Plan: | Lange Kruisweg - Handwijzer |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0861.BP00175-0301 |
De initiatiefnemer is voornemens 56 sociale huurwoningen te bouwen in de wijk d'Ekker. Hier heeft tot 2018 een school gestaan. Deze open plek biedt nu de mogelijkheid om extra woningen in te passen in het bebouwd gebied van Veldhoven. Op dit moment en in de komende jaren is er een grote behoefte aan nieuwe sociale huurwoningen. Met deze planontwikkeling wordt bijgedragen aan het oplossen van die grote woningvraag.
Het plangebied ligt centraal in de wijk d'Ekker. Vanaf de doorgaande Burgemeester van Hoofflaan ligt het plangebied direct achter de voormalige Sint Jozefkerk. Hierin zijn sporthal SportsUp, Jongerencentrum Odeon en Tafeltennisvereniging Veldhoven gevestigd. De andere omliggende straten zijn de Lange Kruisweg, de Cecilliastraat en de Handwijzer.
Figuur 1.1: Plangebied oranje omkaderd (Bron: OpenStreetMap)
Het plangebied betreft de percelen:
Figuur 1.2: Plangebied rood omkaderd (Bron: Kadastralekaart.com)
Het plangebied ligt hemelsbreed op 400 meter afstand van het City Centrum van Veldhoven en op 1,5 kilometer van de oprit naar de N2.
Figuur 1.3: Plangebied centraal in Veldhoven, oranje omkaderd (Bron: OpenStreetMap)
Het vigerende bestemmingsplan is 'Cobbeek, d'Ekker en Zonderwijk 2017', vastgesteld op 19 december 2017.
Ter plaatse gelden de volgende bestemmingen en aanduidingen:
Enkelbestemming:
Dubbelbestemming:
Bouwvlak
Maatvoering:
Gebiedsaanduiding:
Figuur 1.4: Uitsnede bestemmingsplan 'Cobbeek, d'Ekker en Zonderwijk 2017', plangebied rood omkaderd (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Maatschappelijk
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:
Gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan. Op de verbeelding zijn een maximum bebouwingspercentage van 40%, een maximum bouwhoogte van 4,5 meter en een maximum goothoogte van 4,5 meter aangeduid.
Verkeer
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:
Gebouwen mogen enkel gebouwd worden ten behoeve van openbaar nut.
Waarde - Archeologie 3
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bouwverbod, indien is gebleken dat het oprichten van het gebouw niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische waarden.
Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale en papieren versie van de verbeelding met de daarbij behorende regels. De digitale verbeelding is rechtsgeldig en in te zien via www.ruimtelijkeplannen.nl. Dit is een landelijke website waarop alle bestemmingsplannen van Nederland staan.
Bij het bestemmingsplan is een toelichting gevoegd. In de toelichting wordt aangegeven waarom het bestemmingsplan is opgesteld, wat de effecten van het bestemmingsplan zijn en welke afwegingen hebben plaatsgevonden.
Na deze inleiding volgt Hoofdstuk 2. Hierin staat de bestaande en de nieuwe situatie beschreven. Hoofdstuk 3 bevat de beleidskaders en een motivatie hoe de ontwikkeling daarbinnen past. In Hoofdstuk 4 wordt getoetst of er straks sprake is van een goed 'woon- en leefklimaat' aan de hand van uitgevoerde milieuonderzoeken en diverse planologische aspecten. In Hoofdstuk 5 staat uitleg over de uitvoerbaarheid, waarbij ingegaan wordt op de economische uitvoerbaarheid en de procedure (maatschappelijke uitvoerbaarheid) van het bestemmingsplan. Hoofdstuk 6 geeft een uitleg over het bestemmingsplan als juridisch kader waarbij ook een korte uitleg van de regels wordt gegeven.
Voor het opstellen van een bestemmingsplan is het voor de beeldvorming goed dat de uitgangspositie in beeld wordt gebracht. In dit hoofdstuk volgt daarom eerst een korte beschrijving van de bestaande situatie. Dan volgt een toelichting op het bouwplan, waardoor duidelijk wordt hoe het plangebied in de toekomst gebruikt gaat worden en er uit gaat zien.
In de bestaande situatie is sinds de sloop van de voormalige basisschool het plangebied een grasveld omzoomd met bomen. Het plangebied heeft echter nog steeds de bestemming 'Maatschappelijk' (met bouwmogelijkheden) en niet 'Groen', zoals het op basis van de huidige situatie te verwachten is.
In figuur 2.1 zijn foto's weergegeven van de bestaande situatie.
Figuur 2.1: Bestaande situatie plangebied (Bron: BAM wonen en VFO)
Ten oosten van het plangebied ligt een voormalige kerk en pastoriewoning. In de voormalige kerk zijn een jongerencentrum en sportfaciliteiten gevestigd. De pastoriewoning wordt gebruikt als zelfstandige woning. De gebouwen hebben een maatschappelijke bestemming.
Figuur 2.2: Jongeren centrum Odeon met voormalige kerktoren (Bron: Google Maps, maart 2021)
Ten zuiden van het plangebied aan de Handwijzer is een buurthuis gevestigd.
Figuur 2.3: Buurthuis Sentrum 70 (Bron: Google Maps, juli 2021)
Ten westen van het plangebied ligt een complex met seniorenwoningen.
Figuur 2.4: Senioren appartementen aan de Handwijzer (Bron: Google Maps, juli 2021)
Aan de noordzijde van het plangebied aan de Lange Kruisweg en aan de zuidzijde van het plangebied aan de Handwijzer staan jaren 70 doorzonwoningen.
Figuur 2.5: Woningen aan de Lange Kruisweg (Bron: Google Maps, juli 2021)
Op de plek van de voormalige school zal een woongebouw worden gerealiseerd met 56 appartementen. De gemeente en opdrachtgever hebben gekozen voor het ontwerp met één woongebouw van 7 lagen. Hierbij blijft het groene casco zo goed mogelijk behouden en is de bestaande groenstructuur zo goed mogelijk in te passen. Het gebouw van 7 bouwlagen staat centraal in het huidige groene park en voegt een nieuw/verfrissend woonmilieu toe aan de woonwijk d'Ekker.
Van alle bomen die het plangebied bevat, zullen 6 bomen gerooid moeten worden. 5 van deze bomen hebben een levensverwachting van slechts 5 tot 10 jaar. Het gehele plangebied zal voor circa 66% uit groen bestaan: 777 m2 (halfverharde parkeerplaatsen) + 4.358 m2 (onverhard terrein)) / 7.834 m2 (totaal oppervlak plangebied) x 100%.
Figuur 2.6: Zes te rooien bomen (Bron: BAM wonen en VFO)
Op maaiveld is ruimte voor 62 parkeerplaatsen (figuur 2.6). 11 parkeerplekken zullen in de omgeving moeten worden gezocht. Zelfs wanneer er een of twee parkeerplaatsen minder worden gerealiseerd op eigen terrein, dan is er nog voldoende capaciteit in de aangrenzende straten. Dit is berekend en onderbouwd in de verkeer- en parkeerparagraaf 4.10. Het parkeerterrein wordt op twee punten ontsloten op de Lange Kruisweg. De westelijke is een in- en uitrit. De oostelijke is alleen een inrit, welke schuiner kan worden ingedraaid middels een verbrede ingang.
De reden voor een maximum van 62 parkeerplaatsen op eigen terrein is dat op deze manier de minste bomen gerooid hoeven te worden. Aan de zuidzijde, aan de Handwijzer staan grote bomen die behouden dienen te blijven. Ook zijn er een hondenuitlaatveld en speelvoorzieningen voorzien in het zuiden van het plangebied. Het aantal langsparkeerplaatsen in het zuiden van het plangebied aan de Handwijzer worden anders ingericht, maar blijven behouden.
Het is mogelijk dat er meer parkeerplaatsen gerealiseerd worden. Deze zullen hydrologisch neutraal ontwikkeld worden met 60 millimeter te hanteren voor de nieuw aan te leggen verharding.
Figuur 2.7: Inrichtingsplan Lange Kruisweg (Bron: BAM wonen en VFO)
Figuur 2.8: Groenplan Lange Kruisweg (Bron: BAM wonen en VFO)
Het gebied zal van grotendeels gesloten naar een meer openbaar gebied gaan. De groene inrichting rondom het woongebouw zal ruimte bieden voor ontmoeten en spelen, door de wandelpaden, pleintjes, bankjes en speelvoorzieningen. De parkeerplaatsen zullen zo groen mogelijk worden ingericht.
Alle plattegronden en gevelaanzichten zijn bijgevoegd in het voorlopig ontwerp in Bijlage 1.
Figuur 2.9: Voorgevel (Bron: BAM wonen en VFO)
Figuur 2.10: Sfeerbeelden (Bron: BAM wonen en VFO)
Het woongebouw zal bestaan uit de standaard WoonST woningen.
Door stijging van de bouwkosten en kostenverhogende aanpassingen in de wet- en regelgeving (bijvoorbeeld op het gebied van duurzaamheid) is het voor woningcorporaties lastig om betaalbare huurwoningen te bouwen. Tegelijkertijd staan de gemeenten voor de niet geringe opdracht om de komende jaren duizenden betaalbare woningen toe te voegen aan de voorraad. Om daar aan te kunnen voldoen hebben 9 gemeenten in het Stedelijk Gebied Eindhoven, waaronder Veldhoven, en 13 woningcorporaties de handen ineengeslagen. Een pilot is gestart om met gestandaardiseerde woningen een flinke besparing op de bouwkosten te realiseren. De pilot staat inmiddels bekent onder de naam WoonST. De gestandaardiseerde sociale huurwoningen, de zogeheten WoonST-woningen, moeten in grote aantallen op diverse plekken in de regio gebouwd gaan worden. Ook kunnen procedures, verbonden aan de realisering van de bouwplannen zoals de planologische procedure en de afgifte van vergunningen, vlotter verlopen. Dit moet bijdragen tot een versnelling van de bouw van sociale huurwoningen.
De betrokken gemeenten en woningcorporaties hebben de gezamenlijke woningbouwopgave (nieuwbouw en/of vervangende nieuwbouw) voor de periode van 2019 tot en met 2024 in beeld gebracht. Op basis daarvan zijn de mogelijkheden voor het realiseren van gestandaardiseerde woningtypen onderzocht. Dit heeft geresulteerd in een lijst met diverse concrete locaties binnen het SGE voor de bouw van gestandaardiseerde woningtypen. Over de realisatie en toepassing van de WoonST-woning zijn met de betrokken gemeenten en woningcorporaties gezamenlijke afspraken gemaakt. Deze afspraken zijn medio september 2020 vastgesteld in alle colleges van de SGE-gemeenten.
Vervolgens hebben de gezamenlijke woningcorporaties met BAM Wonen en Heijmans in januari 2021 een raamovereenkomst getekend voor de realisatie van gestandaardiseerde sociale huurwoningen (WoonST-woningen). Deze raamovereenkomst loopt tot 1 januari 2024.
De WoonST-woning betreft een gestandaardiseerde grondgebonden- of gestapelde sociale huurwoning. Hoewel de woning nadrukkelijk een gestandaardiseerde woning betreft zijn er wel een aantal variatiemogelijkheden beschikbaar. Het gaat daarbij onder andere om gevelbekleding en kleurstelling.
Bij het opstellen van beleid dienen gemeenten rekening te houden met het beleid van andere overheden. Zo geven het rijk, de provincie Noord-Brabant en de regio met het door hen gevoerde en vastgelegde beleid de kaders aan waarbinnen gemeenten kunnen opereren. In dit hoofdstuk worden de voor de ontwikkeling relevante zaken uit het nationale, provinciale en regionale beleid weergegeven. Ook wordt aangegeven hoe de ontwikkeling zich verhoudt met het beleid van de gemeente Veldhoven zelf.
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) 'Duurzaam perspectief voor onze leefomgeving' in werking getreden. Deze visie bevat de hoofdzaken van het strategisch rijksbeleid voor de fysieke leefomgeving. Dit is een combinatie van beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, en nieuw strategisch beleid. De grote en complexe opgaven, zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw, zullen Nederland gaan veranderen. De NOVI bevat een toekomstperspectief met de ambities van het Rijk.
Nationale belangen
Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit noemen we 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden. In de NOVI zijn 21 nationale belangen met bijbehorende opgaven geformuleerd.
De opgaven die voortkomen uit de nationale belangen van het Rijk zijn vertaald in vier integrale prioriteiten :
Omgevingsinclusieve benadering
Centraal in de te maken afwegingen tussen belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving in zijn volledige omvang (boven- en ondergrond). Hierbij wordt aangesloten bij de integrale opvatting uit de Omgevingswet van het begrip fysieke leefomgeving en wordt de noodzakelijke integraliteit van afwegingen benadrukt. Het belangrijkste spanningsveld in die afwegingen is dat tussen beschermen en ontwikkelen.
Het doel van de toekomstige Omgevingswet (deze wet treedt naar verluid in werking per 1 januari 2023) is namelijk het bereiken van een balans tussen: '(a) bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit en (b) doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften'.
Deze dubbele doelstelling uit de Omgevingswet is vertaald in de omgevingsinclusieve benadering van de leefomgeving. Hiermee moet dus rekening worden gehouden bij het maken van beleidskeuzes. Een omgevingsinclusieve benadering van de leefomgeving houdt in dat ontwikkeling van de leefomgeving samen gaat met versterking van te beschermen waarden als gezondheid, landschap, waterveiligheid, natuur, cultureel erfgoed, leefomgevingskwaliteit en milieukwaliteit. Veiligheid, gezondheid en duurzaamheid zijn basale randvoorwaarden voor alle maatschappelijke activiteiten zoals bedrijfsmatige activiteiten, de energietransitie en de woningbouw.
Afwegingsprincipes
Beschermen en ontwikkelen sluiten elkaar niet per definitie uit en kunnen elkaar zelfs versterken. Echter, gaan beschermen en ontwikkelen niet altijd en overal zonder meer samen en zijn soms onverenigbaar. Een optimale balans tussen deze twee vergt steeds een zorgvuldige afweging en prioritering van ongelijksoortige belangen.
Om dit afwegingsproces en de omgevingsinclusieve benadering richting te geven, is in de NOVI een drietal afwegingsprincipes geformuleerd:
Conclusie relatie met voorliggend plan
In de NOVI is geen concreet beleid op nationaal niveau geformuleerd dat van belang is voor het voorliggend bestemmingsplan. Het planvoornemen is op nationale schaal dermate kleinschalig dat er geen strijdigheid kan bestaan met de uitgangspunten uit de NOVI opgenomen. Voor deze ontwikkeling vindt de afweging dat wordt voldaan aan de principes van een goede ruimtelijke ordening décentraal plaats.
Nederland heeft behoefte aan een toegankelijk, betaalbaar woonlandschap van goede kwaliteit. De opgave is complex: ze vraagt om een gerichte inspanning van alle betrokkenen. Samen met belangrijke partners in het woonveld, zoals medeoverheden, woningcorporaties en marktpartijen, bundelt het Rijk de krachten om de geconstateerde problemen en oorzaken aan te pakken en de doelstellingen van de Nationale Woon- en Bouwagenda te realiseren.
Iedereen moet goed kunnen wonen. Op dit moment is dit helaas niet altijd het geval. De beschikbaarheid van een passende woning staat voor veel mensen onder druk: mensen zijn onvoldoende in staat om snel een woning te vinden die bij hen past. Dit hangt sterk samen met de betaalbaarheid van wonen: veel mensen hebben moeite met hun woonlasten of kunnen geen voor hen betaalbare woning vinden. Daarnaast is de kwaliteit in toenemende mate een probleem: veel woningen passen niet bij de levensfase of woonbehoefte, zijn niet duurzaam of staan in een wijk waar sprake is van slecht onderhoud of waar de kwaliteit van de leefomgeving onder druk staat.
De oorzaken hiervoor zijn:
Het overkoepelende doel van deze Nationale Woon- en Bouwagenda (maart 2022) is het bevorderen van de beschikbaarheid, betaalbaarheid en kwaliteit van het woningaanbod in Nederland. In het document worden de drie belangrijke kerndoelen beschreven:
Deze kerndoelen worden in zes programma's uitgewerkt:
Conclusie relatie met voorliggend plan
Het toevoegen van 56 nieuwe sociale huurwoningen in de vorm van de WoonST woning draagt bij aan de kerndoelen: beschikbaarheid, betaalbaarheid en kwaliteit van woningen. Door deze ontwikkeling wordt het aanbod sociale huurwoningen in Veldhoven vergroot. Deze woningen kunnen snel worden gerealiseerd doordat de woningen op een gestandaardiseerde manier worden gefabriceerd en voor een groot deel al in de fabriek worden gemonteerd. De WoonST woningen voldoen aan de laatste eisen voor isolatie en energie duurzaamheid.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en de bijbehorende Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) vormen de juridische vertaling van de kaderstellende uitspraken die in de SVIR zijn geformuleerd. Het Besluit en de Regeling bevatten regels ter bescherming van de nationale belangen. De regels van het Barro moeten in acht worden genomen bij het opstellen van provinciale ruimtelijke verordeningen en bestemmingsplannen, zodat ze doorwerken tot het niveau van de lokale besluitvorming.
Conclusie relatie met voorliggend plan
Het plangebied valt volgens de kaarten van de Rarro in het obstakelbeheergebied rond Vliegbasis Eindhoven. Op deze gronden gelden op grond van artikel 2.6.4 van het Barro maximaal toelaatbare bouwhoogtes voor objecten ter bescherming van de veiligheid van het luchtvaartverkeer en ter bescherming van de werking van (radar)apparatuur. De bouwhoogtebeperkingen zijn overgenomen in dit bestemmingsplan, zodat het bestemmingsplan in overeenstemming is met het Rarro.
Figuur 3.1: Rarro kaart: Militaire luchtvaarterreinen, obstakelbeheergebied (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Ieder bestemmingsplan dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, moet een verantwoording bevatten van de ladder voor duurzame verstedelijking (art. 3.1.6. lid 2 Bro). De ladder voor duurzame verstedelijking is een instrument met het doel efficiënt ruimtegebruik te bevorderen. Voor stedelijke projecten moet de behoefte worden beschreven. Indien het bestemmingsplan de ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied moet ook worden gemotiveerd waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Toetsing
Met de ontwikkeling worden maximaal 58 sociale huurappartementen gerealiseerd.
Wel of geen stedelijke ontwikkeling
De ladder is van toepassing als een plan wordt aangemerkt als 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Of er sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Uit jurisprudentie blijkt dat het toevoegen van meer dan 11 woningen of een functiewijziging van meer dan 500 m2 bvo wordt gezien als nieuwe stedelijke ontwikkeling. Op basis van de huidige maatschappelijke bestemming in het bestemmingsplan 'Cobbeek, d'Ekker en Zonderwijk 2017' zijn geen woningen mogelijk. Er is dus sprake van een toename van meer dan 11 woningen, de ontwikkeling wordt aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Bestaand stedelijk gebied
In de algemene bepalingen van het Besluit ruimtelijke ordening (1.1.1 lid 1 onder h) is de volgende definitie opgenomen voor bestaand stedelijk gebied: “bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur”.
De beantwoording van de vraag of een plangebied als een bestaand stedelijk gebied kan worden aangemerkt, hangt volgens de Nota van toelichting (2017) af van de omstandigheden van het geval, de specifieke ligging, de feitelijke situatie, het bestemmingsplan en de aard van de omgeving. Het begrip is in de jurisprudentie nader ingevuld.
Gezien op de huidige stedelijke functie en de omliggende stedelijke functies maakt het plangebied onderdeel uit van het bestaand stedelijk gebied.
Gelet op het bovenstaande is de woningbehoefte beschreven (Bijlage 2). Hieruit wordt geconcludeerd dat er in de gemeente Veldhoven behoefte is aan 5.000 woningen in de periode tot 2040. Er is op dit moment slechts harde plancapaciteit voor 1.464 woningen. Daarom is aanvullend harde plancapaciteit nodig, waarin dit plan mede voorziet.
Er is ook een grote vraag naar sociale huurappartementen. Er wordt bijgedragen aan de doelstelling om het aandeel sociale huurwoningen binnen de gemeente op peil te houden en biedt daarbij mogelijkheden om de doorstroming van kleine huishoudens vanuit gezinswoningen te faciliteren.
Hiermee is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik. Het plan voldoet aan de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking.
Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2023, hebben Provinciale Staten op 14 december 2018 de Brabantse Omgevingsvisie vastgesteld. Met deze Omgevingsvisie geeft de provincie richting aan wat zij voor Brabant wil bereiken en biedt daarmee handvatten voor haar handelen in de praktijk.
De Omgevingsvisie bevat de belangrijkste provinciale ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. Conform de Omgevingswet staan de waarden veiligheid, gezondheid en duurzame omgevingskwaliteit centraal. De Brabantse Omgevingsvisie voegt daar ambities aan toe voor vier hoofdopgaven: de energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie. De visie geeft daarbij richting aan deze opgaven vanwege de ingrijpende veranderingen waarmee zij gepaard gaan. Daarnaast geeft de Omgevingsvisie ook aan op welke nieuwe manieren de provincie met betrokkenen wil samenwerken aan omgevingsvraagstukken en welke waarden daarbij centraal staan. De visie zal komende jaren nader worden uitgewerkt in diverse programma's. Inmiddels is er ook een Interim omgevingsverordening vastgesteld, waarop hierna wordt ingegaan.
Conclusie relatie met voorliggend plan
De realisatie van 56 sociale huurwoningen in het centrum van Veldhoven past binnen de ambities en het gestelde in de Omgevingsvisie van de provincie Noord-Brabant. Het plangebied ligt braak en bevindt zich binnen het bestaand stedelijk gebied. Het plangebied biedt kansen voor een ontwikkeling waar een grote vraag naar is, zoals ook blijkt uit het behoefteonderzoek in paragraaf 3.1.4. Omdat sprake is van bestaand stedelijk gebied wordt voorkomen dat gronden buiten het bestaand stedelijk gebied worden ingezet voor stedelijke ontwikkelingen.
Brabantse omgevingsverordening
Provinciale Staten hebben op 11 maart 2022 de Omgevingsverordening Noord-Brabant vastgesteld. Nadat in december 2018 de Omgevingsvisie werd vastgesteld, heeft de provincie daarmee weer een belangrijke stap gezet op weg naar de invoering van de Omgevingswet, waarvan de inwerkingtreding op dit moment naar verwachting 1 januari 2023 is. Naast de omgevingsverordening hebben Provinciale Staten ook besloten over:
De provincie is vanuit de wet verplicht om één verordening vast te stellen waarin alle provinciale regels over de fysieke leefomgeving staan. Naast rechtstreeks werkende regels voor activiteiten, die zich richten tot initiatiefnemers staan er in de Omgevingsverordening ook instructieregels aan gemeenten voor het omgevingsplan, instructieregels aan waterschappen maar ook regels over fauna-, vaarweg- en zwemwaterbeheer. De verordening voldoet aan de eisen van de Omgevingswet. Daardoor zijn er diverse wijzigingen doorgevoerd. Maar er zijn ook wijzigingen verwerkt vanwege nieuwe inzichten of nieuw vastgesteld beleid.
Figuur 3.3
Totdat de Omgevingsverordening in werking treedt, geldt de Interim omgevingsverordening. Daarom wordt nu nog niet getoetst aan de omgevingsverordening maar aan de Interim omgevingsverordening.
Interim omgevingsverordening
In de Omgevingsvisie zijn de strategische doelen van het provinciale beleid voor de langere termijn aangegeven. Het beleid en de daartoe te treffen maatregelen zijn uitgewerkt in programma's en waarden worden beschermd via een de omgevingsverordening. Per 25 oktober 2019 is de nieuwe Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (Iov N-B) vastgesteld. Provincies zijn verplicht om een omgevingsverordening te hebben voordat de Omgevingswet per 2022 ingaat. Met een Interim omgevingsverordening zet de provincie Noord-Brabant een eerste stap op weg naar de definitieve omgevingsverordening.
De Interim omgevingsverordening bevat geen nieuwe regels, maar voegt bestaande regels uit zes bestaande verordeningen samen, waaronder de Verordening Noord-Brabant. Met de Interim omgevingsverordening zet de provincie ook een eerste stap om de regels beter te laten aansluiten bij de werkwijze van de Brabantse Omgevingsvisie en de Omgevingswet. De Interim omgevingsverordening zorgt ervoor dat de provincie en partijen waar ze mee samenwerkt ervaring kunnen opdoen met die nieuwe werkwijze waarbij er meer ruimte is om goede initiatieven van inwoners, ondernemers en andere overheden te ondersteunen en maatwerk toe te passen.
Planspecifiek
Het plangebied valt in 'Stedelijk gebied'. Het plan moet passen binnen de regels die gelden voor stedelijke ontwikkelingen binnen 'Stedelijk gebied'. Ook gelden de algemene regels voor de zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit van de ruimtelijke kwaliteit. De toetsing wordt hierna uitgevoerd.
Figuur 3.4: Uitsnede Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant kaart 3: Stedelijke ontwikkeling en erfgoed, met plangebied aangeduid (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Artikel 3.42: Duurzame stedelijke ontwikkeling
Lid 1
Een bestemmingsplan dat voorziet in de ontwikkeling van een locatie voor wonen, werken of voorzieningen ligt binnen Stedelijk gebied en bevat een onderbouwing dat:
Lid 2
Een duurzame stedelijke ontwikkeling voor wonen, werken of voorzieningen:
Beoordeling
In de ladder in paragraaf 3.1.4 Ladder voor duurzame ontwikkeling is onderbouwd dat de ontwikkeling aan de Lange Kruisweg past binnen de doelstellingen van de provincie Noord-Brabant en in paragraaf 3.3 Regionaal beleid is onderbouwd dat de ontwikkeling past binnen de woonvisie van Stedelijk Gebied Eindhoven en de principes van Brainport.
De ontwikkeling is een duurzame ontwikkeling, omdat een open terrein binnen bestaand stedelijk gebied ingezet wordt voor een functie waar een grote behoefte aan is, namelijk sociale huurwoningen. Met dit plan kan de benodigde harde plancapaciteit worden toegevoegd.
Artikel 3.5 Zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit
Lid 1
Een bestemmingsplan geeft bij de evenwichtige toedeling van functies zoals opgenomen in hoofdstuk 3 Instructieregels aan gemeenten invulling aan een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving.
Lid 2
Voor een goede omgevingskwaliteit en een veilige, gezonde leefomgeving wordt rekening gehouden met:
Beoordeling
In onderstaande beoordeling wordt onderbouwd waarom de ontwikkeling aan de Lange Kruisweg in Veldhoven een goede omgevingskwaliteit borgt.
Artikel 3.6 Zorgvuldig ruimtegebruik
Lid 1
Zorgvuldig ruimtegebruik houdt in dat:
Lid 2
Onder bestaand ruimtebeslag voor bebouwing wordt verstaan het werkingsgebied Stedelijk Gebied of een bestaand bouwperceel.
Beoordeling
De nieuwe sociale huurwoningen worden gerealiseerd binnen een bouwvlak waar voorheen een school was gevestigd. Tot 2019 was het plangebied bebouwd, nu ligt het braak te wachten om opnieuw ontwikkeld te worden. Door deze ontwikkeling op deze plek hoeft er niet aan de buitenzijde van het bestaand bebouwd gebied gebouwd te worden.
De behoefte aan sociale huurwoningen is beschreven in de ladder paragraaf 3.1.4 Ladder voor duurzame ontwikkeling.
Het gehele plangebied wordt gebruikt voor de sociale huurwoningen, een compact gebouw dat het plangebied zo efficiënt mogelijk wordt benut.
Artikel 3.7 Toepassing van de lagenbenadering
Lid 1
De toepassing van de lagenbenadering omvat het effect van de ontwikkeling op de lagen in onderlinge wisselwerking met elkaar en het actief benutten van de factor tijd.
Lid 2
De lagenbenadering omvat de effecten op:
Lid 3
Door de factor tijd actief te benutten wordt rekening gehouden met de herkomstwaarde, vanuit het verleden, de (on)omkeerbaarheid van optredende effecten en de toekomstwaarde gelet op duurzaamheid en toekomstbestendigheid.
Beoordeling
In paragraaf 4.1 is aangetoond dat er geen aanvullend bodemonderzoek nodig is. De beoogde ontwikkeling heeft geen negatief effect op de bodemkwaliteit ter plaatse. Daarnaast is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd (zie paragraaf 4.7). Mogelijk is nader archeologisch onderzoek nodig om de archeologische waarden van de gronden aan te tonen. De mogelijke archeologische waarden zullen in ieder geval beschermt worden in de regels van dit bestemmingsplan. In paragraaf 4.8 is aangetoond dat de ontwikkeling geen negatieve gevolgen heeft voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. In de waterparagraaf 4.8 staat beschreven hoe de toename van verharding wordt gecompenseerd.
Voor de gekozen variant zullen zo weinig mogelijk parkeerplaatsen in de omgeving moeten worden gezocht en zo weinig mogelijk bomen gerooid. Het woongebouw is met 7 bouwlagen hoger dan de omliggende rijwoningen, de bomen rondom het gebouw zorgen voor een natuurlijke overgang naar de lagere woningen. Door de vele bomen wordt het beoogde woongebouw deels aan het zicht onttrokken. Het woongebouw komt tussen de seniorenwoningen aan de Ceciliastraat en de voormalige kerk aan de Burgemeester van Hoofflaan te liggen, dit zijn beiden hogere gebouwen dan de omliggende rijwoningen.
De groene inrichting is voor omwonenden vrij te betreden, zoals het bestaande park ter plaatse. In de groene buitenruimte komen een ontmoetingsruimte, een speeltuin en een hondenuitlaatveldje. Deze groene inrichting en de zon geörienteerde balkons zorgen voor een prettig woonklimaat voor de toekomstige bewoners.
Artikel 3.8 Meerwaardecreatie
Lid 1
Meerwaardecreatie omvat een evenwichtige benadering van de economische, ecologische en sociale aspecten die in een gebied en bij een ontwikkeling zijn betrokken, waaronder:
Lid 2
De fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit, bedoeld in Artikel 3.9 Kwaliteitsverbetering landschap kan deel uitmaken van de meerwaardecreatie.
Beoordeling
Het bouwplan geeft invulling aan een braakliggend terrein binnen het bestaand stedelijk gebied van Veldhoven. Daarbij is de behoefte aan sociale huurwoningen in woonwijken groot. De beoogde ontwikkeling voorziet in die behoefte en geeft tegelijkertijd een duurzame invulling aan braakliggend terrein midden in de woonwijk d'Ekker.
Conclusie relatie met voorliggend plan
Het bouwplan past binnen de uitgangspunten van de Iov Noord-Brabant.
De Brabantse Agenda Wonen is een agenda op hoofdlijnen en stippelt een koers uit voor (verdere) regionale samenwerking en vernieuwing van de woningbouwafspraken. Daarin nodigt de provincie alle subregio's uit om, samen met relevante partijen op de woningmarkt en de provincie, een regionaal perspectief op wonen te ontwikkelen.
Versnelling van de woningbouwproductie, vernieuwing en verduurzaming van de bestaande woningvoorraad en het ombouwen van leegstaand vastgoed naar woningen zijn belangrijke doelen van de Brabantse Agenda Wonen. Met deze agenda geeft de provincie aan welke accenten er de komende jaren liggen bij het bouwen en wonen en hoe zij zich hiervoor gaat inzetten.
Op basis van de Brabantse Agenda Wonen moet ruimte worden gegeven aan goede plannen. “Een beleid gericht op een duurzame verstedelijking en zorgvuldig en zuinig ruimtegebruik biedt ruim baan voor 'goede plannen' binnen het bestaand stedelijk gebied van steden en dorpen. Ruimte dus voor woningbouw op geschikte inbreidings-, herstructurerings- en transformatielocaties en in leegstaand vastgoed, dat aansluit op een actuele vraag en snel in aanbouw kan worden genomen.”
Per gemeente is een indicatie (met bandbreedte) gegeven van de planningsruimte voor woningbouw in de komende jaren. Overeenkomstig de provinciale verordening is deze 'programma-indicatie' richtinggevend voor de (sub)regionale woningbouwplanning en –programmering en de hierover te maken regionale afspraken. Gemeentelijke bestemmingsplannen, die voorzien in de nieuwbouw van woningen of anderszins leiden tot een (netto) toename van de woningvoorraad, dienen te passen binnen dit regionale afsprakenkader.
Planspecifiek
Dit bestemmingsplan voorziet in de toevoeging van 56 sociale huurwoningen aan de woningvoorraad. Het plan is onderdeel van de versnellingsopgave binnen de SGE gemeenten. De woningen worden opgericht binnen een bestaand bouwperceel binnen bestaand stedelijk gebied. De locatie is nu nog een open terrein midden in de woonwijk zonder specifieke functie. Er is hierdoor sprake van een inbreidingslocatie. Daarmee is het een voorbeeld van een duurzame verstedelijking.
De kwantitatieve onderbouwing vindt, conform de afspraken met de provincie op regionaal schaalniveau plaats. Zie de ladderonderbouwing in paragraaf 3.1.4.
Conclusie relatie met voorliggend plan
Gelet op het voorgaande past dit woningbouwinitiatief zowel binnen de kwalitatieve- als kwantitatieve woningbouwafspraken uit de Brabantse Agenda Wonen.
In 2016 is Brainportregio Eindhoven door het Rijk erkend als één van de drie mainports. De 21 gemeenten van de Metropoolregio Eindhoven (MRE) hebben een gezamenlijke ambitie: de Brainport Eindhoven verder ontwikkelen tot een economische topregio die internationale allure verbindt aan regionale eigenheid.
De ISR is een ambitie, inspiratie- en kansendocument voor de regio. Het is een basis van waaruit partijen op verschillende niveaus (lokaal, subregionaal en bovenregionaal) werken aan opgaven ter versterking van de kwaliteiten van onze regio. Het vormt een gemeenschappelijk vertrekpunt voor de subregionale en lokale beleidsontwikkeling. De ISR ondersteunt daarmee de onderlinge en met andere partijen te maken afspraken. De ISR heeft een functie voor communicatie- en lobbytrajecten. Zo zal het een bouwsteen namens de regio vormen voor de provinciale omgevingsvisie.
De ISR is opgesteld door de werkplaats Ruimte met partners uit het bedrijfsleven, wetenschap, onderwijs en overheden. De ISR zet in op 3 centrale thema's:
De strategiekaart toont de keuzen, ambities en strategische projecten die van belang zijn op (inter)nationaal niveau, waaraan we als Brainportregio werken. De Brainportregio maakt onderdeel uit van de nationale Ruimtelijke Economische Ontwikkelingsstrategie (REOS). Deze richt zich op het versterken van het economisch kerngebied van Nederland. Tegelijkertijd dragen de op de strategiekaart vermelde elementen ook bij aan een versterking van de regio zelf, wat goed is voor het woon-, leef en ondernemingsklimaat van iedereen in de regio.
De strategie is opgebouwd uit de thema's: economisch vestigingsklimaat; woon- en leefklimaat; omgevingskwaliteit; mobiliteit; duurzaamheid en klimaat. Per thema bevat de ISR een kaart en een beschrijving van het streven en de wijze waarop dit kan worden bereikt.
Planspecifiek
De beoogde ontwikkeling van 56 sociale huurwoningen in een groene openbare ruimte aan de Lange Kruisweg in Veldhoven sluit aan op de ambities en doelstellingen die met de Integrale Strategie Ruimte voor de Metropoolregio Eindhoven op het gebied van economisch vestigingsklimaat, woon- en leefklimaat, omgevingskwaliteit, mobiliteit, duurzaamheid en klimaat zijn gesteld. De beoogde ontwikkeling past daarmee in dit regionale beleidskader.
Conclusie relatie met voorliggend plan
Het voorliggende bestemmingsplan sluit aan op de ambities en doelstellingen die met de Integrale Strategie Ruimte voor de Metropoolregio Eindhoven op het gebied van economisch vestigingsklimaat, woon- en leefklimaat, omgevingskwaliteit, mobiliteit, duurzaamheid en klimaat zijn gesteld. De beoogde ontwikkeling past daarmee in dit regionale beleidskader.
Op 7 maart 2019 hebben de minister van Binnenlandse Zaken (BZK), de provincie Noord-Brabant en het Stedelijk Gebied Eindhoven (SGE) de Woondeal ondertekend. Met de ondertekening van de Woondeal zetten partijen zich in om de woonopgave in deze regio aan te pakken. Een grote variëteit aan woonmilieus draagt bij aan de ontwikkeling van de Brainportregio.
De Woondeal helpt de gewenste versnelling van de woonopgave in Eindhoven en de andere acht gemeenten binnen het SGE te realiseren: meer woningen, op de juiste locatie en voor de goede doelgroep. De Woondeal gaat daarnaast ook over de werking van de woningmarkt (met name op het gebied van regelgeving), de plancapaciteit (de periode tot 2040) en integrale gebiedsontwikkeling in de regio Eindhoven. De Woondeal is een eerste stap van een langjarig partnerschap met de betrokken partijen.
Het SGE heeft behoefte aan zo'n 27.000 woningen in de periode 2020 tot en met 2024. Deze behoefteraming geldt als richtinggevend bij de versnelling van de woningbouwproductie. Het zwaartepunt voor het realiseren van groen-stedelijke woonmilieus ligt - zoals vastgelegd in het Afsprakenkader Wonen 2017 - in de negen prioritaire locaties: Aarle, Brandevoort, Blixembosch, Ekenrooi Zuid, Nuenen West, Meerhoven, Tongelrese Akkers, Waalre Noord en Zilverackers. De minister, de provincie en het SGE volgen de ontwikkeling van deze locaties als geheel op het gebied van aantallen en exploitatie. Het zwaartepunt voor het realiseren van centrum-stedelijke woonmilieus ligt in Eindhoven binnen de Ring.
Veldhoven heeft zich tot doel gesteld als haar bijdrage aan de Woondeal zo'n 2.000 woningen te realiseren in de periode 2020-2024, hiervoor is aanvullend harde plancapaciteit nodig. Er is op dit moment slechts harde plancapaciteit voor 1.464 woningen.
Tabel 3.1: Ontwikkeling woningvoorraad Veldhoven
Ontwikkeling woningvoorraad Veldhoven | Scenario | 2020-2024 | 2025-2029 | 2030-2039 | Totaal |
SGE | Prognose 2017 | 11.310 | 8.810 | 11.325 | 31.445 |
SGE | Woondeal 2019 | 26.990 | 10.710 | 24.290 | 61.990 |
Veldhoven | Prognose 2017 | 580 | 460 | 465 | 1.505 |
Veldhoven | Woondeal 2019 | 2.000 | * | * |
Inmiddels is een nieuwe woondeal in voorbereiding naar aanleiding van de Nationale Woon- en Bouwagenda.
Conclusie relatie met voorliggend plan
Dit bestemmingsplan maakt 56 sociale huurwoningen mogelijk en draagt bij aan de doelstelling om versneld voldoende woningen te bouwen.
De gemeenteraad stelde het Afsprakenkader Wonen SGE 2022 'Bouwen aan de toekomst' op 31 januari 2022 vast ter vervanging van het Afsprakenkader Wonen SGE uit 2017. De negen gemeenten in het Stedelijk Gebied Eindhoven (hierna SGE) werken regionaal intensief samen op het thema 'wonen'. De druk op de woningmarkt is groot, met flinke woningtekorten en de gezamenlijke opgave om te komen tot een versnelling van de woningbouwplannen in de SGE-regio wordt breed gevoeld.
Voor Veldhoven wordt uitgegaan van een opgave van zo'n 6.000 woningen in de periode tot 2040. Er is op dit moment slechts harde plancapaciteit voor 1.464 woningen.
Tabel 3.2 Plancapaciteit (bron: Afsprakenkader 2022)
Plancapaciteit (2021-2030) | Hard | Zacht | Totaal |
SGE | 19.028 | 27.043 | 46.071 |
Veldhoven | 1.464 | 3.686 | 5.150 |
De belangrijkste uitgangspunten van het Afsprakenkader 2022 en de Visie op Wonen zijn de navolgende :
Er zijn 7 Brainport Principes:
Doelen die moeten worden behaald zijn:
Hoe gaan we dat doen?
De initiatiefnemer moet deze kwaliteitskenmerken kunnen toelichten en verantwoorden.
Planspecifieke onderbouwing
Conclusie relatie met voorliggend plan
Deze ontwikkeling houdt rekening met de Brainport Principes. De ontwikkeling betreft een plan in Veldhoven van minder dan 75 woningen. Dat betekent dat de ontwikkeling niet getoetst hoeft te worden door het Coördinatieteam wonen van het SGE. De ontwikkeling draagt bij aan het toevoegen van de nodige harde plancapaciteit in de regio.
Naar aanleiding van de Woondeal en BO-mirt is een Verstedelijkingsakkoord tussen de regio en het rijk tot stand gekomen (vastgesteld op 21 juni 2022). Hierin wordt uitgegaan van een toevoeging van ca. 5.000 woningen in Veldhoven in de periode tot aan 2040.
In deze omgevingsvisie geeft de gemeente aan waar op wordt ingezet bij de ontwikkeling van Veldhoven tot 2040. Deze visie geeft hiermee richting en kaders aan voor toekomstige ontwikkelingen, initiatieven en beleid.
Op basis van drie kernopgaven wordt beschreven waar de gemeente voor staat tot 2040. Deze drie kernopgaven vormen samen de ruimtelijke koers voor Veldhoven:
1. Investeren in stedelijke en dorpse kwaliteiten
2. Verder bouwen aan de innovatieve en bereikbare maakstad
3. Werken aan een duurzame en gezonde leefomgeving
In de omgevingsvisie zijn per kernopgave een aantal strategische keuzen bepaald. Zo is er op basis van de kernopgaven bijvoorbeeld gekozen voor een sterk stedelijke structuur, het citycentrum als bruisend en multifunctioneel hart, het behoud van een herkenbare dorpse structuur, het werken aan gezonde wijken, het verduurzamen van de gebouwde omgeving en het werken naar toekomstbestendige woonwijken en werkmilieus. Omdat de gemeente streeft naar een zo inzichtelijk en voorspelbaar beleid in de omgevingsvisie is er een gebiedsgerichte vertaling van deze strategische keuzes in de omgevingsvisie opgenomen. In deze gebiedsgerichte vertaling zijn de integrale ambities voor een gebied op een rij gezet. Zo is per gebied de karakterisering en opgave verwoord en zijn de kaders waarbinnen ontwikkelingen plaats mogen vinden weergegeven.
Planspecifiek
De locatie van de ontwikkeling ligt in een gebied wat is aangeduid als 'Gezonde en duurzame woonwijken', zie onderstaande figuur.
Figuur 3.5: Uitsnede visiekaart Veldhoven in 2040, met plangebied blauw aangeduid in 'gezonde en duurzame woonwijken' (Bron: Omgevingsvisie Veldhoven, 2022)
Over dit gebiedstype is in de omgevingsvisie aangegeven: 'De woonwijken van Veldhoven zijn vanaf de 2e helft van de 20e eeuw planmatig gebouwd, om de bestaande dorpen en linten heen. De afzonderlijke wijken zijn ingebed in een royale groenstructuur, een robuust raamwerk van grote groenzones waar wordt gesport, gespeeld en gewandeld. Ook verweven deze ‘groene vingers’ het Kempenlandschap en de daar aanwezige flora en fauna met de bebouwde kom. In de wijken is een goed niveau van maatschappelijke-, zorg- en dagelijkse voorzieningen aanwezig. De wijken bieden zo een aantrekkelijk en gezond woonklimaat oor jong en oud in een stedelijke structuur, met een dorpse sfeer om de hoek in de kernen en linten.'
In de omgevingsvisie zijn 3 kernopgave opgenomen die het integrale raamwerk van de visie vormen:
Kernopgave 1: Investeren in stedelijke en dorpse kwaliteiten;
Bij een aanhoudende economische groei in deze regio, groeit Veldhoven naar verwachting verder door naar zeker 50.000 inwoners in 2040. Er ligt daarom een opgave om voldoende passende woningen te realiseren.
Na de realisatie van Zilverackers is er weinig ruimte om verder uit te breiden. Om de kwaliteiten en waarden van het buitengebied te behouden, heeft een verdere uitbreiding niet de voorkeur. Dit is in lijn met het provinciaal beleid en de Ladder van Duurzame Verstedelijking welke toezien op inbreiden en transformeren, en dan pas uitbreiden. Het ligt voor de hand om wonen te concentreren in de nabijheid van voorzieningen en (H)OV-structuren. Vandaar de keuze om de verdichting te concentreren in en rondom het Citycentrum en de hoofdtoegangswegen naar het Citycentrum. Deze zone wordt de Sterk Stedelijke Structuur genoemd. Beperkte verdichting in de bestaande woonwijken is mogelijk, maar alleen als dit passend is bij het karakter van de wijk. Richting het buitengebied zal het woonmilieu een dorpser karakter krijgen.
Speerpunt blijft daarbij de inzet op voldoende betaalbare woningen voor de lage- en middeninkomens. Ook is er aandacht voor mensen die tijdelijk (andere) woonruimte nodig hebben. De gemeente biedt (flex)woningen in het huursegment die als olie kunnen functioneren in de raderen van de woningmarkt.
Beoordeling
Het plangebied is een echte inbreidingslocatie midden in een woonwijk op slechts 120 meter van de Burgemeester van Hoofflaan. Het ligt daarmee tegen de sterke stedelijke structuur aan. Op 3 minuten lopen vanaf het plangebied bevindt zich een bushalte gelegen. Het buitengebied wordt door deze ontwikkeling niet verder aangetast.
De beoogde ontwikkeling voorziet in sociale huurwoningen, in de ladder (3.1.4) is aangetoond dat er een grote vraag heerst naar deze type woningen.
Kernopgave 2: Verder bouwen aan de innovatieve en bereikbare maakstad;
Deze kernopgave gaat over economie en bereikbaarheid en zegt daarmee weinig over de beoogde ontwikkeling van sociale huurwoningen in een woonwijk van Veldhoven.
Kernopgave 3: Werken aan een duurzame en gezonde leefomgeving.
De ambities voor de 3e kernopgave zijn onder andere:
Beoordeling
Het appartementengebouw wordt aardgasvrij aangelegd. Er worden slechts 6 bomen gerooid. De buitenruimte wordt zo groen mogelijk ingericht, circa 66% van het oppervlak van het plangebied is groen. De vele bomen helpen hittestress tegen te gaan en dragen bij aan het behoud van de biodiversiteit en de ruimtelijke kwaliteit in de wijk. De groene buitenruimte is voor alle bewoners vrij te bezoeken. Een ontmoetingsplek, een speeltuin en een hondenuitlaatveldje bieden ontmoetingsplekken en speelplezier.
Gebiedskaders
De relevante gebiedskaders voor dit planvoornemen zijn:
Water
Groen
Wonen
Beoordeling
In de waterparagraaf 4.8 staat beschreven hoe wordt omgegaan met de toename aan verhard oppervlak en de waterberging. Door zo veel mogelijk groen te behouden en toe te voegen aan onder andere de gevels wordt biodiversiteit gestimuleerd.
De sociale huurappartementen tussen de koopwoningen zorgen voor een gedifferentieerde wijk en voldoende betaalbare woningen in de wijk.
In het openbaar groen rondom het woongebouw worden speel- en ontmoetingsplekken gecreëerd.
Conclusie relatie met voorliggend plan
Gelet op de inbreiding en de groene klimaatadaptieve invulling van het plangebied, past het binnen de kaders van de omgevingsvisie.
In de omgevingsvisie wordt uitgegaan van een toevoeging van ca. 5.000 woningen in de periode tot aan 2040. Er is echter nog niet voldoende harde plancapaciteit om dat te realiseren. Het overgrote deel van de woningen zit wel al in bekende plannen, locaties en afspraken zoals de Woondeal en zal binnenstedelijk worden ingevuld. Speerpunt daarbij is de inzet op voldoende betaalbare woningen voor de lage- en middeninkomens. Het planvoornemen draagt bij aan de woningbouwopgave door nieuwe sociale huurwoningen te realiseren.
In de woonvisie is aangegeven dat sprake is van demografische veranderingen in Veldhoven (toename van aantal 75-plussers en aandeel van 65 tot 74 jarigen en een afname van aandeel 30 tot 45 jarigen) met een daaraan gekoppelde wijziging in de huishoudingssamenstellingen tussen nu en 2030. Er zal meer vraag naar huurwoningen in de vrije sector komen. Ook zal de vraag naar kleine en goedkope woningen toenemen alsmede de vraag naar woningen voor mensen met een zorgvraag (de woningen moeten aanpasbaar zijn voor zorg aan huis).
Voor wat betreft de woningbouwprogrammering wordt rekening gehouden met alle nieuwe ontwikkelingen. De programmering zal daarom flexibel zijn om in de toekomst zo goed mogelijk te kunnen inspelen op de ontwikkelingen. Er ligt een opgave om per doelgroep het juiste type woning beschikbaar te hebben. In aanvulling op (bestaande) wijkvisies zullen daarom woonprogramma's per wijk opgesteld worden die de gewenste ontwikkeling voor het woningaanbod in de wijk aangeven. Ter uitvoering worden programma's beschreven en afgestemd op prestatieafspraken die jaarlijks worden bijgesteld.
De positie van Veldhoven in de regio zal worden versterkt door per onderwerp op het juiste niveau afstemming te zoeken met deze verschillende schaalniveaus (Stedelijk Gebied Eindhoven en gemeente).
Er wordt in 2022 een nieuwe woonvisie gemaakt, die beter aansluit bij de grote opgave vanuit het Afsprakenkader, het Verstedelijkingsakkoord en de Nationale Woon- en Bouwagenda.
Planspecifiek
Met de beoogde ontwikkeling worden 56 sociale huurwoningen aan de wijk d'Ekker toegevoegd. Het betreft een woningtype voor een- en tweepersoonshuishoudens. Er wordt bijgedragen aan de doelstelling om het aandeel sociale huurwoningen binnen de gemeente op peil te houden en biedt daarbij mogelijkheden om de doorstroming van kleine huishoudens vanuit gezinswoningen te faciliteren.
Conclusie relatie met voorliggend plan
De appartementen passen met deze oppervlakten bij de behoefte aan kleinere woningen voor alleenstaanden of ouderen.
De gemeenteraad van Veldhoven heeft op 29 oktober 2019 het Gemeentelijke Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) vastgesteld. Het verkeersbeleid, dat in 2007 werd vastgesteld (VerkeersCirculatiePlan), gaf nadrukkelijk aandacht aan de verkeersstructuur, waarvan veel is uitgevoerd. Het GVVP is breder georiënteerd. Er is naast aandacht voor de auto ook aandacht voor alternatieven. De ambities op dat vlak zijn hoog. Het GVVP heeft in de basis een looptijd tot en met 2030.
Door de vele ontwikkelingen in Veldhoven neemt het aantal bewoners en werknemers de komende periode flink toe. De keerzijde van deze ontwikkelingen is dat ook de druk op de mobiliteit toeneemt. De ontwikkeling van Zilverackers, de verdere ontwikkeling van bedrijventerrein De Run en de aansluiting op de A67, inclusief de N69, en de Zilverbaan zorgen eveneens voor veranderende en extra verkeersbewegingen. Daarbij moet structureel aandacht worden besteed aan de verkeersveiligheid en leefbaarheid. In het GVVP worden hiervoor aan de hand van modules ambities beschreven. Bij het GVVP zijn kaarten opgenomen met het gewenste fietsnetwerk, (H)OV netwerk en de wegcategorisering.
Tabel 3.3: Thema's GVVP
De thema's met hoge prioriteit die relevant zijn voor deze ontwikkeling zijn:
Verkeersveiligheid
Veldhoven streeft ernaar een verkeersveilige gemeente te zijn, zowel objectief (geregistreerde ongevallen) als subjectief (beleving van het verkeer). Om de verkeersveiligheid te verbeteren is blijvend en structureel aandacht nodig.
Leefbaarheid
Leefbaarheidsproblemen spelen vooral in de woonwijken. Leefbaarheid wordt beïnvloed door de inrichting van de omgeving, de parkeerdruk, de intensiteit en milieuaspecten zoals geluid, trillingen en luchtkwaliteit.
Planspecifiek
Verkeersveiligheid
In paragraaf 4.10.2 is berekend dat in het maatgevende uur 22 voertuigen afgewikkeld moeten worden door deze nieuwe ontwikkeling aan de Lange Kruisweg. Deze geringe toename van verkeer kan zonder problemen worden afgewikkeld op de omliggende kruispunten en wegen. Voor de beoordeling van de verkeersveiligheid kan gesteld worden dat met de geringe toename van het verkeer na planontwikkeling (22 motorvoertuigen in het drukste uur) dit geen effect heeft op de verkeersveiligheid.
Leefbaarheid
In paragraaf 4.10.3 is aangetoond dat er voldoende parkeergelegenheid wordt gecreëerd op het plangebied en beschikbaar is in de omgeving om de parkeerbehoefte in te vullen. Met 22 motorvoertuigen in het drukste uur extra, wordt de intensiteit van het verkeer in de wijk niet sterk verhevigd. Vanuit het plangebied is de Burgemeester van Hoofflaan snel te bereiken. Dat het aantal auto's niet in betekenende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit is aangetoond in paragraaf 4.3.
Conclusie relatie met voorliggend plan
Voorliggend plan heeft geen negatieve invloed op de verkeersveiligheid en de leefbaarheid.
In het voorliggende bestemmingsplan wordt het gebruik van de gronden en de toegestane bebouwing binnen het plangebied geregeld. Hiernaast voert de gemeente welstandstoezicht op bouwplannen, op basis waarvan aspecten als architectonische verschijning en materiaalgebruik worden getoetst. Het gemeentelijk beleid is opgenomen in het 'Ambitiedocument Samen voor ruimtelijke kwaliteit' zoals op 14 mei 2019 is vastgesteld.
Planspecifiek
Het ambitiedocument bevat 4 kernwaarden en 5 architectuurprincipes.
Voor de onderhavige locatie is de kernwaarde 'zorgvuldig opgezette ontwikkelgebieden' van toepassing.
Het gaat om uitleglocaties en om inbreidingslocaties binnen de gemiddelde woonwijk. Juist binnen de gemiddelde woonwijk wordt gestreefd naar een welkome en aangename afwisseling als onderbreking van het vaak homogene patroon. De belevingswaarde van de wijk kan namelijk positief veranderen als er een onderscheidend bouwplan wordt toegevoegd.
Bij het realiseren van omvangrijkere bouwplannen wordt ingezet op diversiteit in wonen met ruimte voor beeldkwaliteit en architectuur. De gemeente ruimte aan woningbouwinitiatieven die uitgaan van herstructurering, transformatie en inbreiding. Uitgangspunt van de ontwikkeling is dat deze bijdraagt aan een kwaliteitsimpuls. Iedere ontwikkeling moet op een logische locatie plaatvinden en ingepast worden dat sprake is van een meerwaarde.
In gebieden die in het Besluit ruimtelijke ordening zijn gedefinieerd als achtererfgebied gelden geen regels. Voor alle overige bouwwerken gelden 5 architectuurprincipes als welstandscriteria. Het betreft de volgende 'basiselementen van het bouwen':
Daarnaast stimuleert de gemeente initiatiefnemers in een vroegtijdig stadium duurzaamheidsmaatregelen integraal onderdeel te laten uitmaken van het ontwerp.
Figuur 3.6: Kaart 'Aantrekkelijke woonwijken', plangebied rood geblokt (Bron: Ambitiedocument 'Samen voor ruimtelijke kwaliteit')
Conclusie relatie met voorliggend plan
Met de realisatie van 56 sociale huurwoningen aan de Lang Kruisweg in Veldhoven wordt invulling gegeven aan de ambitie om een ander type woonmilieu toe te voegen aan de wijk d'Ekker. Zo ontstaat er een eigentijdse, aangename afwisseling waardoor eenzijdigheid wordt tegengegaan. Er is sprake van een sterke kwaliteitsimpuls vanwege de groene invulling van het gebied.
Het bouwplan met de WoonST woningen (zie paragraaf 2.2.1) wordt in nauwe samenwerking met een stedenbouwkundige van de gemeente Veldhoven ontwikkeld waarbij aandacht uitgaat naar de architectuurprincipes. Qua welstand is het bouwplan daarom automatisch akkoord.
De drie Brabantse Veiligheidsregio's (Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant, Veiligheidsregio Brabant-Noord en Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost) hebben in 2016 uniforme beleidsregels vastgesteld ten aanzien van bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen. Het doel van de beleidsregels is een goede bereikbaarheid voor de hulpdiensten en een adequate bluswatervoorziening te waarborgen, zodat de Veiligheidsregio's in staat zijn adequate brandweerzorg te leveren.
De beleidsregels bieden oplossingsrichtingen waarmee invulling kan worden gegeven aan de doelvoorschriften die de Veiligheidsregio's hebben gesteld. Indien wordt voldaan aan de beleidsregels, kan er vanuit worden gegaan dat een goede bereikbaarheid voor de hulpdiensten en een adequate bluswatervoorziening wordt gerealiseerd. In de beleidsregels zijn onder andere regels opgenomen met betrekking tot de inrichting van wegen en de bereikbaarheid van gebieden die niet via de openbare weg worden ontsloten. Daarnaast is aangegeven aan welke eisen een bluswatervoorziening dient te voldoen om de brandweer in staat te stellen een brand effectief te bestrijden. Nieuwe ontwikkelingen worden getoetst aan deze beleidsregels.
Conclusie relatie met voorliggend plan
De beleidsregels Bereikbaarheid en bluswatervoorziening worden als afzonderlijk toetsingskader gehanteerd om nieuwe ontwikkelingen te beoordelen en behoeven geen doorwerking in de planregels van het bestemmingsplan.
In de toelichting op het bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Ook komen alle relevante overige ('niet-milieutechnische') planologische aspecten aan bod.
Het landelijk beleid bepaalt dat de bodem geschikt dient te zijn voor de nieuwe functie. Met andere woorden, de bodemkwaliteit mag geen onaanvaardbaar risico opleveren voor de gebruikers van de bodem. Als er sprake is van een functiewijziging of herinrichting van een terrein dient een bodemonderzoek uitgevoerd te worden zodat de bodemkwaliteit bekend wordt.
Wanneer een ontwikkeling geen bestemmingswijziging tot gevolg heeft, hoeft er geen bodemonderzoek in het kader van het bestemmingsplan uitgevoerd te worden; de bodemkwaliteit is dan geschikt voor de toegestane functie. Het bodemonderzoek wordt dan op een later moment uitgevoerd en maakt onderdeel uit van de aanvraag van een omgevingsvergunning.
Voorliggend bestemmingsplan maakt een nieuwe ontwikkeling mogelijk. Er is sprake van een bestemmingswijziging van 'Maatschappelijk' naar 'Wonen'. Bodemonderzoek is in dat kader dus noodzakelijk. Het bodem- en asbestbodemonderzoek is opgenomen in Bijlage 3. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt het volgende:
Hypothese:
Op basis van het vooronderzoek is de onderzoekslocatie als 'verdacht' beschouwd. Aangenomen wordt dat de bodem licht verontreinigd is met parameters uit het standaard NEN-pakket.
Zintuiglijke waarnemingen :
In de grond zijn heterogeen verdeeld bijmengingen met sporen tot matig puin en plaatselijk met sporen glas, matig piepschuim en kolengruis waargenomen.
Verkennend bodemonderzoek :
Uit de analyseresultaten blijkt dat de puin- en kolengruishoudende bovengrond licht verontreinigd is met lood. De overige onderzochte bodemlagen blijken niet verontreinigd te zijn met de onderzochte parameters. Het grondwater blijkt plaatselijk licht verontreinigd te zijn met barium en zink.
PFAS
De bovengrond wordt op basis van PFAS als 'landbouw/natuur' en de ondergrond op basis van PFOS als 'wonen/industrie' geclassificeerd.
Toetsing hypothese:
De aangetoonde lichte verontreinigingen zijn in overeenstemming met de hypothese dat de onderzoekslocatie verdacht is hiervoor. De aangetroffen gehaltes zijn dermate laat, dat nader onderzoek hiernaar niet noodzakelijk wordt geacht.
Verkennend asbestonderzoek :
Zintuiglijk is zowel op het maaiveld als in de uitkomende grond geen asbestverdacht materiaal waargenomen. Analystisch is géén asbest aangetoond. Derhalve wordt geconcludeerd dat de puinhoudende grond niet verontreinigde is met asbest. Nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.
Gezien de mate en omvang van de aantroffen verontreinigen/resultaten van het bodemonderzoek vormt het aspect bodem geen belemmering voor de voorgenomen bestemmingswijziging.
Bij een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, waarbij sprake is van de realisatie van een geluidgevoelig object moet worden getoetst aan de Wet geluidhinder. In de Wet geluidhinder is bepaald hoe voor een gebied waar een ruimtelijke ontwikkeling plaatsvindt dient te worden omgegaan met geluidhinder als gevolg van wegverkeer, industrie en spoorwegen.
In de Wet geluidhinder (Wgh) is geregeld dat bepaalde wegen, spoorwegen en bedrijven(terreinen) een zone hebben. Bij een ruimtelijke ontwikkeling waarbij sprake is van de ontwikkeling van geluidgevoelige objecten binnen een geluidszone, dient een onderzoek te worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op deze gebouwen of terreinen.
Wegverkeerslawaai
De Burgemeester Van Hoofflaan is een 50 km/u weg. Op basis van de Wgh artikel 74 heeft een weg in stedelijk gebied, dit is een gebied binnen de bebouwde kom, bestaande uit een of twee rijstroken, een geluidszone van 200 meter. Het plangebied liggen op circa 120 meter van deze 50 km/u weg, daarmee liggen ze in de geluidszone. Er is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar wegverkeerslawaai (zie Bijlage 4). Dit onderzoek is uitgevoerd op basis van het voorgaande ontwerp van 50 woningen. Het nieuwe ontwerp van 56 heeft geen effect op de uitkomst van het onderzoek. Uit dit onderzoek komt naar voren dat voor de gezoneerde weg Burgemeester van Hoofflaan geldt dat de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op deze weg de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op geen enkele gevel van het appartementengebouw overschrijdt. Derhalve is een procedure hogere waarde niet aan de orde.
Voor de 30 km/uur weg Lange Kruisweg geldt dat de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op deze weg de richtwaarde van 48 dB op geen enkele gevel van het appartementengebouw overschrijdt. Bovendien kan voor 30 km/u wegen geen hogere waarde worden verleend, aangezien deze wegen niet zoneplichtig zijn.
Industrielawaai
Het plangebied ligt niet in een invloedszone van een industriegebied.
Spoorweglawaai
Het plangebied ligt op 5,4 kilometer van de spoorlijn tussen Eindhoven en Boxtel. Het plangebied is dan ook niet gelegen binnen de geluidzone van de spoorlijn. Het aspect railverkeerslawaai is dan ook niet aan de orde op onderhavig plan.
Luchtvaartlawaai
Het plangebied ligt op hemelsbreed circa 3,8 km van de luchthaven Eindhoven. Dit is een militair vliegveld met medegebruik door de burgerluchtvaart (Eindhoven Airport). Vanaf 1 november 2009 geldt de Wet luchtvaart. Deze wet omvat een nieuw stelsel van besluitvorming en normen voor alle luchthavens, met uitzondering van Schiphol. Conform de systematiek van deze wet is voor luchthaven Eindhoven één luchthavenbesluit vastgesteld met een militaire geluidsruimte voor militair vliegverkeer en een burgergeluidsruimte voor het commercieel burgermedegebruik. Het luchthavenbesluit is op 26 september 2014 vastgesteld. Met dit besluit is de 35Ke-geluidszone rond de luchthaven vastgelegd als grens van de geluidsbelasting van het gezamenlijke militaire en civiele vliegverkeer. Het plangebied ligt niet binnen deze vastgestelde geluidszone (35Ke-contouren). Deze geluidszone werkt daarom niet belemmerend voor onderhavig plangebied.
De aspecten industrie-, spoorweg- en luchtvaartlawaai vormen geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Voor het aspect wegverkeerslawaai geldt dat er geen sprake is van een procedure hogere waarde. Gesteld kan worden dat een goed akoestisch woon- en leefklimaat is gewaarborgd.
Hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer bevat de regelgeving op het gebied van luchtkwaliteit. Daarin zijn luchtkwaliteitseisen opgenomen voor diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). In artikel 5.16 van de Wet milieubeheer is vastgelegd in welke gevallen de luchtkwaliteitseisen geen belemmering vormen voor een nieuwe ontwikkeling. Dit is het geval wanneer:
De uitwerking van het begrip 'niet in betekende mate' staat in het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)'. In de Regeling zijn categorieën van gevallen benoemd die in ieder geval als 'niet in betekenende mate' worden aangemerkt en waarvoor toetsing aan de grenswaarden dus zonder meer achterwege kan blijven. Er is volgens deze regeling geen onderzoek nodig voor 'woningbouwlocaties, indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1.500 nieuwe woningen omvat, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeerverdeling, netto niet meer dan 3.000 woningen omvat'.
Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)
Het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) is gericht op mensen die verhoogd gevoelig zijn voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). In het besluit is geregeld dat wanneer een gevoelige bestemming binnen een onderzoekszone van een rijks- of provinciale weg wordt gevestigd of uitgebreid, een luchtkwaliteitsonderzoek nodig is. Gevoelige bestemmingen zijn functies waarbinnen kinderen, ouderen en zieken verblijven, zoals scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Een woning of ziekenhuis is geen gevoelige bestemming conform het besluit. De onderzoekszone van een rijksweg betreft 300 meter aan beide zijden van de weg, gemeten vanaf de rand van de weg. Voor een provinciale weg geldt hetzelfde, maar dan een zone van 50 meter.
Goede ruimtelijke ordening
Naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' dient altijd te worden onderzocht of sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Het principe van een 'goede ruimtelijke ordening' blijft naast toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' en het 'Besluit gevoelige bestemmingen' onverkort gelden. De Wet ruimtelijke ordening (Wro), art. 3.1, schrijft voor dat een bestemmingsplan moet voldoen aan de criteria voor goede ruimtelijke ordening. Die verplichting heeft in dit verband betrekking op situaties waarop het Besluit gevoelige bestemmingen niet ziet, maar die vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening onwenselijk zijn, bijvoorbeeld de bouw van woningen langs een snelweg, of de bouw van een school langs een drukke binnenstedelijke weg.
Er wordt met dit bestemmingsplan geen nieuwe gevoelige bestemming conform het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteit) mogelijk gemaakt. Daarnaast valt het project, zowel gezien de oppervlakte als het toe te voegen aantal woningen, zeer ruim onder de ondergrens van de categorie “niet in betekenende mate” bijdragend.
Dit bestemmingsplan maakt nieuwe woningen mogelijk. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is afgewogen of het verdedigbaar is om de woningen op deze plaats te realiseren. Daarbij is gebruik gemaakt van de NSL-monitoringstool van Rijksoverheid. Met de tool is voor verschillende rekenpunten langs drukke (binnenstedelijke) wegen inzichtelijk gemaakt hoe hoog de waarden stikstofdioxide of fijn stof op deze plekken zijn.
Volgens de NSL-monitoringstool is op te maken dat de grenswaarden en overschrijdingsdagen voor stikstofdioxide en fijn stof in 2020 niet overschreden worden. Ook de komende decennia is een overschrijding niet te verwachten. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat het plan ten aanzien van luchtkwaliteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
Figuur 4.1: Uitsnede NSL-tool met meetpunt aan Burgemeester van Hoofflaan (Bron: http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/ )
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor onderhavig plan.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient tussen kwetsbare of gevoelige objecten, zoals een woning, en bepaalde functies en bedrijven voldoende afstand te worden gehouden. Deze afstand is enerzijds nodig om het woon- en leefklimaat ter plaatse van het gevoelige object niet aan te tasten, anderzijds is deze afstand nodig om het bedrijf of de functie niet te beperken in de betreffende (bedrijfs)activiteiten. Als uitgangspunt worden de richtafstanden uit publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) genomen. In de VNG-publicatie is voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar een richtafstand gegeven, waarbij de grootste richtafstand leidend is.
De VNG maakt onderscheid tussen de omgevingstypen 'Rustige woonwijk / rustig buitengebied' en 'Gemengd gebied'. Bij het eerste type is duidelijk sprake van functiescheiding. Bij het tweede is sprake van functiemenging en komen direct naast woningen ook andere functies voor zoals winkels, horeca en (kleine) bedrijven. Volgens de VNG-publicatie behoren gebieden, die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, eveneens tot omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de hogere milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.
In de VNG-publicatie is aangegeven dat wanneer er sprake is van een 'gemengd gebied', de richtafstand met één afstandsstap mag worden verminderd. Dat wil zeggen dat een oorspronkelijke richtafstand van 30 meter wordt verminderd naar 10 meter en een oorspronkelijke richtafstand van 10 meter wordt verminderd naar 0 meter.
Het plangebied wordt aan drie kanten omsloten door woningen en het ligt aan de achterkant van de stedelijke as langs de Burgemeester van Hoofflaan. Door deze kenmerken kan het plangebied aangemerkt worden als rustige woonwijk.
Buurthuis
Direct ten zuiden van het plangebied is een gebouw gevestigd waarin voornamelijk amateur schilder- en tekencursussen worden gegeven. Deze buurtvoorziening is in het weekend gesloten. Alleen iedere 3e zondag van de maand vindt er een vlooienmarkt in de grote zaal plaats. Iedere doordeweekse dag zijn er tot maximaal 23:00u creatieve en sociale activiteiten, waaronder biljarten, schilderen, dansen en rikken.
Op basis van de activiteiten en de sluiting in het weekend valt deze voorziening onder categorie 1. Een bedrijf met categorie 1, zoals een atelier, heeft een richtafstand van 10 meter.
Het nieuwe appartementengebouw ligt op circa 10 meter van de maatschappelijke bestemming. Hierdoor ligt het nieuwe woongebouw op voldoende afstand van deze voorziening.
Sportschool en jongeren centrum
Ten oosten van het plangebied op circa 40 meter vanaf het nieuwe woongebouw ligt een maatschappelijke bestemming met een voormalige kerk en pastorie. In de voormalige kerk zit een jongerencentrum en een sportschool. De pastorie wordt gebruikt als reguliere woning.
De sportschool valt in de categorie ‘Sportscholen, gymnastiekzalen’ met milieucategorie 2. Het aspect geluid is hierbij maatgevend en heeft een richtafstand van 30 meter in een rustige woonwijk. Het jongerencentrum valt in de categorie ‘Buurt- en clubhuizen’ met eveneens milieucategorie 2. Het aspect geluid is hierbij maatgevend en heeft ook een richtafstand van 30 meter in een rustige woonwijk.
Het plangebied ligt op voldoende afstand van deze voorzieningen.
Gemengd
Op circa 70 meter aan de noordoostkant en circa 60 meter aan de zuidoostkant van de percelen zijn gemende bestemmingen gevestigd. Daarin zitten verschillende kleine eetgelegenheden. Hiervoor moet rekening gehouden worden met een richtafstand van 10 meter ten behoeve van geur en geluid.
Het plangebied ligt op ruim voldoende afstand van deze voorzieningen.
Supermarkt
Op circa 120 meter aan de zuidoostkant is een supermarkt gevestigd in de gemengde strip. Hiervoor geldt ten behoeve van geluid een richtafstand van 10 meter. Tussen het plangebied en de supermarkt staat een rij woningen.
Door de afstand en de blokkade wordt ruimschoots aan de richtafstand voldaan.
Vanuit het oogpunt van het aspect bedrijven en milieuzonering kan een goed woon- een leefklimaat worden gegarandeerd ter plaatse van het plangebied. Omgekeerd vormt het plan geen belemmering voor de bedrijfsvoering- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen niet-woonfuncties en bedrijven. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt dan ook geen beperking voor dit plan.
Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten is verbonden voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport. Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen. Het veiligheidsbeleid in Nederland is gebaseerd op een tweetal begrippen, het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR):
Risicobronnen kunnen worden onderscheiden in risicovolle inrichtingen (waaronder lpg-tankstations), vervoer van gevaarlijke stoffen en buisleidingen. Om voldoende ruimte te scheppen tussen een risicobron en personen of objecten die risico lopen (kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten) moeten vaak afstanden in acht worden genomen. Ook ontwikkelingsmogelijkheden die ingrijpen in de personendichtheid kunnen om onderzoek vragen. Het beoordelingskader voor risicovolle inrichtingen wordt gevormd door het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), waarin de Basisnetten voor weg, spoor en water zijn vastgelegd. Voor buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Risicovolle inrichtingen
In het plangebied zijn geen inrichtingen gevestigd die onder het regime van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vallen. Op enige afstand van het plangebied, op bedrijventerrein De Run, zijn wel enkele risicovolle inrichtingen aanwezig, waaronder twee lpg-stations aan de Kempenbaan en een (propaan)gashandel aan De Run. De PR 10-6/jaar contouren vanwege deze inrichtingen reiken niet tot het plangebied. Gezien de ruime afstand van het plangebied tot de inrichtingen (meer dan 200 meter) is geen sprake van belemmeringen voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Figuur 4.2: Uitsnede risicokaart met plangebied blauw omkaderd (Bron: risicokaart.nl)
Buisleidingen
Onder het regime van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) valt de dichtstbijzijnde leiding waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd, een hogedruk aardgasleiding, die op ruim 1 km ten noorden van het plangebied ligt. Het plangebied ligt ruim buiten het invloedsgebied van de leiding, waardoor deze geen belemmeringen oplevert.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Hiervoor geldt het Besluit externe veiligheid tansportroutes (Bevt). In de omgeving van het plangebied liggen geen wegen die deel uitmaken van het Basisnet weg. Over de wegen in en rond het plangebied kunnen incidenteel gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Gezien de (zeer) lage vervoersintensiteit levert dit geen relevante risico's op.
De A67 en A2 maken wel onderdeel uit van het Basisnet. Ze worden aangeduid als Basisnet-wegtraject zonder PAG-indicatie. Aangezien het plangebied op respectievelijk 1,5 en 1,6 kilometer ligt, ligt het plangebied niet in de risicozone van deze snelwegen.
Het aspect externe veiligheid vormt dan geen belemmering voor onderhavig plan.
De Wet geurhinder en veehouderij betreft een wet waarmee de nationale regels inzake geurhinder te opzichte van de tot de veehouderijen behorende dierenverblijven vastgesteld zijn. De Wet geurhinder en veehouderij heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van de geurbelasting, onder andere als gevolg van emissies door bedrijven. Met de in de Wet geurhinder en veehouderij opgenomen grenswaarden moet rekening gehouden worden bij beslissingen in het kader van de Wet milieubeheer. Nieuwe knelpunten moeten worden voorkomen.
In de Wet geurhinder een veehouderij zijn grenswaarden opgenomen voor de geurbelasting die een veehouderijbedrijf op en geurgevoelig object (bijvoorbeeld een woning) mag veroorzaken. Tevens gelden volgens de wet minimale afstanden tot woningen van derden. De grenswaarden worden weergegeven in odour units per vierkante meter lucht (ouE/m3). Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de ligging van een veehouderijbedrijf binnen of buiten de concentratiegebieden en de ligging van de veehouderijbedrijven binnen of buiten de bebouwde kom.
De gemeente Veldhoven heeft de 'Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Veldhoven' vastgesteld. Deze verordening is op 20 mei 2008 in werking getreden. De gemeente Veldhoven heeft in de bijbehorende 'Gebiedsvisie t.b.v. de verordening geurhinder en veehouderij' voor de bebouwde kom een streefwaarde voor de achtergrondbelasting opgenomen van 10 ouE/m3 . Dit leefklimaat kan als redelijk goed worden bestempeld. De gemeentelijke geurverordening stelt geen afwijkende geurnorm voor de voorgrondbelasting. Derhalve geldt ter plaatse een geurnorm van 3 ouE/m3 voor de voorgrondbelasting.
De meest dichtbijgelegen veehouderij is gelegen op een afstand van circa 2,6 kilometer van het plangebied. Daarbij ligt de wijk d'Ekker midden in het bebouwingsgebied van Veldhoven.
Derhalve kan worden gesteld dat het aspect geurhinder geen belemmering vormt ten aanzien van de beoogde herontwikkeling van het plangebied.
Wettelijk en beleidsmatig kader
De omgang met het archeologisch erfgoed is geregeld in de Erfgoedwet (2016). Gemeenten hebben een archeologische zorgplicht en initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord zijn verplicht rekening te houden met eventueel aanwezige archeologische resten, indien een bestemmingsplan dat voorschrijft. De gemeente heeft vanuit haar archeologiebeleid voorwaarden opgesteld ten aanzien van de omgang met het archeologisch erfgoed. Deze zijn in het bestemmingsplan weergegeven als een dubbelbestemming Waarde-Archeologie met daaraan gekoppelde ondergrenzen onderzoeksplicht.
Toetsing bestemmingsplan
De gemeente Veldhoven beschikt over een Archeologische beleidsadvieskaart van datum 10 maart 2014. Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan bevinden zich op de beleidsadvieskaart categorie 5: gebieden van middelhoge archeologische verwachting en naoorlogse woonwijken en industrieterreinen met een (oorspronkelijke) hoge verwachting. Er geldt een onderzoeksplicht bij een verstoringsdiepte van meer dan 40 centimeter en een verstoringsoppervlakte van meer dan 2500 m2.
Figuur 4.3: Uitsnede beleidskaart archeologie gemeente Veldhoven
Figuur 4.4: Uitsnede bestemmingsplan 'Cobbeek, d'Ekker en Zonderwijk 2017', dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)
De categorieën zijn op de verbeelding van het nu geldende bestemmingsplan 'Cobbeek, d'Ekker en Zonderwijk 2017' opgenomen als dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. De dubbelbestemmingen kennen een bouwverbod (met afwijkingsmogelijkheid) en een omgevingsvergunningenstelsel voor werkzaamheden die de bodem verstoren. Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend als uit archeologisch onderzoek is gebleken dat er geen archeologische resten aanwezig zijn, of dat die resten kunnen worden beschermd door voorwaarden aan de omgevingsvergunning te stellen (bijv. door het treffen van technische maatregelen, het doen van een archeologische opgraving of archeologische begeleiding van de werkzaamheden).
Er geldt geen onderzoeksplicht als de bodemverstoring voor het op te richten gebouw of uitbreiding kleiner is dan 2500 m2 of de diepte van de (te verwachten) bodemverstoring minder is dan 40 centimeter - maaiveld. Als beide ondergrenzen worden overschreden is dus wél een archeologisch (voor)onderzoek noodzakelijk. Voor deze ontwikkeling worden beide ondergrenzen overschreden, daarom is er een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. De rapportage is raadpleegbaar in Bijlage 5.
Resultaten archeologisch onderzoek
Het plangebied was vanaf circa 1966 tot 2018 bebouwd. Bij de bouw van onder andere de kleuterschool, basisschool en gymzaal zijn grote delen van de bodemopbouw vermoedelijk verstoord. In hoeverre de ondergrond en mogelijke aanwezige archeologische waarden daadwerkelijk zijn verstoord, is op basis van dit bureauonderzoek niet vast te stellen. Om deze reden, en gezien de in dit onderzoek opgestelde hoge archeologische verwachting, is binnen het plangebied vervolgonderzoek noodzakelijk.
Gezien de omvang van het plangebied en de aanwezigheid van een hoge zwarte enkeerdgrond is in dit stadium de meest geschikte onderzoeksmethode een verkennend booronderzoek. Verspreid in het plangebied dienen boringen te worden gezet met een om inzicht te krijgen in de toestand van het bodemprofiel. Tevens dient gekeken te worden naar de aanwezigheid van mogelijke vegetatie- en/of cultuurlagen, die zichtbaar zijn als bodemverkleuringen. Door middel van het verkennend booronderzoek dient te worden vastgesteld of er binnen het plangebied archeologische resten in situ te verwachten zijn.
Bovenstaand advies is van onderzoeksbureau Econsultancy. De resultaten van onderhavig onderzoek dienen te worden beoordeeld door de bevoegde overheid (gemeente Veldhoven). De bevoegde overheid neemt vervolgens een besluit.
ArchAeo, de adviseur van de gemeente Veldhoven, heeft op 24 mei 2022 een beoordeling van het rapport opgesteld. Het advies voor een verkennend booronderzoek wordt niet door ArchAeo overgenomen. Om een goed beeld te verkrijgen van de archeologische potentie van het plangebied, dient een gravend (karterend en waarderend) vooronderzoek door middel van proefsleuven plaats te vinden. Enkel verkennende boringen geven geen goed inzicht in de mate van verstoring van het archeologisch relevante (sporen)niveau onder het gehele plangebied. Veel van de verstoringen zullen niet veel dieper gaan dan tot bovenin de C-horizont (het archeologisch sporenniveau). Het proefsleuvenonderzoek kan hier het juiste inzicht in geven.
Dit proefsleuvenonderzoek is nu in gang gezet. Totdat de resultaten van dit onderzoek bekend zijn, is de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan en geldt voor het hele plangebied.
Wettelijk en beleidsmatig kader
Nationaal staat het cultuurhistorisch beleid in het teken van het behoud en het beheer van de cultuurhistorische waarden. Op gelijke voet staat het streven naar het gebruik van het cultuurhistorisch erfgoed als inspiratiebron voor de ruimtelijke inrichting. Dit beleid geldt voor alle cultuurhistorische waarden, dat wil zeggen voor zowel archeologische als voor historisch-geografische en historisch bouwkundige waarden.
Cultuurhistorische waarden kunnen betrekking hebben op bebouwde cultuurhistorie (monumenten), cultuurhistorische landschappen en archeologische waarden van een gebied.
Op basis van de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW 2010, herziening 2016) wordt geconcludeerd dat binnen of in de nabijheid van het plangebied geen cultuurhistorische waarden of elementen aanwezig zijn.
Toetsing bestemmingsplan
Op de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Brabant ligt de zone van de molenbiotoop voor een gedeelte over het plangebied, zie figuur 4.5. De gemeente heeft hiervoor in het bestemmingsplan de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' opgenomen, zie figuur 4.6. Deze diameter is vele malen kleiner, het plangebied valt niet in deze vrijwaringszone. De aanduiding op de Cultuurhistorische Waardenkaart heeft betrekking op de mogelijk aanwezige historische zichtrelatie op de molen. Echter is in de bestaande situatie vanaf het plangebied de molen niet zichtbaar vanwege de vele gebouwen tussen plangebied en de molen. Deze waarde wordt daarmee dus niet (verder) aangetast.
Figuur 4.5: Uitsnede Cultuurhistorische Waardenkaart provincie Noord-Brabant, plangebied blauw omkaderd
Figuur 4.6: Uitsnede bestemmingsplan 'Cobbeek, d'Ekker en Zonderwijk 2017', gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)
De gemeente heeft bepaald dat een proefsleuvenonderzoek noodzakelijk is. Dat proefsleuvenonderzoek wordt op dit moment uitgevoerd. Om te borgen dat de mogelijk aanwezige archeologische waarden beschermd blijven, is de dubbelbestemming 'Waarde Archeologie 3' van toepassing op het hele plangebied.
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
Doel van de waterparagraaf is de component water in een zo vroeg mogelijk stadium te adresseren in het besluitvormingsproces van ruimtelijke plannen. De paragraaf beschrijft de actuele waterhuishouding in het plangebied. Daarnaast wordt, binnen de gestelde randvoorwaarden van het bestemmingsplan, vastgelegd aan welke watereisen de ontwikkeling moet voldoen. Ruimtelijke plannen worden onder meer getoetst aan "hydrologisch neutraal" ontwikkelen conform landelijk en lokaal waterbeleid. Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 1, onder c van het Besluit ruimtelijke ordening.
Provinciaal Water en Bodem programma 2022-2027
Doel van dit nieuwe RWP is: een klimaatadaptief Brabant met veilig, schoon en voldoende water en een vitale bodem. Deze opgaven zijn ook van belang voor vrijwel alle andere provinciale opgaven: wonen en werken, infrastructuur en mobiliteit, landbouw en voedsel, natuur en biodiversiteit, erfgoed, een concurrerende en duurzame economie, en de energietransitie.
Ambitie: Brabant heeft in 2050 een klimaatbestendig en veerkrachtig water- en bodemsysteem en is bestand tegen extremen.
Rode draad: water en bodemsysteem herstellen
Een belangrijke rode draad in het programma is het herstellen van de systeemwerking. Vele generaties lang had het waterbeleid als doel wateroverlast te voorkomen en water zo snel mogelijk af te voeren. Inmiddels weten we beter en is het duidelijk geworden dat het roer om moet: we moeten zuinig zijn op ons water en de bodem, en het wateren bodemsysteem moet toegerust zijn op natte én droge tijden.
Waterbeheerplan 2022-2027 - Water als basis voor toekomstbestendige leefomgeving
Het water- en bodemsysteem is onontbeerlijk voor een gezonde en leefbare ruimtelijke inrichting van Noord-Brabant. Meer dan ooit is het belangrijk om rekening te houden met het concept van de lagenbenadering om een toekomstbestendige leefomgeving te waarborgen. Door klimaatverandering en ruimtelijke druk, staat immers de veerkracht van het water en bodemsysteem onder druk. De lagenbenadering beschrijft de ruimte in drie lagen. De eerste laag bestaat uit de fysieke ondergrond, het water- en bodemsysteem. De tweede laag bevat netwerken van infrastructuur met onder meer wegen, spoorlijnen en waterwegen. Tot slot de derde laag met de menselijke activiteiten zoals wonen, werken en recreëren en de fysieke neerslag daarvan. Ruimtelijke planning en gebiedsontwikkeling is een proces waarin continu keuzes worden gemaakt. De lagenbenadering helpt in dit keuze- en afwegingsproces en dient als kwaliteitskader voor alle (ruimtelijke) plannen. Elke laag draagt bij aan de ontwikkeling. De lagenbenadering betekent wel dat een onderliggende laag voorwaarden stelt aan andere lagen. Zeker vanuit een perspectief van duurzame ontwikkeling zijn veerkracht en omkeerbaarheid van ingrepen belangrijke gegevenheden.
Met het Waterbeheerprogramma 2022-2027 start Waterschap De Dommel met de 'watertransitie'; op weg naar een toekomstbestendige waterhuishouding. Uiterlijk in 2050 is de waterhuishouding in ons hele beheergebied toekomstbestendig. Dit betekent een waterhuishouding die in een goede waterkwaliteit voorziet. En een waterhuishouding die robuust, wendbaar en in balans is met de omgeving. Zowel in het bebouwde als het landelijke gebied en van de beekdalen tot en met de hoge zandruggen. Het grond- en oppervlaktewatersysteem kan de grotere weersextremen opvangen door maximaal gebruik te maken van de dempende sponswerking van de bodem/ondergrond en de natuurlijke hoogteverschillen voor het vasthouden van water.
We hanteren drie principes die inhoudelijke sturing geven aan de watertransitie:
We moeten ons, nog meer dan voorheen, aanpassen aan de veranderende leefomgeving en op zoek gaan naar nieuwe oplossingen en antwoorden. Juist de voor Midden-Brabant zo karakteristieke verwevenheid van bebouwing, landbouw en natuur is een kans om de wateropgaven slim in te passen. Dit vereist een integrale, gebiedsgerichte aanpak samen met alle partijen. Een gebiedsgerichte aanpak is alleen succesvol als naast de wateropgaven ook de opgaven vanuit natuur, stikstof, economie, landbouwtransitie, energietransitie, biodiversiteit, mobiliteit en woningbouw onderdeel van de aanpak zijn. Niet sectoraal, maar integraal. Alleen dan gaan we oplossingen vinden voor een leefbaar Midden-Brabant met een duurzaam en toekomstbestendig watersysteem dat goed is voor inwoners, bedrijven, landbouw en natuur. De grote uitdaging zit hem vooral in de vraag hoe we dit gaan bereiken. Meer dan voorheen gaan we daarbij:
Keur Waterschap de Dommel 2015
De 'Keur Waterschap De Dommel 2015' bevat regels met daarin verboden en verplichtingen ten aanzien van oppervlaktewater en grondwater die gelden voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van Waterschap De Dommel. Hierin wordt het beheer en het onderhoud van watergangen geregeld (bijvoorbeeld betreffende onderhoudsstroken) en is aangegeven wanneer een vergunning of algemene regels van toepassing zijn voor ingrepen in de waterhuishouding. Verder zijn er beleidsregels voor het beschermingsbeleid van gebieden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen beschermde gebieden waterhuishouding, attentiegebieden, beekdalen en overige gebieden. Met deze beleidsregels wordt aangegeven op welke wijze gebiedsgericht wordt omgegaan met vergunning verlening.
De keur van het waterschap is van toepassing wanneer direct en indirect wordt geloosd op een oppervlaktewaterlichaam. De Keur is ook van toepassing als het oppervlaktewater niet in eigendom en beheer is van het waterschap.
Beleidsregel Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater
De drie Brabantse waterschappen, Aa en Maas, De Dommel en Brabantse Delta hanteren sinds 1 maart 2015 dezelfde (beleids)uitgangspunten voor het beoordelen van plannen waarbij het verhard oppervlak toeneemt. Deze (beleids)uitgangspunten zijn geformuleerd in de 'Beleidsregel Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen'. Bij een toename en afkoppeling van het verhard oppervlak geldt het uitgangspunt dat plannen zoveel mogelijk hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. De waterschappen maken bij het beoordelen van plannen met een toegenomen verhard oppervlak onderscheid tussen grote en kleine plannen. Hoewel er relatief veel kleine plannen zijn, veroorzaken deze op deelstroomgebiedsniveau nauwelijks een toename van de maatgevende afvoer. Het waterschap maakt grofweg onderscheid in projecten met een toename van verhard oppervlak tussen 500 m² en 1.000 m².
Verbreed Gemeentelijk rioleringsplan 2015 - 2019 en Integraal beheerkader openbare ruimte
De visie en strategie van de gemeente Veldhoven is vastgelegd in het huidige VGRP en daarnaast is een integraal beheerkader openbare ruimte opgesteld. Het Integraal beheerkader openbare ruimte beschrijft de ambities voor het beheer van de openbare ruimte voor de gemeente Veldhoven. Deze ambities zijn vertaald naar de assets en vastgelegd op de assetsheets (beheerplannen). Het doel hiervan is om eenduidig de kaders voor het beheer van de openbare ruimte vast te leggen op basis van het huidige beleid.
Volgens de wetgeving heeft de gemeente Veldhoven drie zorgplichten op het gebied van stedelijk waterbeheer:
Dit komt er op neer dat de gemeente vanuit het oogpunt van volksgezondheid en veiligheid zorg draagt voor een deugdelijke inzameling, berging, transport en/of lokale zuivering van stedelijk afvalwater, afvloeiend hemelwater en grondwater. De kans op overlast dient hierbij te worden beperkt tot maatschappelijk aanvaardbare normen.
Op het gebied van hemelwater zijn de onderstaande beleidsdoelen en ambitie beschreven:
Hydrologisch neutraal bouwen
Het waterschap streeft naar een robuust watersysteem. Voor ontwikkelingen die dit negatief kunnen beïnvloeden, wordt daarom uitgegaan van de trits “vasthouden-bergen-afvoeren”. Dat wil zeggen dat water zoveel mogelijk in een gebied wordt vastgehouden door infiltratie en waar dit niet mogelijk is water tijdelijk wordt geborgen (retentie). Door water lokaal te infiltreren of te bergen in een voorziening wordt het versneld afvoeren van overtollig hemelwater naar het bestaande oppervlaktewatersysteem zoveel mogelijk voorkomen. Bij zeer grote neerslaghoeveelheden zal de genoemde voorziening het aangeboden water echter onvoldoende kunnen verwerken. Een noodoverloopconstructie kan er dan voor zorgen dat het overtollige water gecontroleerd naar een plek wordt afgevoerd waar het geen overlast kan veroorzaken.
Uitgangspunten hemelwaterafvoer bij herontwikkeling en nieuwbouw
Bij herontwikkeling en nieuwbouw binnen de gemeente Veldhoven wordt uitgegaan van het HNO-principe (Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen): het hemelwater wordt ter plaatse de bodem in geleid via hemelwater verwerkende voorzieningen zoals infiltratiekolken, bermen, wadi's en vijverpartijen. Bij nieuw te ontwikkelen bedrijventerreinen wordt de eigenaar gestimuleerd om het hemelwater op eigen terrein te verwerken. Waar mogelijk worden voorzieningen gecombineerd met benodigde maatregelen in omringende wijken. Indien de lokale omstandigheden de verwerking van hemelwater in de bodem niet toelaten, wordt het afgevoerd naar het dichtstbijzijnde oppervlaktewater, conform de richtlijnen van het hydrologisch neutraal ontwikkelen.
Wanneer wordt aangesloten op het gemeentelijke rioolstelsel van de gemeente Veldhoven zijn de volgende regels van toepassing:
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied is gelegen aan de Lange Kruisweg te Veldhoven en is momenteel onbebouwd. De locatie is momenteel een door bomen omzoomd grasveld en volledig onverhard (figuur 4.7).
Figuur 4.7: Huidige locatie plangebied (rood omlijnd)
Bodem en grondwater
Het plangebied maakt geen deel uit van een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied. Vanwege de ligging in de bebouwde kom is het plangebied niet gekarteerd op de Bodemkaart van Nederland. Ten noorden, oosten en westen van het plangebied bestaat de grond uit veen. Uit het onderzoek uitgevoerd door Tritium Advies (Bijlage 6) kwam naar voren dat de bodem van het plangebied uit zand bestaat.
Uit de gegevens van Grondwatertools kan worden aangenomen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) circa 3,60 m-mv bedraagt. De gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) bedraagt circa 4,8 m-mv. Opgemerkt wordt dat er in de directe omgeving weinig gegevens beschikbaar zijn en dat de gegevens die beschikbaar zijn verouderd zijn. Op basis van het archief van Tritium Advies B.V. wordt geconcludeerd dat de GLG en GHG representatief worden geacht. Op basis van het eerder uitgevoerd onderzoek in 2019 in de nabijheid van het plangebied wordt de grondwaterstand geschat tussen de 4,0 - 4,5 m-mv. De volgende 3 grafieken laten de metingen van peilbuizen rondom het plangebied zien. Op de kaarten staat aangegeven waar de peilbuizen zijn geplaatst.
Figuur 4.8: Metingen peilbuizen (Bron: Gemeente Veldhoven)
Het maaiveld ligt op circa +22 meter ten opzichte van het NAP. Dit geeft een beeld van de hoogte in het plangebied maar ook wat dit betekent voor de afstroming van het hemelwater. Het geeft daarnaast aan wat de meest geschikte plek is om een bergingsvoorziening te realiseren. Een voorziening op het hoogste punt realiseren is niet effectief. Mocht dat het geval zijn, dienen de aanliggende percelen opgehoogd te worden. Geconcludeerd wordt dat de voorziening lager dan het laagste punt gerealiseerd dient te worden.
Figuur 4.9: Maiveldhoogte (plangebied omcirkeld) (Bron: https://www.ahn.nl/ahn-viewer)
Waterkwantiteit
In het plangebied bevinden zich geen watergangen (figuur 4.10).
Tabel 4.1: Checklist Watersysteem
Checklist Watersysteem | |
Hoofdwatergang cq open water | Nee |
Zijwatergang | Nee |
Keurgebied binnen plangebied? | Nee |
Binnen 25-100 jaarszone? | Nee |
Binnen boringsvrije zone? | Nee |
Ecologische verbindingszone? | Nee |
Binnen reserveringsgebied waterberging 2050? | Nee |
Attentiegebied EHS | Nee |
Rioolwatertransportleiding | Nee |
Waterschap gemaal | Nee |
Verdachte/verontreinigde locaties? | Nee |
Infiltratie praktisch mogelijk? | Nee |
Uitwerkingsplicht / wijzigingsbevoegdheid | Nee |
Figuur 4.10: Uitsnede legger De Dommel t.o.v. het plangebied
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Binnen het plangebied of in de nabije omgeving liggen geen oppervlaktewaterlichamen die zijn aangewezen vanuit de Kaderrichtlijn Water. Er bevinden zich ook geen natte ecologische verbindingszone zoals opgenomen in het (provinciale) Natuurnetwerk Nederland binnen of in de nabijheid van het plangebied.
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied bevindt zich niet in de kernzone van een waterkering.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is aangesloten op het gemeentelijke (gemengde) rioolstelsel.
Toekomstige situatie
Algemeen
Het voornemen is om 56 sociale huurwoningen te realiseren.
Bodem en grondwater
De beoogde ontwikkeling heeft geen gevolgen voor bodem en grondwater.
Waterkwantiteit
Voor een toename van het verhard oppervlak tussen 500 m2 en 10.000 m2 kan de vereiste watercompensatie berekend worden door de toename van het verhard oppervlak (m2) te vermenigvuldigen met een waterschijf van 60 mm (0,06 m). Wanneer de toename van het verhard oppervlak minder is dan 500 m2, is er geen compensatieplicht. Wel hanteert de gemeente in dit geval voor de toename van het verhardoppervlak van 250 m2 tot 500 m2 een compensatie van 42 mm/m2 berging binnen het te ontwikkelen plangebied.
De toename van verhard oppervlak bestaat uit het gebouw, de ontsluitingsweg, de parkeerplaatsen en de paden. De verharde paden zullen direct afwateren naar omliggend groengebied en worden daarom niet meegerekend in de toename van het verhard oppervlak. De parkeerplaatsen zullen als halfverharding worden uitgevoerd. Bij lichte neerslag zal het water direct ter plaatse infiltreren maar bij hevige neerslag zal het surplus aan hemelwater wel tot afstroming (naar oppervlaktewater of naar AWZI) komen. Voor de parkeerplaatsen wordt daarom 80% in de toename van verhard oppervlak meegenomen. De oppervlakte van het gebouw en de toegangsweg zijn volledig compensatieplichtig.
Figuur 4.11: Oppervlakten plangebied (rood omrand) + naastgelegen bestaande groene veldje (Bron: VFO Architecten)
Tabel 4.2: Oppervlakten terrein
Oppervlakten plangebied | Huidig (m2) | Toekomstig (m2) | Verhard oppervlak naar de voorziening (m2) | Verhard oppervlak naar groen (m2) |
Daken | 0 | 782 | 782 | |
Verharde paden | circa 315 | circa 1.240 | 1.240 | |
Ontsluiting parkeerterrein | 0 | 817 | 817 | |
Halfverharde parkeerplaatsen | 0 | 777 | 777 | |
Onverhard terrein | circa 7.519 | circa 4.358 | 4.358 | |
Totaal | circa 7.834 | circa 7.834 | 2.376 | 5.598 |
Er dient (3.145,6 x 0,06) 188,8 m3 water gecompenseerd te worden.
Compensatiemogelijkheid
De voorkeur gaat uit naar bovengrondse voorzieningen. Echter, is dit in dit plan niet mogelijk vanwege de waardevolle bomen die behouden dienen te blijven. Hiermee wordt een basis gelegd voor een fijne woonomgeving waar de bomen op het gebied van hittestress een belangrijke rol vervullen voor zowel de nieuwe bewoners en behouden blijft voor de huidige bewoners van de omliggende straten.
Uit het doorlatendheidsonderzoek (Bijlage 6) blijkt dat de grond niet als geschikt geacht wordt voor infiltratie en daarmee de aanleg van infiltratie-/bergingsvoorziening. Om de infiltratiecapaciteit van de locatie te verbeteren kan gedacht worden aan het verbeteren van het oorspronkelijke bodemprofiel tot minstens een halve meter onder de geplande infiltratie-/bergingsvoorziening waarbij goed doorlatend materiaal zoals drainagezand wordt aangevoerd. Met betrekking tot de geplande infiltratie-/bergingsvoorziening wordt de humeuze laag voor het installeren van de infiltratie-/bergingsvoorziening al ontgraven. Humeuze lagen hebben over het algemeen ook een lage infiltratiecapaciteit. Gezien de infiltratiecapaciteit op de gehele locatie zeer slecht is en ook een deel van de locatie verhard gaat worden kan niet uitgesloten worden dat zonder aanvullende maatregelen bij regenbuien wateroverlast kan ontstaan op de locatie. Tevens zijn in de (directe) omgeving van de locatie geen vijvers of sloten gelegen welke mogelijk voor een tijdelijke waterberging kunnen zorgen.
Aangeraden wordt om bij het dimensioneren van de infiltratie-/bergingsvoorziening een specialist te laten bekijken op welke manier een overstort voor de infiltratie- / bergingsvoorziening gerealiseerd kan worden. Geadviseerd wordt om het ontwerpen en het aanleggen van een infiltratie-/bergingsvoorziening door een op dit gebied ervaren specialist uit te laten voeren. Het opstellen van een nader plan van aanpak (detailtekening en -berekening), het eventueel toepassen van grondverbetering en het realiseren van onderhoudsmogelijkheden maken in de regel onderdeel uit van het ontwerp en de aanleg. Op deze wijze moet voorkomen worden dat de toekomstige infiltratie- / bergingsvoorziening onjuist wordt gedimensioneerd, op de verkeerde diepte wordt aangelegd, onvoldoende functioneert of dat de infiltratiecapaciteit na verloop van tijd te snel en te veel terugloop.
Omdat een bovengrondse voorziening niet haalbaar is, is gekeken naar een ondergrondse oplossing. De infiltratie- / bergingsvoorziening wordt gerealiseerd onder de nieuwe groene parkeervoorziening voor het appartementencomplex. De infiltratie- / bergingsvoorziening bedraagt minimaal 188,7 m3. Om te bepalen hoe groot deze voorziening moet worden, is een nader doorlatendheidsonderzoek uitgevoerd. Aan de hand van dit onderzoek worden de afmetingen van de bergingsvoorziening bepaald t.o.v. NAP en de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG). Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 7.
Uit dit onderzoek kwam naar voren dat op basis van de huidige bodemopbouw, de te verwachte GHG (3,6 m-mv) en meetresultaten is infiltratie op circa 4,0 m-mv naar verwachting goed mogelijk en diepe ondergrond (onverzadigde zone) hiermee als geschikt geacht voor infiltratie. De verzadigde zone is echter (zeer) slecht doorlaatbaar. Hier dient rekening mee te worden gehouden bij het ontwerp van een infiltratievoorziening, in dit geval grindpalen.
In figuur 4.12 is de riolering rondom het plangebied weergegeven. Dit plaatje geeft een beeld van de diepte van de leidingen en of een vertraagde afvoer/noodoverloop van de waterberging bij een bepaalde diepte mogelijk is. Omdat het riool ongeveer op 2 meter diepte ligt, wordt geconcludeerd dat de overloopafvoer vanuit de infiltratie- / bergingsvoorziening mogelijk is via de rioolbuis.
Figuur 4.12: Riolering rondom het plangebied (plangebied omlijnd)
De Waterwet stelt dat de perceeleigenaar in eerste instantie zelf verantwoordelijk is voor het verwerken van regenwater dat op het eigen perceel valt (artikel 3.5 Waterwet). De gemeente (via riolering) of het waterschap (via sloten en beken) kunnen deze verantwoordelijkheid overnemen, wanneer het niet mogelijk is dat de perceeleigenaar het regenwater zelf opvangt. Bijvoorbeeld als de bodemopbouw geen infiltratie mogelijk maakt, wanneer het perceel helemaal bebouwd is of wanneer er geen oppervlaktewater in de buurt is. Is het plangebied voldoende groot, deels onbebouwd en de bodem geschikt, dan nemen gemeente en waterschap de verantwoordelijkheid voor afstromend regenwater niet zonder meer over. De perceeleigenaar verwerkt het regenwater dan zelf en geeft zo direct invulling aan het principe “elke druppel vasthouden en infiltreren waar deze valt” uit het Waterbeheerprogramma 2022-2027 van Waterschap De Dommel. Zo wordt samen gewerkt aan een klimaatrobuuste waterhuishouding en wordt voorkomen dat er watertekort voor groen en landbouw in droge perioden en overstromingen in natte perioden is.
Voor dit plan wordt het regenwater op eigen perceel verwerkt.
De waterbergingsvoorzieningen en regenwater mag geen wateroverlast veroorzaken op eigen terrein of bij derden.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang gedurende de aanlegfase om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken.
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied ligt niet in de beschermingszone van waterkeringen. De realisatie van het plan heeft geen negatieve gevolgen voor de waterkeringen.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Kennisbank Stedelijk Water van Stichting RIONED en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Er worden watercompenserende maatregelen getroffen waardoor de ontwikkeling geen negatieve gevolgen heeft voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Het waterschap en de gemeente zullen bij verdere uitwerking betrokken blijven.
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn, soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en de bescherming van overige soorten. De provincie kan ontheffing verlenen van de verboden voor overige soorten.
In de provincie Noord-Brabant wordt voor een aantal soorten vrijstelling verleend in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden. Het betreft onder andere aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ree, rosse woelmuis, veldmuis, vos en woelrat.
Gebiedsbescherming
Natura 2000-gebieden
Het plangebied vormt geen onderdeel van een Natura 2000-gebied. De afstand tot het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux bedraagt circa 1,5 kilometer.
Figuur 4.13: Plangebied, rode punt, ten opzichte van Natura 2000-gebieden (Bron: natura2000.nl/gebieden)
Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De afstand tot het meest dichtstbijzijnde NNN bedraagt eveneens 1,5 kilometer.
Figuur 4.14: Plangebied op 1,5 meter afstand tot Natuur Netwerk Brabant (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering van de natuurgebieden kunnen door de afstand worden uitgesloten.
Stikstofdepositie
Vanwege de afstand tot de Natura 2000-gebieden leidt alleen stikstofdepositie tot mogelijke negatieve effecten op het natuurgebied. De beoogde ontwikkeling van 56 appartementen dient getoetst te worden aan de eisen uit de Wet natuurbescherming, waarbij de mogelijke gevolgen voor de stikstofdepositie binnen Natura 2000 een rol spelen. Onderstaande figuur laat de ligging van het plangebied ten opzichte van het Natura 2000-netwerk zien. Niet alle Natura 2000-gebieden zijn gevoelig voor stikstofdepositie. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux bevindt zich op circa 1,5 kilometer van het plangebied. Dit betreft een stikstofgevoelig gebied.
Figuur 4.15: Locatie beoogde ontwikkeling (zwart omcirkeld) ten opzichte van Natura 2000-gebieden (Bron: AERIUS calculator)
Met het rekenmodel Aerius (versie 2021) zijn berekeningen uitgevoerd om de mogelijke gevolgen van de ontwikkeling voor de stikstofdepositie binnen Natura 2000 in beeld te brengen, daarbij is de gebruiksfase (na oplevering van de beoogde ontwikkeling) beschouwd. Voor de realisatiefase geldt een vrijstelling, hier wordt nader op ingegaan in deze notitie. In deze memo wordt achtereenvolgens ingegaan op de gehanteerde uitgangspunten, de resultaten en de conclusie. De invoer- en uitvoergegevens vanuit Aerius zijn opgenomen in Bijlage 8. In de stikstofdepositieberekening is uitgegaan van de worst-case scenario van 58 sociale huurwoningen. De memo van dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 9. In dit onderzoek wordt geconcludeerd dat er voor de gebruiksfase geen depositiebijdrage binnen Natura 2000-gebieden wordt berekend. Er zijn geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jr.
Soortbescherming
De quickscan Wet natuurbescherming is uitgevoerd in het kader van de voorgenomen nieuwbouw op de onderzoekslocatie en heeft tot doel om in te schatten of er op de onderzoekslocatie planten- en diersoorten, gebieden of houtopstanden aanwezig zijn die volgens de Wet natuurbescherming een beschermde status hebben en die mogelijk negatieve gevolgen kunnen ondervinden door de voorgenomen ingreep. De quickscan is raad te plegen in Bijlage 10.
De aanwezigheid van geschikt habitat op de onderzoekslocatie voor de verschillende soorten en soortgroepen is weergegeven in tabel 4.3. In de tabel is samengevat of de voorgenomen ingreep mogelijk verstorend kan werken en wat de consequenties zijn voor eventuele vervolgstappen, zoals soortgericht nader onderzoek of vergunningstrajecten. In de tabel is weergegeven of maatregelen noodzakelijk zijn om overtreding van de Wet natuurbescherming voor bepaalde soortgroepen te voorkomen.
Tabel 4.3: Overzicht geschiktheid onderzoekslocatie voor soortgroepen en te nemen vervolgstappen (Bron: Econsultancy)
* Wijzigingen in het planvoornemen kunnen van invloed zijn op de uitkomst van het onderzoek.
Om te bepalen of het aangetroffen nest op de onderzoekslocatie in gebruik is door eekhoorns zal aanvullend onderzoek moeten worden uitgevoerd. Hiervoor dienen twee veldbezoeken uitgevoerd te worden tijdens de voortplantingsperiode. Dit kan van december tot en met februari of van mei tot en met juni. Zowel de winternesten als de nesten die tijdens de voorplantingsperiode in gebruik zijn, genieten een jaarronde bescherming.
Indien uit aanvullend onderzoek blijkt dat eekhoorns van de nesten op de onderzoekslocatie gebruik maken, zullen de voorgenomen plannen leiden tot een overtreding van de Wet Natuurbescherming. Hiervoor zal een ontheffing moeten worden aangevraagd bij de provincie Noord-Brabant. Daarnaast dient voor uitvoering van de voorgenomen plannen, in eerste instantie aanvullend onderzoek plaats te vinden naar de geschiktheid van de aangetroffen boomholtes als potentiële verblijfplaats voor boombewonende vleermuizen. Indien de betreffende boomholtes geschikt blijken te zijn als verblijfplaats voor boombewonende vleermuizen dient vervolgens een aanvullend onderzoek naar boombewonende vleermuizen uitgevoerd te worden conform het geldende vleermuisprotocol (NGB, 2021).
Ten aanzien van algemene broedvogels kunnen overtredingen worden voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren of onder begeleiding van een ecoloog een broedvogelcheck uit te voeren alvorens de start van de werkzaamheden. Voor beschermde soorten behorend tot de overige soortgroepen zijn overtredingen ten aanzien van de Wet natuurbescherming wegens het ontbreken van geschikt habitat, het ontbreken van sporen en/of vanwege een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling niet aan de orde. Wel dient rekening te worden gehouden met de algemene zorgplicht ten behoeve van grondgebonden zoogdieren en amfibieën. Dat houdt in dat al het redelijkerwijs mogelijke gedaan dient te worden om het doden en verwonden van dieren te voorkomen.
Op dit moment wordt het aanvullende onderzoek uit naar de eekhoorn en de boominspecties in verband met de geschiktheid voor de boombewonende vleermuizen uitgevoerd.
Zorgplicht
Voor alle soorten geldt de algemene zorgplicht (artikel 1.11 Wnb). Deze zorgplicht houdt kort gezegd in dat een ieder die weet dat zijn handelen of nalaten negatieve gevolgen zal hebben voor flora en fauna, verplicht is dit handelen achterwege te laten of maatregelen te nemen die de negatieve gevolgen kunnen voorkomen, beperken of ongedaan maken. Zo dient het plangebied tijdig onaantrekkelijk gemaakt te worden als leefgebied voor de kwetsbare soorten die mogelijk in het plangebied kunnen voorkomen en dienen de werkzaamheden bij voorkeur plaats te vinden buiten kwetsbare perioden van deze soortengroepen. Als tijdens de sloop-, bouw- en aanlegwerkzaamheden beschermde soorten worden aangetroffen, moeten dusdanige maatregelen worden genomen dat de schade aan deze soorten zo veel mogelijk wordt beperkt.
Met inachtneming van de maatregelen en het aanvullend onderzoek naar de vleermuis en de eekhoorn, vormt het aspect 'flora en fauna' geen belemmering voor het planvoornemen.
Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling. De parkeerbehoefte is berekend aan de hand van de gemeentelijke parkeernormen 'Parkeernormennota 2021: Toepassing parkeercijfers bij ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente Veldhoven'.
Gemotoriseerd verkeer
Het plangebied wordt via de Lange Kruisweg in oostelijke richting ontsloten op de 50 km/u weg de Burgemeester van Hoofflaan. Deze stedelijke as loopt in noordelijke richting naar het centrum en in zuidelijke richting naar het bedrijventerrein De Run. Via de Kempenbaan kan in westelijke richting de N2 worden bereikt.
Fietsers
Op de Lange Kruisweg fietsen fietsers op de weg. Vanaf de Burgemeester van Hoofflaan kunnen fietsers op een apart fietspad fietsen.
Voetgangers
De nabij het plangebied gelegen wegen Lange Kruisweg, Burgemeester van Hoofflaan, Handwijzer en Ceciliastraat zijn allen voorzien van aaneengesloten trottoirs.
Openbaar vervoer
Op 3 minuten lopen bevindt zich een bushalte aan de Burgemeester van Hoofflaan. Deze rijdt door naar het bus- en treinstation van Eindhoven.
Bestaande situatie
In de bestaande planologische situatie genereerde de voormalige basisschool ook verkeer. Voor het berekenen van de verkeersgeneratie van een basisschool zijn vanuit het CROW geen kentallen beschikbaar. Voorheen werd dit berekent met behulp van de 'Rekentool Verkeersgeneratie & Parkeren' van het CROW, maar deze tool is niet meer beschikbaar. De verkeersgeneratie van een schoollocatie is onder te verdelen in het verkeer voor het halen en brengen van leerlingen en de verkeersgeneratie van de personeelsleden van de school.
Figuur 4.16: Plattegrond voormalige basisschool De Gansepoel
Voor het berekenen van de verkeersgeneratie van De Gansepoel zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
De Gansepoel had 11 lokalen met gemiddeld 23 kinderen. Hiermee komt het totale aantal kinderen op (11*23)= 253 kinderen in totaal. Er wordt uitgegaan dat van het totaal aantal kinderen 25% met de auto wordt gebracht en gehaald. Dit gaat om afgerond (253*25%) 64 kinderen. Van deze 64 kinderen wordt er uitgegaan dat 60% (64*60%) 38 kinderen zowel 's ochtends, tijdens lunch als 's middags gebracht en gehaald worden. De overige 40% (64* 40%) 26 leerlingen worden alleen 's ochtends gebracht en 's middags gehaald.
Verder wordt uitgegaan van een bezetting per auto van 1,2. Dit geeft een verkeersgeneratie van (38/1.2) 32 auto's die zowel 's ochtends, tijdens lunch en 's middags gebracht en gehaald (per motorvoertuig acht ritten per dag). De overige (26/1.2) 22 auto's komen alleen 's ochtends gebracht en 's middags (per motorvoertuig vier ritten per dag).
Tabel 4.4: Verkeersgeneratie o.b.v. bestaand planologisch regime
Aantal auto's | Motorvoertuig ritten per dag | Verkeersgeneratie (werkdag) | |
's ochtends, tijdens lunch en 's middags gebracht en gehaald | 32 | 8 | 256 |
's ochtends gebracht en 's middags gehaald | 22 | 4 | 88 |
Totaal | 344 |
Het halen en brengen van de kinderen levert 344 mvt/etmaal op. Verder wordt ervan uitgegaan dat er in totaal 20 personeelsleden werken, waarvan 50% (20*50%= 10) met de auto komt. Elk personeelslid zorgt voor twee ritten per dag. Dit levert (10*2) 20 mvt/etmaal op.
Tabel 4.5: Verkeersgeneratie basisschool De Gansepoel
Verkeersgeneratie (werkdag) | |
Kinderen | 344 |
Personeel | 20 |
Totaal | 364 |
De verkeersgeneratie van de toekomstige woningbouw is berekend aan de hand van kengetallen uit CROW-publicatie 381. Hierbij wordt op basis van de omgevingsadressendichtheid en het autobezit per kengetallen het gemiddelde van de bandbreedte gehanteerd. Volgens de Parkeernormennota 2021 valt het plangebied in de zone 'rest bebouwde kom'. De stedelijkheidsgraad van de gemeente Veldhoven is 'sterk stedelijk'.
Tabel 4.6: Verkeersgeneratie nieuwe situatie
Functie | Aantal | Kengetal | Weekdagintensiteit (mvt/etmaal) | Werkdagintensiteit (mvt/etmaal) |
Appartementen, sociale huur | 56 | 3,6 per woning | 201,6 | 223,8 |
Totale verkeersgeneratie | 202 | 224 |
De planologische toename van de verkeersgeneratie na planontwikkeling kan worden bepaald door de verkeersgeneratie van het bestaand planologisch regime (364 mvt/etmaal) in mindering te brengen op de verkeersgeneratie van de toekomstige ontwikkeling (224 mvt/etmaal). Per saldo leidt dit tot een afname van de verkeersgeneratie van 140 mvt/etmaal op een gemiddelde werkdag.
De beoogde ontwikkeling leidt planologisch gezien tot een afname in verkeersgeneratie. Hierdoor heeft de beoogde ontwikkeling een positief effect op de verkeersafwikkeling en de verkeersveiligheid.
De parkeerbehoefte is berekend aan de hand van de gemeentelijke parkeernormen (Parkeernormennota 2021: Toepassing parkeercijfers bij ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente Veldhoven).
Voor de bestaande planologische situatie met de voormalige basisschool gold een parkeerbehoefte van afgerond 9 parkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen waren op eigen terrein voorzien. Deze parkeerplaatsen zijn niet langer aanwezig in het plangebied, sinds de sloop van de voormalige basisschool.
Tabel 4.7: Parkeerbehoefte o.b.v. bestaand planologisch regime
Functie | Aantal | Parkeernorm | Parkeerbehoefte |
Basisschool | 11 lokalen | 0,8 per lokaal | 8,8 |
Totaal | 9 parkeerplaatsen |
Volgens de parkeernormen geldt voor sociale huurappartementen een parkeernorm van 1,3 per appartement. De nieuwe parkeerbehoefte komt daarmee op 73 parkeerplaatsen.
Tabel 4.8: Parkeerbehoefte nieuwe situatie
Functie | Aantal | Parkeernorm | Parkeerbehoefte |
Appartementen, sociale huur | 56 | 1,3 per woning | 72,8 |
Totaal | 73 pp |
Aangezien de parkeerplaatsen van de voormalige school niet meer bestaan, moet uitgegaan worden van de nieuwe parkeerbehoefte aan 73 parkeerplaatsen. In het plangebied zijn in de ontwerpfase 62 parkeerplaatsen voorzien, zie figuur 2.6. De overige parkeerbehoefte van 11 parkeerplaatsen zal in de openbare ruimte worden opgevangen.
Om te bepalen of er in de openbare ruimte voldoende restcapaciteit beschikbaar is om de resterende parkeerbehoefte van 11 parkeerplekken op te kunnen vangen, is er een parkeeronderzoek door Groen Licht gehouden. Volgens het parkeeronderzoek ligt het maatgevend drukste moment op zaterdag late-avond. Op dit tijdstip ligt de bezetting van de parkeerplaatsen het hoogst, namelijk op 66%. Uitgaande van een maximale toelaatbare bezettingsgraad van 85%, is er nog een overcapaciteit van 79 parkeerplaatsen beschikbaar.
Wanneer de respectievelijk 21 en 16 langsparkeerplaatsen langs het trottoir van de straatsecties 14 (Goudenakkerstraat) en 29 (Ereprijs) niet meegeteld zouden worden, dan zou de totale parkeerbezettingsgraad 73% bedragen (en 47 beschikbare lege parkeerplaatsen).
Volgens het parkeeronderzoek kan worden gesteld dat er nog ruim voldoende capaciteit beschikbaar is om in de resterende parkeerbehoefte van 11 parkeerplaatsen te voorzien. Ook wanneer er een of twee parkeerplaatsen minder worden gerealiseerd op eigen terrein, is er nog ruim voldoende restcapaciteit in de openbare ruimte om een hogere resterende parkeerbehoefte op te kunnen vangen. Voor het gehele parkeeronderzoek wordt verwezen naar het onderzoek van Groen Licht in Bijlage 11.
Om te borgen dat ook daadwerkelijk in de benodigde parkeerbehoefte wordt voorzien, is in de regels van dit bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Deze verplichting bepaalt dat bij het bouwen en wijzigen van het bestaande gebruik, zoals toegestaan op grond van de geldende bestemmingen, voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid en dat deze parkeergelegenheid in stand moet worden gehouden.
Planologisch gezien is er dus een afname in het aantal verkeersbewegingen. Dat verkeer kan goed worden afgewikkeld en heeft geen negatief effect op de verkeersveiligheid.
Er kan aan de parkeerbehoefte worden voldaan, voor het grootste gedeelte op eigen terrein en voor een klein deel in de buurt.
In en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig die een belemmering vormen voor de voorgenomen ontwikkeling.
Het aspect 'kabels en leidingen' vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijk belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De basis van de milieueffectrapportage wordt gevormd door de EU Richtlijn m.e.r. De richtlijn is van toepassing op de milieueffectbeoordeling van openbare en particuliere projecten die aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen hebben.
De Europese regelgeving is in de Nederlandse wetgeving onder andere geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (verder Wm) en in het Besluit milieueffectrapportage 1994 (verder Besluit m.e.r.). In de bijlagen behorende bij het Besluit m.e.r. zijn de m.e.r.-plichtige activiteiten (de C-lijst) en de m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten (de D-lijst) beschreven. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Voor de betreffende activiteiten die niet aan de drempelwaarden voldoen, dient het bevoegd gezag te beoordelen of sprake kan zijn van belangrijke negatieve gevolgen voor het milieu. Deze beoordeling wordt aangeduid met de term vormvrije m.e.r. beoordeling. De vorm is vrij maar de inhoud dient betrekking te hebben op de volgende omstandigheden:
In het Besluit m.e.r. is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer. De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 56 sociale huurwoningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde.
Alhoewel de beoogde ontwikkeling onder de drempelwaarde blijft, is middels een aanmeldingsnotitie onderzocht of sprake is van belangrijke nadelige milieueffecten. Deze is toegevoegd in Bijlage 12.
In het planvoornemen komt op verschillende manieren duurzaamheid tot uiting:
De standaard woning
Het appartementen gebouw wordt via tunnelbekisting op de bouwplaats gestort en voorzien van houtskelet prefab gevelelementen.
Natuurinclusief bouwen
Er wordt groen aan de gevels toegevoegd en indien mogelijk groen op het dak. Bij de inrichting openbaar gebied wordt rekening gehouden met type beplanting en er zullen in de gevels van het gebouw diverse nestkasten worden opgenomen, voor de soorten:
Energie
Het appartementen gebouw wordt gasloos opgeleverd. Er wordt minder energie verbruikt door goede isolatie en energiezuinige en CO2 gestuurde installaties. Voor de verwarming wordt als basis een lucht-water-warmtepomp gebruikt. Mogelijk dat er nog PVT-panelen op het dak komen.
In het planvoornemen wordt rekening gehouden met duurzaamheid.
Er is geen wet- en regelgeving voor bezonning. Meestal wordt de TNO-norm gehanteerd. Bezonningsdiagrammen geven inzicht in de bezonning van de gevels en (extra) schaduw op de omgeving.
TNO kent een 'lichte' en een 'strenge' norm:
Deze normen worden alleen toegepast op gevels die zon kunnen ontvangen. Noordgevels ontvangen immers - hoogbouw of niet - nooit direct zonlicht.
Bezonningsdiagrammen maken inzichtelijk of de bezonning van nieuwbouw op de gevel, tuin, terras, speelplek, et cetera. voldoende is. Ook geven deze diagrammen inzicht in toename van schaduw op de omgeving door de nieuwbouw.
Met een digitaal model is de toekomstige situatie tijdens een aantal momenten in het jaar weergegeven. Hiervoor zijn er de volgende maatgevende dagen gebruikt:
In Bijlage 13 zijn de schaduwwerkingen van iedere maand weergegeven van ieder uur beginnend bij 9:00u en eindigend bij 18:00u. In onderstaande figuur zijn de maatgevende maanden januari, februari, oktober en november weergegeven om de lichte en strenge TNO-norm te beoordelen.
Figuur 4.17: Bezonningsdiagrammen januari, februari, oktober en november Lange Kruisweg (Bron: VFO Architects)
Doordat het op 21 januari lastig te beoordelen is of alle woningen aan de strenge TNO-norm voldoen, is een 3D verbeelding gemaakt.
Figuur 4.18: Bezonningsstudie 21 januari Lange Kruisweg in 3D (Bron: VFO Architects)
Woningen nummer 92 t/m 110 Lange Kruisweg
Lichte TNO-norm
In februari hebben de woningen aan de noordzijde van de Lange Kruisweg zon op de vensterbank van 11:00u t/m 17:00u. Dit zijn 7 zonuren.
In oktober hebben de woningen zon om 9:00u en van 11:00u t/m 17:00u. Dit zijn 8 zonuren.
In de maanden tussen februari en oktober zijn de schaduwen korter en worden het aantal zonuren zeker gehaald.
Van 21 februari tot en met 21 oktober hebben de woningen aan de overkant van de Lange Kruisweg minimaal 2 uur zon per dag. Hiermee wordt de lichte TNO-norm gehaald.
Strenge TNO-norm
In januari zijn de zonuren per woning als volgt:
- Huisnummers 110, 108 en 106 hebben zon van 13:00u t/m 16:00u. Dit zijn 4 zonuren.
- Huisnummers 104 en 102 hebben zon van 14:00u t/m 16:00u Dit zijn 3 zonuren.
- Huisnummer 100 heeft zon om 15:00u en 16:00u. Dit zijn 2 zonuren.
- Huisnummers 98 en 96 hebben zon om 9:00u, 15:00u en 16:00u. Dit zijn 3 zonuren.
- Huisnummers 94 en 92 hebben zon om 9:00u, 10:00u, 15:00u en 16:00u. Dit zijn 4 zonuren.
In november heeft de woning met huisnummer 110 zon van 12:00u t/m 16:00u. Dit zijn 5 zonuren. De woningen in het midden hebben zon om 9:00u / 13:00u, 14:00u, 15:00u en 16:00u. Dit zijn 4 zonuren. De woning met huisnummer 92 heeft zon om 9:00u, 10:00u, 15:00u en 16:00u. Dit zijn 4 zonuren.
Van 21 januari tot en met 21 november hebben alle woningen, behalve huisnummer 100 minimaal 3 zonuren per dag.
Woningen 72 t/m 90 Lange Kruisweg
Lichte TNO-norm
In februari en oktober ondervinden deze woningen geen schaduw van het nieuwe woongebouw. Er wordt voldaan aan de licht TNO-norm.
Strenge TNO-norm
In januari hebben de rechtse woningen zon van 11:00u t/m 14:00u. Dit zijn 4 zonuren. De middelste woningen hebben zon van 11:00u t/m 13:00u. Dit zijn 3 zonuren. De twee linkse woningen (nummer 90 en 88) hebben zon om 11:00u, 12:00u en 16:00u. Dit zijn 3 zonuren.
In november hebben de woningen aan de rechterkant van het blok zon van 9:00u t/m 14:00u. Dat zijn 6 zonuren. De woningen in het midden van het blok hebben zon van 9:00u t/m 13:00u en 16:00u. Dat zijn 6 zonuren. De linkse woningen hebben zon van 9:00u t/m 12:00u en 16:00u. Dat zijn 5 zonuren.
In januari en november heeft dit woningblok aan de overkant van de Lange Kruisweg minimaal 3 zonuren per dag, de strenge TNO-norm wordt gehaald.
Op basis van deze bezonningsstudie kan geconcludeerd worden dat de lichte TNO-norm voor alle woningen gehaald wordt en de strenge TNO-norm voor alle woningen, uitgezonderd van huisnummer 100. Dit huisnummer heeft alleen op 21 januari 2 zonuren in plaats van 3. De rest van het jaar wordt op dit huisnummer wel voldaan aan de strenge TNO-norm.
De initiatiefnemer en gemeente vinden het acceptabel als in ieder geval alle woningen de lichte TNO-norm halen en nagenoeg alle woningen de zwarte TNO-norm. In de ontwerp fase is namelijk juist gekozen voor een compact en hoger gebouw om het plangebied zo duurzaam en groen mogelijk te kunnen richten.
In de Wet ruimtelijke ordening (artikel 6.12) wordt voorgeschreven dat tegelijk met het vaststellen van een bestemmingsplan een exploitatieplan vastgesteld moet worden voor het plangebied of delen ervan, tenzij:
In artikel 6.2.1 Bro worden de bouwplannen aangewezen waarvoor de gemeenteraad een exploitatieplan moet vaststellen. Onder een bouwplan wordt onder andere verstaan de bouw van één of meerdere woningen. Wijziging van het gebruik van een bestaand gebouw kan dan ook niet worden aangemerkt als een bouwplan.
De ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt betreft een 'bouwplan'. Omdat er een anterieure overeenkomst is afgesloten met de initiatiefnemer, is het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' en hoeft er geen exploitatieplan opgesteld te worden.
Op grond van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het plan economisch uitvoerbaar is.
De ontwikkeling van de nieuwbouw heeft invloed op de omgeving. Tijdens het participatieproces zijn de volgende participanten betrokken:
Het gehele participatieplan is te vinden in Bijlage 14.
Figuur 5.1: Straten waarvan de huisadressen een uitnodiging hebben gekregen voor de participatie bijeenkomsten
1e bijeenkomst 11-12-2021
Op zaterdag 11 december 2021 heeft in Sentrum 70, Veldhoven de eerste bijeenkomst plaatsgevonden met betrokken partijen en omwonenden. Circa 30 omwonenden hebben deze bijeenkomst bezocht. Het doel van deze middag was om aan de hand van 3 thema’s actief op te halen wat er leeft en speelt in de wijk, wat de wensen en behoeften zijn, maar ook wat de zorgen zijn. Het moet een ontwikkeling worden waarop zowel bewoners, omwonenden, Woonbedrijf, Gemeente Veldhoven en overige betrokkenen zich herkennen en trots op kunnen zijn. In onderstaande figuur staat een samenvatting van de resultaten uit de eerste kennismakingsbijeenkomst op 11 december 2021. Het beeldverslag van de eerste bijeenkomst is te vinden in Bijlage 15.
Figuur 5.2: Resultaten kennismakingsbijeenkomst 11 december 2021
2e bijeenkomst 9-03-2022
Tijdens de 2e bijeenkomst op 9 maart 2022 zijn 3 gebouwvarianten toegelicht en middels tafelgesprekken de meningen van omwonenden en toekomstige bewoners opgehaald. Naar aanleiding van deze laatste bijeenkomst is Variant C (56 woningen) als voorkeursvariant aangewezen. In onderstaande figuur staat een samenvatting van de resultaten uit de tweede kennismakingsbijeenkomst 9 maart 2022. Het beeldverslag van de tweede bijeenkomst is te vinden in Bijlage 16.
De varianten bestonden uit:
Figuur 5.3: Resultaten kennismakingsbijeenkomst 9 maart 2022
Extra inloopbijeenkomst 31-05-2022
Tijdens een extra inloopbijeenkomst op 31 mei 2022 zijn we in gesprek gegaan met direct omwonenden van de Handwijzer en Lange Kruisweg aangezien zij uitkijken op het nieuwe plangebied. Tijdens deze bijeenkomst is het ontwerp van VFO Architecten met 56 appartementen (7 lagen hoog) en 62 parkeerplaatsen gepresenteerd middels tekeningen en sfeerbeelden. Medewerkers van Woonbedrijf, VFO Architecten, BAM en ZET zijn tijdens
deze bijeenkomst in gesprek gegaan met circa 16 omwonenden. Het beeldverslag is bijgevoegd in Bijlage 17.
Het ontwerp van het appartementencomplex met 56 appartementen lijkt steeds meer te landen bij de omgeving. De afstand vanaf de bestaande woningen tot aan de nieuwbouw is goed toegelicht en invulling openbare ruimte werd door het merendeel positief ontvangen. De grootste kritiek komt van de bewoners van de Lange Kruisweg ten aanzien van toename verkeer en parkeerdrukte. Deze bezorgdheid hebben we genoteerd en verwerkt in een extra variant openbare ruimte welke met de gemeente wordt besproken. Indien de 2e inrit tegenover de bestaande woningen verlegd / verwijderd kan worden zou een positieve bijdragen kunnen leveren richting de omgeving. Tevens zijn ideeën voorgesteld om het parkeren en ontsluiting aan zowel de Lange Kruisweg als Handwijzer in te passen.
Extra inloopbijeenkomst 29-06-2022
Tijdens een extra inloopbijeenkomst op 29 juni 2022 zijn we in gesprek gegaan met direct omwonenden van de Handwijzer en Lange Kruisweg aangezien zij uitkijken op het nieuwe plangebied. Tijdens deze bijeenkomst zijn een viertal denkrichtingen voor het parkeren bij het ontwerp van VFO Architecten met 56 appartementen (7 lagen hoog) gepresenteerd middels tekeningen en sfeerbeelden. Medewerkers van de Gemeente Veldhoven, Woonbedrijf, VFO Architecten, BAM en ZET zijn tijdens deze bijeenkomst in gesprek gegaan met omwonenden om hun reactie te polsen. Alle denkrichtingen dienen nog getoetst te worden op haalbaarheid van bijvoorbeeld afval, brandweer en verkeer. In Bijlage 18 is het beeldverslag van deze bijeenkomst toegevoegd.
Tijdens deze bijeenkomst ging de grootste aandacht uit naar 4 parkeervarianten die met de omwonenden zijn besproken. We zijn in gesprek gegaan met de bewoners om na te gaan of er nog wensen, behoeften, vragen of onduidelijkheden zijn. De gemeente heeft van enkele bewoners van de Lange Kruisweg gezamenlijk een brief ontvangen met vragen en opmerkingen op het plan. Tijdens de bijeenkomst hebben we hierover van gedachte kunnen wisselen. Op de brief van bewoners Lange Kruisweg zal de gemeente nog schriftelijk reageren.
Tijdens de bijeenkomst is er onder andere gesproken over de ontsluiting van de parkeerplaatsen en het positioneren van de parkeerplaatsen. Ook is er gesproken over de invulling van speelvoorzieningen en de positionering.
Deze omgevingsdialogen hebben opgeleverd dat deze bewoners een beter beeld hebben gekregen van en meer begrip hebben gekregen voor het parkeervraagstuk. Om de zorgen over de verkeersveiligheid en lichthinder van koplampen weg te nemen is het plan aangepast door de in- en uitrit naar het parkeerterrein schuin in te steken.
Artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van bij het plan betrokken waterschappen. Waar nodig plegen zij tevens overleg met besturen van andere gemeenten, met de provincie, de inspecteur voor de ruimtelijke ordening en met eventuele andere diensten van Rijk en provincie die belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.
Provinciale Staten hebben de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid vastgelegd in de Structuurvisie ruimtelijke ordening en de te beschermen provinciaal ruimtelijke belangen in de Interim Omgevingsverordening.
Het concept-ontwerpbestemmingsplan 'Lange Kruisweg - Handwijzer' is op 16 juni 2022 toegezonden aan Waterschap de Dommel, de Gasunie, de Veiligheidsregio Brabant Zuidoost en het Ministerie van Defensie. Van de Gasunie, Waterschap de Dommel en de Veiligheidsregio Brabant Zuidoost is een reactie ontvangen.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet burgemeester en wethouders overleg met de besturen van bij het plan betrokken waterschappen plegen. Waar nodig plegen zij tevens overleg met besturen van andere gemeenten, met de provincie, de inspecteur voor de ruimtelijke ordening en met eventuele andere diensten van Rijk en provincie die belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.
Waterschap De Dommel heeft op 12 juli de volgende opmerkingen gemaakt over de waterparagraaf:
De opmerkingen van het waterschap zijn op de volgende manier verwerkt:
1. | Met de gemeente is afgesproken dat wordt gekozen voor een ondergrondse voorziening. |
2. | Door middel van een ondergrondse voorziening wordt hemelwater opgevangen. |
3. | Een voorwaardelijke voorziening is opgenomen als algemene gebruiksregel: 8.1 Voorwaardelijke verplichting waterberging |
4. | Een voorwaardelijke voorziening is opgenomen als algemene gebruiksregel: 8.1 Voorwaardelijke verplichting waterberging |
5. | Er wordt een vervolgonderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheid van infiltratie dieper in de bodem. Dit wordt begin augustus 2022 uitgevoerd. |
6. | Er wordt voor gezorgd dat regenwater en de waterbergingsvoorziening niet voor overlast zorgt. Hiervoor is een aanvullend onderzoek naar infiltratiemogelijkheden dieper in de grond uitgezet. Dit wordt begin augustus 2022 uitgevoerd. |
7. | Om dit te voorkomen, wordt een aanvullend doorlatendheidsonderzoek uitgevoerd. Dit wordt begin augustus 2022 uitgevoerd. |
8. | Met een gescheiden rioolstelsel wordt hemelwater een afvalwater gescheiden. |
9. | In paragraaf 4.8.3 staat de juiste grenswaarde van 500 m2. |
Na het wettelijk vooroverleg wordt dit bestemmingsplan gedurende zes weken ter visie gelegd als ontwerpbestemmingsplan. De resultaten hiervan worden te zijner tijd in deze toelichting verwerkt.
Het bestemmingsplan wordt te zijner tijd vastgesteld door de gemeenteraad.
Dit bestemmingsplan heeft een uniek en eigen identificatienummer, namelijk NL.IMRO.0861.BP00175-0301. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels, en gaat vergezeld van een toelichting. In de toelichting wordt gemotiveerd waarom sprake is van een 'goede ruimtelijke ordening'. Ondanks het feit dat de toelichting geen onderdeel uitmaakt van het juridisch plangedeelte, heeft de toelichting wel een belangrijke rol bij de uitleg van de regels, indien hierover interpretatieverschillen blijken te bestaan.
Bij het opstellen van het bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Voor de opzet van de verbeelding en de planregels is zoveel mogelijk aangesloten bij de gemeentelijke modelregels. De gemeente streeft namelijk naar (zoveel mogelijk) standaardisering van bestemmingen en planregels, zodat iedereen in Veldhoven gelijke rechten heeft. Maatwerk is soms nodig, om specifieke situaties goed te kunnen vastleggen.
Het bestemmingsplan voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012), dit zijn op nationaal niveau voorgeschreven richtlijnen waaraan een bestemmingsplan moet voldoen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de naamgeving van artikelen en het kleurgebruik van bestemmingen.
Het bestemmingsplan is gericht op 'toelatingsplanologie'. De gedachte hierachter is dat iedereen zelf mag bepalen (voor zover dat is toegestaan binnen de planologische mogelijkheden) wat hij realiseert op zijn grondeigendom. Het bestemmingsplan maakt bepaalde functies mogelijk en kan randvoorwaarden stellen aan de mate en de wijze van bebouwing en het gebruik. De eigenaar bepaalt binnen deze randvoorwaarden zelf wat hij realiseert en of wat hij niet realiseert. Hij is dus niet verplicht om de bestemming te verwezenlijken.
Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale en papieren versie van de verbeelding (plankaart). Opgemerkt wordt dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen omdat de manier van raadplegen verschillend is. De digitale verbeelding, die op de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl staat, is juridisch bindend. In de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. De bestemming en de aanduiding(en) zijn ingedeeld in de hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn op de verbeelding opgenomen in de legenda.
Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien en voor zover hier in de regels naar wordt verwezen. Ten behoeve van de leesbaarheid is het plan op een ondergrond getekend.
De bestemmingsplanregels regelen hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. De bestemmingsplanregels bestaan uit vier hoofdstukken, te weten:
Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels, die bestaan uit de begrippen en de wijze van meten.
In dit artikel worden begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
In dit artikel wordt aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
In hoofdstuk 2 worden de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en voor welke doeleinden de in die bestemming opgenomen gronden en gebouwen mogen worden gebruikt. Daarnaast zijn per bestemming de bebouwingsmogelijkheden vermeld. Het bestemmingsplan bevat de volgende bestemmingen:
Voor de bestemming 'Groen' is aangesloten bij de groenbestemming, zoals vastgelegd in het bestemmingsplan 'Cobbeek, d'Ekker en Zonderwijk 2017'. Daarmee wordt de hoofdgroenstructuur in het plangebied bestemd als 'Groen', dit is een substantieel deel van het plangebied. Binnen deze bestemming zijn groen, paden en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan. Binnen de aanduiding 'parkeerterrein' mag geparkeerd worden.
Voor de bestemming 'Wonen' is aangesloten bij de woonbestemming zoals vastgelegd in het bestemmingsplan 'Cobbeek, d'Ekker en Zonderwijk 2017'. Bouwvlak, maximum aantal wooneenheden en maximum bouwhoogte zijn aangegeven op de verbeelding.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 3
Voor de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' is aangesloten bij de woonbestemming zoals vastgelegd in het bestemmingsplan 'Cobbeek, d'Ekker en Zonderwijk 2017'. In de regels is aangegeven aan welke archeologische onderzoeksplicht moet worden voldaan voordat er een omgevingsvergunning wordt verleend.
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Dit hoofdstuk bevat een aantal algemene regels die gelden voor het hele plangebied. Het betreft de anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingsregels.
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel .
Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor een omgevingsvergunning hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.
In de algemene bouwregels is vastgelegd dat het bouwvlak uitsluitend mag worden overschreden door ondergeschikte bouwdelen. Verder zijn kelders en parkeergarages toegestaan waar gebouwen mogen worden gebouwd.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen en staat beschreven wat strijdig gebruik is. Daarnaast zijn regels opgenomen in verband met het zogenaamde vogelbeperkingengebied vanwege het nabijgelegen vliegveld Eindhoven.
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
In dit artikel zijn aanvullende regels gesteld in verband met de nabije ligging van het vliegveld Eindhoven. Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerszone - Inner Horizontal en Conical Surface (IHCS)' geldt in aanvulling op wat verder in deze planregels is bepaald dat de bouwhoogte van bouwwerken niet meer mag bedragen dan 65 meter boven NAP.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsregels opgenomen. Deze afwijkingen betreffen het overschrijden van bouwgrenzen, maatvoeringen en beperkte verschuivingen van de bestemmingsgrenzen.
In dit artikel is geregeld dat voldoende parkeergelegenheid dient te worden gerealiseerd en in stand gehouden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregel van het bestemmingsplan. In de overgangsregels is het overgangsrecht voor bebouwing en gebruik geregeld. In de slotregel is bepaald onder welke titel het plan kan worden aangehaald.