direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a Hagendorenseweg - Koraal
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0861.TAMOPH22a-0301

Regels

Preambule
Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het faciliteren van een gebiedsontwikkeling voor een woonhof met 26 grondgebonden woningen aan de Hagendorenseweg en Koraal in Veldhoven en vormt juridisch een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk 22a) van het omgevingsplan van de gemeente Veldhoven. Dit hoofdstuk is op grond van artikel 11.1, tweede lid, van het Besluit elektronische publicaties, bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.

De in dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22a van het omgevingsplan van de gemeente Veldhoven. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '22a' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord ‘Bijlage’, na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '22a’ gelezen worden.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Toepassingsbereik

  • a. De besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van Omgevingswet zijn niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld in het derde lid.
  • b. De regels in hoofdstuk 22 van dit omgevingsplan (de bruidsschat) gelden ook voor dit TAM-omgevingsplan. Behalve voor zover de regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en afdeling 22.3 in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk of voor zover in dit TAM-omgevingsplan specifiek van deze regels is afgeweken.
  • c. De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie Hagendorenseweg - Koraal in Veldhoven, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0861.TAMOPH22a-0301 zoals vastgelegd op www.ruimtelijkeplannen.nl.

Artikel 2 Begripsbepalingen

2.1 Begripsbepalingen Omgevingswet

De begripsbepalingen in de volgende bijlagen zijn van toepassing voor dit TAM-omgevingsplan, tenzij daar in dit TAM-omgevingsplan van is afgeweken:

  • bijlage bij de Omgevingswet;
  • bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving;
  • bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;
  • bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving;
  • bijlage I bij het Omgevingsbesluit;
  • bijlage I bij de Omgevingsregeling.
2.2 Aanvullende en afwijkende begripsbepalingen

Onderstaande begripsbepalingen zijn van toepassing voor dit TAM-omgevingsplan.

2.2.1 TAM-omgevingsplan:

TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a Hagendorenseweg - Koraal.

2.2.2 omgevingsplan:

Het omgevingsplan van de gemeente Veldhoven.

2.2.3 aan-huis-verbonden beroep:

het door de bewoner in een woning en/of in de bij die woning behorende bijgebouwen uitoefenen van een beroep of beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, met behoud van de woonfunctie, met daaraan ondergeschikte detailhandel. Hieronder vallen in ieder geval de beroepen zoals opgenomen in Bijlage 1 Lijst aan huis verbonden beroepen.

2.2.4 aan-huis-verbonden bedrijf:

het door de bewoner bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, alsmede internethandel waarvan de omvang zodanig is dat de activiteit in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend, met daaraan ondergeschikte detailhandel. Hieronder vallen in ieder geval de bedrijven zoals opgenomen in Bijlage 2 Lijst categorieën aan-huis-verbonden bedrijf.

2.2.5 aanbouw:

een aan een hoofdgebouw toegevoegde, afzonderlijke ruimte die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer voor wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm) ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

2.2.6 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

2.2.7 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

2.2.8 aaneengebouwde woning:

een woning, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee woningen en/of andere functies, waarvan het hoofdgebouw aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd; ook de "eindwoning" van een blok van aaneengebouwde woningen wordt als een "aaneengebouwde woning" aangemerkt.

2.2.9 achtergevel:

de gevel van een hoofdgebouw, die is gesitueerd tegenover de voorgevel van het betreffende hoofdgebouw.

2.2.10 antennedrager:

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

2.2.11 archeologisch onderzoek:

archeologisch onderzoek, verricht door een organisatie (bijv. een onderzoeksbureau of overheidsinstelling) die daartoe is gecertificeerd conform de Erfgoedwet.

2.2.12 archeologische verwachting:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten (resten uit het verleden).

2.2.13 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten (resten uit het verleden).

2.2.14 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

2.2.15 bebouwingspercentage:

een in de regels of verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bepaald gebied aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen, overkappingen en carports. Kelders en ondergrondse ruimten tellen niet mee voor de bepaling van de bebouwde oppervlakte, voor zover zij geheel onder het maaiveld zijn gesitueerd.

2.2.16 bed&breakfast:

een nevenactiviteit met als doel het verstrekken van toeristisch kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, aan steeds wisselend publiek; onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.

2.2.17 begane grondbouwlaag:

de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.

2.2.18 bestaande situatie (bebouwing en gebruik):
  • a. bij bebouwing: zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • b. bij gebruik van grond en opstallen: zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.
2.2.19 bewoner:

een ieder die in de gemeentelijke basisadministratie als zodanig voor het betreffende adres vermeld staat en de personen die deel uitmaken van zijn/haar huishouden.

2.2.20 bijgebouw:

een aanbouw, uitbouw of vrijstaand gebouw dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

2.2.21 bodemingreep:

werken of werkzaamheden, die een bodemverstorende werking kunnen hebben op het aanwezige archeologische bodemarchief.

2.2.22 bouwen:

het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

2.2.23 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

2.2.24 bouwlaag:

het gedeelte van een bouwwerk tussen twee vloeren in, met uitzondering van het souterrain en de zolder.

2.2.25 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

2.2.26 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

2.2.27 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

2.2.28 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

2.2.29 bruto vloeroppervlak (bvo):

het totale gebouwde vloeroppervlak van de ruimte die wordt gebruikt voor de in het plan aangegeven doeleinden, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

2.2.30 carport:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, zonder eigen wanden of deuren, bedoeld als overdekte stallingruimte voor personenauto's.

2.2.31 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.

2.2.32 dak:

de gesloten bovenbeëindiging van een gebouw.

2.2.33 dakkapel:

verticaal raamkozijn in een schuin dak, voorzien van een eigen dak en van zijwanden, en aan alle zijden omgeven door het betreffende dakvlak.

2.2.34 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg:

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie. Deze dient in ieder geval te voldoen aan de in de KNA gestelde kwalificaties van senior archeoloog.

2.2.35 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

2.2.36 dichte erfafscheiding:

een erfafscheiding met een constructie waardoor het zicht op de achterliggende gronden wordt belemmerd en waarbij de constructie voor meer dan 30% dicht is.

2.2.37 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van commerciële en/of maatschappelijke diensten met een publieksaantrekkende functie zoals een kapsalon, schoonheidssalon, autorijschool, esthetisch chirurgisch bedrijf, uitzend- of detacheringsbureau, reisbureau, bank, makelaarskantoor, reparatiebedrijf voor muziekinstrumenten, cateringbedrijf, alsmede naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.

2.2.38 erker:

een ondergeschikt uitgebouwd gedeelte (uitbouw) van een woning aan een gevel.

2.2.39 functiegrens:

de grens van een functievlak.

2.2.40 functievlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde functie.

2.2.41 garagebox:

een gebouw dat bedoeld is voor de stalling van motorvoertuigen, alsmede als opslagplaats c.q. berging ten behoeve van huishoudelijk gebruik.

2.2.42 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

2.2.43 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige functie van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op de functie het belangrijkst is.

2.2.44 horecabedrijf:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

2.2.45 huishouden:

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.

2.2.46 internethandel:

handelsactiviteiten via het internet, primair bestaande uit kantoor- en/of logistieke functie, met daaraan ondergeschikte detailhandel. Een gespecialiseerd afhaalpunt valt hier niet onder.

2.2.47 kamerbewoning:

het gebruik van een hoofdgebouw of met het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen door meerdere onzelfstandige huishoudens.

2.2.48 kamerverhuur:

de verhuur van een deel van al dan niet zelfstandige woonruimte ten behoeve van (langdurige) bewoning door personen voor welke inschrijving in de Gemeentelijke Basis Administratie noodzakelijk is en die geen duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren.

2.2.49 kantoor:

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

2.2.50 kelder:

een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, tot maximaal een 0,5 meter boven maaiveld.

2.2.51 kinderopvang:

het tegen vergoeding bieden van verzorging, onderdak en begeleiding aan minderjarigen door anderen dan de eigen ouders, pleeg- of stiefouders en onderscheiden kan worden in:

  • a. kinderdagopvang: opvang overdag, zonder de mogelijkheid tot overnachting;
  • b. 24-uurs kinderopvang: opvang zowel overdag als 's avonds en/of 's nachts.

2.2.52 kleinschalige windenergievoorzieningen:

vormen van alternatieve energieopwekking en -besparing, met behulp van wind, welke naar aard en schaal in de omgeving ruimtelijk kunnen worden ingepast.

2.2.53 lessenaarsdak:

een dakvorm die bestaat uit slechts één dakvlak of dakschild, dat onder een helling is aangebracht, waarbij het laagste punt van het dakvlak de goothoogte betreft en het hoogste punt de bouwhoogte.

2.2.54 luifel:

afdak of overkapping aan of bij een gebouw die aan de open zijde al of niet ondersteund is.

2.2.55 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van openbaar bestuur, openbare dienstverlening, religie, verenigingsleven, onderwijs, opvoeding, cultuur en lichamelijke en/of geestelijke gezondheid.

2.2.56 nok:

bovenste rand van een dak of de horizontale snijlijn van twee dakvlakken.

2.2.57 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

2.2.58 ondergeschikte bouwdelen:

bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, windvanen en liftschachten.

2.2.59 open erfafscheiding:

een erfafscheiding met een constructie die wel de toegang tot de achterliggende gronden fysiek belemmert, maar waarbij het zicht op de achterliggende gronden intact blijft, bijvoorbeeld door het gebruik van gaas of spijlen. Hierbij dient de constructie voor minimaal 70% open/begroeid te zijn. Een (dichte) poort in de erfafscheiding is hierbij toegestaan.

2.2.60 openbaar gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied.

2.2.61 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en niet meer dan één eigen wand.

2.2.62 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

2.2.63 parkeerplaats:

opstelplaats ten behoeve van één auto, hieronder niet begrepen parkeergarages en/of garageboxen behorende bij woningen. Opstelplaatsen gelegen in collectieve parkeervoorzieningen en carports worden wel aangemerkt als parkeerplaats.

2.2.64 patiowoning:

een woning, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnentuin, gevormd door de gevels van belendende, dan wel op het eigen bouwperceel aanwezige bebouwing.

2.2.65 peil:
  • a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst: 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld.

2.2.66 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

2.2.67 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch- pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, erotisch getinte horeca en raamprostitutie, al dan niet in combinatie met elkaar.

2.2.68 speelterrein

een terrein waarop sport- en speelactiviteiten in de openlucht kunnen plaatsvinden.

2.2.69 sportvoorziening

instelling/gelegenheid, welke primair is gericht op de uitoefening van sporten.

2.2.70 toogmuur:

een muur met opening in de vorm van een toog zoals hieronder is afgebeeld:

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.TAMOPH22a-0301_0001.png"

2.2.71 twee-onder-een kapwoning:

een woning, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, waarvan het hoofdgebouw deel uitmaakt van een blok van maximaal twee direct aaneengebouwde hoofdgebouwen; ook woningen die dezelfde uiterlijke kenmerken hebben van een reeks twee-onder-een kapwoningen en onderdeel zijn van deze reeks, maar aan het einde van de reeks niet aan alle kenmerken voldoen, worden als twee-onder-een kap woning aangemerkt.

2.2.72 uitbouw:

de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm) ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

2.2.73 verblijfsgebied:

gronden waarbij de nadruk ligt op het verblijf van personen in het openbaar gebied en die tevens een verkeersfunctie hebben voor fietsers en voetgangers.

2.2.74 voorgevel:

de naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw.

2.2.75 voorgevellijn:

de denkbeeldige lijn door de voorgevel.

2.2.76 voorste bouwgrens:

de naar de weg gekeerde grens van een bouwvlak. Indien een bouwvlak met meerdere zijden aan de weg grenst zijn er meerdere voorste bouwgrenzen.

2.2.77 vrijstaande woning:

een woning, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, waarvan het hoofdgebouw niet aan een op een aangrenzend bouwperceel gelegen gebouw is aangebouwd.

2.2.78 vrijstaand geschakelde woning:

een woning, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, waarvan het hoofdgebouw door middel van één aangebouwd bijgebouw, geen overkapping of carport of luifel zijnde, bijgeschakeld is ("één-aan-één-koppeling") met het hoofdgebouw op het aangrenzende bouwperceel en waarvan het hoofdgebouw met één zijgevel in de zijdelingse perceelsgrens of het einde van het functievlak is gebouwd;
ook woningen die dezelfde uiterlijke basiskenmerken hebben van een reeks vrijstaand geschakelde woningen en die onderdeel zijn van deze reeks, maar aan het einde van de reeks niet aan alle kenmerken voldoen, worden als geschakelde woning aangemerkt.

2.2.79 water:

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.

2.2.80 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan voorzieningen als duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten en dergelijke.

2.2.81 zelfstandige woning:

een woning die een eigen toegang heeft en die door een huishouden kan worden bewoond zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woning.

2.2.82 zolder:

ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt/uitmaken van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.

2.2.83 zorgplaats:

Een woonruimte met zorg, zonder eigen adres, die deel uitmaakt van een wooneenheid in een gebouw met één adres. Een zorgplaats heeft geen eigen keuken; om te kunnen koken is er een gemeenschappelijke kookvoorziening. Een zorgwoning is een onzelfstandig verblijfsobject.

Artikel 3 Meet- en rekenbepalingen

De meet- en rekenbepalingen uit artikel 22.24 van het omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op het meten van de waarden die in dit hoofdstuk in meters (m), m² of m³ zijn uitgedrukt, voor zover hiervan niet is afgeweken in het bepaalde in dit artikel. Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten (NEN 2580):

3.1 afstand van een gebouw tot een perceelsgrens:

de afstand van een gebouw tot een perceelsgrens wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand in meters van enig punt van het gebouw tot aan de perceelsgrens. Ondergeschikte bouwonderdelen, zoals dakgoten, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen worden hierbij buiten beschouwing gelaten.

3.2 breedte van gebouwen:

de breedte van gebouwen wordt bepaald door het meten van de afstand in meters tussen de buitenwerkse eindgevelvlakken (indien geen sprake is van een rechthoekig gebouw: de gemiddelde breedte van het gebouw).

3.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

3.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

3.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

3.6 de diepte van een bodemingreep:

de diepte van de bodemverstorende ingreep, gemeten ten opzichte van het maaiveld ter plaatse (straat of terreinniveau).

3.7 de diepte van gebouwen:

de diepte van gebouwen wordt bepaald door het meten van de grootste afstand in meters tussen de voorste en achterste eindgevelvlakken.

3.8 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

3.9 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

3.10 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

3.11 de oppervlakte van een bodemingreep:

het gebied (zone) waarbinnen bodemingrepen plaatsvinden die een verstorende werking kunnen hebben op het archeologisch bodemarchief.

3.12 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

3.13 vloeroppervlakte:

de oppervlakte van een ruimte gemeten vanaf de binnenzijde van de scheidingsconstructie.

Hoofdstuk 2 Functies en activiteiten

Artikel 4 Wonen - Aaneengebouwd

4.1 Functieomschrijving

Binnen het gebied 'Wonen - Aaneengebouwd' zijn de volgende functies/ gebruiksactiviteiten toegestaan zonder voorafgaande toestemming.

  • a. wonen in de vorm van aaneengebouwde woningen;
  • b. aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven in overeenstemming met het bepaalde in artikel 4.2.2; 
  • c. tuinen, erven en verhardingen; en
  • d. in- en uitritten;

met de daarbij behorende:

  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 14.1; en
  • g. nutsvoorzieningen.
4.2 Specifieke functieregels
4.2.1 Bewoning

Bewoning is uitsluitend toegestaan indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. per bouwperceel is slechts één woning toegestaan;
  • b. het is niet toegestaan vrijstaande bijgebouwen te gebruiken als woonruimte; en
  • c. het is niet toegestaan bijgebouwen te gebruiken als zelfstandige woningen.

4.2.2 Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven

Het gebruiken van een gedeelte van de woning en/of bijgebouwen ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep en/of een aan-huis-verbonden bedrijf is uitsluitend toegestaan indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. niet meer dan 40% en niet meer dan 50 m2 van het vloeroppervlak van de woning en/of bijgebouwen mag voor deze doeleinden worden gebruikt;
  • b. in afwijking van het gestelde onder a, gelden er geen oppervlaktebeperkingen bij kinderopvang;
  • c. door het gebruik ontstaat geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse;
  • d. er is geen sprake van een onevenredige verslechtering van de parkeersituatie in de omgeving;
  • e. het gebruik betreft geen detailhandel, groothandel, prostitutie of horeca, uitgezonderd beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfs- of beroepsmatige activiteiten;
  • f. het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet gebruikt worden ten behoeve van de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, met uitzondering van extra parkeergelegenheid en activiteiten waarbij het gebruik van buitenruimte vanuit sectorale wetgeving verplicht wordt gesteld, waaronder kinderopvang.
4.3 Omgevingsplanactiviteiten gebruik
4.3.1 Kamerbewoning
a Aanwijzing omgevingsplanactiviteit kamerbewoning

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een woning te gebruiken voor kamerbewoning.

b Beoordelingsregels kamerbewoning

De omgevingsvergunning wordt verleend als wordt voldaan aan de volgende beoordelingsregels:

  • a. per woning mogen niet meer dan 4 kamers worden gebruikt voor kamerverhuur c.q. kamerbewoning;
  • b. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving;
  • c. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, ook niet door een cumulatie van activiteiten;
  • d. de ontwikkeling dient te passen binnen de gemeentelijke woningbouwtaakstelling;
  • e. de brand- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.

4.3.2 Zorgplaats
a Aanwijzing omgevingsplanactiviteit zorgplaats

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een woning te gebruiken als zorgplaats.

b Beoordelingsregels zorgplaats

De omgevingsvergunning wordt verleend als wordt voldaan aan de volgende beoordelingsregels:

  • a. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving;
  • b. het woon- en leefmilieu mag niet onevenredig worden aangetast, ook niet door een cumulatie van activiteiten; en
  • c. de brand- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.

4.3.3 Grotere oppervlakte aan-huis-verbonden beroep of bedrijf
a Aanwijzing omgevingsplanactiviteit grotere oppervlakte aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een grotere oppervlakte dan genoemd in artikel 4.2.2 te gebruiken voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf.

b Beoordelingsregels grotere oppervlakte aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

De omgevingsvergunning wordt verleend als wordt voldaan aan de volgende beoordelingsregels:

  • a. het aantal parkeerplaatsen op eigen erf (al dan niet inpandig) mag niet afnemen, tenzij deze parkeerplaatsen in de onmiddellijke nabijheid worden gecompenseerd;
  • b. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving; en
  • c. het woon- en leefmilieu mag niet onevenredig worden aangetast, ook niet door een cumulatie van activiteiten.
4.4 Beoordelingsregels bouwen

De regels in dit artikellid gelden als beoordelingsregels voor een omgevingsplanactiviteit bouwwerken, zoals bedoeld in artikel 22.29, eerste lid, aanhef en onder a, van het omgevingsplan, voor zover geen uitzondering op de vergunningplicht geldt op grond van artikel 22.27 of artikel 22.36 van het omgevingsplan.

4.4.1 Algemene regels met betrekking tot het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen'

Voor het bouwen binnen het 'bouwvlak' en de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

  • a. het hoofdgebouw is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en/of ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', met dien verstande dat deze bouwwerken binnen het bouwvlak minimaal 2 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan dienen te worden gesitueerd. Dit geldt niet voor erfafscheidingen zoals bedoeld in 4.4.4;
  • c. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd;
  • d. de totale oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 70% bedragen van het gedeelte van het bouwperceel ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'. Daarnaast geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' maximaal mag worden gebouwd:
    • 1. 150 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 1.500 m²;
    • 2. 175 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte van 1.500 m² tot 2.000 m2;
    • 3. 200 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte van 2.000 m² tot 2.500 m2;
    • 4. 250 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte van 2.500 m² of groter;
  • e. woningsplitsing is niet toegestaan; en
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' geldt dat het aantal woningen niet meer mag bedragen dan ter plaatse van deze aanduiding is aangegeven.

4.4.2 Hoofdgebouw

Voor het bouwen van het hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • a. de voorgevel van het hoofdgebouw dient in de voorste bouwgrens of maximaal 2 meter daarachter geplaatst te worden;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte van het hoofdgebouw mogen niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'; en
  • c. de dakhelling van het hoofdgebouw dient minimaal 20 graden en maximaal 60 graden te bedragen, , met dien verstande dat indien de bestaande woning plat is afgedekt tevens een plat dak (dakhelling maximaal 5 graden) is toegestaan.

4.4.3 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer bedragen dan 150 m2;
  • b. de bouwhoogte van een aangebouwd bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3,3 meter in combinatie met een dakhelling van maximaal 5 graden;
  • c. de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;
  • d. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3,2 meter;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder c, mag de bouwhoogte van een aanbouw of uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw meer bedragen, te weten maximaal de laagste bestaande, naar het openbaar gebied gerichte, goothoogte van het hoofdgebouw. Een en ander met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de dakhelling en de nokrichting van de aanbouw of uitbouw dienen gelijk te zijn aan de dakhelling en de nokrichting van het hoofdgebouw;
    • 2. voor zover een aanbouw of uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw gericht is naar het openbaar gebied en op een afstand van minder dan 1 meter van de perceelsgrens is gesitueerd, dient het dakvlak ten opzichte van de perceelsgrens schuin op te lopen naar het hoofdgebouw;
  • f. de dakhelling van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer bedragen dan 60 graden;
  • g. lessenaarsdaken bij vrijstaande bijgebouwen zijn niet toegestaan;
  • h. dakkapellen zijn niet toegestaan op bijgebouwen.

4.4.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. voor erfafscheidingen geldt:
    • 1. bouwwerken in de vorm van erfafscheidingen zijn buiten het bouwvlak en binnen de aanduiding 'bijgebouwen' toegestaan;
    • 2. erfafscheidingen tot een bouwhoogte van 1 meter zijn overal toegestaan;
    • 3. achter het verlengde van de voorgevellijn, voor zover niet gericht naar het openbaar gebied, zijn open en dichte erfafscheidingen tot een bouwhoogte van niet meer dan 2 meter toegestaan;
    • 4. vanaf 2 meter achter het verlengde van de voorgevellijn, voor zover gericht naar het openbaar gebied, zijn open tot een bouwhoogte van 2 meter toegestaan;
    • 5. voor zover bestaande dichte erfafscheidingen in afwijking van de voorgeschreven regels op plaatsen staan waar conform de regels alleen open erfafscheidingen mogelijk zijn, mogen deze erfafscheidingen op de betreffende locatie gehandhaafd blijven en vervangen worden;
    • 6. in afwijking van onderdelen 1 t/m 5 is ter plaatse van de aanduiding 'toogmuur' een toogmuur tot een hoogte van 2,80 meter toegestaan.
  • b. voor schotelantennes geldt:
    • 1. schotelantennes mogen een doorsnede hebben van maximaal 2 meter en een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
    • 2. schotelantennes mogen niet aan de voorgevel van een hoofdgebouw worden opgericht en de grens van het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen' niet overschrijden;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.

4.4.5 Aanvullende beoordelingsregels bouwen met afwegingsruimte

Lid 1. In aanvulling op de beoordelingsregels in 4.4.1 t/m 4.4.4 wordt de omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken zoals bedoeld in artikel 22.26 ook verleend in afwijking van de genoemde regels voor de hierna genoemde gevallen voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden in lid 2.

  • a. artikel 4.4.1, sub b waarbij gebouwen verder dan 2 meter achter de voorste bouwgrens gebouwd worden;
  • b. artikel 4.4.2, sub b en artikel 4.4.3, sub b en c voor een grotere goot- en/of bouwhoogte;
  • c. artikel 4.4.2, sub c en artikel 4.4.3, sub e voor een kleinere of grotere dakhelling;
  • d. artikel 4.4.4, sub a voor erfafscheidingen waarbij de constructie minimaal 50% open is;
  • e. artikel 4.4.4 sub c, ten behoeve van het bouwen van vrijstaande licht- en andere masten en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een grotere bouwhoogte;

Lid 2. Voor de gevallen als genoemd in het eerste lid, wordt de omgevingsvergunning verleend als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • b. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving;
  • c. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast; en
  • d. de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.

Artikel 5 Wonen - Patio

5.1 Functieomschrijving

Binnen het gebied 'Wonen - Patio'' zijn de volgende functies/ gebruiksactiviteiten toegestaan zonder voorafgaande toestemming:

  • a. het wonen in de vorm van patiowoningen;
  • b. tuinen, erven en verhardingen; en
  • c. in- en uitritten;

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in 14.1 en ;
  • f. nutsvoorzieningen.
5.2 Specifieke functieregels
5.2.1 Bewoning

Bewoning is uitsluitend toegestaan indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  • g. per bouwperceel is slechts één woning toegestaan;
  • h. het is niet toegestaan vrijstaande bijgebouwen te gebruiken als woonruimte; en
  • i. het is niet toegestaan bijgebouwen te gebruiken als zelfstandige woningen;

5.2.2 Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven

Het gebruiken van een gedeelte van de woning en/of bijgebouwen ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep en/of een aan-huis-verbonden bedrijf is uitsluitend toegestaan indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. niet meer dan 40% en niet meer dan 50 m2 van het vloeroppervlak van de woning en/of bijgebouwen mag voor deze doeleinden worden gebruikt;
  • b. in afwijking van het gestelde onder a, gelden er geen oppervlaktebeperkingen bij kinderopvang;
  • c. door het gebruik ontstaat geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse;
  • d. er is geen sprake van een onevenredige verslechtering van de parkeersituatie in de omgeving;
  • e. het gebruik betreft geen detailhandel, groothandel, prostitutie of horeca, uitgezonderd beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfs- of beroepsmatige activiteiten;
  • f. het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet gebruikt worden ten behoeve van de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, met uitzondering van extra parkeergelegenheid en activiteiten waarbij het gebruik van buitenruimte vanuit sectorale wetgeving verplicht wordt gesteld, waaronder kinderopvang.
5.3 Omgevingsplanactiviteiten gebruik
5.3.1 Kamerbewoning
a Aanwijzing verguningplicht

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een woning te gebruiken voor kamerbewoning.

b Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning wordt verleend als wordt voldaan aan de volgende beoordelingsregels:

  • a. per woning mogen niet meer dan 4 kamers worden gebruikt voor kamerverhuur c.q. kamerbewoning;
  • b. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving;
  • c. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, ook niet door een cumulatie van activiteiten;
  • d. de ontwikkeling dient te passen binnen de gemeentelijke woningbouwtaakstelling; en
  • e. de brand- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.

5.3.2 Zorgplaats
a Aanwijzing vergunningplicht

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een woning te gebruiken als zorgplaats.

b Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning wordt verleend als wordt voldaan aan de volgende beoordelingsregels:

  • a. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving;
  • b. het woon- en leefmilieu mag niet onevenredig worden aangetast, ook niet door een cumulatie van activiteiten; en
  • c. de brand- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.

5.3.3 Grotere oppervlakte aan-huis-verbonden beroep en bedrijf
a Aanwijzing vergunningplicht

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een grotere oppervlakte dan genoemd in artikel 5.2.2 te gebruiken voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf.

b Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning wordt verleend als wordt voldaan aan de volgende beoordelingsregels:

  • a. het aantal parkeerplaatsen op eigen erf (al dan niet inpandig) mag niet afnemen, tenzij deze parkeerplaatsen in de onmiddellijke nabijheid worden gecompenseerd;
  • b. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving; en
  • c. het woon- en leefmilieu mag niet onevenredig worden aangetast, ook niet door een cumulatie van activiteiten.
5.4 Beoordelingsregels bouwen

De regels in deze paragraaf gelden als beoordelingsregels voor een omgevingsplanactiviteit bouwwerken, zoals bedoeld in artikel 22.29, eerste lid, aanhef en onder a, van het omgevingsplan, voor zover geen uitzondering op de vergunningplicht geldt op grond van artikel 22.27 of artikel 22.36 van het omgevingsplan.

5.4.1 Algemene regels met betrekking tot het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen'

Voor het bouwen binnen het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak; dit geldt niet voor eerfafscheidingen zoals bedoeld in 5.4.4;
  • c. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd;
  • d. woningsplitsing is niet toegestaan; en
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' geldt dat het aantal woningen niet meer mag bedragen dan ter plaatse van deze aanduiding is aangegeven.

5.4.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. de voorgevel van het meest naar voren gelegen gebouw dient in de voorste bouwgrens of maximaal 2 meter daarachter geplaatst te worden;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte van een gebouw mag maximaal het aantal meters bedragen zoals ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven; en
  • c. de dakhelling van een gebouw dient minimaal 20 graden en maximaal 60 graden te bedragen, met dien verstande dat indien het bestaande gebouw plat is afgedekt uitsluitend een plat dak (dakhelling maximaal 5 graden) is toegestaan.

5.4.3 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' blijft minimaal 12 m2 vrij van bebouwing;
  • b. De bouwhoogte is maximaal 3,3 meter;
  • c. De dakhelling is maximaal 5 graden;
  • d. Dakkapellen zijn niet toegestaan op bijgebouwen; en
  • e. Lessenaarsdaken zijn niet toegestaan op bijgebouwen.

5.4.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. voor erfafscheidingen geldt:
    • 1. bouwwerken in de vorm van erfafscheidingen zijn buiten het bouwvlak en binnen de aanduiding 'bijgebouwen' toegestaan;
    • 2. erfafscheidingen tot een bouwhoogte van 1 meter zijn overal toegestaan;
    • 3. achter het verlengde van de voorgevellijn, voor zover niet gericht naar het openbaar gebied, zijn open en dichte erfafscheidingen tot een bouwhoogte van niet meer dan 2 meter toegestaan; en
  • b. voor schotelantennes geldt:
    • 1. schotelantennes mogen een doorsnede hebben van maximaal 2 meter en een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
    • 2. schotelantennes mogen niet aan de voorgevel van een hoofdgebouw worden opgericht en de grens van het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen' niet ov erschrijden;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.

Artikel 6 Wonen - Vrijstaand

6.1 Functieomschrijving

Binnen het gebied 'Wonen - Vrijstaand' zijn de volgende functies/ gebruiksactiviteiten toegestaan zonder voorafgaande toestemming.

  • a. het wonen in de vorm van vrijstaande woningen;
  • b. tuinen, erven en verhardingen; en
  • c. in- en uitritten

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in 14.1 ; en
  • f. nutsvoorzieningen.
6.2 Specifieke functieregels
6.2.1 Bewoning
  • a. per bouwperceel is slechts één woning toegestaan;
  • b. kamerverhuur/ kamerbewoning is niet toegestaan;
  • c. het is niet toegestaan vrijstaande bijgebouwen te gebruiken als woonruimte;
  • d. het is niet toegestaan bijgebouwen te gebruiken als zelfstandige woningen; en
  • e. het is niet toegestaan woningen te gebruiken als zorgplaats.

6.2.2 Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven

Het gebruiken van een gedeelte van de woning en/of bijgebouwen ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep en/of een aan-huis-verbonden bedrijf is uitsluitend toegestaan indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. niet meer dan 40% en niet meer dan 50 m2 van het vloeroppervlak van de woning en/of bijgebouwen mag voor deze doeleinden worden gebruikt;
  • b. in afwijking van het gestelde onder a, gelden er geen oppervlaktebeperkingen bij kinderopvang;
  • c. door het gebruik ontstaat geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse;
  • d. er is geen sprake van een onevenredige verslechtering van de parkeersituatie in de omgeving;
  • e. het gebruik betreft geen detailhandel, groothandel, prostitutie of horeca, uitgezonderd beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfs- of beroepsmatige activiteiten;
  • f. het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet gebruikt worden ten behoeve van de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, met uitzondering van extra parkeergelegenheid en activiteiten waarbij het gebruik van buitenruimte vanuit sectorale wetgeving verplicht wordt gesteld, waaronder kinderopvang.
6.3 Omgevingsplanactiviteit gebruik
6.3.1 Kamerbewoning
a Aanwijzing vergunningplicht

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een woning te gebruiken voor kamerbewoning.

b Beoordelingsregel

De omgevingsvergunning wordt verleend als wordt voldaan aan de volgende beoordelingsregels:

  • a. per woning mogen niet meer dan 4 kamers worden gebruikt voor kamerverhuur of kamerbewoning;
  • b. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving;
  • c. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, ook niet door een cumulatie van activiteiten;
  • d. de ontwikkeling dient te passen binnen de gemeentelijke woningbouwtaakstelling; en
  • e. de brand- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.

6.3.2 Zorgplaats
a Aanwijzing vergunningplicht

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een woning te gebruiken als zorgplaats.

b Beoordelingsregel

De omgevingsvergunning wordt verleend als wordt voldaan aan de volgende beoordelingsregels:

  • a. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving;
  • b. het woon- en leefmilieu mag niet onevenredig worden aangetast, ook niet door een cumulatie van activiteiten; en
  • c. de brand- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.

6.3.3 Grotere oppervlakte aan-huis-verbonden beroep en bedrijf
a Aanwijzing vergunningplicht

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een grotere oppervlakte dan genoemd in artikel 6.2.2 te gebruiken voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf.

b Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning wordt verleend als wordt voldaan aan de volgende beoordelingsregels:

  • a. het aantal parkeerplaatsen op eigen erf (al dan niet inpandig) mag niet afnemen, tenzij deze parkeerplaatsen in de onmiddellijke nabijheid worden gecompenseerd;
  • b. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving; en
  • c. het woon- en leefmilieu mag niet onevenredig worden aangetast, ook niet door een cumulatie van activiteiten.
6.4 Beoordelingsregels bouwen
6.4.1 Algemene regels met betrekking tot bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen'

Voor het bouwen binnen het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

  • a. het hoofdgebouw is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en/of ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', met dien verstande dat:
    • 1. voor zover gericht naar het openbaar gebied, deze bouwwerken binnen het bouwvlak minimaal 2 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan dienen te worden gesitueerd;
    • 2. voor zover niet gericht naar het openbaar gebied, deze bouwwerken binnen het bouwvlak minimaal 6 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan dienen te worden gesitueerd;

dit geldt niet voor erkers, carports en erfafscheidingen zoals bedoeld in 6.4.4, 6.4.5 en 6.4.6;

  • c. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd;
  • d. de totale oppervlakte aan bijgebouwen, carports en overkappingen mag ten hoogste 50% bedragen van het gedeelte van het bouwperceel ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'. Daarnaast geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' maximaal mag worden gebouwd:
    • 1. 150 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 1.500 m²;
    • 2. 175 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte van 1.500 m² tot 2.000 m2;
    • 3. 200 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte van 2.000 m² tot 2.500 m2;
    • 4. 250 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte van 2.500 m² of groter;
  • e. woningsplitsing is niet toegestaan; en
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' geldt dat het aantal woningen niet meer mag bedragen dan ter plaatse van deze aanduiding is aangegeven.

6.4.2 Hoofdgebouw

Voor het bouwen van het hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • a. de voorgevel van het hoofdgebouw dient in de voorste bouwgrens of maximaal 2 meter daarachter geplaatst te worden;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte van het hoofdgebouw mogen maximaal het aantal meters bedragen zoals ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven; en
  • c. de dakhelling van het hoofdgebouw dient minimaal 20 graden en maximaal 60 graden te bedragen, met dien verstande dat indien de bestaande woning plat is afgedekt tevens een plat dak (dakhelling maximaal 5 graden) is toegestaan;

6.4.3 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer bedragen dan 150 m2;
  • b. de bouwhoogte van een aangebouwd bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3,3 meter in combinatie met een dakhelling van maximaal 5 graden;
  • c. de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;
  • d. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3,2 meter;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder c, mag de bouwhoogte van een aanbouw of uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw meer bedragen, te weten maximaal de laagste bestaande, naar het openbaar gebied gerichte, goothoogte van het hoofdgebouw. Een en ander met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de dakhelling en de nokrichting van de aanbouw of uitbouw dienen gelijk te zijn aan de dakhelling en de nokrichting van het hoofdgebouw;
    • 2. voor zover een aanbouw of uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw gericht is naar het openbaar gebied en op een afstand van minder dan 1 meter van de perceelsgrens is gesitueerd, dient het dakvlak ten opzichte van de perceelsgrens schuin op te lopen naar het hoofdgebouw;
  • f. de dakhelling van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer bedragen dan 60 graden;
  • g. lessenaarsdaken bij vrijstaande bijgebouwen zijn niet toegestaan; en
  • h. dakkapellen zijn niet toegestaan op bijgebouwen.

6.4.4 Erkers

Bouwwerken in de vorm van 'erkers' al dan niet met bijbehorende overkapping zijn buiten het bouwvlak en buiten de aanduiding 'bijgebouwen' toegestaan, indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. de erker met bijbehorende overkapping is gelegen tegen de voorgevel van het hoofdgebouw, danwel is de erker met bijbehorende overkapping tegen de voor- én zijgevel van het hoofdgebouw;
  • b. de breedte van de erker aan de voorgevel mag niet meer dan 75% bedragen van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • c. de bouwhoogte van de erker en de bijbehorende overkapping mag niet meer dan 3,6 meter bedragen;
  • d. de afstand van de voorzijde van de erker met bijbehorende overkapping tot aan de voorste en zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2 meter;
  • e. de diepte van de erker met bijbehorende overkapping mag niet meer dan 1,5 meter bedragen.

6.4.5 Carports

Bouwwerken in de vorm van 'carports' zijn overal toegestaan, indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. carports mogen uitsluitend worden opgericht naast de zijgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, vanaf 3 meter vóór de voorgevellijn en het verlengde daarvan en tot 1 meter achter het bouwvlak;
  • b. voor zover bestaande carports in afwijking van de voorgeschreven situering als gesteld onder a gelegen zijn, mogen deze carports op de betreffende locatie gehandhaafd blijven en vervangen worden, een vergroting is evenwel niet toegestaan;
  • c. voor zover gericht naar het openbaar gebied, dient de carport te worden gebouwd tegen de zijgevel van het hoofdgebouw en 2 meter achter de voorgevellijn;
  • d. per woning mag maximaal één carport wordt opgericht;
  • e. de bouwhoogte van de carport mag niet meer dan 3,2 meter bedragen, met dien verstande dat een maximale bouwhoogte van 4,5 meter is toegestaan voor carports die op een afstand van minimaal 2 meter achter de voorgevellijn zijn gelegen;
  • f. de oppervlakte van de carport mag niet meer dan 20 m² bedragen; en
  • g. de lengte van de carport mag niet minder dan 4 meter en de breedte niet minder dan 2,5 meter bedragen.

6.4.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. voor erfafscheidingen geldt:
    • 1. bouwwerken in de vorm van erfafscheidingen zijn buiten het bouwvlak en binnen de aanduiding 'bijgebouwen' toegestaan;
    • 2. erfafscheidingen tot een bouwhoogte van 1 meter zijn overal toegestaan;
    • 3. achter het verlengde van de voorgevellijn, voor zover niet gericht naar het openbaar gebied, zijn open en dichte tot een bouwhoogte van niet meer dan 2 meter toegestaan;
    • 4. vanaf 2 meter achter het verlengde van de voorgevellijn, voor zover gericht naar het openbaar gebied, zijn open tot een bouwhoogte van 2 meter toegestaan.
    • 5. voor zover bestaande dichte erfafscheidingen in afwijking van de voorgeschreven regels op plaatsen staan waar conform de regels alleen open erfafscheidingen mogelijk zijn, mogen deze erfafscheidingen op de betreffende locatie gehandhaafd blijven;
  • b. voor schotelantennes geldt:
    • 1. schotelantennes mogen een doorsnede hebben van maximaal 2 meter en een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
    • 2. schotelantennes mogen niet aan de voorgevel van een hoofdgebouw worden opgericht en de grens van het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen' niet overschrijden;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van s, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
6.5 Aanvullende beoordelingsregels bouwen - met beoordelingsruimte
6.5.1 Afwijken erkers

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken zoals bedoeld in artikel 22.26 wordt ook verleend voor het afwijken van het bepaalde in artikel 6.4.4, sub b voor het toestaan van een erker aan de voorgevel waarvan de breedte meer dan 75% van de breedte van het hoofdgebouw bedraagt, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de overige bepalingen in artikel 7.4.4 blijven van toepassing;
  • b. er bestaan geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad; en
  • d. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving.

6.5.2 Afwijking situering, goot- en bouwhoogte en dakhelling van gebouwen en afwijking bouwhoogte en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

In aanvulling op de beoordelingsregels in 6.4 wordt de omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken zoals bedoeld in artikel 22.26 ook verleend in afwijking van de genoemde regels voor de hierna genoemde gevallen voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden in onder 1 t/m 4.

  • a. artikel 6.4.2, sub a en toestaan dat gebouwen verder dan 2 meter achter de voorste bouwgrens gebouwd mogen worden;
  • b. artikel 6.4.2, sub b en artikel 6.4.3, sub b en c en een grotere goot- en/of bouwhoogte toestaan;
  • c. artikel 6.4.2, sub c en artikel 6.4.3, sub e en een kleinere of grotere dakhelling toestaan;
  • d. artikel 6.4.6, sub a en toestaan dat de constructie van erfafscheidingen voor minimaal 50% open is;
  • e. artikel 6.4.6, sub c ten behoeve van het bouwen van vrijstaande licht- en andere masten en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een grotere bouwhoogte;

met inachtneming van de volgende regels:

  • 1. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • 2. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving;
  • 3. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • 4. de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Functieomschrijving

Binnen het gebied 'Verkeer' zijn de volgende functies/ gebruiksactiviteiten toegestaan zonder voorafgaande toestemming.

  • a. wegen, straten en verhardingen;
  • b. fiets- en/of voetpaden ;
  • c. pleinen en overige verblijfsgebieden;
  • d. verkeers- en parkeervoorzieningen;
  • e. evenementen; en
  • f. terrassen.

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • g. laad- en losvoorzieningen;
  • h. geluidwerende voorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. (openbaar toegankelijke) sportvoorzieningen, speelvoorzieningen en hierbij passende, openbare verblijfsvoorzieningen;
  • k. kunstwerken;
  • l. kunstobjecten;
  • m. nutsvoorzieningen;
  • n. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • o. hondenuitlaatvoorzieningen; en
  • p. bushokjes, fietsenstallingen, straatmeubilair, winkelwagenvoorzieningen en dergelijke.
7.2 Beoordelingsregels bouwen
7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbaar nut, water- en energiedistributie, wachthuisjes voor busdiensten en hiermee vergelijkbare gebouwen van algemeen nut geldt:

    • 1. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter; en
    • 2. de oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 15 m2.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van kunstobjecten, speelvoorzieningen, masten, antenne-installaties en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter.
7.3 Aanvullende beoordelingsregels bouwen - met beoordelingsruimte
7.3.1 Grotere maatvoering nutsvoorzieningen

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken zoals bedoeld in artikel 22.26 wordt verleend voor het afwijken van het bepaalde in artikel 7.2.1 aanhef en onder 1 voor het toestaan van gebouwen met een oppervlakte van maximaal 25 m² en een bouwhoogte van maximaal 4,5 meter, als wordt voldaan aan de volgende beoordelingsregels:

  • a. er bestaan geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersvrijheid of –veiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • c. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving.

7.3.2 Afwijkende maatvoering bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken zoals bedoeld in artikel 22.26 wordt verleend voor het afwijken van het bepaalde in artikel 7.2.2 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere bouwhoogte, als wordt voldaan aan de volgende beoordelingsregels:

  • a. er bestaan geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersvrijheid of –veiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • c. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde functiegrenzen, mogen in afwijking van de verbeelding en het gestelde in de regels worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, afdaken zonder eigen wanden en andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen, uitgezonderd erkers, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt.

9.2 Ondergronds bouwen

Kelders en parkeergarages zijn, voor zover geheel gesitueerd onder het maaiveld, overal toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan.

9.3 Bestaande maten
9.3.1 Afwijkende maten

In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 Functies en activiteiten geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, het volgende:

  • a. indien en voor zover de bestaande maatvoering, afstanden, bebouwingspercentages, en/of oppervlaktes van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de voorgeschreven maxima, dan wel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum;
  • b. indien de bestaande situering afwijkt van deze regels, is ook de bestaande situering toegestaan.

9.3.2 Herbouw

In geval van herbouw is 9.3.1 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden de in dit TAM-omgevingsplan bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven functie.

10.2 Strijdig gebruik

Als gebruik in strijd met de functie wordt in dit TAM-omgevingsplan in ieder geval aangemerkt:

  • a. het gebruik of laten gebruiken van gronden en opstallen als of ten behoeve van een seksinrichting dan wel ten behoeve van (raam)prostitutie;
  • b. het gebruik of laten gebruiken van opstallen ten behoeve van coffeeshops;
  • c. het gebruik van onbebouwde gronden:
    • 1. als stand- of ligplaats van onderkomens;
    • 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;

een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de functie gerichte gebruik van de gronden.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 Luchtvaartverkeerzone - Inner Horizontal en Conical Surfice (IHCS)
11.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerszone - IHCS (Inner Horizontal en Conical Surface)' geldt dat die gronden -naast de andere aangewezen functies- primair bedoeld zijn als obstakelvrij (start- en landings)vlak ter waarborging van de vliegveiligheid.

11.1.2 Beoordelingsregels bouwen

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - IHCS' geldt in aanvulling op hetgeen elders in deze planregels is bepaald dat de bouwhoogte van bouwwerken niet meer mag bedragen dan 65 meter boven NAP.

Artikel 12 Algemene milieuregels

12.1 Bouwen van een geluidgevoelig gebouw in een geluidaandachtsgebied
12.1.1 Plaats en bouwvorm geluidgevoelig gebouw

Geluidgevoelige gebouwen in een geluidaandachtsgebied worden gerealiseerd op de locatie en in de bouwvorm die akoestisch gezien het meest gunstig zijn, rekening houdend met de cumulatieve geluidbelasting, tenzij dit niet mogelijk is vanwege overweging op grond van stedenbouw, landschap, verkeer of financiën.

12.1.2 Onderzoek naar geluidbeperkende maatregelen

a. Geluidbeperkende maatregelen worden in onderstaande volgorde onderzocht:

  • 1. maatregelen aan de bron;
  • 2. maatregelen in de overdracht;
  • 3. maatregelen aan de gevel;

b. Maatregelen aan de gevel mogen pas worden toegepast wanneer voldoende is onderbouwd dat maatregelen aan de bron of in de overdracht niet mogelijk of doelmatig zijn.

12.1.3 Doelmatigheid geluidbeperkende maatregelen

Om te beoordelen welke maatregelen doelmatig zijn worden in het onderzoek tenminste onderstaande overwegingen meegenomen:

  • a. stedenbouwkundige overwegingen;
  • b. landschappelijke overwegingen;
  • c. verkeerskundige overwegingen;
  • d. financiële overwegingen.

12.1.4 Waar waarden gelden

De waarden voor het geluid door een activiteit gelden:

  • a. als het gaat om een geluidgevoelig gebouw: op de gevel; en
  • b. als het gaat om een nieuw te bouwen geluidgevoelig gebouw: op de locatie waar een gevel mag komen;
  • c. als het gaat om een woonschip of woonwagen: op de begrenzing van de locatie voor het plaatsen van een woonschip of woonwagen; en
  • d. als het gaat om een geluidgevoelige ruimte: in de geluidgevoelige ruimte.

12.1.5 Beoordelingsregel bouwen geluidgevoelig gebouw in geluidaandachtsgebied
a Toepassingsbereik

Dit artikellid is alleen van toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit bouwwerken voor zover de aanvraag betrekking heeft op het bouwen, in stand houden en gebruiken van een geluidgevoelig gebouw in een geluidaandachtsgebied van een weg, spoorweg of industrieterrein.

b Inhoudelijke beoordelingsregel standaardwaarde
  • a. Een omgevingsvergunning voor het toevoegen van een geluidgevoelig gebouw wordt verleend als naar het oordeel van het college sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.
  • b. Er is sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat als:
    • 1. geluidgevoelige gebouwen voldoen aan de in tabel gestelde standaardwaarden voor geluid zoals opgenomen in tabel 5.78t van het Bkl per bron;
    • 2. iedere woning op de begane grond een gevel heeft waar de geluidbelasting voldoet aan de standaardwaarde(n) zoals opgenomen in tabel 5.78t van het Bkl;
    • 3. iedere woning heeft een buitenruimte heeft waar voldaan wordt aan de standaardwaarde(n) zoals opgenomen in tabel 5.78t van het Bkl;
    • 4. onder een buitenruimte kan mede worden verstaan een serre of afgesloten balkon, voor zover in die ruimte sprake is van buitenlucht condities; en
    • 5. de geluidwering van de gevel wordt berekend aan de hand van de cumulatieve geluidbelasting van alle wegen (rijkswegen, provinciale wegen en lokale wegen inclusief 30 km-wegen), spoorwegen en gezoneerde industrieterreinen.

Artikel 13 Algemene aanvullende beoordelingsregels bouwen - met beoordelingsruimte

13.1 Aanvullende beoordelingsregel

Een omgevingsvergunning wordt in afwijking van de beoordelingsregels bouwen ook verleend voor het bouwen voor de in a t/m f genoemde gevallen indien wordt voldaan aan de regels onder 1 t/m 4:

  • a. het afwijken van maten met ten hoogste 10%;
  • b. het bouwen van antenne-installaties tot een bouwhoogte van maximaal 40 meter, met inachtneming van artikel 11.1
  • c. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde functiegrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • d. het afwijken van de gestelde maximale goot- en bouwhoogte van een gebouw en de gestelde minimale/maximale dakhelling van een gebouw;
  • e. het toestaan van kleinschalige windenergievoorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 6 meter op gebouwen met een goothoogte van minimaal 12 meter;
  • f. het toestaan van dichte erfafscheidingen tot een maximale bouwhoogte van 3 meter ten behoeve van geluidsreducering;

met inachtneming van de volgende regels:

  • 1. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • 2. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving;
  • 3. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, ook niet door een cumulatie van activiteiten;
  • 4. de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.
13.2 Uitzondering aanvullende beoordelingsregel

De aanvullende beoordelingsregel in artikel 13.1 geldt niet voor bouwactiviteiten waarvoor binnen één van de aangewezen functies al een aanvullende beoordelingsregels voor bouwen - met beoordelingsruimte is toegepast.

Artikel 14 Overige regels

14.1 Parkeren (voorwaardelijke verplichting)
14.1.1 Algemeen
  • a. De gronden zoals aangewezen in de verschillende functies mogen slechts worden bebouwd onder de voorwaarde dat binnen het plangebied van dit TAM-omgevingsplan voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden.
  • b. Bij omgevingsvergunning voor bouwen wordt aan de hand van de Parkeernormennota Veldhoven 2021 of het op dat moment geldend parkeerbeleid bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid.

14.1.2 Aanvullende beoordelingsregel bouwen - met beoordelingsruimte

Bij een omgevingsvergunning voor bouwen kan worden afgeweken van het bepaalde artikel 14.1.1 indien:

  • a. het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
  • b. op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.
14.2 Waterberging (voorwaardelijke verplichting)

Het gebruik van gronden en gebouwen ter plaatse van de woonfunctie is uitsluitend toegestaan indien binnen het plangebied van dit TAM-omgevingsplan is voorzien in een waterbergingsvoorziening van voldoende omvang en deze voorziening in stand wordt gehouden. De capaciteit van de waterbergingsvoorziening wordt als volgt berekend: minimaal 60 mm per m² toename bebouwd/verhard oppervlak.

Hoofdstuk 4 Overgangsregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag verleent eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met dit TAM-omgevingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.