2.1 Begripsbepalingen Omgevingswet
De begripsbepalingen in de volgende bijlagen zijn van toepassing voor dit TAM-omgevingsplan,
tenzij bij dit TAM-omgevingsplan daarvan is afgeweken:
- Bijlage bij de Omgevingswet;
- Bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
- Bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;
- Bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving;
- Bijlage I bij het Omgevingsbesluit;
- Bijlage I bij de Omgevingsregeling.
2.2 Aanvullende en afwijkende begripsbepalingen
Onderstaande begripsbepalingen zijn van toepassing voor dit TAM-omgevingsplan.
2.2.1 TAM-omgevingsplan
TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22c Polderstraat 72
2.2.2 omgevingsplan
Het omgevingsplan van de gemeente Veldhoven.
2.2.3 aan-huis-verbonden beroep:
het door de bewoner in een woning en/of in de bij die woning behorende bijgebouwen uitoefenen
van een beroep of beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch,
therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, met behoud van
de woonfunctie, met daaraan ondergeschikte detailhandel. Hieronder vallen in ieder geval de
beroepen zoals opgenomen in Bijlage 1 Lijst aan-huis-verbonden beroepen.
2.2.4 aan-huis-verbonden bedrijf:
het door de bewoner bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke
bedrijvigheid, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van
handwerk, alsmede internethandel waarvan de omvang zodanig is dat de activiteit in een woning
en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden
uitgeoefend, met daaraan ondergeschikte detailhandel. Hieronder vallen in ieder geval de
bedrijven zoals opgenomen in Bijlage 2 Lijst aan-huis-verbonden bedrijven.
2.2.5 aanbouw:
een aan een hoofdgebouw toegevoegde, afzonderlijke ruimte die qua afmetingen en/of in visueel
opzicht (onder meer voor wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm) ondergeschikt is
aan het hoofdgebouw.
2.2.6 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
2.2.7 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
2.2.8 antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of
meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
2.2.9 archeologisch onderzoek:
archeologisch onderzoek, verricht door een organisatie (bijv. een onderzoeksbureau of
overheidsinstelling) die daartoe is gecertificeerd conform de Erfgoedwet.
2.2.10 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende
archeologische relicten (resten uit het verleden).
2.2.11 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
2.2.12 bebouwingspercentage:
een in de regels of verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een
bepaald gebied aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen, overkappingen en
carports. Kelders en ondergrondse ruimten tellen niet mee voor de bepaling van de bebouwde
oppervlakte, voor zover zij geheel onder het maaiveld zijn gesitueerd.
2.2.13 bedrijf:
een onderneming gericht op het produceren, vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of
inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
2.2.14 bestaande situatie (bebouwing en gebruik):
- bij bebouwing: zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;
- bij gebruik van grond en opstallen: zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.
2.2.15 bijgebouw:
een aanbouw, uitbouw of vrijstaand gebouw dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan
een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
2.2.16 bodemingreep:
werken of werkzaamheden, die een bodemverstorende werking kunnen hebben op het aanwezige
archeologische bodemarchief.
2.2.17 bouwen:
het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een
bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een
standplaats.
2.2.18 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
2.2.19 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten.
2.2.20 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
2.2.21 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
2.2.22 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is
verbonden.
2.2.23 carport:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, zonder eigen wanden of deuren, bedoeld als overdekte
stallingruimte voor personenauto's.
2.2.24 coffeeshop:
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van niet-alcoholische dranken voor
consumptie ter plaatse, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren,
al dan niet ter plaatse bereid, en van verdovende en/of hallucinerende stoffen.
2.2.25 dak:
de gesloten bovenbeëindiging van een gebouw.
2.2.26 dakkapel:
verticaal raamkozijn in een schuin dak, voorzien van een eigen dak en van zijwanden, en aan alle
zijden omgeven door het betreffende dakvlak.
2.2.27 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg:
een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van
archeologie. Deze dient in ieder geval te voldoen aan de in de KNA gestelde kwalificaties van
senior archeoloog.
2.2.28 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen
en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of
aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
2.2.29 dichte erfafscheiding:
een erfafscheiding met een constructie waardoor het zicht op de achterliggende gronden wordt
belemmerd en waarbij de constructie voor meer dan 30% dicht is.
2.2.30 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van commerciële en/of maatschappelijke diensten met een
publieksaantrekkende functie zoals een kapsalon, schoonheidssalon, autorijschool, esthetisch
chirurgisch bedrijf, uitzend- of detacheringsbureau, reisbureau, bank, makelaarskantoor,
reparatiebedrijf voor muziekinstrumenten, cateringbedrijf, alsmede naar aard en uitstraling
overeenkomstige bedrijven, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een
seksinrichting.
2.2.31 erker:
een ondergeschikt uitgebouwd gedeelte (uitbouw) van een woning aan een gevel.
2.2.32 evenement:
een (grootschalig) eenmalig of periodiek terugkerend voor publiek toegankelijke verrichting van
vermaak, zoals sportmanifestaties, kermissen, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, shows,
tentoonstellingen of thematische markten, al dan niet in tijdelijke onderkomens, zoals tenten of
paviljoens.
2.2.33 functiegrens:
de grens van een functievlak.
2.2.34 functievlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde functie.
2.2.35 garagebox:
een gebouw dat bedoeld is voor de stalling van motorvoertuigen, alsmede als opslagplaats c.q.
berging ten behoeve van huishoudelijk gebruik.
2.2.36 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt.
2.2.37 gestapelde woning:
een woning, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, in een gebouw dat twee
of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat.
2.2.38 groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen
en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter
aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
2.2.39 hondenuitlaatvoorziening:
- hondenuitlaatterrein: al dan niet afgeschermd/ omheind of met paaltjes gemarkeerd terrein waarbinnen honden los mogen lopen en hun behoefte mogen doen, zonder opruimplicht;
- hondenuitrenterrein: met paaltjes gemarkeerd terrein waarbinnen honden los mogen lopen, maar niet hun behoefte mogen doen, met opruimplicht;
- hondenuitlaatroute: met paaltjes gemarkeerde route (1,5 m brede strook) waar honden aangelijnd mogen lopen en hun behoefte mogen doen, zonder opruimplicht.
2.2.40 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of
toekomstige functie van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet
op die functie het belangrijkst is.
2.2.41 huisvesting in verband met mantelzorg:
huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten
minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.
2.2.42 kamerbewoning:
het gebruik van een hoofdgebouw of met het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen door meerdere
onzelfstandige huishoudens.
2.2.43 kamerverhuur:
de verhuur van een deel van al dan niet zelfstandige woonruimte ten behoeve van (langdurige)
bewoning door personen voor welke inschrijving in de Gemeentelijke Basis Administratie
noodzakelijk is en die geen duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren.
2.2.44 kantoor:
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch,
juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in
ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
2.2.45 kelder:
een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, tot maximaal een 0,5
meter boven maaiveld.
2.2.46 kinderopvang:
het tegen vergoeding bieden van verzorging, onderdak en begeleiding aan minderjarigen door
anderen dan de eigen ouders, pleeg- of stiefouders en onderscheiden kan worden in:
- kinderdagopvang: opvang overdag, zonder de mogelijkheid tot overnachting;
- 24-uurs kinderopvang: opvang zowel overdag als 's avonds en/of 's nachts.
2.2.47 kleinschalige windenergievoorzieningen:
vormen van alternatieve energieopwekking en -besparing, met behulp van wind, welke naar aard
en schaal in de omgeving ruimtelijk kunnen worden ingepast.
2.2.48 kunstobject:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als
uitingen van één der beeldende kunsten.
2.2.49 kunstwerk:
een in bouwkundige zin, door mensenhanden gemaakt (civiel technisch) bouwwerk, zoals
aquaducten, bruggen, dijken, tunnels en viaducten.
2.2.50 lessenaarsdak:
een dakvorm die bestaat uit slechts één dakvlak of dakschild, dat onder een helling is
aangebracht, waarbij het laagste punt van het dakvlak de goothoogte betreft en het hoogste punt
de bouwhoogte.
2.2.51 luifel:
afdak of overkapping aan of bij een gebouw die aan de open zijde al of niet ondersteund is.
2.2.52 mantelzorg:
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt
geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks
voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van
huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts,
wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan
worden aangetoond.
2.2.53 nok:
bovenste rand van een dak of de horizontale snijlijn van twee dakvlakken.
2.2.54 nutsvoorziening:
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en
elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder
geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en
zendmasten.
2.2.55 ondergeschikte bouwdelen:
bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen,
windvanen en liftschachten.
2.2.56 onderkomens:
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voer- en
vaartuigen, waaronder begrepen woonschepen, caravans, kampeerauto's, alsook tenten,
schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van recreatief buitenverblijf voor zover
deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.
2.2.57 open erfafscheiding:
een erfafscheiding met een constructie die wel de toegang tot de achterliggende gronden fysiek
belemmert, maar waarbij het zicht op de achterliggende gronden intact blijft, bijvoorbeeld door
het gebruik van gaas of spijlen. Hierbij dient de constructie voor minimaal 70% open/begroeid te
zijn. Een (dichte) poort in de erfafscheiding is hierbij toegestaan.
2.2.58 openbaar gebied:
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen,
parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied.
2.2.59 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en niet meer dan één eigen
wand.
2.2.60 parkeerplaats:
opstelplaats ten behoeve van één auto, hieronder niet begrepen parkeergarages en/of
garageboxen behorende bij woningen. Opstelplaatsen gelegen in collectieve parkeervoorzieningen
en carports worden wel aangemerkt als parkeerplaats.
2.2.61 peil:
- voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst: 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld.
2.2.62 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen
vergoeding;
2.2.63 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij
bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotischpornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een
seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf,
waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, erotisch getinte horeca en
raamprostitutie, al dan niet in combinatie met elkaar.
2.2.64 twee-onder-een kapwoning:
een woning, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, waarvan het
hoofdgebouw deel uitmaakt van een blok van maximaal twee direct aaneengebouwde
hoofdgebouwen; ook woningen die dezelfde uiterlijke kenmerken hebben van een reeks tweeonder-een kapwoningen en onderdeel zijn van deze reeks, maar aan het einde van de reeks niet
aan alle kenmerken voldoen, worden als twee-onder-een kap woning aangemerkt.
2.2.65 uitbouw:
de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of visueel
opzicht (onder meer voor wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm) ondergeschikt is
aan het hoofdgebouw.
2.2.66 verblijfsgebied:
gronden waarbij de nadruk ligt op het verblijf van personen in het openbaar gebied en die tevens
een verkeersfunctie hebben voor fietsers en voetgangers.
2.2.67 verkoopinrichting:
een kraam, een wagen, een tafel of een ander fysiek middel ten behoeve van de verkoop op een
standplaats.
2.2.68 voorgevel:
de naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw.
2.2.69 voorgevellijn:
de denkbeeldige lijn door de voorgevel.
2.2.70 voorste bouwgrens:
de naar de weg gekeerde grens van een bouwvlak. Indien een bouwvlak met meerdere zijden aan
de weg grenst zijn er meerdere voorste bouwgrenzen.
2.2.71 vrijstaande woning:
een woning, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, waarvan het
hoofdgebouw niet aan een op een aangrenzend bouwperceel gelegen gebouw is aangebouwd.
2.2.72 vrijstaand geschakelde woning:
een woning, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, waarvan het
hoofdgebouw door middel van één aangebouwd bijgebouw, geen overkapping of carport of luifel
zijnde, bijgeschakeld is ("één-aan-één-koppeling") met het hoofdgebouw op het aangrenzende
bouwperceel en waarvan het hoofdgebouw met één zijgevel in de zijdelingse perceelsgrens of het
einde van het functievlak is gebouwd;
ook woningen die dezelfde uiterlijke basiskenmerken hebben van een reeks vrijstaand geschakelde
woningen en die onderdeel zijn van deze reeks, maar aan het einde van de reeks niet aan alle
kenmerken voldoen, worden als geschakelde woning aangemerkt.
2.2.73 water:
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere
waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.
2.2.74 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging,
hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan voorzieningen als duikers,
stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten en dergelijke.
2.2.75 zelfstandige woning:
een woning die een eigen toegang heeft en die door een huishouden kan worden bewoond zonder
dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woning.
2.2.76 zorgplaats
Een woonruimte met zorg, zonder eigen adres, die deel uitmaakt van een wooneenheid in een
gebouw met één adres. Een zorgplaats heeft geen eigen keuken; om te kunnen koken is er een
gemeenschappelijke kookvoorziening. Een zorgwoning is een onzelfstandig verblijfsobject.