direct naar inhoud van Artikel 5 Maatschappelijk
Plan: Oerle-Zuid, eerste fase Zilverackers
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0861.011300oerlezuid-0305

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Maatschappelijk ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. wonen;
  • c. bijzonder wonen;
  • d. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • e. kunstuitingen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluitingen;
  • h. groenvoorzieningen;

een en ander met de daarbij behorende voorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op de voor ' Maatschappelijk ' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.worden gebouwd

5.2.1 Gebouwen - Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
  • b. voldaan moet worden aan de ter plaatse op de verbeelding aangegeven maatvoeringseisen, met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte wordt geacht in overeenstemming te zijn met de op de verbeelding voorgeschreven goothoogte, indien per gevel ten minste 60% daaraan voldoet;
    • 2. de dakhelling wordt geacht in overeenstemming te zijn met de op de verbeelding voorgeschreven dakhelling indien minimaal 75% van het dak daaraan voldoet danwel wanneer minimaal 25% van het dak hieraan voldoet en het overige deel van dat dak niet waarneembaar is vanaf de aanzichten.
  • c. kelders zijn toegestaan overal waar gebouwen zijn toegestaan;
  • d. binnen een bouwvlak mag het aantal woningen/appartementen niet meer bedragen dan door middel van een aanduiding op de verbeelding ('maximum aantal wooneenheden') is aangegeven;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld uitgesloten' zijn geen gestapelde woningen toegestaan;
  • f. voor gebouwen van openbaar nut geldt dat de oppervlakte niet meer dan 15 m², de goothoogte niet meer dan 4 m en de bouwhoogte niet meer dan 7 m mag bedragen. Bovendien zijn gebouwen van openbaar nut, in afwijking van het bepaalde onder a, ook buiten het bouwvlak toegestaan.

5.2.2 Bebouwingsaccent

Ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke bouwaanduiding - bebouwingsaccent' dient een bebouwingsaccent te worden aangebracht. De maximale goothoogte mag ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsaccent' worden overschreden met maximaal 3 meter.

5.2.3 Andere gebouwen ten dienste van woningen

Voor het bouwen van andere gebouwen ten dienste van woningen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van deze andere gebouwen mag per bouwperceel maximaal 75 m² bedragen;
  • b. andere gebouwen dienen gesitueerd te worden achter de hoofdvoorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, met inachtneming van onderstaande afstanden:

Afstand achter de hoofdvoorgevel van het hoofdgebouw waartoe de woning behoort of het verlengde daarvan:  
Minimaal:   4 m  

  • c. de goot- respectievelijk bouwhoogte van een ander gebouw mag niet meer bedragen dan 4 m respectievelijk 7 m;
  • d. voor zover de andere gebouwen van een kap voorzien worden, mag de dakhelling daarvan niet meer bedragen dan de dakhelling van het hoofdgebouw waarbij het bijgebouw hoort;
  • e. in afwijking van hetgeen overigens in deze planregels is bepaald, is, eventueel met overschrijding van het op de verbeelding aangegeven bouwvlak, een aangebouwd ander gebouw aan de hoofdvoorgevelzijde van het hoofdgebouw toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de breedte van het ander gebouw mag niet meer bedragen dan de breedte van het hoofdgebouw;
    • 2. de bouwhoogte van het ander gebouw mag niet meer dan 4,5 m bedragen;
    • 3. de diepte van het ander gebouw mag niet meer dan 2 m bedragen, mits de diepte van de tuin, gelegen vóór het aan de gevellijn aangebouwde ander gebouw, als gevolg daarvan niet minder dan 2 m zal bedragen.

Een en ander met dien verstande dat de in dit lid bedoelde overschrijding van de gevellijn ook om de hoek mag worden doorgezet waarbij de overschrijding niet meer dan 2 m mag bedragen en de totale oppervlakte van de overschrijding niet meer mag bedragen dan 1,5 x de breedte van de hoofdvoorgevel; hierbij geldt bovendien dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 2 m dient te bedragen.

5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

bouwwerk, geen gebouw zijnde   bouwhoogte maximaal  
antenne-installaties, voor zover gelegen achter de voorgevel  
15 m  
licht- en andere masten   8 m  
kunstuitingen   6 m  
pergola's   2.70 m  
terreinafscheidingen en overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, voor de voorgevel  

1 m  
terreinafscheidingen en overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, achter de voorgevel  

2 m  
schotelantennes   zie artikel 5.2.5  

5.2.5 Schotelantennes

Schotelantennes zijn niet toegestaan.

5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Grotere maatvoering gebouwen van openbaar nut

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 5.2.1 sub f bepaalde teneinde ten behoeve van gebouwen van openbaar nut een bebouwde oppervlakte van maximaal 20 m² toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • b. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
  • c. de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden.

5.3.2 Antenne-installaties tot 40 meter

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.4 voor het bouwen van antenne-installaties tot een hoogte van maximaal 40 m, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. tegen de nieuw toegestane bouwhoogte bestaan geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • c. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden.

5.3.3 Afwijkende maatvoering overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.4 voor het het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een grotere hoogte, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. tegen de nieuw toegestane bouwhoogte bestaan geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • c. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden.

5.3.4 Schotelantennes achter de voorgevel

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.5 voor het plaatsen van schotelantennes achter de voorgevel, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de schotelantenne is noodzakelijk voor het verzenden of ontvangen van signalen, waarvan de wenselijke verzending/ontvangst niet op een andere wijze mogelijk is;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, met name de ongestoorde verzending en ontvangst van signalen, worden niet onevenredig aangetast;
  • c. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
  • d. de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in gevaar.

5.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep of aan huis verbonden bedrijf is toegestaan wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. de woonfunctie van de woning dient behouden te blijven;
    • 2. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning (en de andere gebouwen) tot ten hoogste 50 m² mag in totaal worden gebruikt voor deze aan huis verbonden functies;
    • 3. de bebouwing dient te blijven voldoen aan de inrichtingseisen, zoals deze voortvloeien uit de gemeentelijke Bouwverordening en het Bouwbesluit;
    • 4. degene die de activiteiten in de woning en/of in de bij de woning behorende andere gebouwen, dient tevens de hoofdbewoner van de woning te zijn;
    • 5. het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet gebruikt worden ten behoeve van de uitoefening van het aan huis verbonden beroep/bedrijf, met uitzondering van extra parkeergelegenheid;
    • 6. de voor het bouwperceel geldende regels inzake de maatvoering en situering van bebouwing blijven onverkort van kracht;
    • 7. het woon- en leefmilieu mag niet onevenredig worden belast, ook niet door een cumulatie van activiteiten; Voor aan huis verbonden bedrijven betekent dit in ieder geval dat:
      • geen afwijking is toegestaan voor activiteiten die omgevingsvergunning voor het oprichten of veranderen van de milieu-inrichting plichtig dan of meldingplichtig zijn in het kader van het Activiteitenbesluit milieubeheer;
      • alleen zijn toegestaan activiteiten die vallen onder maximaal categorie 2 van de Staat van inrichtingen ten behoeve van aan huis verbonden bedrijven(bijlage 1);
    • 8. door degene die de activiteit gaat ontplooien, dient te worden aangetoond dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied;
    • 9. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met het aan huis verbonden beroep/bedrijf.
  • b. Maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan in de vorm van een verzorgingshuis en eerstelijns gezondheidszorg.
  • c. Maximaal 200 m2 bvo is toegestaan ten behoeve van eerstelijns gezondheidszorg.
  • d. Maximaal 250 m2 bvo is toegestaan ten behoeve van detailhandel en wel uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel'.
  • e. Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de gronden en/of opstallen ten behoeve van:
    • 1. zelfstandige bewoning, voor zover het betreft andere gebouwen;
    • 2. afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft andere gebouwen.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Vergroten oppervlak aan huis verbonden beroep / bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.4 sub a voor de vergroting van het toegestane vloeroppervlak voor een aan huis verbonden beroep of aan huis gebonden bedrijf apart of tezamen tot in totaal ten hoogste 75 m², met inachtneming van de volgende regels:

  • a. ten aanzien van verkeer en parkeren dient het volgende in acht genomen te worden:
    • 1. het aantal parkeerplaatsen op eigen erf (al dan niet inpandig) mag niet afnemen, tenzij deze parkeerplaatsen in de onmiddellijke nabijheid worden gecompenseerd;
    • 2. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving, gelet op de stedenbouwkundige structuur hiervan;
  • b. het woon- en leefmilieu mag niet onevenredig worden belast, ook niet door een cumulatie van activiteiten; Voor aan huis verbonden bedrijven betekent dit in ieder geval dat:
    • 1. geen afwijking is toegestaan voor activiteiten die omgevingsvergunning voor het oprichten of veranderen van de milieu-inrichting plichtig dan of meldingplichtig zijn in het kader van het Activiteitenbesluit milieubeheer;
    • 2. deze afwijking alleen is toegestaan voor activiteiten die vallen onder maximaal categorie 2 van de Staat van inrichtingen ten behoeve van aan huis verbonden bedrijven (bijlage 1);
  • c. door de aanvrager wordt schriftelijk aangetoond dat geen hinder naar de omgeving zal ontstaan;
  • d. de bebouwing dient te blijven voldoen aan de inrichtingseisen, zoals deze voortvloeien uit de gemeentelijke Bouwverordening en het Bouwbesluit;
  • e. degene die de activiteiten in de woning en/of in de bij de woning behorende andere gebouwen, dient tevens de hoofdbewoner van de woning te zijn;
  • f. het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet gebruikt worden ten behoeve van de uitoefening van het aan huis verbonden beroep/bedrijf, met uitzondering van extra parkeergelegenheid;
  • g. de voor het bouwperceel geldende regels inzake de maatvoering en situering van bebouwing blijven onverkort van kracht;
  • h. door degene die de activiteit gaat ontplooien, dient te worden aangetoond dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied;
  • i. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met het aan huis verbonden beroep/bedrijf.

5.5.2 Andere vorm van aan huis verbonden bedrijf tot een oppervlakte van 75 m2 toestaan

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken

van het bepaalde in artikel 5.4 sub b voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf dat uit een oogpunt van invloed op het woon- en leefmilieu vergelijkbaar is met de in artikel 5.4 sub b bedoelde aan huis verbonden bedrijven alsmede voor kinderopvang:

  • a. de woonfunctie van de woning dient behouden te blijven;
  • b. het vloeroppervlak voor een aan huis verbonden beroep of aan huis gebonden bedrijf apart of tezamen mag niet meer bedragen dan in totaal ten hoogste 75 m²;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt voor kinderopvang als aan huis verbonden bedrijf dat maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning (en de andere gebouwen) tot ten hoogste 40 m² mag worden gebruikt voor de kinderopvang; voorts mogen per woning (en de andere gebouwen) maximaal 9 kinderen worden opgevangen;
  • d. ten aanzien van verkeer en parkeren dient het volgende in acht genomen te worden:
    • 1. het aantal parkeerplaatsen op eigen erf (al dan niet inpandig) mag niet afnemen, tenzij deze parkeerplaatsen in de onmiddellijke nabijheid worden gecompenseerd;
    • 2. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving, gelet op de stedenbouwkundige structuur hiervan;
  • e. het woon- en leefmilieu mag niet onevenredig worden belast, ook niet door een cumulatie van activiteiten; Dit betekent in ieder geval dat:
    • 1. geen afwijking is toegestaan voor activiteiten die omgevingsvergunning voor het oprichten of veranderen van de milieu-inrichting plichtig dan of meldingplichtig zijn in het kader van het Activiteitenbesluit milieubeheer;
    • 2. deze afwijking alleen is toegestaan voor activiteiten die vergelijkbaar zijn met de activiteiten die vallen onder maximaal categorie 2 van de Staat van inrichtingen ten behoeve van aan huis verbonden bedrijven (bijlage 1) waaronder mede begrepen kinderopvang;
  • f. door de aanvrager wordt schriftelijk aangetoond dat dat geen hinder naar de omgeving zal ontstaan;
  • g. de bebouwing dient te blijven voldoen aan de inrichtingseisen, zoals deze voortvloeien uit de gemeentelijke Bouwverordening en het Bouwbesluit;
  • h. degene die de activiteiten in de woning en/of in de bij de woning behorende andere gebouwen, dient tevens de hoofdbewoner van de woning te zijn;
  • i. het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet gebruikt worden ten behoeve van de uitoefening van het aan huis verbonden bedrijf, met uitzondering van extra parkeergelegenheid;
  • j. de voor het bouwperceel geldende regels inzake de maatvoering en situering van bebouwing blijven onverkort van kracht;
  • k. door degene die de activiteit gaat ontplooien, dient te worden aangetoond dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied;
  • l. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met het aan huis verbonden beroep/bedrijf.

5.5.3 Andere vorm van maatschappelijke voorzieningen toestaan

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.4 sub c teneinde een andere vorm van maatschappelijke voorzieningen toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de verkeersaantrekkende werking mag niet toenemen;
  • b. een toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat is niet toegestaan.

5.5.4 Afhankelijke woonruimte toestaan

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken

van het bepaalde in 5.4 sub f en toestaan dat een ander gebouw ten dienste van een woning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte mag niet meer dan 75 m2 bedragen;
  • d. er ontstaat geen zelfstandige woning.

5.6 Wijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied' te wijzigen om ter plaatse gestapelde woningen toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het aantal woningen/appartementen mag niet meer dan 50 bedragen;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
  • d. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen is niet hoger dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde
  • f. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving, gelet op de stedenbouwkundige structuur hiervan.