1.1 plan:
het bestemmingsplan De Run 7000 ASML 2024 met identificatienummerNL.IMRO.0861.BP00191-0301 van de gemeente Veldhoven.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbijbijbehorende bijlagen.
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deregels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van dezegronden.
1.4 archeologisch onderzoek:
onderzoek verricht door of namens de gemeente of door een dienst, bedrijf of instelling,beschikkend over een opgravingvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet (of voor debetreffende werkzaamheden een vergunning heeft van de minister van OCW) en werkendvolgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
1.5 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomendearcheologische relicten (resten uit het verleden).
1.6 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.7 bebouwingspercentage:
een in de regels of verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van eenbepaald gebied aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen,overkappingen en carports. Kelders en ondergrondse ruimten tellen niet mee voor debepaling van de bebouwde oppervlakte, voor zover zij geheel onder het maaiveld zijngesitueerd.
1.8 bedrijf:
een onderneming gericht op het produceren, vervaardigen, bewerken, herstellen, installerenof inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
1.9 bestaande situatie (bebouwing en gebruik):
bij bebouwing: zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van hetontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstipaangevraagde vergunning;
bij gebruik van grond en opstallen: zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskrachtheeft verkregen.
1.10 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.11 bodemingreep:
werken of werkzaamheden, die een bodem verstorende werking kunnen hebben op hetaanwezige archeologische bodemarchief.
1.12 bouwen:
het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van eenbouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van eenstandplaats.
1.13 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.14 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaarbehorende bebouwing is toegelaten.
1.15 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.16 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regelsbepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.17 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde isverbonden.
1.18 bruto vloeroppervlak (bvo):
het totale gebouwde vloeroppervlak van de ruimte die wordt gebruikt voor de in het planaangegeven doeleinden, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.19 dak:
de gesloten bovenbeëindiging van een gebouw.
1.20 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg:
een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op hetgebied van archeologie. Deze dient in ieder geval te voldoen aan de in de KNA gesteldekwalificaties van senior archeoloog.
1.21 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, hetverkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik,verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.22 erotisch getinte horeca:
een horecabedrijf dat tot doel heeft het daarbinnen doen plaatsvinden van voorstellingenen/of vertoningen van porno-erotische aard en tevens het bedrijfsmatig ten behoeve vanverbruik van ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.
1.23 erotische massagesalon:
een seksinrichting waar door middel van massage seksuele handelingen worden verrichttegen een vergoeding.
1.24 escortbedrijf:
een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig, of inomvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in debedrijfsruimte wordt uitgeoefend.
1.25 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk metwanden omsloten ruimte vormt.
1.26 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende oftoekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceelaanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.27 horecabedrijf:
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, hetbedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken vannachtverblijf.
1.28 kantoor:
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel,architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij hetpubliek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan engeholpen.
1.29 kelder:
een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, tot maximaal een0,5 meter boven maaiveld.
1.30 luifel:
afdak of overkapping aan of bij een gebouw die aan de open zijde al of niet ondersteund is.
1.31 nok:
bovenste rand van een dak of de horizontale snijlijn van twee dakvlakken.
1.32 nutsvoorziening:
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- enelektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder inieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellenen zendmasten.
1.33 ondergeschikte bouwonderdelen:
bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen,antennes, windvanen en liftschachten.
1.34 ondergeschikte detailhandel:
detailhandel welke als activiteit in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht beperktis ten opzichte van de aan de ingevolge het bestemmingsplan toegestane relevantebedrijfsmatige activiteit. De bedrijfsvloeroppervlakte voor detailhandel mag niet meerbedragen dan 30% van de toegestane en gebruikte relevante bedrijfsvloeroppervlakte, toteen maximum oppervlakte van 15 m2. Daarbij bedraagt de detailhandelsactiviteitinkomenswervend gezien eveneens maximaal 30% van het inkomen gegenereerd uit derelevante bedrijfsmatige activiteit. De beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop vangoederen houdt functioneel verband met de toegestane relevante bedrijfsmatige activiteit.
1.35 onderkomens:
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voer- envaartuigen, waaronder begrepen woonschepen, caravans, kampeerauto's, alsook tenten,schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van recreatief buitenverblijf voorzover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.
1.36 openbaar gebied:
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmedepleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied.
1.37 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en niet meer dan ééneigen wand.
1.38 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandigeeenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.39 parenclub:
een uitgaansgelegenheid waar personen de mogelijkheid wordt geboden om seksuelehandelingen te verrichten, zonder dat sprake is van een vergoeding van deze handelingen.
1.40 parkeerplaats:
opstelplaats ten behoeve van één auto, hieronder niet begrepen parkeergarages en/ofgarageboxen behorende bij woningen. Opstelplaatsen gelegen in collectieveparkeervoorzieningen en carports worden wel aangemerkt als parkeerplaats.
1.41 peil:
voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst: 35 centimeter boven de kruinvan die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte vanhet aansluitend afgewerkte maaiveld.
1.42 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een andertegen vergoeding;
1.43 raamprostitutie:
een seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of eenandere voor het publiek toegankelijke plaats, zichtbaar ter beschikking stellen tot het tegenbetaling verlenen van seksuele diensten aan anderen (prostitutie).
1.44 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zijbedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotischpornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: eenseksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf,waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, erotisch getinte horeca enraamprostitutie, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.45 verblijfsruimte
een in een gebouw gelegen ruimte, bestemd voor het verblijven van mensen.
1.46 voorgevel:
de naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw.
1.47 voorgevellijn:
de denkbeeldige lijn door de voorgevel.
1.48 voorste bouwgrens:de naar de weg gekeerde grens van een bouwvlak. Indien een bouwvlak met meerderezijden aan de weg grenst zijn er meerdere voorste bouwgrenzen.
1.49 water:
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en anderewaterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.
1.50 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer,waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aanvoorzieningen als duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten en dergelijke.