonering van het gebied; bos-, coulissen- en beekdallandschap. De beeldbepalende kenmerken van deze landschappen worden gebruikt om het laadvermogen van het huidige landschap te vergroten "Zilverackers wordt getransformeerd naar een landelijk woonlandschap. Hier gaat de kern Veldhoven over in het landelijk gebied, is het landschap verbonden met de identiteit van het Kempisch landschap en is de sfeer landelijk. Er is rust en ruimte, veel leven buiten en de weidse natuur van het beekdal is dichtbij."

Het gebied verandert van een agrarisch productielandschap naar een plek voor wonen, terwijl het landelijk karakter behouden blijft. De visie bestaat uit drie uitgangspunten om dit te realiseren:

  • Leg het robuuste raamwerk vast en creëer hierin een maximaal landschappelijk karakter;
  • Versterk de drie landschappelijke deelgebieden door het inzetten en uitvergroten van karakteristieke landschappelijke ingrediënten;
  • Laat het landschap doorlopen in het groene binnenwerk van het dorp en de gehuchten door spelregels en richtlijnen voor de inrichting op te stellen.

De planlocatie maakt geen onderdeel uit van dit landschapsplan, maar sluit hier wel direct op aan. Met het voornemen wordt het terrein nader landschappelijk ingepast in de omgeving.

4.3.6 Nota toerisme en recreatie

Deze nota beschrijft het integraal toeristisch-recreatief beleid van de gemeente met een aantal concrete acties gericht op een optimale benutting van de toeristische-recreatieve mogelijkheden binnen de gemeente.

De gemeente Veldhoven vindt het belangrijk dat de gemeente een goede plek wordt om te recreëren. In Veldhoven is het toeristisch-recreatief aanbod vooral gericht op dagrecreatie in de natuur. De buitengebieden in Veldhoven hebben een belangrijke functie als stedelijk uitloopgebied. Door veranderingen in de agrarische sector is het buitengebied van karakter aan het wijzigen. Die wijzigingen kunnen worden benut om de recreatiemogelijkheden te versterken. Voor wandelen en fietsen in het buitengebied is de behoefte ontstaan aan plaatsen waar men iets kan nuttigen zoals een beperkte terrasvoorziening bij een langs de route gelegen boerderij.

De nota beschrijft navolgende, voor het voornemen relevante, actiepunten:

  • Herzie het eerdere gemeentelijke kampeerbeleid en geef boeren en buitenlui recreatief de ruimte, waarbij de kwaliteit van zowel het groen/natuur als de te ontwikkelen activiteiten in het buitengebied in evenwicht blijven.
  • Versoepel de regelgeving om langs de toeristische en recreatieve netwerkroutes beperkte verkooppunten van drank en kleine hapjes mogelijk te maken, zonder aantasting van de omgeving.

Met de beoogde ontwikkeling vindt aan de rand van het stedelijk gebied definitieve beeindiging van een agrarisch bedrijf met uitbreiding en verbreding van een bestaand kampeerterrein plaats.

4.3.7 Nota verblijfsrecreatie in het buitengebied

Deze nota beschrijft het beleidskader waarbinnen het kamperen in het buitengebied van de gemeente is geregeld. In de nota is bepaald dat het aantal toegestane standplaatsen bij kleinschalige kampeerterreinen mag worden verruimd van 15 naar 25 plaatsen.

De gemeente wenst echter geen toestemming te verlenen aan de vestiging van nieuwe kampeerterreinen. Wel wordt aan bestaande campings de mogelijkheid geboden om de flexibiliteit en bebouwingsmogelijkheden binnen de bestaande situatie te vergroten. Dit mede vanwege het feit dat verdere verstening van het platteland, buiten de bestaande kampeerterreinen, niet gewenst is. Hierbij vindt de gemeente kwaliteitsverbetering belangrijker dan schaalvergroting.

De voorgestane uitbreiding van de minicamping naar 55 staanplaatsen, 10 verhuureenheden (chalets, stacaravans of lodges) en 10 toeristische appartementen kan gekwalificeerd worden als een reguliere camping en is daarmee strijdig met een van de uitgangspunten uit de Nota verblijfsrecreatie. Ondanks deze strijdigheid heeft het college echter destijds (bij brief d.d. 4 februari 2013) besloten haar principemedewerking te verlenen, vanwege volgende reden:

"Een recreatieve uitstraling ter plaatse van de Zittard past goed in het toekomstbeeld van het gebied als 'kernrandzone'. Ook voegt een reguliere camping met een luxe uitstraling die gericht is op de doelgroep 55+ iets toe aan het recreatief product van de gemeente Veldhoven. Door de luxe uitstraling van de staanplaatsen, dat zich uit in het feit dat elke staanplaats voorzien is van elektra, water en rioolaansluiting en voorzien is van privé sanitair kan gesteld worden dat camping De Veldhoeve zich onderscheidt van de andere reguliere campings in Veldhoven. Het plaatsen van 10 verhuureenheden en toeristische appartementen is daarbij noodzakelijk voor het verbreden van het verblijfsrecreatie product en voor het vergroten van het bedrijfseconomisch draagvlak waardoor er een rendabel verblijfsrecreatief bedrijf ontstaat, De toeristische appartementen worden daarbij gerealiseerd in bestaande bebouwing zodat er ten behoeve van de appartementen geen gebouwen gerealiseerd behoeve te worden."

Met de beoogde ontwikkeling vindt uitbreiding en verbreding van het verblijfsrecreatieve aanbod plaats voor een specifieke doelgroep, waarbij de bestaande omgevingskwaliteiten blijven behouden en worden versterkt.

4.3.8 Recreatievisie westelijk buitengebied Veldhoven

Deze visie uit 2011 betreft een gemeentelijk toetsingskader om nieuwe ontwikkelingen te kunnen toetsen, en tegelijkertijd betreft het ook een ontwikkelingsrichting om kansen te kunnen benutten en in samenhang te kunnen uitvoeren.

De visie richt zich op het uitdragen van een overkoepelende identiteit. In deze identiteit staat het rustige en groene imago, het gevarieerde en fraaie landschap centraal. Het betreft een authentiek stukje Brabant, waarin de rijke cultuurhistorie nog zichtbaar is. Het is een gezinsvriendelijk en gevarieerd gebied. Het gebied heeft een imago van rust, groen, veilig en gezinsvriendelijk.

Het gebied heeft vele kwaliteiten die het tot een aantrekkelijk verblijfsgebied maken: de kleinschaligheid en variatie in het landschap, de natuurlijke en cultuurhistorische waarden en de recreatiebedrijven die ieder voor zich het bekijken waard zijn. Daarnaast geeft de ligging grenzend aan Veldhoven het gebied een specifieke functie: als stedelijk uitloopgebied voor de inwoners van Veldhoven. Het diverse aanbod aan recreatievoorzieningen en het aantrekkelijke landschap vormen samen een uniek recreatief product met lokale en regionale aantrekkingskracht.

De nadruk ligt op versterking van de kwaliteit en diversiteit van het aanbod. Gestreefd wordt naar unieke en onderscheidende vormen van verblijfsrecreatie. Bij de recreatieve ontwikkeling van het gebied staat centraal dat de recreatieve potenties benut worden maar dat de huidige waarden – natuur en landschap, cultuurhistorie, rust en het aantrekkelijke woon- en leefklimaat – behouden moeten blijven en liefst versterkt worden: de nadruk ligt op kwaliteit.

De bestaande minicamping wordt hoog gewaardeerd. Met de seniorendoelgroep voegt dit aanbod iets toe aan het gemeentelijk recreatief product. Met de beoogde ontwikkeling wordt de diversiteit en kwaliteit van de campinglocatie vergroot, waarbij de bestaande omgevingskwaliteiten blijven behouden en worden versterkt.

4.3.9 Ambitiedocument 'Samen voor ruimtelijke kwaliteit'

Het ambitiedocument is op 14 mei 2019 vastgesteld door de gemeenteraad. Het document vervangt de huidige welstandsnota uit 2008 en kan in het kader van de Omgevingswet worden gezien als een opmaat naar de toekomstige Omgevingsvisie. Het ambitiedocument geeft richting aan het ontwikkelen en behouden van een aantrekkelijke bebouwde leefomgeving in Veldhoven. Het document biedt actuele handvatten hoe de gemeente wil sturen op ruimtelijke kwaliteit. Hiertoe zijn een 4-tal Veldhovense kernwaarden gedefinieerd:

  • 1. Sterk stedelijke structuur;

Veldhoven kent een herkenbare stedelijke structuur met het hoofdwinkelgebied, belangrijke in- en uitvalswegen en bedrijventerreinen; de gemeente streeft naar opwaardering en doorontwikkeling van de stedelijke structuur op plekken waar mee stedelijkheid uitgestraald mag worden; daarnaast is het van belang dat de groene vingers als structuurdrager herkenbaar blijven en dat hierlangs de herkenbaarheid en identiteit van Veldhoven wordt vergroot.

  • 2. Blijvend herkenbare dorpsstructuren;

Veldhoven kent naast een sterk stedelijke structuur ook typische dorpse kwaliteiten, die behouden dienen te worden. Het is van belang dat de 4 kerkdorpen, gehuchten en de dorpslinten (hun bestaande (cultuurhistorische) waarden behouden en eigen identiteit niet verliezen. De ambitie is om met name in te zetten op bebouwing met historische kenmerken, zodat de dorpskernen en linten duidelijk herkenbaar blijven. Teveel afwijkende stijlen kan de samenhang in het dorpse beeld namelijk verstoren en de Veldhovense identiteit 'vertroebelen'. Slechts in bijzondere gevallen, is het mogelijk om moderne bebouwing te realiseren.

  • 3. Zorgvuldig opgezette ontwikkelingsbieden;

bij realisering van omvangrijkere bouwplannen wordt ingezet op diversiteit in wonen met ruimte voor beeldkwaliteit en architectuur. Conform het 'Afsprakenkader Wonen 2017' geeft de gemeente ruim baan aan woningbouwinitiatieven die uitgaan van herstructurering, transformatie en inbreiding. Uitgangspunt van iedere ontwikkeling is dat het moet leiden tot een kwaliteitsimpuls. Iedere ontwikkeling moet op een logische locatie en op een zodanig goede wijze ingepast worden, zodat er sprake is van een meerwaarde voor iedereen.

  • 4. Aantrekkelijke woonwijken;

dit betreft de planmatig en thematisch ontwerpen woongebieden van de gemeente, waarvan het eigen karakter behouden dient te blijven. Het ruimtelijk kwaliteitsbeleid is gericht op het bewaken van de basiskwaliteit en het respecteren van de bestaande omgeving. Het buitengebied kan ook gezien worden als een "wijk" met een herkenbaar beeld. Ook hier geldt dat bij verbouwingen gekeken wordt naar de bestaande kwaliteit. Het ontwerp dient deze kwaliteit te respecteren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00055-0401_0017.png"

Afbeelding Kernwaardenkaart ambitiedocument

Voor bouwplannen die niet vergunningsvrij zijn en niet in het achtererfgebied liggen zijn daarnaast ter inspiratie 5 architectuurprincipes benoemd:

  • Relatie tussen bouwwerk en omgeving; Een nieuw bouwwerk moet passen in zijn omgeving en er positief aan bijdragen. De kernwaarde die van toepassing is voor het gebied waar een ontwikkeling plaatsvindt, vormt de basis voor de uitwerking van dit architectuurprincipe.
  • Samenhang vormgeving, functie en constructie; Van belang is dat gebruik, constructie en vorm op elkaar aansluiten en logisch met elkaar samenhangen.
  • Evenwicht tussen helderheid en complexiteit; Een heldere structuur zorgt voor een 'kloppend' gebouw. Tegelijkertijd mag het prikkelen en intrigeren: het gaat om het evenwicht.
  • Schaal en maatverhoudingen; Een goede harmonie in schaal en maatverhouding maakt het ontwerp sterker. Van belang is dat de verschillende onderdelen van een gebouw met elkaar samenhangen en in een juiste verhouding staan met de rest van het gebouw.
  • Materiaal, textuur, kleur en licht; Het is belangrijk dat materiaal, textuur, kleur en licht op elkaar zijn afgestemd, aansluiten bij het karakter van het gebouw en positief bijdragen aan de expressie van het bouwwerk.

De planlocatie is gelegen in het overgangsgebied van de stedelijke uitbreidingswijken naar het buitengebied. Voor de locatie is met name kernwaarde 3 van toepassing. Met het voornemen wordt voorzien in een ruimtelijke herontwikkeling van een voormalige bedrijfslocatie in een kernrandzone. Het voornemen wordt passend geacht binnen de uitgangspunten van het ambitiedocument.

4.4 Conclusie

Op basis van de IOV van de provincie, ligt de planlocatie niet in het NNB of groenblauwe mantel. Ook ligt de locatie niet in of nabij waterbergingsgebieden en een provinciaal cultuurhistorische waardevol gebied.

De voorgenomen ontwikkeling heeft betrekking op hergebruik van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen (VAB), waarbij tevens intrekking van de milieuvergunning ten behoeve van het houden van vee plaats vindt. Met het voornemen kan worden voldaan aan de gestelde provinciale randvoorwaarden met betrekking tot hergebruik van een agrarische bedrijfslocatie voor een recreatieve functie. De provincie heeft in het kader van de ter inzage legging van het eerste ontwerpbestemmingsplan geen zienswijze ingediend. Het voornemen sluit ook aan bij de gemeentelijke doelstellingen voor het gebied, direct aansluitend aan het uitbreidingsproject Zilverackers.

Hoofdstuk 5 Milieu- en omgevingsaspecten

5.1 Milieu

5.1.1 Bodem

Indien sprake is van een planologische functiewijziging, dient te worden bezien of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse geschikt is voor het voorgenomen gebruik. Op het plangebied is momenteel een agrarische bestemming van toepassing die met het planvoornemen wordt omgezet in een recreatieve bestemming. Hiermee wordt er een gevoeligere functie aan het plangebied toegevoegd. In dit kader is er derhalve een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk om vast te kunnen stellen of de bodem ter plaatse geschikt is voor recreatieve doeleinden.

Eerder heeft ter plaatse van Zittard 41 reeds een historisch bodemonderzoek plaatsgevonden. Dit is inmiddels geactualiseerd, zie Bijlage 3. Uit de voorhanden zijnde historische informatie, zijn geen aanwijzingen aangetroffen die duiden op de aanwezigheid van mogelijke bodemverontreinigingen en/of bodembedreigende activiteiten. Tijdens de terreininspectie zijn geen aanwijzingen aangetroffen, welke zouden kunnen wijzen op enige vorm van bodemverontreiniging. De onderzoekslocatie wordt beschouwd als "onverdacht". Er is er geen aanleiding over te gaan tot het uitvoeren van een nader onderzoek.

Uit het eerder verrichte verkennend bodemonderzoek van Ecopart van 2012 was reeds gebleken, dat op een plaatselijk lichte verontreiniging met barium, geen verontreinigingen in de bovengrond werden aangetroffen. Dit onderzoek is volledigheidshalve als Bijlage 4 toegevoegd aan deze toelichting. In het onderzoek wordt het volgende geconcludeerd:

  • Tijdens het uitvoeren van de veldwerkzaamheden zijn zintuiglijk geen afwijkingen waargenomen.
  • Uit de analyseresultaten van de mengmonsters van de bovengrond (MM1 t/m MM4) blijkt dat enkel in MM4 voor cadmium een gehalte boven de generieke achtergrondwaarde is gemeten. De gehalten van de overige onderzochte stoffen zijn onder de generieke achtergrondwaarden gelegen.
  • Op basis van de onderzoeksresultaten kan gesteld worden dat de bovengrond op de locatie plaatselijk licht is verontreinigd met cadmium. Het betreft hierbij waarschijnlijk een verhoogd achtergrondniveau.
  • Het is niet aannemelijk dat de geconstateerde verontreiniging van de bodem risico's voor de volksgezondheid met zich meebrengt. Uit milieuhygiënisch oogpunt is de aanwezigheid van de verontreinigende stoffen ongewenst. Indien het geheel aan onderzoeksresultaten echter wordt beoordeeld in het licht van de geplande terreinbestemming c.q. inrichting, lijkt hier sprake van een aanvaardbare situatie. De overwegingen hierbij zijn onder andere het slechts licht verhoogde gehalte, de te verrichten inspanning om te komen tot een strikt multifunctioneel bodemkwaliteitsniveau en een zienswijze vanuit een risicobenadering (ontbreken blootstellings- of verspreidingsroutes in de toekomstige situatie).
  • Gelet op het bovenstaande is er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen bezwaar tegen het gebruik van de locatie inzake de geprojecteerde herziening van het bestemmingsplan op deze locatie.
  • Wel wordt geadviseerd te werken met een gesloten grondbalans. Ten aanzien van het hergebruik van grond op andere locaties is het Besluit Bodemkwaliteit van toepassing.

Gelet op de gedateerdheid van dit uitgevoerde verkennend bodemonderzoek (ouder dan 5 jaar) zal ondanks dat ter plaatse uitsluitend het bestaande (agrarische) gebruik is gecontinueerd bij de omgevingsvergunningaanvraag voor de realisering van de chalets ter plaatse mogelijk een actualisatie van het bodemonderzoek dienen te worden uitgevoerd.

Op basis van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor het planvoornemen.

5.1.2 Geluid

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient op basis van de Wet geluidhinder te worden onderzocht of sprake is van geluidsoverlast, in het bijzonder in verband met verkeer, spoor of bedrijven. In de Wet geluidhinder is bepaald dat ten aanzien van zogenaamde 'geluidgevoelige objecten' wettelijke eisen gelden ten aanzien van de maximale belasting.

Met onderhavige plan wordt een voormalig agrarisch bedrijf omgezet in een recreatie bedrijf. Er worden geen woningen of andere geluidsgevoelige functies toegevoegd. De locatie is gelegen buiten de geluidshindercontouren van luchthaven Eindhoven.

Met een nader akoestisch onderzoek zijn de in de omgeving optredende geluidniveaus ten gevolge van de inrichting in de toekomstige situatie in kaart gebracht en getoetst deze aan de geldende geluidnormen. Dit rapport is als Bijlage 5 aan dit bestemmingsplan toegevoegd.

Uit de resultaten van dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau ten gevolge van de geluiduitstraling van de inrichting op de gevels van omliggende geluidsgevoelige objecten voldoet aan de geluidgrenswaarde van stap 2 uit de VNG-publicatie, zijnde 45 dB(A) etmaalwaarde.

Met betrekking tot het maximaal geluidniveau kan worden geconcludeerd dat wordt voldaan aan de geluidgrenswaarde stap 3 uit de VNG-publicatie, zijnde 70 dB(A) etmaalwaarde. Dit is het gevolg van een vrachtwagen, die in de geldende situatie ook reeds de inrichting kan bezoeken.

Met betrekking tot indirecte hinder als gevolg van af- en aanvoerend verkeer van en naar de inrichting wordt voldaan aan de geluidgrenswaarde van stap 2 uit de VNG-publicatie, zijnde 50 dB(A) etmaalwaarde.

Ten aanzien van geluid is hiermee aangetoond dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau past binnen de voor deze omgeving geldende geluidnormen en dat de maximale niveaus in vergelijking met de vigerende situatie niet toenemen, binnen de in het onderzoek aangegeven randvoorwaarden. De toekomstige situatie is derhalve akoestisch inpasbaar en er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Teneinde de gehanteerde randvoorwaarden in het onderzoek ook voor de toekomst te borgen is in het bestemmingsplan voor de instandhouding van de reeds gerealiseerde geluidwerende voorziening een instandhoudingsregeling in het plan opgenomen. Daarnaast is volledigheidshalve ter borging van beperking van het achtergrondgeluid van de ondergeschikte en ondersteunende horeca een gebruiksregel aan het bestemmingsplan toegevoegd.

5.1.3 Geur
5.1.3.1 Algemeen

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt sinds 1 januari 2007 het toetsingskader voor de milieuvergunning, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wet geurhinder en veehouderij bevat normen en afstanden die bedrijven moeten aanhouden ten opzichte van geurgevoelige objecten. De Wet geurhinder en veehouderij schrijft voor op welke wijze een bevoegd gezag de geurhinder vanwege dierenverblijven moet beoordelen indien een veehouderij een milieuvergunning aanvraagt.

Indirect heeft de Wet geurhinder en veehouderij ook consequenties voor de totstandkoming van geurgevoelige objecten en dus voor de ruimtelijke ordening, dit wordt wel de ‘omgekeerde werking’ genoemd. De reden hiervoor is duidelijk: een geurnorm is bedoeld om mensen te beschermen tegen overmatige geurhinder, omgekeerd moet een bevoegd gezag dan ook niet toestaan dat mensen zichzelf blootstellen aan die overmatige hinder. Ten aanzien van de beoordeling of sprake is van een goed woon- en leefklimaat wordt onderscheid gemaakt tussen de voorgrondbelasting en achtergrondbelasting. De voorgrondbelasting betreft de geurbelasting van individuele veehouderij op een geurgevoelig object. De achtergrondbelasting betreft de gebiedsbelasting: cumulatieve geurbelasting in een gebied als gevolg van de aanwezige veehouderijen.

Op 12 juni 2008 heeft de gemeente Veldhoven de Verordening geurhinder en veehouderij vastgesteld. Nieuwe ontwikkelingen (met name uitbreiding van agrarische bedrijven, maar bijvoorbeeld ook realisering van nieuwe geurgevoelige objecten door woningsplitsing), mogen er niet toe leiden dat er vanuit het aspect geur een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat gaat ontstaan. Hiervoor dient beoordeeld te worden of wordt voldaan aan de normen en afstanden uit de Wgv (individueel en cumulatief).

5.1.3.2 Plangebied

Voorgrondbelasting

Binnen een straal van 1 km het plangebied zijn geen veehouderij bedrijven gelegen, die nog bedrijfsmatig in werking zijn. Gelet hierop kan gesteld worden dat een nadere berekening van de voorgrondbelasting dan ook niet benodigd is.

Achtergrondbelasting

Het aantal veehouderijbedrijven in de wijde omgeving van het plangebied is dermate laag, dat gesteld kan worden dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een acceptabel achtergrondsniveau voor geur en daarmee een goed woon- en leefklimaat in dit kader. Gesteld kan worden dat een berekening van de achtergrondbelasting dan ook niet benodigd is.

Belemmering ontwikkelingsmogelijkheden

Door de beoogde herontwikkeling worden ook geen veehouderijbedrijven in de ontwikkelingsmogelijkheden belemmerd.

Geconcludeerd kan worden dat het aspect geur geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van onderhavige ontwikkeling.

5.1.4 Luchtkwaliteit

In het kader van een planologische procedure dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de wettelijke normen voor wat betreft luchtkwaliteit. Hierbij dient het effect op de luchtkwaliteit in de omgeving als gevolg van een nieuwe ontwikkeling, als ook de toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' in beeld te worden gebracht.

In hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna ook: Wmb), zijn de belangrijkste bepalingen inzake de luchtkwaliteit opgenomen. Dit hoofdstuk staat ook wel bekend als de ‘Wet luchtkwaliteit’. In de wet- en regelgeving zijn de richtlijnen uit de Europese regelgeving opgenomen, waaraan voorgenomen ontwikkelingen dienen te voldoen.

Indien een project aangeduid kan worden als Niet in betekende mate (NIBM) vormen de luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze ‘niet in betekende mate’ (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging als de 3% grens niet wordt overschreden. Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. Projecten die niet in betekende mate bijdragen mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. In de ‘Regeling niet in betekenende mate bijdragen’ wordt aangeven op welke manier snel kan worden vastgesteld of de bijdrage van een nieuwbouwproject op de luchtkwaliteit valt onder de term ‘niet in betekenende mate’. De regeling geeft een harde omschrijving van het aantal gevallen. Voor woningbouw bijvoorbeeld geldt bij 1 ontsluitingsweg een aantal van 1.500 nieuwe woningen netto. Bij twee ontsluitingswegen geldt een aantal van 3.000 woningen netto.

Planlocatie

Een project draagt niet in betekenende mate (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit als de NO2 en PM10 jaargemiddelde concentraties niet meer toenemen dan 1,2 µg/m3. In dat geval is de ontwikkeling als NIBM te beschouwen. Voor kleine ontwikkelingen is een specifieke rekentool ontwikkeld waarmee op een eenvoudige en snelle manier kan worden bepaald of er sprake is van een project dat 'niet in betekende mate' (NIBM) bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Zoals blijkt uit paragraaf 5.2.1 Verkeer en parkeren leidt de voorgenomen ontwikkeling tot 100 extra motorvoertuigbewegingen op een gemiddelde weekdag.

Uit de berekeningen met de NIBM-rekentool blijkt dat de toename van het verkeer als gevolg van de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. De toename bedraagt 0,06 µg/m3 voor NO2 en 0,01 µg/m3 PM10, zie tabel hieronder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00055-0401_0018.png"

Berekening NIBM-tool

Geconcludeerd kan worden dat de NIBM-norm niet overschreden wordt.

Gelet op bovenstaande kan worden gesteld dat dit plan onder het begrip NIBM valt en de luchtkwaliteit niet verder hoeft te worden onderzocht. Uitgaande van de gemeten achtergrondconcentraties die gelden nabij de locatie (11 µg PM2,5/m3 en 18 µg PM 10/m3; Bron: www.atlasleefomgeving.nl). kan gesteld worden dat de luchtkwaliteit ruimschoots voldoet aan de normen die gesteld zijn in de Wmb, 25 respectievelijk 40 µg/m3. De Wmb staat derhalve de realisering van het voornemen niet in de weg.

Geconcludeerd wordt dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor onderhavige ontwikkeling.

5.1.5 Externe veiligheid
5.1.5.1 Algemeen

De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid (Regeling externe veiligheid inrichtingen) is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico’s van industriële activiteiten met opslag en transport van gevaarlijke stoffen. Het uitgangspunt van het beleid is dat burgers voor de veiligheid van hun omgeving mogen rekenen op een minimum beschermingsniveau (plaatsgebonden risico). Daarnaast moet bij ruimtelijke ontwikkelingen de kans op grote calamiteiten met meerdere slachtoffers (groepsrisico) worden afgewogen en verantwoord bij een toename van het aantal personen binnen het invloedsgebied of een toetsingszone van een risicobron.

Plaatsgebonden risico (PR): De kans dat één persoon buiten het inrichtingsterrein overlijdt als gevolg van een calamiteit bij het bedrijf (plaatsgebonden risico).

Groepsrisico (GR): De kans dat meerdere personen buiten het inrichtingsterrein overlijden als gevolg van een calamiteit bij het bedrijf (groepsrisico). Voor het groepsrisico wordt een oriëntatiewaarde gegeven en geldt voor nieuwe situaties een verantwoordingsplicht voor het bevoegd gezag.

Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van specifieke risicovolle inrichtingen, relevante transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of relevante buisleidingen. Toetsingskaders zijn het "Besluit externe veiligheid inrichtingen” (Bevi), het "Besluit externe veiligheid transportroutes" (Bevt) en het "Besluit externe veiligheid buisleidingen" (Bevb). Daarnaast zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit milieubeheer veiligheidsafstanden genoemd die rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting, moeten worden aangehouden.

Bovendien beschikt de gemeente Veldhoven over een beleidsvisie externe veiligheid (2008), die als leidraad wordt gehanteerd bij de toetsing van nieuwe initiatieven. In de visie zijn onder meer keuzes gemaakt omtrent de toelaatbaarheid van nieuwe risicobronnen (wel - onder voorwaarden - op de bedrijventerreinen, niet in de woongebieden) en omtrent de wijze waarop met de groepsrisicoverantwoording wordt omgegaan.

5.1.5.2 Planlocatie

Om de risico's ter plaatse van het plangebied te achterhalen is er een analyse gemaakt van de externe veiligheidssituatie rondom het plangebied, met behulp van de provinciale risicokaart. Bijgaand is een uitsnede van de risicokaart opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00055-0401_0019.png"

Uitsnede risicokaart externe veiligheid

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen vindt in de gemeente Veldhoven plaats over de A2 en de A67. Deze wegen zijn gelegen op meer dan 1 km afstand van het plangebied. Dit betreft een zodanige afstand dat beïnvloeding normaliter niet plaats zal vinden.

In de omgeving van het plangebied liggen geen wegen die deel uitmaken van het Basisnet weg. Over de wegen in en rond het plangebied kunnen incidenteel gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Gezien de (zeer) lage vervoersintensiteit levert dit geen relevante risico's op.

In de wijde omgeving van het plangebied zijn geen hoogspanningslijnen, spoorwegen of waterwegen gelegen waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Deze aspecten hebben geen invloed op onderhavig plan.

Buisleidingen

Op enige afstand ten westen van het plangebied (circa 100 meter) ligt een buisleiding die in beheer en eigendom is van Petrochemical Pipeline Services. Deze buisleiding wordt gebruikt voor transport van vloeibare koolwaterstoffen van Rotterdam naar Beek. De leiding wordt getypeerd als een K1 leiding. De leiding heeft een diameter van 8,62 inch en heeft een maximale werkdruk van 60 bar.

Rondom de leiding is aan weerszijden een risicocontour (PR 10 -6) van 11 meter van toepassing. Het invloedsgebied groepsrisico bedraagt 30 meter. Het plangebied ligt ruim buiten het invloedsgebied, waardoor de leiding geen belemmeringen oplevert.

Risicovolle inrichtingen

In en nabij het plangebied zijn geen inrichtingen gevestigd, die vallen onder de werkingssfeer van het Besluit risico’s zware ongevallen (BRZO). In de omgeving van het plangebied is bij camping Molenvelden een propaantank gesitueerd met een veiligheidsafstand van 15 meter. Het plangebied is echter op meer dan 50 meter van deze locatie gelegen. Er is derhalve geen sprake van belemmeringen vanwege de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen.

In de omgeving van het plangebied zijn ook geen overige inrichtingen gelegen waarbinnen gevaarlijke stoffen worden opgeslagen. Er is geen sprake van belemmeringen vanwege de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen.

Luchtvaartterrein Eindhoven

Bij een ontwikkeling nabij een vliegveld speelt externe veiligheid een belangrijke rol. Er bestaat immers een kans op een calamiteit met een vliegtuig waarbij slachtoffers kunnen vallen in de omgeving van het vliegveld. In de geldende regelgeving voor luchtvaartterreinen is niets vastgelegd met betrekking tot externe veiligheid. In het Luchthavenbesluit Eindhoven (26 september 2014) zijn ook geen regels of normen voor externe veiligheid opgenomen. Op dit moment is daarom interimbeleid van toepassing. Dit planologische interimbeleid heeft als doel dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die niet verenigbaar zijn met het streven naar een vanuit oogpunt van veiligheid duurzame ruimtelijke inpassing van de luchthaven in zijn (gebouwde) omgeving, worden voorkomen. Ten aanzien van het plaatsgebonden risico zal de normstelling voor militaire luchthavens naar verwachting in grote lijnen overeenkomen met de normstelling voor de regionale burgerluchthavens. Dit betekent dat binnen de 10-6 plaatsgebonden risicocontour een bouwverbod gaat gelden voor kwetsbare objecten. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt dan een 'nee, tenzij' beleid.

De PR 10-6 contour ligt niet binnen het plangebied van dit bestemmingsplan en levert dus geen beperkingen op. Het plangebied is ook gelegen buiten het invloedsgebied waar het Groepsrisico vanwege het vliegveld relatief hoog is.

Conclusie

Uit de risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat het plangebied niet is gelegen in de omgeving van een Bevi-bedrijf. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van Bevibedrijven.

Uit de risicokaart blijkt dat het plangebied ook buiten het invloedsgebied van wegen, spoor en/of buisleidingen ligt.

De beoogde herontwikkeling heeft ook geen negatieve wijzigingen tot gevolg voor de benodigde inzet van hulpdienstverleningen en voor de zelfredzaamheid van personen binnen het plangebied. Ter plaatse worden twee woningen toegevoegd.

5.1.5.3 Standaard advies Veiligheidsregio

De Veiligheidsregio adviseerde tot voor kort altijd op maat bij ruimtelijke plannen. Ook wanneer externe veiligheid niet direct aan de orde was, werd in het kader van vooroverleg advies gevraagd aan de Veiligheidsregio. Om het de gemeente en de veiligheidsregio gemakkelijker te maken, kan gebruik gemaakt worden van een standaardadvies bij bepaalde ontwikkelingen waar niet of nauwelijks sprake is van belemmeringen in het kader van externe veiligheid.

Onderhavige situatie valt binnen de categorie waarvoor het standaardadvies van toepassing is:

  • Communiceer actief met de omwonenden in het plangebied over de risico’s van de gevaarlijke stoffen. Geef daarbij aan wat omwonenden moeten doen bij een incident, namelijk vluchten van risicobron af. Dit bevordert de zelfredzaamheid van omwonenden. Dit advies geldt ook voor bedrijfshulpverleningsorganisaties.
  • Pas de beleidsregels bereikbaarheid en bluswatervoorziening van VRBZO toe. Wanneer een beoogde oplossing aan de beleidsregels voldoet, kunt u ervan uitgaan dat een goede bereikbaarheid voor de hulpdiensten en een adequate bluswatervoorziening gerealiseerd wordt. De beleidsregels staan op https://www.brandweer.nl/brabant-zuidoost/regionaal-beleid.

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de planontwikkeling.

5.1.6 Milieuzonering

Vanuit het aspect 'goede ruimtelijke ordening' dient er voldoende ruimtelijke scheiding te zijn tussen hinderveroorzakende (o.a. bedrijven) en hindergevoelige functies (waaronder woningen). Hiervoor worden de afstanden uit de VNG publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' als maatgevend beschouwd. Bovenstaande moet op twee manieren getoetst worden. Enerzijds wordt er gekeken of de ontwikkelingen veroorzaker zijn van hinder naar een gevoelige omgeving en anderzijds wordt bekeken of de ontwikkeling kwetsbaar is voor hinder. Hiervoor worden de afstanden uit de VNG publicatie ‘Bedrijven en Milieuzonering’ als maatgevend beschouwd. Dit betreffen conform jurisprudentie richtafstanden, die indicatief zijn voor een goede ruimtelijke ordening. De publicatie geeft vier factoren (geur, stof, geluid en gevaar) op basis waarvan bepaald wordt in welke categorie een activiteit geplaatst kan worden. De publicatie biedt geen wettelijk vastgestelde norm. Bij de toetsing van concrete situaties dient maatwerk te worden geleverd. Afwijking van de generieke richtafstanden uit de VNG publicatie is hierbij mogelijk, mits dit goed kan worden gemotiveerd. De in de publicatie opgenomen generieke richtafstanden zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit, zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk.

In de VNG-publicatie is aangegeven dat wanneer er sprake is van een 'gemengd gebied', de richtafstand met één afstandsstap mag worden verminderd. Dat wil zeggen dat een oorspronkelijke richtafstand van 50 meter wordt verminderd naar 30 meter, een oorspronkelijke richtafstand van 30 meter wordt verminderd naar 10 meter en een oorspronkelijke richtafstand van 10 meter wordt verminderd naar 0 meter.

Aangezien de planlocatie overeenkomstig de VNG-brochure is gelegen in een omgeving met diverse bestemmingen en in de geluidzone van een drukke ontsluitingsweg (omgevingstype 'gemengd gebied'), kan gerekend worden met richtafstanden die gelden voor het omgevingstype 'gemengd gebied'.

De aan te leggen nieuwe kampeerplaatsen zijn hindergevoelige functies, net als de te realiseren vakantieappartementen. Derhalve is bekeken of deze binnen een hindercirkel liggen van een ander bedrijf. In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de aanwezige bedrijven met hun richtafstanden en de afstand tot het plangebied.

Adres   Soort bedrijf   Maximale richtafstand (m)   Afstand tot planlocatie  
Banstraat 25   Kampeerterrein   50, geluid   190 meter  
Rijt 1/2/2a   Autoreparatiebedrijf   30, geluid   30 meter  
Zittard 39B   Interieurbouw   30, geluid   35 meter  
Zittard 39B   Autoservicebedrijf   30, geluid   35 meter  

Op basis van bovenstaande kan worden geconcludeerd dat wordt voldaan aan de afstandsnormen ten opzichte van de omliggende functies. Daarnaast geldt er voor de camping een maximale hindercirkel van 50 meter voor het aspect geluid. Een van de gemeentelijke voorwaarden voor medewerking aan de uitbreiding is dat nieuwe standplaatsen op minimaal 50 meter van gevoelige functies worden gerealiseerd, zoals de naburige woon- en bedrijfspercelen. Dit is als zodanig met een specifieke aanduiding ('specifieke vorm van recreatie – geen standplaatsen toegestaan') alsmede de bestemming 'Groen- landschappelijke inpassing' op de verbeelding van dit bestemmingsplan expliciet opgenomen. Uit het uitgevoerde akoestisch onderzoek blijkt dat met de voorgenomen functiewijziging en uitbreiding van de camping het geluidsniveau op het terrein binnen de geldende normen blijft. Hiermee zal de uitbreiding van de camping geen hinder veroorzaken voor omliggende functies.

Het aspect milieuzonering vormt geen belemmering voor onderhavig initiatief.  

5.1.7 Gezondheid

Endotoxinen

Blootstelling aan stoffen uit de veehouderij (met name pluimvee- en varkenshouderijen in de omgeving) kan leiden tot negatieve gezondheidseffecten. Volgens de Gezondheidsraad is endotoxine een goede indicator voor blootstelling van omwonenden van veehouderijen aan stoffen uit stallen die een negatieve invloed hebben op de luchtwegen. Vooruitlopend op de ontwikkeling van een landelijk toetsingskader is de notitie "Handelsperspectieven Veehouderij en Volksgezondheid Endotoxine toetsingskader 1.0' opgesteld. In het toetsingskader zijn afstanden bepaald die een te hoge blootstelling aan endotoxinen zullen voorkomen. Uitgangspunt van het toetsingskader is de advieswaarde van de Gezondheidsraad van 30 EU/m3 voor endotoxinen. Hierdoor kan worden bepaald of sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat met betrekking tot endotoxinen.

In de nabijheid van de planlocatie zijn geen varkens- en pluimveehouderijen gesitueerd. De planlocatie ligt ruimschoots buiten de richtafstanden die aangehouden moeten worden rondom dergelijke bedrijven in de omgeving. Er is geen sprake van een verhoogd volksgezondheidsrisico.

Geitenhouderijen

Op basis van verschillende VGO (Veehouderij en Gezondheid Omwonenden) - onderzoeken is aangetoond dat er verhoogde gezondheidsrisico's zijn wanneer in de nabijheid (binnen een straal van ca. 1,5 tot 2,0 km) van een geitenhouderij gewoond wordt. Mede op basis hiervan geldt in de provincie momenteel een nieuwvestigings- en uitbreidingsverbod voor geitenhouderijen.

De rechtstreeks werkende (tijdelijke) verbodsregels op het uitbreiden van een geitenhouderij hebben geen directe invloed op het mogelijk maken van gevoelige bestemmingen zoals woningen, scholen en kinderdagverblijven, in de nabijheid van geitenhouderijen. Er kan immers (nog) geen wetenschappelijk verband worden gelegd met een maximale blootstelling vanwege een aanvaardbaar of niet aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Er is hiervoor dan ook nog geen nader wettelijk toetsingskader en er bestaan geen concrete normen of aan te houden afstanden die in acht genomen moeten worden bij de vergunningverlening en/of bij de ruimtelijke planning

Op circa 1500 meter van de planlocatie is een geitenhouderij gesitueerd op het adres Toterfout 13 in Oerle. In de directe nabijheid van deze bestaande geitenhouderij bevinden zich reeds diverse bestaande burgerwoningen (onder andere Toterfout nr. 14, 20, 22, 24, 26; gelegen op op ca 100 tot 150 meter van het dierenverblijf) alsmede de woonkern Zandoerle (op ca. 350 meter afstand). De nieuwe woonwijk Huysakkers is op ca 1,5 km gesitueerd.

Met het initiatief vindt functieverandering plaats van een voormalig agrarisch bedrijf, met een reeds bestaande mini-camping, naar een reguliere camping. Ten aanzien van planologische- en milieuaspecten is in onderhavig bestemmingsplan aangetoond dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Vanwege aard en omvang van het voornemen van het plan, de afstand tot de veehouderij locatie alsmede bestaande tussenliggende bebouwing zal het gezondheidsrisico slechts marginaal toenemen en wordt de beoogde ontwikkeling aanvaardbaar geacht.

5.2 Infrastructuur

5.2.1 Verkeer en parkeren

Om nader inzicht te krijgen in de verkeerskundige gevolgen van het voornemen met betrekking tot de verkeersaantrekkende werking van de voorgenomen uitbreiding in relatie tot de bestaande weg capaciteit alsmede een parkeerbalans voor de toekomstige situatie is een verkeersonderzoek uitgevoerd, dat als Bijlage 10 bij dit bestemmingsplan is opgenomen en waarvan de resultaten hieronder zijn beschreven.

Verkeersaantrekkende werking

De geplande situatie genereert circa 100 verkeersbewegingen meer ten opzichte van de bestaande situatie. De openstelling van de Zilverbaan heeft geresulteerd in een afname van verkeer op de weg Zittard. Op basis van nieuwe verkeersprognoses op basis van het verkeersmodel Zuidoost-Brabant versie 2018 (BBMA2018) zal de verkeersintensiteit in de toekomst mogelijk licht stijgen, vanwege de toekomstige realisering van enkele woningclusters ten westen van de Zilverbaan. Deze stijging zal echter niet dermate zijn, dat dit tot extra congestie zal leiden op de Zittard. Wel zal de samenstelling iets veranderen: het aandeel verkeer met caravan zal toenemen.

De bestaande wegbreedte wordt voldoende geacht (ook bij caravans). Ten behoeve van het voornemen zijn geen aanvullende infrastructurele maatregelen noodzakelijk.

Ontsluiting

De ontsluiting van de camping vindt plaats via een weg op eigen terrein. Deze weg loopt vanaf de camping naar de parkeerplaats en de receptie, waar via 2 gescheiden inritten wordt aangesloten op de Zittard. Voor de geplande situatie wordt geadviseerd om het aankomend- en vertrekkend verkeer bij de in- en uitgang van elkaar te scheiden. Hiermee worden conflicten tussen aankomend- en vertrekkend verkeer (met caravan) en eventueel oponthoud voor het overige verkeer op de weg Zittard voorkomen.

Daarnaast wordt ten zuiden van de bestaande hoofdingang een noodontsluiting gecreëerd om, conform de brandveiligheidsvoorschriften, in geval van calamiteiten te kunnen benutten. Deze noodontsluitingsweg moet volgens de Veiligheidsregio een breedte van ten minste 4,5 meter hebben, daar wordt ruimschoots aan voldaan. De bestaande ingang blijft gehandhaafd en blijft hierbij fungeren als hoofdingang.

Parkeren

De bestaande en geplande situaties op Zittard 41-43 voldoen aan de geldende parkeernomen. Volgens de CROW dient het terrein in de bestaande situatie over een parkeercapaciteit van 39 parkeerplaatsen te beschikken (er zijn er nu 78) en in de geplande situatie over 141 parkeerplaatsen.

Recreanten hebben ieder één parkeerplaats bij hun standplaats. Daarnaast heeft de initiatiefnemer een centrale parkeervoorziening aangelegd ter hoogte van de voormalige sleufsilo's met een capaciteit van 50 extra parkeerplaatsen. Het voornemen voorziet daarmee in de toekomstige situatie in 133 ‘standaard’ parkeervoorzieningen daarnaast wordt voorzien in een ‘overloop’ strook voor aanvullend parkeren op eigen terrein voor 15 tot 20 plaatsen (5 meter diep), aangrenzend aan de noodontsluiting. Deze aanvullende voorzieningen zijn uitsluitend via de hoofdingang bereikbaar. De gronden ter plaatse van de noodontsluiting zijn ca 10 meter breed en bieden daarmee voldoende ruimte voor de noodontsluiting alsmede de 'overloop'parkeervoorziening. Gelet op bovenstaande kan worden voorzien in de noodzakelijke parkeercapaciteit op eigen erf.

Teneinde te waarborgen dat daadwerkelijk wordt voorzien in de aanleg en het behoud van voldoende parkeergelegenheid is conform de gemeentelijke modelregels hiervoor in de regels een bepaling opgenomen.

Hieruit kan worden geconcludeerd dat het aspect verkeer en parkeren geen belemmering vormt voor het planvoornemen.

5.2.2 Leidingen

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient er te worden onderzocht of er leidingen onder het perceel doorlopen, om te voorkomen dat de leiding bij werkzaamheden wordt beschadigd.

Door het plangebied lopen geen boven- en/of ondergrondse leidingen. Er is op dat gebied derhalve geen sprake van bijbehorende (planologische) beschermingszones en/of belangen van derden op dit punt.

5.2.3 Obstakelvrije zones vliegveld

Op grond van het Luchthavenbesluit Eindhoven ligt rond Vliegbasis Eindhoven (Eindhoven Airport) een beperkingengebied, waar beperkingen gelden voor het oprichten van bebouwing en/of het gebruik van de gronden. Het beperkingengebied bestaat uit zones met bouwhoogtebeperkingen (ten behoeve van de veiligheid van het vliegverkeer en de ongestoorde werking van radarapparatuur), zones waar beperkingen gelden vanwege luchtvaartverkeerslawaai en een zone waar beperkingen gelden voor bestemmingen met een vogelaantrekkende werking.

De maximaal toelaatbare bouwhoogtes en de ligging en omvang van de gebieden met een bouwhoogtebeperking worden bepaald door de ligging van de start- en landingsbaan en berusten op internationaal vastgelegde afspraken. Het is voor de vliegveiligheid van belang dat binnen de obstakelvrije vlakken de maximaal toelaatbare hoogtes niet worden overschreden. De obstakelvrije vlakken worden gevormd door de funnel en de Inner Horizontal and Conical Surface (IHCS).

Funnel

De funnel is opgebouwd uit een obstakelvrije rechthoek (strook) rond de start- en landingsbaan met aansluitend twee zijvlakken, waarvan de hoogte oploopt tot 45 m. De toegestane bouwhoogte geldt ten opzichte van de hoogte van de landingsdrempel - in het geval van Vliegbasis Eindhoven 22,4 m + NAP. In het gebied van de funnel mogen geen objecten worden opgericht die hoger zijn dan de maximaal toelaatbare hoogte. Het plangebied is niet gelegen binnen een funnel.

IHCS

Het obstakelbeheergebied van de IHCS sluit aan op de funnel. De IHCS bestaat uit een horizontaal vlak, dat gelegen is op een hoogte van 65 m + NAP, met aansluitend daarop een conisch vlak, waarvan de hoogte oploopt met een helling van 5% tot een hoogte van 166 m +NAP. Het plangebied ligt binnen het obstakelbeheergebied van de ICHS en valt volledig binnen het horizontale vlak (hoogte 65 m + NAP). Binnen dit vlak mogen geen objecten worden gerealiseerd die hoger zijn dan de maximaal toegestane hoogte van 65 m+ NAP.

Het plangebied ligt op een hoogte van ca 24 m +NAP, wat betekent dat bebouwing tot een hoogte van 41 meter overal in het plangebied toelaatbaar is. Hoewel voorliggend bestemmingsplan dergelijke hoge bebouwing niet mogelijk maakt, is voor de IHCS een gebiedsaanduiding opgenomen op de verbeelding. Ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone- IHCS' geldt in aanvulling op hetgeen elders in de planregels is bepaald dat de bouwhoogte van bouwwerken niet meer mag bedragen dan 65 m+ NAP.

ILS

De vliegbasis beschikt over een Instrument Landing System (ILS). Het ILS is bedoeld voor het nauwkeurig naderen van het vliegveld door vliegverkeer, ook onder slechte weersomstandigheden. Voor het goed functioneren van het ILS is het noodzakelijk dat in een gebied, het verstoringsgebied, rondom de start- en landingsbaan geen verstoring optreedt. Dit gebied bestaat uit meerdere vlakken met daarbij behorende hoogtes, zowel horizontaal als oplopend. Het is derhalve van belang dat, in onderhavig bestemmingsplan, wordt voorkomen dat een object wordt opgericht in genoemde zones. Nabij het plangebied bedraagt de minimale verstoringshoogte ca 62 meter + NAP.

Alhoewel onderhavig bestemmingsplan conform de geldende bouwregels geen bebouwing van 38 of meer meter mogelijk maakt is volledigheidshalve ten behoeve van de signaleringsfunctie conform de modelregels een gebiedsaanduiding voor de ILS in het plan opgenomen. In Bijlage 4 bij de regels zijn voor de ILS de obstakelvrije vlakken met bijbehorende hoogtes op een afbeelding opgenomen.

Vogelbeperkingengebied

Het plangebied ligt binnen het vogelbeperkingengebied van Vliegbasis Eindhoven. Binnen het vogelbeperkingengebied geldt op grond van artikel 3.2.3 van het Luchthavenbesluit Eindhoven een verbod voor vogelaantrekkende functies, zoals oppervlaktewateren groter dan drie hectare, vishouderijen met extramurale bassins en extramurale opslag of verwerking van organisch materiaal. Dergelijke functies komen niet voor in het plangebied.

Conclusies

Met de voorgenomen ontwikkeling worden geen nieuwe objecten met dergelijke bouwhoogte toegestaan. In verband met de IHCS en ILS zijn vanwege de signaleringsfunctie de gebiedsaanduidingen ‘luchtvaartverkzone – ihcs’ en ‘luchtvaartverkeerzone – ils’ wel in het bestemmingsplan opgenomen. In de plan regels is een algemene gebruiksregel opgenomen, die het gebruik van gronden voor de genoemde vogelaantrekkende functies uitsluit.

5.2.4 Radarverstoringsgebied

Als gevolg van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is de gemeente Veldhoven gelegen onder het radarverstoringsgebied van een radar op de vliegbasis van Woensdrecht. Deze zone is vastgelegd om te voorkomen dat hoge gebouwen en/of bouwwerken het functioneren van de radar van het vliegveld verstoren. De zone betreft een cirkel met een straal van 75 kilometer, gemeten vanaf de positie van de radar. Deze cirkel bestaat uit een kern met een straal van 15 kilometer met een maximale bouwhoogte voor bouwwerken (in het algemeen) en daaromheen een ring die doorloopt tot 75 kilometer van de radar met een maximale bouwhoogte voor (alleen) windturbines.

De planlocatie is gelegen op een afstand van circa 70 kilometer van het radarstation van vliegbasis Woensdrecht en circa 35 kilometer van het radarstation van vliegbasis Volkel. Er gelden derhalve geen hoogtebeperkingen voor gebouwen binnen de planlocatie. Voor oprichting van windturbines geldt een hoogtebeperking van maximaal 113 meter boven NAP.

Dit bestemmingsplan voorziet niet in oprichting van grootschalige windturbines. Voor het radarverstoringsgebied is in dit bestemmingsplan dan ook geen specifieke regeling opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00055-0401_0020.png"

Uitsnede radarverstoringsgebieden van vliegbasis Woensdrecht en Volkel (Bron: Barro)

5.3 Water

5.3.1 Inleiding

Doel van de waterparagraaf is de component water in een zo vroeg mogelijk stadium te adresseren in het besluitvormingsproces van ruimtelijke plannen. De paragraaf beschrijft de actuele waterhuishouding in het plangebied. Daarnaast wordt, binnen de gestelde randvoorwaarden van het bestemmingsplan, vastgelegd aan welke watereisen de ontwikkeling moet voldoen. Ruimtelijke plannen worden onder meer getoetst aan "hydrologisch neutraal" ontwikkelen conform landelijk en lokaal waterbeleid. Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 1, onder c van het Besluit ruimtelijke ordening.

5.3.2 Beleid

Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021

In het Provinciaal Milieu- en Waterplan (PMWP) is te lezen hoe de provincie Noord-Brabant de komende jaren gaat werken aan een veilig en gezond milieu. Het doel is een goed, veilig en gezond woon- en vestigingsklimaat voor huidige en toekomstige bewoners en bedrijven creëren, met behoud van voldoende natuurlijke hulpbronnen voor toekomstige generaties.

Uitgangspunten bij het Provinciale Milieu- en Waterplan zijn:

  • balans tussen efficiënt beschermen en duurzaam benutten van de fysieke leefomgeving;
  • uitnodigend voor partijen die verantwoordelijkheid nemen; streng voor achterblijvers;
  • opgaven integraal en gebiedsgericht oplossen;
  • een dynamische en uitnodigende uitvoeringsagenda, die we samen met onze
  • partners uitvoeren.

Bij het PMWP wordt gebruik gemaakt van de PPP-methode: People (sociaal-cultureel kapitaal), Planet (ecologisch kapitaal, waaronder bodem, lucht en water) en Profit (economisch kapitaal). De provincie wil vooruitgang boeken waarbij de drie kapitalen in balans zijn. In het PMWP staat het ecologisch kapitaal centraal, maar die kan niet los gezien worden van de onderdelen People en Profit.

In samenwerking met de gemeenten en waterschappen wordt een aanpak uitgewerkt voor ‘de gezonde stad en ommeland. Hierbij worden onderwerpen als fijnstof, hittestress en Smart and Green Mobility meegenomen. Bij de gebiedsgerichte aanpak wordt het thema gezondheid meegenomen en de informatie wordt beschikbaar gesteld. De milieu- en waterkwaliteit wordt geborgd of daar waar nodig verbeterd.

Binnen het plangebied zijn geen specifieke thema’s uit het PMWP aan de orde.

Waterbeheerplan

Het waterschap de Dommel heeft een waterbeheerplan opgesteld waarin de beleidsdoelen voor de periode 2016-2021 zijn beschreven. Het plan is afgestemd op het Stroomgebiedsbeheerplan Maas, het Nationaal Waterplan en het Provinciaal Waterplan.

In het waterbeheerplan De Dommel worden de volgende thema’s behandeld:

  • droge voeten: versterken waterkeringen en aanleggen waterbergingsgebieden;
  • voldoende water: adequate en duurzame watervoorziening met gewenste grond- en oppervlakteregime;
  • schoon water: schoon afvalwater voor duurzaam gebruik;
  • natuurlijk water: een ecologisch gezond watersysteem, cf de Europese Kaderrichtlijn Water en Natura2000;
  • mooi water: bijdragen aan de sociale, cultuurhistorische, esthetische en belevingswaarde van water.

De ruimtelijk relevante aspecten uit de waterbeheerplannen zijn opgenomen in het provinciale milieu- en waterplan en in de IOV. Vanuit de waterschappen wordt aandacht geschonken aan de rol van water bij nieuwe ontwikkelingen. De trits vasthouden-bergen-afvoeren is hierbij leidend. Daarnaast is de door het waterschap opgestelde handreiking ‘hydrologisch neutraal ontwikkelen’ nog steeds van toepassing, die ingaat op de rol van water bij een toename van verstening. De uitgangssituatie van het watersysteem mag door de ruimtelijke ingreep niet verslechteren. Daarnaast moeten de kansen om bestaande ongewenste situaties te verbeteren zoveel mogelijk benut worden.

Waterbeheerders dienen in een vroeg stadium bij het proces betrokken te worden, zodat kennis kan worden aangereikt over het watersysteem en mee kan worden gedacht over de ruimtelijke planvorming.

Keur Waterschap De Dommel 2015

Het waterschap is verantwoordelijk voor het waterbeheer (waterkwaliteit en -kwantiteit) binnen het plangebied. Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de Keur van toepassing. In de Keur staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.

Op 26 februari 2015 heeft het waterschap de nieuwe Keur vastgesteld, die op 1 maart 2015 inwerking is getreden. Deze keur is in samenwerking tussen de waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel tot stand gekomen, waardoor nu sprake is van een uniforme Keur.

Beleidsregel Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater

De drie Brabantse waterschappen, Aa en Maas, De Dommel en Brabantse Delta hanteren sinds 1 maart 2015 dezelfde (beleids)uitgangspunten voor het beoordelen van plannen waarbij het verhard oppervlak toeneemt. Deze (beleids)uitgangspunten zijn geformuleerd in de 'Beleidsregel Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen'. Bij een toename en afkoppeling van het verhard oppervlak geldt het uitgangspunt dat plannen zoveel mogelijk hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. De waterschappen maken bij het beoordelen van plannen met een toegenomen verhard oppervlak onderscheid tussen grote en kleine plannen.

Gelet op de dalende grondwaterstand, de recent relatief droge jaren en het feit dat toename van verhard oppervlak een belangrijke factor is bij de afname van infiltratie van hemelwater is de waterbergingscompensatie norm sinds 1 april 2021 verlaagd tot 500 m2.

Verbreed Gemeentelijk rioleringsplan 2015 - 2019 gemeente Veldhoven

Het waterbeleid van de gemeente Veldhoven is vastgelegd in het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (2015-2019). De term Verbreed houdt verband met de wettelijke uitbreiding van de zorgplicht riolering. Volgens de wetgeving heeft de gemeente Veldhoven drie zorgplichten op het gebied van stedelijk waterbeheer:

  • zorgplicht stedelijk afvalwater;
  • zorgplicht hemelwater;
  • zorgplicht grondwater.

Dit komt er op neer dat de gemeente vanuit het oogpunt van volksgezondheid en veiligheid zorg draagt voor een deugdelijke inzameling, berging, transport en/of lokale zuivering van stedelijk afvalwater, afvloeiend hemelwater en grondwater. De kans op overlast dient hierbij te worden beperkt tot maatschappelijk aanvaardbare normen.

Op basis van gemeentelijk beleid geldt een compensatieverplichting wanneer de toename aan verharding tussen de 250 en 2000 m2 bedraagt. De gemeente hanteert voor deze gemeentelijke compensatieverplichting voor de toename van het verhard oppervlak een compensatienorm van 42 mm/m2 binnen het te ontwikkelen plangebied.

5.3.3 Bestaande situatie plangebied

Huidig gebruik

De gronden ter plaatse van de voormalige agrarische bedrijfslocatie zijn veelal reeds bebouwd en voorzien van erfverharding. De gronden ter plaatse van de voorgenomen uitbreiding van het kampeerterrein zijn momenteel in gebruik als weiland. Er is geen bebouwing op dit gedeelte van het plangebied aanwezig.

Bodemopbouw

Ter plaatse bestaat de bodem overwegend uit hoge enkeerdgronden, opgebouwd uit fijn zand. Eerdgronden zijn gronden met een minerale bovenlaag van donkere rulle aarde vermengd met plantenresten en stalmest. Enkeerdgronden zijn ontstaan op een zandige ondergrond die reeds eerder bewoond was of in cultuur was gebracht. Onderscheid wordt gemaakt tussen hoge enkeerdgronden met een grondwaterspiegel op meer dan 1,20 meter diepte en lage enkeerdgronden waar het grondwater op geringere diepte aanwezig is. Enkeerdgronden komen relatief veel voor in het landschap van dekzanden en beekdalen.

Het maaiveld van het plangebied bevindt zich ter plaatse op ca. 24 meter +NAP. (Bron: Actueel Hoogte Bestand Nederland).

Grondwater

Ter plaatse van de planlocatie geldt voor de grondwaterstand grondwatertrap 8. Hiervoor geldt dat de gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) is gelegen op een diepte van meer dan 250 cm beneden maaiveld. De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) bedraagt meer dan 200-250 cm –mv tot meer dan 250 cm –mv.

Oppervlaktewater

Direct ten noordwesten en westen van het plangebied is een B-watergang (roze / magenta op onderstaande afbeelding) gelegen, die verderop uitmondt in de Poelenloop, die als A-watergang is aangemerkt, zie blauwe markering op onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00055-0401_0021.png"

Uitsnede legger oppervlaktewaterlichamen 2018

Afvoer hemelwater - Infiltratie

In de huidige situatie stroomt het hemelwater van de verharde oppervlakken af naar de omringende onbebouwde gronden en infiltreert in de bodem en voert vervolgens af op de westelijk gelegen sloot.

Afvoer vuilwater - Riolering

De bestaande bedrijfsgebouwen en 2 bedrijfswoningen panden zijn reeds aangesloten op de bestaande drukriolering. De huidige sanitair voorzieningen van de mini-camping zijn aangesloten op een eigen pompput, die vervolgens op het gemeentelijk riool uitkomt, waarmee het vuilwater wordt afgevoerd naar het hoofdgemaal.

5.3.4 Gevolgen waterhuishoudkundige toekomstige situatie

Wijziging verhard oppervlak

Het voornemen voorziet in navolgende toename van bebouwing:

  • 1. 10 chalets a max. 70 m2 buiten het bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - chalets' met een totaal maximaal bebouwd oppervlak van 700 m2;
  • 2. Aanvullende sanitaire voorzieningen: in mobiele units buiten het aangeduid bouwvlak met een totaal maximaal bebouwd oppervlak van 450 m2; overige sanitaire voorzieningen zijn inpandig in bestaande bebouwing gerealiseerd.
  • 3. Eventueel toekomstige realisering van een wellness voorziening met een maximaal toegestane oppervlakte van 100 m2.

De totale toevoeging aan extra bebouwing met onderhavig voornemen bedraagt derhalve max. 1.250 m2.

Daarnaast wordt voorzien in uitbreiding van het bestaande verharde hoofdpad op het terrein, dat middels betonplaten naar achteren doorgetrokken zal worden. De hiervoor benodigde toename aan verharding bedraagt 210 m2. Aanleg van extra verharde paden op het terrein is niet noodzakelijk (de gronden zijn reeds voldoende ontwaterd),

De realisering van de 10 vakantie-appartementen en een ondergeschikte/ondersteunende horeca voorziening vindt inpandig in bestaande bebouwing plaats en leidt dus niet tot een toename aan bebouwing.

De overloop parkeervoorziening (omvang van ca 250 m2) zal met halfverharding worden gerealiseerd.

Oppervlaktewater

Het voornemen leidt niet tot ingrepen of wijziging van de bestaande watergangen.

Uitgangspunten hemelwaterafvoer en compensatie waterberging

Op basis van het principe van hydrologisch neutraal ontwikkelen dienen negatieve hydrologische gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen te worden geneutraliseerd om te voorkomen dat door bebouwing en verharding een versnelde waterafvoer plaatsvindt, waarbij met name het hemelwater zoveel mogelijk afgekoppeld dient te worden van het rioleringsstelsel.

Bij herontwikkeling en nieuwbouw binnen de gemeente Veldhoven wordt uitgegaan van het HNOprincipe (Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen): het hemelwater wordt ter plaatse de bodem in geleid via hemelwater verwerkende voorzieningen zoals infiltratiekolken, bermen, wadi’s en vijverpartijen. Indien de lokale omstandigheden de verwerking van hemelwater in de bodem niet toelaten, wordt het afgevoerd naar het dichtstbijzijnde oppervlaktewater, conform de richtlijnen van het hydrologisch neutraal ontwikkelen.

Aangezien de ontwikkeling voorziet in toevoeging van bebouwing en verharding, van meer dan 500 m2 wordt er door het waterschap (op basis van de Keur) een waterbergings- compensatie verreist. Het hemelwater dat binnen het plangebied valt dient binnen het plangebied te worden verwerkt danwel afgevoerd richting omliggende watergangen.

Op basis van gemeentelijk beleid geldt een compensatieverplichting wanneer de toename aan verharding tussen de 250 en 2000 m2 bedraagt. De gemeente hanteert voor deze gemeentelijke compensatieverplichting voor de toename van het verhard oppervlak een compensatienorm van 42 mm/m2 binnen het te ontwikkelen plangebied.

Het voornemen leidt in totaal tot een maximale bebouwings- en verhardingstoename van ca 1.460 m2. Hiervoor is derhalve een compenserende waterbergingsvoorziening met een capaciteit van ca 62 m3 (1.460 * 0,042)  noodzakelijk.

De gemeente heeft hierbij een voorkeur voor een bovengrondse berging. Bij het indienen van de omgevingsvergunning dient een gedetailleerd ontwerp te worden ingediend van de bergingsvoorziening en de leegloopconstructie.

Afvoer hemelwater - Infiltratie

Binnen het projectgebied wordt het hemelwater afgekoppeld van het vuilwaterrioolstelsel. Op een drukrioolsysteem mag alleen vuilwater worden geloosd en het regenwater dient in het plangebied te worden opgevangen. Dit betekent dat het schone hemelwater niet wordt afgevoerd naar de RWZI (rioolwaterzuiveringsinstallatie) Eindhoven, maar wordt geïnfiltreerd in de grond. Enkel schoon regenwater mag worden geïnfiltreerd in de bodem.

Hemelwater van bestaande bedrijfsgebouwen infiltreert reeds in de grond en voert af op de westelijk gelegen sloot. Hemelwater van de nieuwe chalets en sanitaire voorzieningen evenals van de paden en half verharding zal ‘gewoon’ in de bodem infiltreren. Het plangebied biedt hiervoor ruimschoots de ruimte en de lokale bodemkundig /hydrologische gesteldheid wordt geschikt genoeg geacht voor de benodigde infiltratie. Ter plaatse van het plangebied is een lage GHG aanwezig met een hoogte van 2,5 m-mv. Aanvullend zal op het eigen terrein een bestaande greppel/zaksloot op de zuidgrens van het het huidige bouwvlak naar achter worden doorgetrokken voor verdere berging van het hemelwater en infiltratie in de bodem. De greppel/zaksloot zal worden aangelegd met een lengte van circa 120 meter, een breedte van 1,1 meter en een diepte van ca. 0,6 meter. Hierbij zal er rekening mee worden gehouden dat deze zaksloot niet onbedoeld leegloopt op de zuidelijk gelegen B-watergang. Daarnaast adviseert het waterschap een noodoverloop aan te leggen.

Niet aannemelijk is dat er, ook in extreme situaties, overlast ontstaat op eigen terrein of bij derden.

Afvoer vuilwater - riolering

Het sanitair van de nieuwe chalets zal worden aangesloten op de eigen pompput bij het huidige toiletgebouw op het terrein en vervolgens op het gemeentelijk riool uitkomen, waarmee het vuilwater wordt afgevoerd naar het hoofdgemaal.

Momenteel wordt door de gehele camping ongeveer 250 m3 water gebruikt. De verwachting is dat dit na realisering van de volledige uitbreiding ca 600 m3 zal bedragen.

Duurzaam waterbeheer

Om de kwaliteit van het hemelwater te garanderen dienen onderdelen welke met regenwater in aanraking kunnen komen, te worden vervaardigd of te bestaan uit niet-uitloogbare bouwmaterialen zoals kunststoffen of gecoat staal of aluminium (in plaats van lood of asfalt etc.). Door het gebruik van niet-uitlogende materialen komen geen verhoogde concentraties verontreinigende stoffen (DuBomaatregelen) voor in het te infiltreren water.

Overleg waterschap

Het overleg met het waterschap heeft in eerste instantie in het kader van het regulier vooroverleg plaats gevonden, zie ook paragraaf 9.1. Vervolgens heeft het waterschap ook een zienswijze ingediend op het eerdere ontwerp bestemmingsplan. Hierin word verzocht om verduidelijking van de huidige en toekomstige situatie van verhard oppervlak en de manier waarop wordt omgegaan met het hemelwater. Daarnaast wordt verzocht om toevoeging van het begrip 'waterhuishoudkundige voorzieningen' in de regels en een nadere uitwerking van de verwerking van het afvalwater. Het bestemmingsplan is op deze punten nader aangevuld.

Conclusie

Met onderhavige ruimtelijke ontwikkeling, is sprake van een geringe verhardingstoename. Realisatie van onderhavig plan leidt niet tot negatieve effecten op de aspecten met betrekking tot de waterhuishouding. Het aspect water vormt derhalve geen belemmering voor het voorgenomen initiatief.

5.4 Natuur

Voor de planologische procedure dient te worden vastgelegd dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen de geldende natuurwetgeving.

5.4.1 Wetgeving

De nieuwe Wet natuurbescherming vervangt vanaf 1 januari 2017 drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet. Doel van de Wet natuurbescherming is drieledig:

  • 1. bescherming van de biodiversiteit in Nederland,
  • 2. decentralisatie van verantwoordelijkheden en
  • 3. vereenvoudiging van regels.

Op basis van deze Europese richtlijnen is Nederland verplicht om beschermde habitats, soorten en hun leefgebieden in stand te houden of te herstellen. Daarvoor worden gebieden aangewezen waar deze soorten en habitats voorkomen. Voor deze aangewezen gebieden, veelal reeds onderdeel uitmakend van de Natuur Netwerk Brabant, geldt een speciaal beschermingsregime. Bij uitbreiding of verandering van activiteiten of bij nieuwe activiteiten in of in de nabijheid van deze gebieden moet er getoetst worden of er significante gevolgen zijn voor de gebieden.

De Wet natuurbescherming vormt tevens het wettelijk kader voor de bescherming van een groot aantal inheemse bedreigde dier- en plantsoorten. Bij nieuwe ruimtelijke ingrepen en activiteiten dient tevens onderzocht te worden of deze ingrepen en /of activiteiten eventueel negatieve gevolgen hebben voor aanwezige dier- en plantensoorten in de omgeving. De wet is bedoeld om soorten te beschermen, niet individuele planten of dieren. Het gaat erom dat het voortbestaan van de soort niet in gevaar komt.

5.4.2 Gebiedsbescherming

Globaal kan gesteld worden dat de gebiedsbescherming gericht is op de bescherming van de waarden waarvoor een gebied is aangewezen. Deze bescherming is gebied specifiek, maar kent wel de zogenaamde externe werking. Dat wil zeggen dat ook handelingen buiten het beschermde gebied niet mogen leiden tot verlies aan kwaliteit in het beschermde gebied.

Het plangebied ligt centraal tussen de Natura 2000-gebieden Kempenland West en Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux. Het beekdal van de Run maakt hier ook onderdeel van uit en ligt met een afstand van circa 2,6 km het meest dichtbij.

Gezien de relatief grote afstand tussen het plangebied en de Natura 2000- gebieden alsmede de lokale, kleinschalige aard van de voorgenomen plannen is nagenoeg uit te sluiten dat negatieve effecten ontstaan op Natura 2000-gebieden. Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 met betrekking tot de systematiek van de voormalige 'Programmatische Aanpak Stikstof' (PAS) dient voor ieder project ook te worden vastgesteld of er emissies van stikstof aan de orde zijn die leiden tot negatieve effecten ten aanzien van de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura-2000 gebieden. Derhalve is voor het voornemen een aeriusberekening uitgevoerd voor het onderhavige planvoornemen.

Voor deze aeriusberekening zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Ten aanzien van het aspect stikstof is van belang te beoordelen of bij een planvoornemen emissies vrijkomen die leiden tot een depositie van stikstof op Natura 2000 gebieden die leidt tot significant negatieve effecten voor de instandhoudingsdoelstellingen van die gebieden;
  • In dat kader zijn voor een project in algemene zin een aantal fases te onderscheiden, namelijk de realisatiefase en de toekomstige gebruiksfase;
  • Indien een ontwikkeling in de realisatiefase en nieuwe gebruiksfase niet leidt tot een stikstofemissie groter dan 0,00 mol/ha/jaar op nabijgelegen Natura 2000 gebieden dan kan de ontwikkeling doorgang vinden zonder dat hiervoor een vergunningplicht ten aanzien van de Wet Natuurbescherming aan de orde is;
  • Het plangebied is op ca. 2,6 kilometer van het Natura 2000-gebied 'Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux' en 4,3 kilometer gelegen van het Natura 2000 gebied 'Kempenland-West';
  • Middels de Aerius-calculator kan worden uitgerekend of de emissies die het planvoornemen genereert leiden tot een depositie die de 0,00 mol/ha/jaar overschrijdt;
  • Allereerst dienen de emissies voor de realisatiefase in kaart te worden gebracht. Met het planvoornemen worden de volgende elementen toegevoegd aan de bestaande situatie:
      • Uitbreiding kampeerterrein met 55 plekken;
      • Er worden 10 chalets gerealiseerd, met een maximale omvang van 70 m2 per eenheid;
      • Er wordt circa 450 m2 aan nieuwe bebouwing voor sanitaire voorzieningen gerealiseerd;
      • Er worden tien appartementen (oppervlakte van ca 45 m2) voor de toeristische verhuur ondergebracht in bestaande bebouwing. Het betreft 4-persoonsappartementen met een zitgedeelte, keukentje, sanitair, benedenslaapkamer en een bovenslaapkamer op een vide;
      • Daarnaast zal de schuur grenzend aan de receptie (deels) omgebouwd worden tot ondergeschikte, ondersteunende horeca voor de verzorging van de eigen gasten (maximale oppervlakte van 300 m2);
      • Mogelijk wordt er in een bestaande schuur een kleinschalige wellnessvoorziening gerealiseerd, bestaande uit een saunacabine met dompelbad en relaxruimte (maximale oppervlakte van 100 m2).
  • Emissies in deze fase worden gegenereerd door de inzet van mobiele werktuigen.
  • Niet voor alle onderdelen is de inzet van mobiele werktuigen noodzakelijk;
  • De kampeerplekken zullen op een grasveld worden gerealiseerd waarvoor geen werktuigen noodzakelijk zijn;
  • De chalets worden prefab aangeleverd en dienen enkel op hun plek gezet te worden door een hijskraan. Er wordt aangenomen dat één chalet per vrachtwagen geleverd kan worden, hetgeen resulteert in 20 zware vrachtbewegingen voor de realisatiefase. De hijskraan zal 2 dagen werkzaam zijn;
  • Voor de inpandige verbouwingen zijn geen mobiele werktuigen nodig. Wel wordt er aangenomen dat er voor de realisatiefase nog een kleine graafmachine gedurende 200 uur ingezet zal worden, een shovel ca. 100 uur en een aggregaat ca. 500 uur per jaar;
  • Ook wordt aangenomen dat de werkzaamheden 100 zware, 50 middelzware en 500 lichte verkeersbewegingen met zich mee brengen in het realisatiejaar;
  • Er wordt aangenomen dat dit verkeer over de Zittard tot aan de Zilverbaan zal moeten rijden om op te gaan in het heersende verkeersbeeld. Het bouwverkeer wordt gemodelleerd met een gemiddelde 50% stagnatie;
  • Naast de realisatiefase zullen er ook emissies in de toekomstige gebruiksfase aan de orde zijn. Deze emissies zullen bestaan uit emissies ten aanzien van de verkeersgeneratie;
  • Op basis van het uitgevoerde verkeersonderzoek wordt verondersteld dat het planvoornemen in reguliere bezetting leidt tot een maximum van 80 verkeersbewegingen per dag en in piekbelasting (maanden juli en augustus) leidt tot 140 verkeersbewegingen per dag;
  • Daarmee leidt het planvoornemen tot ca. 32.920 verkeersbewegingen per jaar;
  • Er worden voor de afwikkeling van het verkeer dezelfde uitgangspunten gehanteerd als in de realisatiefase, met dien verstande dat het licht verkeer zonder stagnatie gemodelleerd kan worden.

Bovenstaande uitgangspunten en de inschattingen van de emissies in de realisatie- danwel de gebruiksfase zijn ingevoerd in de Aerius-calculator. Uit de resultaten blijkt dat voor de realisatiefase en de gebruiksfase geen rekenresulaten op Natura 2000 gebieden optreden die hoger zijn dan 0,00 mol/ha/jaar, zie Bijlage 8 en Bijlage 9 , waarin de uitgevoerde Aeriusberekeningen zijn opgenomen. Daarnaast geldt dat per 1 juli 2021 de Wet Stikstofreductie en Natuurherstel in werking is getreden. Deze wet voorziet onder meer in een vrijstelling van de beoordeling van stikstofeffecten tijdens bouwactiviteiten. De bovenstaande aanlegfase blijft daarmee buiten beoordeling op basis van deze wet.

Negatieve effecten ten gevolge van stikstof op de instandhoudingsdoelen van Natura2000-gebieden kunnen op basis van het voorgaande worden uitgesloten, waardoor een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming niet vereist is.

Natuurnetwerk Brabant

Het dichtstbijzijnde NNB gebied ligt op ongeveer 150 meter afstand ten noordwesten van het plangebied. De voorgenomen activiteiten in het plangebied zullen door hun lokale aard geen aantasting tot gevolg hebben van de wezenlijke waarden en kenmerken van het NNB in de omgeving en daarmee niet leiden tot negatieve effecten op het NNB.

5.4.3 Soortenbescherming

De soortbescherming is opgenomen in de Wet Natuurbescherming. Deze bescherming geldt overal in Nederland, ook in de beschermde gebieden. De soortbescherming kent geen externe werking. Projecten worden getoetst aan de directe invloed op beschermde waarden binnen de grenzen van het plangebied. De wet regelt de bescherming van wilde dier- en plantsoorten. Ook omvat de wet de bescherming van Habitatrichtlijnsoorten buiten de aangewezen Natura 2000 gebieden.

Om in beeld te brengen of de ontwikkeling in strijd is met natuurwetgeving en hoe eventuele strijdigheid met de wet voorkomen kan worden is door EONW een ecologische quickscan uitgevoerd. Dit onderzoek is bijgevoegd in Bijlage 7. In het onderzoek wordt het volgende geconcludeerd:

De voorziene ingrepen en bestemmingswijziging leiden niet tot een overtreding van de Wet natuurbescherming of een aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van Natuurnetwerk Brabant mits er:

  • gewerkt wordt buiten de aanwezigheid van functionele vogelnesten;
  • met de inpandige verbouwing van de schuren zorgvuldig wordt om gegaan met de eventuele aanwezigheid van vleermuizen.

Op basis van de quickscan wordt een aanvullend of nader onderzoek naar de aanwezige flora en fauna, voor de geplande activiteiten, niet noodzakelijk geacht. Voor de geplande activiteiten is op basis van de bekende gegevens geen ontheffingsaanvraag in het kader van de Wet natuurbescherming noodzakelijk. Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het aspect Flora en Fauna geen belemmering vormt voor het planvoornemen.

5.5 Archeologie en cultuurhistorie

5.5.1 Archeologie

Wettelijk en beleidsmatig kader

De omgang met het archeologisch erfgoed is geregeld in de Erfgoedwet (2016). Gemeenten hebben een archeologische zorgplicht en initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord zijn verplicht rekening te houden met eventueel aanwezige archeologische resten, indien een bestemmingsplan dat voorschrijft. De gemeente Veldhoven heeft vanuit haar archeologiebeleid voorwaarden opgesteld ten aanzien van de omgang met het archeologisch erfgoed. Deze zijn in het geldende bestemmingsplan weergegeven als een dubbelbestemming Waarde-Archeologie met daaraan gekoppelde ondergrenzen onderzoeksplicht.

Planlocatie

De planlocatie is gelegen in een gebied met een hoge archeologische verwachting en hoge archeologische waarde. Deze archeologische verwachting is in het vigerend bestemmingsplan beschermd door middel van een dubbelbestemming (‘Waarde-Archeologie 2’). Archeologisch (voor)onderzoek is verplicht als de omvang van het gebied waarbinnen de bodemverstoring plaatsvindt groter én dieper is dan de ondergrenzen die gelden voor deze categorie (in dit geval 250 m² en 40 cm onder maaiveld). Vastgesteld is dat de omvang van de bodemverstorende activiteiten ten behoeve van de herontwikkeling de ondergrenzen onderzoeksplicht zullen overschrijden, waardoor archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

Resultaten archeologisch onderzoek

Op grond van de hoge archeologische verwachtingswaarde zijn door BAAC een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd (BAAC rapport V-12.0375) op de gronden ter plaatse van de voorgenomen uitbreiding van het toekomstige recreatieterrein. Alhoewel dit onderzoek enige jaren geleden reeds is uitgevoerd, zijn de conclusies hiervan nog steeds van toepassing. Ter plaatse is het bestaande (agrarische) grondgebruik de afgelopen jaren ongewijzigd gecontinueerd. De rapportage is als Bijlage 6 bij dit bestemmingsplan gevoegd. De conclusies en aanbevelingen zijn hieronder overgenomen.

Binnen het uitbreidingsgebied van het recreatieterrein worden in het centrale en oostelijke deel mogelijk intact aanwezige archeologische resten verwacht. Gezien de hoge verwachting voor dit deel van het plangebied vanaf circa 30 cm –mv bestaat er een gerede kans dat hier bij bouwactiviteiten eventueel aanwezige archeologische resten verstoord zullen worden.

BAAC bv adviseert derhalve om bodemverstorende activiteiten die dieper reiken dan 30 cm -mv binnen de locatie met een hoge verwachting te vermijden. Indien dit niet mogelijk is adviseert BAAC bv ter plekke van dit gebied een aanvullend karterend/waarderend proefsleuvenonderzoek uit te voeren in overeenstemming met het bevoegd gezag, om daadwerkelijk inzicht te verkrijgen in eventueel aanwezige archeologische resten. Voor de gebieden met een lage archeologische verwachting adviseert BAAC bv geen verder vervolgonderzoek uit te voeren.

Het archeologisch onderzoek en de in dit verband te nemen maatregelen zijn beoordeeld door het bevoegd gezag (gemeente Veldhoven), die hierover een selectiebesluit heeft genomen. Als gevolg hiervan is voor een gedeelte van het perceel de archeologische verwachtingswaarde vervallen. Onderstaande afbeelding verbeeldt dit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00055-0401_0022.png"

Figuur archeologische verwachting plangebied. De blauwe en gele zones hebben een lage archeologische verwachting en zijn vrijgegeven. De oranje zone heeft een hoge archeologische verwachting en is niet vrijgegeven.

Een nader onderzoek is pas nodig als de omvang van het gebied waarbinnen de bodemverstoring plaatsvindt groter én dieper is dan de ondergrenzen die gelden voor gebieden met een hoge archeologische verwachting (beleidscategorie 4), te weten 250 m² en 40 cm –MV. Is de oppervlakte of diepte van de ingreep kleiner dan de ondergrens, dan is een archeologisch vooronderzoek niet nodig.

Gevolgen bestemmingsplan

Onderhavig voornemen betreft enerzijds uitbreiding van een kampeerterrein, waarbij ter plaatse van de hoge archeologische verwachting uitsluitend oprichting van verplaatsbare sanitaire voorzieningen alsmede oprichting van een tiental chalets (niet duurzaam met de grond verbonden) is voorzien. Anderzijds wordt bestaande bebouwing binnen het bouwvlak inpandig verbouwt tot vakantie-appartementen, een ondergeschikte horecavoorziening en sanitaire voorzieningen. Hiervoor behoeven naar verwachting geen diepe bodemingrepen te worden verricht.

Indien ter plaatse ten behoeve van de voorgenomen of andersoortige toekomstige ontwikkelingen een bodemingreep met een oppervlakte van meer dan 250 m2 en dieper dan 40 cm beneden maaiveld alsnog wenselijk wordt geacht is vooraf nader archeologisch onderzoek noodzakelijk. Hiertoe is conform het selectiebesluit en het gemeentelijk archeologiebeleid voor de betreffende gebieden een dubbelbestemming archeologische (verwachtings)waarden in het bestemmingsplan opgenomen, zodat dit bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning getoetst kan worden.

Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat er geen belemmeringen bestaan voor het initiatief vanuit het aspect archeologie.

5.5.2 Cultuurhistorie

Per 1 september 2017 is de Erfgoedwet in werking getreden. In een bestemmingsplan dient op grond van het Bro artikel 3.1.6 een beschrijving te worden opgenomen hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, rekening is gehouden. Ook de facetten historische bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.

Bij de opstelling en uitvoering van ruimtelijke plannen moet met de cultuurhistorische (landschaps)waarden van bovenlokaal belang rekening worden gehouden. De provincie heeft hiertoe in haar Interimomgevingsverordening cultuurhistorisch waardevolle gebieden aangeduid. Deze gebieden verdienen specifieke aandacht vanwege de onvervangbaarheid van de aanwezige waarden. Gemeenten dienen de cultuurhistorische waarden en kenmerken van deze gebieden te behouden, herstellen en/of duurzaam te ontwikkelen. Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen hier enkel worden toegestaan, indien zij de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied niet aantasten.

Het gemeentelijk beleid ten aanzien van cultuurhistorie is door de gemeente Veldhoven beschreven in de Nota cultuurhistorische waarden 2012. De gemeente zal bij ruimtelijke ontwikkelingen moeten afwegen of de ontwikkeling het cultuurhistorische karakter aantast en of die aantasting acceptabel is. De gemeente streeft er naar geen nieuwe specifieke regelgeving ten behoeve van cultuurhistorie te ontwikkelen, maar zoveel mogelijk de bestaande regels en toetsingskaders te hanteren. Alle bovengrondse cultuurhistorische elementen zijn beoordeeld op context en samenhang, gaafheid, ouderdom, zeldzaamheid en waarde voor de Veldhovense geschiedenis van de plek. Op basis hiervan is de Cultuurhistorische Waardenkaart Veldhoven 2012 opgesteld. In deze Nota staan beleidsregels en wensen ten aanzien van de omgang met de cultuurhistorie. Tevens wordt aangegeven op welke wijze de cultuurhistorie structureel in het ruimtelijke ordenings- en vergunningsproces kan worden ingebed en hoe er om gegaan wordt met de waarden die op de cultuurhistorische beleidskaart zijn opgenomen.

De planlocatie maakt geen onderdeel uit van een door de provincie of gemeente aangeduid cultuurhistorisch waardevol gebied. In het plangebied zijn geen monumentale panden aanwezig. In het plangebied komen geen cultuurhistorische elementen voor, die een specifieke extra planologische bescherming in dit bestemmingsplan vereisen. De Zittard is weliswaar aangeduid als historische weg, maar deze weg blijft met onderhavig voornemen ongewijzigd. Ook in de omgeving bevinden zich geen (rijks)monumenten of andere cultuurhistorische elementen die ‘aangetast’ worden met het voorgenomen initiatief.

Als gevolg van het plan worden geen cultuurhistorische waarden aangetast of geschaad.

Gelet op bovenstaande vormt het aspect cultuurhistorie geen belemmering voor het planvoornemen.

5.6 Duurzaamheid

De gemeente Veldhoven vindt duurzaamheid belangrijk. De gemeente is zuinig met de beschikbare energiebronnen en wil haar ecologische voetafdruk zo klein mogelijk maken.

Duurzaam bouwen kan worden onderscheiden in stedenbouwkundig en bouwkundig duurzaam bouwen. ‘Stedenbouwkundig duurzaam’ betreft de stedenbouwkundige opzet en inpassing van de ontwikkeling in haar omgeving. Ruimtelijke kwaliteit vormt hierbij een voorwaarde voor een goed woon- en leefmilieu.


Onder ‘bouwkundig duurzaam’ wordt niet alleen milieuvriendelijk en energiezuinig bouwen verstaan. Het betekent ook dat er aandacht besteed wordt aan de levensduur van een gebouw en het hergebruik van de toegepaste materialen. Door gebruik te maken van duurzame bouwmaterialen, die bovendien milieuvriendelijk zijn, wordt de aanslag op de aanwezige voorraden en het milieu beperkt. Met het realiseren van concrete bouwplannen dient zoveel als mogelijk rekening gehouden te worden met de uitgangspunten om te komen tot ‘stedenbouwkundig duurzaam’ en ‘bouwkundig duurzaam’ bouwen. Een aantal eisen met betrekking tot duurzaam bouwen is opgenomen in het Bouwbesluit. Wanneer een omgevings-vergunning wordt aangevraagd voor de bouw of uitbreiding van een woning moet deze voldoen aan het Bouwbesluit, waarmee het aspect duurzaam bouwen kan worden gewaarborgd.


Planlocatie

Voorgestane ruimtelijke ontwikkeling heeft betrekking op functiewijziging van een voormalige agrarische bedrijfslocatie op een bestaand agrarisch bouwvlak, waarbij slechts sprake is van een geringe uitbreiding van (verplaatsbare) bebouwing en het huidige bouwvlak wordt verkleind.

Doordat een bestaande locatie wordt herbenut, is er sprake van zorgvuldig ruimtegebruik. De landschappelijke impact van het voornemen is beperkt omdat het gehele terrein landschappelijk zal worden ingepast. De beoogde ontwikkeling wordt vanuit ruimtelijk oogpunt dan ook aanvaardbaar geacht.

Daarnaast wordt op het terrein duurzame energie opgewerkt middels zonnepanelen en wordt er onder meer gebruik gemaakt van energie zuinige verlichting. Hemelwater wordt niet afgevoerd op het riool, maar via een te verlengen greppel/ zaksloot in de bodem geïnfiltreerd.

Met het voornemen worden geen overige omgevingswaarden aangetast, zoals nader is gemotiveerd in deze toelichting.

5.7 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Per 7 juli 2017 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een milieueffectrapportage (MER), en de bijbehorende procedure (m.e.r.), is een hulpmiddel om de belangen van het milieu volwaardig te betrekken bij de besluitvorming omtrent en projecten. Het gaat hierbij wel enkel om plannen en projecten die kunnen leiden tot initiatieven waarmee het milieu mogelijk nadelig kan worden beïnvloed.

Als uitgangspunt gelden voor plannen onderstaande criteria om te beoordelen of een MER noodzakelijk is:

  • Plannen die kaderstellend zijn voor toekomstige m.e.r.- (beoordelings)plichtige besluiten;
  • Plannen waarvoor een passende beoordeling nodig is in verband met een mogelijk significant negatief effect op Natura 2000-gebieden.

Een plan is kaderstellend voor een toekomstig m.e.r.- (beoordelings)plichtig besluit indien er sprake is van een overschrijding van de grenswaarden uit de C- of D-lijst van het Besluit m.e.r.. Onder de grenzen uit de C- en D-lijst van het Besluit m.e.r. geldt nog wel de plicht om een 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' uit voeren. Dit houdt in dat er bekeken moet worden of bij het initiatief sprake is van dusdanig bijzondere omstandigheden of milieueffecten er toch een MER moet worden opgesteld.

Ter plaatse van het plangebied vindt functieverandering plaats van een agrarisch bedrijf naar een recreatiebedrijf, waarbij de bestaande mini-camping wordt uitgebreid tot een reguliere camping. De voorgenomen functiewijziging geldt niet als een m.e.r.beoordelingsplichtige activiteit, zoals omschreven in de C- of D-lijst van het Besluit m.e.r.. Het voornemen blijft ruimschoots onder de hiervoor gestelde grenswaarde .

Uit de resultaten van de opgestelde Aerius-berekening blijkt dat de realisatie- en de gebruiksfase niet leidt tot effecten op omliggende op Natura 2000 gebieden. Het opstellen van een passende beoordeling is dan ook niet noodzakelijk. Daarnaast blijkt dat de locatie, aard en omvang van het voornemen ook niet leiden tot dusdanige omstandigheden of milieueffecten, op basis waarvan alsnog een nadere m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is.

Het voornemen is daarmee ook niet m.e.r. (beoordelings)plichtig. In bovenstaande paragraven is de ontwikkeling getoetst aan milieuplanologische randvoorwaarden. Het milieubelang is in voldoende mate afgewogen, hieruit volgt dat er geen nadelige effecten zijn te verwachten.

Hoofdstuk 6 Planbeoordeling

De bestaande min-camping wordt hoog gewaardeerd door haar gasten. Gelet op de doelgroep (55+ en minder validen) voegt dit aanbod iets toe aan het recreatief product van de gemeente. Een meer recreatieve uitstraling past goed in het toekomstig beeld van het gebied als stedelijk uitloopgebied, mede gelet op de toekomstige realisering van het uitbreidingsplan Zilverackers.

Ter plaatse van de planlocatie is geen sprake van bijzondere ecologische, landschappelijke, cultuurhistorische, archeologische of waterhuishoudkundige waarden, die met de voorgenomen uitbreiding aangetast zouden kunnen worden.

Het betreft functieverandering van een voormalige agrarische bedrijfslocatie naar een verblijfsrecreatieve bestemming, waarmee kan worden voldaan aan de hieraan gestelde randvoorwaarden uit de provinciale Interim omgevingsverordening Noord-Brabant.

Door een gedegen landschappelijke inpassing van het terrein conform het inrichtingsplan vindt er geen aantasting, maar zelfs versterking van de landschappelijke waarden van het gebied plaats.

De initiatiefnemer beschikt over voldoende ruimte om de noodzakelijke parkeerbehoefte op het eigen terrein te kunnen realiseren.

Met de voorgenomen ontwikkeling wordt tevens de milieuvergunning voor vee ingeleverd, zodat ter plaatse in het stedelijk uitloopgebied geen vee of overige grootschalige agrarische activiteiten meer ontplooid kunnen gaan worden.

Er zijn geen stedenbouwkundige, planologische, milieuhygiënische en landschappelijke bezwaren tegen de gewenste uitbreiding van de bestaande minicamping.

Hoofdstuk 7 Juridische toelichting

7.1 Algemeen

Een bestemmingsplan is een planologische regeling die zowel de burger als de overheid rechtstreeks bindt. De regels en verbeelding dienen als één geheel te worden beschouwd en kunnen niet los van elkaar worden gezien. De toelichting op de regels en verbeelding is niet juridisch bindend, maar biedt wel inzicht in de belangenafweging die tot de aanwijzing van bestemmingen heeft geleid en kan bovendien dienst doen bij interpretatie van het plan.

7.2 Verbeelding

7.2.1 Algemeen

De verbeelding heeft een belangrijke rol bij het bepalen van de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden in het plangebied. Daartoe zijn op de verbeelding bestemmingsvlakken en aanduidingen opgenomen.

Aan de ondergrondgegevens op de verbeelding, zoals ingetekende gebouwen, kunnen geen rechten worden ontleend. Daar staat tegenover dat het ontbreken van dergelijke ondergrondgegevens ook niet leidt tot een beperking van rechten. De ondergrondgegevens hebben dus uitsluitend een illustratief karakter.

7.2.2 Verbeelding voorliggend bestemmingsplan

In voorliggend bestemmingsplan zijn twee enkelbestemmingen opgenomen, namelijk de bestemmingen 'Groen-Landschappelijke inpassing' en ‘Recreatie-kampeerterrein’.

Voor de tevens opgenomen archeologische dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 2’ is aangesloten bij het meest recente gemeentelijke beleid met betrekking tot de bescherming van archeologische waarden.

Daarnaast zijn de geldende gebiedsaanduidingen in het kader van de situering nabij het vliegveld uit het geldende bestemmingsplan overgenomen. Dit betreffen de aanduidingen ‘luchtvaarverkeerzone – ihcs’ en ‘luchtvaartverkeerzone – ils’.

7.3 Regels

7.3.1 Algemeen

De regels zijn standaard als volgt opgebouwd:

  • Hoofdstuk 1 bevat de begripsbepalingen en een bepaling over de wijze van meten; deze worden opsommingsgewijs in alfabetische volgorde gegeven en dienen als toetsingskader voor de overige regels.
  • Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingen.
  • Hoofdstuk 3 bevat enkele algemene regels, zoals de antidubbeltelbepaling en algemene regels ten aanzien van omgevingsvergunningen en gebiedsaanduidingen.
  • Hoofdstuk 4 bevat het overgangsrecht en de slotregels met daarin de titel van het bestemmingsplan.

De bestemmingen vangen steeds aan met de bestemmingsbenaming. Daarna wordt in de bestemmingsomschrijving weergegeven voor welke doeleinden de betreffende gronden bestemd zijn. Vervolgens wordt in de bouwregels aangegeven welke bouwwerken bij recht mogen worden opgericht en welke situerings- en maatvoeringseisen hiervoor gelden. In sommige bestemmingen wordt bovendien nader ingegaan op de toegestane voorzieningen. Vervolgens is een gebruiksbepaling opgenomen waarin wordt aangegeven wat als gebruik in strijd met de bestemming moet worden gezien. Om te voorkomen dat bestemmingen gefrustreerd worden zijn diverse bestemmingen voorzien van een stelsel van omgevingsvergunningen voor werken en werkzaamheden (de voormalige aanlegvergunning). Hierin is geregeld dat een aantal werken en werkzaamheden verboden is, tenzij het bevoegd gezag hiervoor een omgevingsvergunning heeft afgegeven.

7.3.2 Nadere toelichting regels voorliggend bestemmingsplan

De regels zijn gebaseerd op de regels uit het geldend bestemmingsplan alsmede de recent door de gemeente gehanteerde modelregels.

Groen - Landschappelijke inpassing

De landschappelijke inpassing is op de verbeelding opgenomen met de specifieke bestemming 'Groen - landschappelijke inpassing'. Betreffende gronden zijn bestemd voor de aanleg en het onderhoud van de vereiste landschappelijke inpassing, ter plaatse zijn ook geen standplaatsen toegestaan. Middels een voorwaardelijke verplichting is in de regels gewaarborgd dat de landschappelijke inpassing ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd.

Recreatie - Kampeerterrein

Naar aanleiding van de functieverandering is aan het gehele terrein een recreatieve bestemming toegekend. Op het terrein zijn in totaal 83 standplaatsen toegestaan. Dit is inclusief 13 chalets/lodges. Binnen het bestemmingsvlak is een specifiek bouwvlak opgenomen met een omvang van ca 0,76 ha. Binnen dit bouwvlak zijn alle gebouwen gesitueerd, met uitzondering van bebouwing voor de extra sanitaire voorzieningen, die mogen tot maximaal 450 m2 op het gehele terrein worden opgericht, alsmede de 3 bestaande trekkershutten en de 10 nieuw op te richten chalets, die uitsluitend ter plaatse van de op de verbeelding opgenomen aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - chalets 1' respectievelijk 'specifieke vorm van recreatie - chalets 2 'mogen worden gehandhaafd en opgericht.

Binnen het bouwvlak is de realisering van 10 vakantieappartementen toegestaan. De oppervlakte van de vakantieappartementen bedraagt maximaal 45 m2 per appartement en dient binnen bestaande bebouwing te worden opgericht.

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - ondersteunende en ondergeschikte horeca' is ondergeschikte, ondersteunende horeca in bestaande bebouwing toegestaan met een totale omvang van max. 300 m2. Feesten en partijen worden expliciet niet toegestaan.

Ten behoeve van de bestaande inpandige caravanstalling (max 160 caravans) in de voormalig agrarische bedrijfsbebouwing is eveneens een specifieke functieaanduiding opgenomen.

Daarnaast zijn het onderhoud en beheer van de campingpercelen en resterende agrarische gronden alsmede de incidentele hoveniersactviteiten voor derden in de juridische regeling opgenomen.

In de gebruiksregels is opgenomen dat binnen een strook van 50 meter van de aangrenzende woon- en bedrijfspercelen (op de verbeelding aangeduid met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – geen standplaatsen toegestaan') geen standplaatsen gerealiseerd mogen worden.

Bovendien is een regeling opgenomen voor de instandhouding van de reeds gerealiseerde geluidwerende voorziening ter hoogte van de centrale parkeervoorziening.

Ter plaatse van de calamititeitenontsluiting ('specifieke vorm van verkeer - noodontsluiting') zijn eveneens geen standplaatsen toegestaan.

Waarde – Archeologie 2

De voor 'Waarde – Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van op of in die gronden aanwezige archeologische waarden. Bescherming van de archeologische waarden is geregeld doordat voor een aantal grondverstorende werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning benodigd is. De dubbelbestemming kent een ondergrens van 250 m2. Indien de oppervlakte van de grondverstoring onder deze oppervlakte blijft, is geen archeologisch onderzoek nodig. Dit geldt tevens voor bodemingrepen, die niet dieper gaan dan 40 cm beneden maaiveld.

Gebiedsaanduidingen

Alhoewel de geboden bouwmogelijkheden in dit bestemmingsplan niet voorzien in oprichting van gebouwen of bouwwerken met een dergelijke bouwhoogte, zijn in dit bestemmingsplan in verband met de aanwezige luchtvaartverkeerszones voor de IHCS en ILS conform de huidige bestemmingsregeling gebiedsaanduidingen overgenomen, inclusief de daarbij behorende regels met specifieke hoogtebeperkingen.

Algemene regels

In de algemene bouwregels is geregeld dat ondergeschikte bouwdelen het bouwvlak mogen overschrijden. Voorts is aangegeven dat kelders, voor zover geheel gesitueerd onder het maaiveld, overal zijn toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan. Bovendien is hierin opgenomen dat de bestaande maatvoering van hoofd- en bijgebouwen als toegestaan minimum respectievelijk maximum geldt. Tenslotte is een verwijzing naar de gemeentelijke parkeernormen opgenomen.

In de algemene gebruiksregels is uitdrukkelijk aangegeven wat in ieder geval als strijdig met de bestemming wordt geacht. In deze bepaling is in het algemeen aangegeven dat gebruik van gronden en/of opstallen voor een seksinrichting of (raam)prostitutie als strijdig gebruik wordt aangemerkt . Daarnaast is een gebruiksregeling opgenomen in het kader van de bescherming van het vogelbeperkingengebied van de luchthaven Eindhoven. In de algemene afwijkingsregels is onder meer een regeling opgenomen die het bevoegd gezag de mogelijkheid biedt om, onder voorwaarden, maximaal 10 % van een aantal in het plan opgenomen maten af te wijken door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning.

In de overgangsregels is een regeling opgenomen voor bestaande zaken en rechten die niet in overeenstemming zijn met de overige regelingen in dit bestemmingsplan en mits niet strijdig met het voorheen geldende bestemmingsplan met de daaronder begrepen overgangsbepaling. De bepaling is (verplicht) overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid

Op basis van artikel 3.6.1, lid 1, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. De ontwikkelingen die concreet mogelijk worden gemaakt door het bestemmingsplan moeten (economisch) uitvoerbaar zijn, omdat er anders sprake is van een oneigenlijke bestemming. De functiewijzing van de voormalige agrarische bedrijfslocatie vindt plaats onder verantwoording van particulieren c.q. de initiatiefnemers. Algemene (procedure)kosten die uit het project en de ruimtelijke procedure voorvloeien worden ten laste gebracht van initiatiefnemer. Daarnaast zullen in een exploitatieovereenkomst alle op de initiatiefnemer te verhalen kosten worden opgenomen met betrekking tot de realisatie van het plan. De exploitatie is op deze manier anderszins verzekerd.

Voorafgaand aan de inwerkingtreding van het plan dient middels een planschadeovereenkomst, de opdrachtgever zich bereid te verklaren om de voor vergoeding in aanmerking komende planschade volledig aan de gemeente te compenseren. Deze planschadeovereenkomst maakt deel uit van de exploitatieovereenkomst.

Deze exploitatieovereenkomst is inmiddels reeds ondertekend. Het opstellen van een exploitatieplan is daarom niet nodig. Het plan is economisch uitvoerbaar en heeft verder geen financiële consequenties voor de gemeente.

Hoofdstuk 9 Maatschappelijke aanvaardbaarheid

9.1 Overleg

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft in artikel 3.1.1 aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg moeten voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

In het kader van het wettelijk vooroverleg is het concept ontwerp bestemmingsplan aan diverse instanties toegezonden. Over de ruimtelijke ontwikkeling is door twee overlegpartners een reactie ingediend:

  • Waterschap de Dommel;
  • Provincie Noord-Brabant.

Waterschap de Dommel

Het waterschap verzoekt in haar reactie het verhard oppervlak in de huidige en toekomstige situatie nader te verduidelijken en daarnaast om te beschrijven voor welke oplossingsrichting wordt gekozen om het hemelwater te infiltreren en te bergen en om deze oplossingsrichting op hoofdlijnen uit te werken middels een situatieschets.

In onderhavig bestemmingsplan is de wijziging in het verhard oppervlak nader verduidelijkt alsmede is nader toegelicht dat hemelwater wordt afgekoppeld en via een bestaande, te verlengen zaksloot zal infiltreren in de bodem.

Provincie Noord-Brabant

De provincie verzoekt nader te motiveren dat het voornemen niet leidt tot splitsing van het bouwvlak.

Het is nooit de bedoeling geweest om een bestaand bedrijf te splitsen. Het voornemen heeft betrekking op een algehele functieverandering, waarbij het voormalige agrarische bedrijf met de bestaande minicamping wordt gewijzigd in een reguliere camping en de bestaande boomteelt- en hoveniersactiviteiten als zeer ondergeschikte agrarische nevenactiviteit worden voortgezet. Dit is in de regeling van onderhavig bestemmingsplan nader geborgd. Onderhavige functiewijziging voldoet aan de gestelde voorwaarden uit de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant.

Daarnaast wordt verzocht nader te verantwoorden op welke wijze de kwaliteitsverbetering van het landschap financieel, planologisch-juridisch en feitelijk is geborgd, zoals vereist door de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant.

Ten behoeve van onderhavig initiatief is in het kader van de ruimtelijke kwaliteitsverbetering een landschappelijk inpassingsplan opgesteld, dat als bijlage bij dit bestemmingsplan is gevoegd. De zekerstelling van de uitvoering en instandhouding hiervan is geregeld in een voorwaardelijke verplichting. Daarnaast zijn de betreffende gronden voorzien van een specifieke bestemming 'Groen – Landschappelijke inpassing, alwaar oprichting van bebouwing en standplaatsen niet wordt toegestaan en de gronden uitsluitend zijn bestemd voor de aanleg en het onderhoud van groenvoorzieningen in het kader van de landschappelijke inpassing.

9.2 Zienswijzen

Destijds heeft het voormalige ontwerpbestemmingsplan (versie 1 dec 2015) ter inzage gelegen van 11-12-2015 tot en met 21-1-2016. Gedurende deze periode zijn er een aantal zienswijzen ingediend.

Na de ter inzage ligging van het ontwerpplan heeft het plan enige tijd stil gelegen. Nadat het plan weer is opgepakt, zijn diverse onderzoeken uitgevoerd en is het bestemmingsplan geactualiseerd en aangepast.

Gelet op de lange periode die verstreken is en gelet op de nieuw uitgevoerde onderzoeken en aanpassingen in het ontwerpbestemmingsplan, is ervoor gekozen het ontwerpbestemmingsplan nogmaals gedurende 6 weken ter inzage te leggen, zodat iedereen hier een reactie op kan geven. Diegenen die een zienswijze eerder hebben ingediend, zijn schriftelijk op de hoogte gesteld van de ter inzage ligging van het (nieuwe) aangepaste ontwerpbestemmingsplan.

Dit aangepaste ontwerpbestemmingsplan heeft van vrijdag 5 februari 2021 tot en met donderdag 18 maart 2021 ter inzage gelegen, wat gepubliceerd is in de Staatscourant van 3 februari 2021. Naast de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan in het gemeentehuis was het ontwerpbestemmingsplan ook digitaal raadpleegbaar via de website www.ruimtelijkeplannen.nl.

Tijdens de termijn van terinzagelegging zijn in totaal 8 zienswijzen ingediend. De zienswijzen hebben na beoordeling op een aantal punten geleid tot aanpassingen in het bestemmingsplan. Dit betreft onder meer:

- de ondersteunende en ondergeschikte horeca is nader in omvang ingeperkt en daarnaast verplaatst naar een bestaande loods, die centraler is gesitueerd op het kampeerterrein;

- de eerder voorziene landschapsweide is geschrapt; betreffende gronden maken geen onderdeel meer uit van het plangebied; ter plaatse blijft de geldende onbebouwde agrarische gebiedsbestemming van toepassing;

- de bestaande groenstrook ten zuiden van de voorziene noodontsluiting is als groenbestemming opgenomen en aan het plangebied toegevoegd;

- de berekening van de ruimtelijke kwaliteitsberekening is aangepast aan de nieuwe opzet;

Ook zijn er ambtshalve nog enkele aanpassingen in het bestemmingsplan doorgevoerd, zoals:

- aangezien de ondergeschikte hoveniers- en boomteeltactiviteiten hoofdzakelijk betrekking op beheer en onderhoud van de eigen (camping en agrarische) gronden is de juridische regeling hier op aangepast;

- het eerder voorziene groepskampeerveld is eveneens geschrapt, aangezien dit niet meer als zodanig wordt gerealiseerd; ter plaatse worden 10 reguliere standplaatsen gerealiseerd;

- diverse bijbehorende onderzoeksrapportages zijn geactualiseerd en aangevuld op basis van de meest recente inzichten (dit betreft onder meer het bedrijfsplan en het landschapsplan).

In de als Bijlage 13 opgenomen Nota van beantwoording zienswijzen zijn alle zienswijzen samengevat en beantwoord.

9.3 Vaststelling

Het bestemmingsplan is 8 februari 2022 gewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad.