Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: De Run 7000 ASML 2022
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0861.BP00172-0401
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan:
het bestemmingsplan De Run 7000 ASML 2022 met identificatienummer NL.IMRO.0861.BP00172-0401 van de gemeente Veldhoven.
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij bijbehorende bijlagen.
 
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.4 archeologisch onderzoek:
onderzoek verricht door of namens de gemeente of door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een opgravingvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet (of voor de betreffende werkzaamheden een vergunning heeft van de minister van OCW) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
 
1.5 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten (resten uit het verleden).
 
1.6 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.7 bebouwingspercentage:
een in de regels of verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bepaald gebied aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen, overkappingen en carports. Kelders en ondergrondse ruimten tellen niet mee voor de bepaling van de bebouwde oppervlakte, voor zover zij geheel onder het maaiveld zijn gesitueerd.
 
1.8 bedrijf:
een onderneming gericht op het produceren, vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
 
1.9 bestaande situatie (bebouwing en gebruik):
  • bij bebouwing: zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • bij gebruik van grond en opstallen: zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.
 
1.10 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.11 bodemingreep:
werken of werkzaamheden, die een bodem verstorende werking kunnen hebben op het aanwezige archeologische bodemarchief.
 
1.12 bouwen:
het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.13 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
 
1.14 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.15 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
 
1.16 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
1.17 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
 
1.18 bruto vloeroppervlak (bvo):
het totale gebouwde vloeroppervlak van de ruimte die wordt gebruikt voor de in het plan aangegeven doeleinden, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
 
1.19 dak:
de gesloten bovenbeëindiging van een gebouw.
 
1.20 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg:
een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie. Deze dient in ieder geval te voldoen aan de in de KNA gestelde kwalificaties van senior archeoloog.
 
1.21 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.22 erotisch getinte horeca:
een horecabedrijf dat tot doel heeft het daarbinnen doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard en tevens het bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik van ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.
 
1.23 erotische massagesalon:
een seksinrichting waar door middel van massage seksuele handelingen worden verricht tegen een vergoeding.
 
1.24 escortbedrijf:
een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.
 
1.25 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.26 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
 
1.27 horecabedrijf:
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
 
1.28 kantoor:
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
 
1.29 kelder:
een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, tot maximaal een 0,5 meter boven maaiveld.
 
1.30 luifel:
afdak of overkapping aan of bij een gebouw die aan de open zijde al of niet ondersteund is.
 
1.31 nok:
bovenste rand van een dak of de horizontale snijlijn van twee dakvlakken.
 
1.32 nutsvoorziening:
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
 
1.33 ondergeschikte bouwonderdelen:
bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, antennes, windvanen en liftschachten.
 
1.34 ondergeschikte detailhandel:
detailhandel welke als activiteit in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht beperkt is ten opzichte van de aan de ingevolge het bestemmingsplan toegestane relevante bedrijfsmatige activiteit. De bedrijfsvloeroppervlakte voor detailhandel mag niet meer bedragen dan 30% van de toegestane en gebruikte relevante bedrijfsvloeroppervlakte, tot een maximum oppervlakte van 15 m2. Daarbij bedraagt de detailhandelsactiviteit inkomenswervend gezien eveneens maximaal 30% van het inkomen gegenereerd uit de relevante bedrijfsmatige activiteit. De beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen houdt functioneel verband met de toegestane relevante bedrijfsmatige activiteit.
 
1.35 onderkomens:
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonschepen, caravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van recreatief buitenverblijf voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.
 
1.36 openbaar gebied:
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied.
 
1.37 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en niet meer dan één eigen wand.
 
1.38 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
 
1.39 parenclub:
een uitgaansgelegenheid waar personen de mogelijkheid wordt geboden om seksuele handelingen te verrichten, zonder dat sprake is van een vergoeding van deze handelingen.
 
1.40 parkeerplaats:
opstelplaats ten behoeve van één auto, hieronder niet begrepen parkeergarages en/of garageboxen behorende bij woningen. Opstelplaatsen gelegen in collectieve parkeervoorzieningen en carports worden wel aangemerkt als parkeerplaats.
 
1.41 peil:
voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst: 35 centimeter boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld.
 
1.42 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
1.43 raamprostitutie:
een seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats, zichtbaar ter beschikking stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen (prostitutie).
 
1.44 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch- pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, erotisch getinte horeca en raamprostitutie, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.45 verblijfsruimte
een in een gebouw gelegen ruimte, bestemd voor het verblijven van mensen.
 
1.46 voorgevel:
de naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw.
 
1.47 voorgevellijn:
de denkbeeldige lijn door de voorgevel.
 
1.48 voorste bouwgrens:
de naar de weg gekeerde grens van een bouwvlak. Indien een bouwvlak met meerdere zijden aan de weg grenst zijn er meerdere voorste bouwgrenzen.
 
1.49 water:
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.
 
1.50 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan voorzieningen als duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten en dergelijke.
  
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten (Nen 2580):
 
2.1 afstand van een gebouw tot een perceelsgrens:
de afstand van een gebouw tot een perceelsgrens wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand in meters van enig punt van het gebouw tot aan de perceelsgrens. Ondergeschikte bouwonderdelen, zoals dakgoten, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen worden hierbij buiten beschouwing gelaten.
 
2.2 breedte van gebouwen:
de breedte van gebouwen wordt bepaald door het meten van de afstand in meters tussen de buitenwerkse eindgevelvlakken (indien geen sprake is van een rechthoekig gebouw: de gemiddelde breedte van het gebouw).
 
2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk:
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
 
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.5 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.6 de diepte van een bodemingreep:
de diepte van de bodemverstorende ingreep, gemeten ten opzichte van het maaiveld ter plaatse (straat of terreinniveau).
 
2.7 de diepte van gebouwen:
de diepte van gebouwen wordt bepaald door het meten van de grootste afstand in meters tussen de voorste en achterste eindgevelvlakken.
 
2.8 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.9 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.10 de oppervlakte van een bodemingreep:
het gebied (zone) waarbinnen bodemingrepen plaatsvinden die een verstorende werking kunnen hebben op het archeologisch bodemarchief.
 
2.11 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.12 vloeroppervlakte:
de oppervlakte van een ruimte gemeten vanaf de binnenzijde van de scheidingsconstructie.
  
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Bedrijventerrein
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
3.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving
 
De voor "Bedrijventerrein” aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
  1. bedrijven;
  2. kantoren, uitsluitend als onzelfstandig onderdeel van een ter plaatse aanwezig bedrijf;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. geluidwerende voorzieningen; met de daarbij behorende :
  5. tuinen, erven en terreinen;
  6. parkeervoorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 11;
  7. groenvoorzieningen;
  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen. 
een en ander overeenkomstig de in artikel 3.1.2. opgenomen nadere detaillering
 
3.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
 
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in artikel 3.1.1. 
  1. Bedrijven
    1. Bedrijven zijn toegestaan voor zover deze behoren tot milieucategorie 4.1 uit de Staat van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1), met dien verstande dat voor wat betreft de bedrijven in milieucategorie 4.1 slechts is toegestaan een bedrijf gericht op de vervaardiging van machines en apparaten met een productieoppervlakte groter dan 2000 m² (SBI 2008 indeling 27, 28, 33).
    2. Bedrijven welke vallen onder artikel 2.1, derde lid van het Besluit omgevingsrecht zijn toegestaan, doch uitsluitend voorzover op basis van een hiertoe in werking getreden bestemmingsplan rondom de betreffende voor bedrijventerrein aangewezen gronden als bedoeld in artikel 3.1.1. een geluidzone is gelegen als bedoeld in (artikel 40 van) de Wet Geluidhinder.
    3. Activiteiten die zijn opgenomen in bijlage C of D van het Besluit milieueffectrapportage zijn niet toegestaan.
    4. De oppervlakte van een bouwperceel mag niet geringer zijn dan 1000 m².
    5. Elk bedrijf dient op eigen erf te voorzien in zijn laad- en losruimte. Laden en lossen dient volledig op eigen terrein plaats te vinden
  2. Reclamemasten
    Reclamemasten zijn niet toegestaan, reclame is uitsluitend mogelijk als onderdeel van de gevel.
  3. Bebouwingsvrije zone aan de Kempenbaan
    Ter plaatse van de aanduiding “'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsvrije zone” mag slechts sprake zijn van 50% verharding. 
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Gebouwen
 
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels : 
  1. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak, met uitzondering van gebouwen van openbaar nut, die overal zijn toegestaan en met uitzondering van een overbouwing als bedoeld in artikel 3.2.2..
  2. voorts dienen bedrijfsgebouwen aan het volgende te voldoen:
    1. de dakhelling bedraagt minimaal 0º en maximaal 45º;
    2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bedrijventerrein 1' bedraagt de bouwhoogte niet meer dan 12 m;
    3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bedrijventerrein 2' bedraagt de bouwhoogte niet meer dan 20 m;
    4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bedrijventerrein 3' bedraagt de bouwhoogte niet meer dan 20 m;
    5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bedrijventerrein 4' bedraagt de bouwhoogte niet meer dan 30 m;
    6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bedrijventerrein 5' bedraagt de bouwhoogte niet meer dan 20 m;
  3. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 80%;
  4. het bebouwingspercentage van bebouwing met een hoogte meer dan 12 meter bedraagt binnen de 'specifieke bouwaanduiding - bedrijventerrein 3 maximaal 50%;
  5. het bebouwingspercentage van ondergrondse (parkeer)kelders bedraagt maximaal 100%;
  6. voor gebouwen ten behoeve van openbaar nut, water- en energiedistributie, wachthuisjes voor busdiensten en hiermee vergelijkbare gebouwen van algemeen nut geldt dat de oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 15 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen 
3.2.2 Overbouwing
 
Voor het bouwen van een overbouwing, in de vorm van bedrijfsbebouwing en/of verbindingen tussen bedrijfsbebouwing gelegen ter weerszijden van de ter plaatse gelegen openbare weg, gelden de volgende regels;
  1. de overbouwing mag alleen worden gerealiseerd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing';
  2. bebouwing is niet toegestaan op een hoogte van minder dan 5 meter boven de ter plaatse gelegen openbare weg, met dien verstande dat ondersteunende constructies zijn toegestaan voorzover gesitueerd op een afstand van minimaal 1,5 meter ten opzichte van de voor "Verkeer” aangewezen gronden;
  3. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 20 m;
  4. de breedte bedraagt niet meer van 10 m1;
  5. de dakhelling bedraagt minimaal 0º en maximaal 10º; 
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels :
 
Bouwwerk, geen gebouw zijnde
Maximale bouwhoogte
antenne-installaties die niet op een gebouw zijn aangebracht, voor zover gelegen binnen het bouwvlak
15 m
Bewegwijzeringen
8 m
Licht-en andere masten
8 m
Pergola's
2,7 m
Terreinafscheidingen en overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, voor zover gelegen binnen het bouwvlak
3 m
Terreinafscheidingen, voor zover gelegen buiten het bouwvlak
2,5 m
Geluidwerende voorzieningen
3 m
Overige bouwwerken geen gebouwen zijnde
1 m
 
3.3 Afwijken van de bouwregels
 
3.3.1 Omgevingsvergunning hoger bebouwingspercentage
 
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder c. en onder d., teneinde het maximaal voorgeschreven percentage te verhogen, indien een hoger percentage noodzakelijk is, gelet op een doelmatige bedrijfsvoering en/of de aard van het bedrijf met inachtneming van de volgende regels:
  1. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  2. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving.  
3.3.2 Omgevingsvergunning hogere bouwhoogte binnen bouwvlak
 
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder b, sub 6, teneinde een hogere bouwhoogte toe te staan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bedrijventerrein 5', met inachtneming van de volgende bepalingen: 
  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 30 meter;
  2. de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang;
  3. de hogere bouwhoogte is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering of een doelmatig gebruik van het erf;
  4. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  5. de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  6. ten aanzien van woningen van derden wordt voldaan aan de TNO normen betreffende zonlichtinval;
  7. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving. 
3.3.3 Grotere maatvoering nutsvoorzieningen
 
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.1 lid f teneinde gebouwen met een oppervlakte van maximaal 30 m² en een bouwhoogte van maximaal 4,5 meter toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:
  1. er bestaan geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersvrijheid of –veiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
  2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  3. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving. 
3.3.4. Afwijkende maatvoering bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.3 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere bouwhoogte, met inachtneming van de volgende regels: 
  1. er bestaan geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersvrijheid of –veiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
  2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  3. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving.  
3.4 Specifieke gebruiksregels
 
3.4.1 Strijdig gebruik
 
Als gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruiken van gronden of bouwwerken voor:
  1. categorie 3.2. bedrijven, behoudens voorzover toepassing is gegeven aan artikel 3.5.2..
  2. risicovolle inrichtingen;
  3. detailhandel, behoudens ondergeschikte detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte producten;
  4. kantoren, behoudens als onzelfstandig onderdeel van een ter plaatse aanwezig bedrijf;
  5. buitenopslag anders dan ten behoeve van de op grond van dit artikel toegestane bedrijvigheid, waarbij buitenopslag uitsluitend is toegestaan binnen het bouwvlak en achter het verlengde van de voorgevel, waarbij geen buitenopslag is toegestaan binnen 3 m van de zijdelingse bouwperceelgrens en de stapelhoogte maximaal 3 m mag bedragen;
  6. bewoning;
  7. het parkeren van motorvoertuigen ter plaatse van de aanduiding “'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsvrije zone”;
  8. de realisatie en instandhouding van verharding ter plaatse van de aanduiding “'specifieke bouwaanduiding - bebouwingsvrije zone” met een grotere oppervlakte dan 50% van deze aanduiding.
  9. verblijfsruimten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing' 
3.4.2 Voorwaardelijke verplichting waterberging 
  1. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken met de bestemming 'Bedrijventerrein' is slechts toegestaan indien een waterhuishoudkundige voorziening met een bergingscapaciteit is gerealiseerd en aldus in stand wordt gehouden.
  2. de inhoud van de waterberging wordt vastgesteld overeenkomstig het beleid van waterschap de Dommel, waarbij per m2 aan toename verhard oppervlak 60 mm aan waterberging gerealiseerd dient te worden.
  3. als de onder sub b. bedoelde (beleids)regeling worden gewijzigd, wordt voor nieuwe bebouwing met die wijziging rekening gehouden. 
3.4.3 Voorwaardelijke verplichting groenvoorziening
 
Het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken met de bestemming 'Bedrijventerrein' ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bedrijventerrein 3' en/of ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bedrijventerrein 5' is slechts toegestaan in geval van instandhouding van de bestaande bomen ter plaatse van de op de verbeelding weergegeven aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting', zoals beschreven in de in bijlage 2 opgenomen notitie “Bomeninventarisatie voor ASML te Veldhoven”, waarbij in geval van verwijdering van een bestaande boom of bomen binnen 6 maanden wordt gezorgd voor herplant op de betreffende locatie van een vergelijkbare boom(soort) met een hoogte van minimaal 7 meter.
 
3.4.4 Voorwaardelijke verplichting lichthinder
 
Het gebruik van verlichting/verlichtingsinstallaties binnen de bestemming ‘Bedrijventerrein’ is slechts toegestaan, indien voldaan wordt aan de grenswaarden ter voorkoming van lichthinder conform de Richtlijn lichthinder van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (NSVV). Voor nieuwe installaties moet worden voldaan aan de meest recente Richtlijn lichthinder.
  
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
3.5.1 Omgevingsvergunning toestaan vergelijkbare bedrijven
 
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 3.1.2 onder a, sub 1, voor het toestaan van bedrijven die naar aard en milieubelasting of ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. een onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat is niet toegestaan,
  2. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats. 
3.5.2 Omgevingsvergunning toestaan categorie 3.1., 3.2. of 4-bedrijvigheid
 
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1.2 onder a, sub 1, voor het toestaan van bedrijven die behoren tot milieucategorie 3.1., 3.2. of andere bedrijven die behoren tot milieucategorie 4, met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. een onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat is niet toegestaan,
  2. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats,
  3. de bedrijvigheid is milieu-hygiënisch inpasbaar.
  
Artikel 4 Groen
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor : 
  1. beplanting;
  2. groen;
  3. onderhoudswegen;
  4. taluds met bijbehorende constructies ten behoeve van de aanliggende verkeersbestemming;
  5. behoud, herstel en (verdere) ontwikkeling van de waterhuishoudkundige waarden;
  6. flora- en faunavoorzieningen;
  7. een hondenuitlaatplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - hondenuitlaatplaats';
  8. een speelvoorziening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening';
  9. nutsvoorzieningen;
  10. voet- en fietspaden;
  11. perceelsontsluitingen (in- en uitritten),
  12. rotondes,
  13. parkeervoorzieningen;
  14. voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer;
  15. kunstwerken;
  16. water en waterhuishoudkundige voorzieningen. 
4.2 Bouwregels
 
Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen van openbaar nut, zoals gebouwen voor telecommunicatie, water- en energiedistributie, wachthuisjes voor busdiensten en dergelijke en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
 
4.2.1 Gebouwen
 
Voor een gebouw gelden de volgende regels:
  1. de maximale oppervlakte van gebouwen voor telecommunicatie, water- en energiedistributie alsmede wachthuisjes voor busdiensten bedraagt per gebouw 10 m²; voor overige gebouwen van openbaar nut geldt een maximale oppervlakte van 3,5 m²;
  2. de maximale bouwhoogte van gebouwen voor telecommunicatie, water- en energiedistributie alsmede wachthuisjes voor busdiensten bedraagt 3,5 meter; voor overige gebouwen van openbaar nut geldt een maximale bouwhoogte van 3 m. 
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de maximale bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting en antenne-installaties bedraagt 8 m;
  2. de maximale bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van flora- en faunavoorzieningen bedraagt 10 m;
  3. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 4 m.
 
 
Artikel 5 Verkeer
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
5.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving
 
De voor "Verkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen, straten en verhardingen;
  2. voet- en/of fietspaden;
  3. pleinen en overige verblijfsgebieden;
  4. verkeers- en parkeervoorzieningen;
  5. geluidwerende voorzieningen;
  6. groenvoorzieningen;
  7. nutsvoorzieningen;
  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. overbouwingen 
een en ander met de daarbij behorende voorzieningen.
  
5.2 Bouwregels
 
5.2.1 Gebouwen
 
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. voor gebouwen ten behoeve van openbaar nut, water- en energiedistributie, wachthuisjes voor busdiensten en hiermee vergelijkbare gebouwen van algemeen nut geldt:
    1. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter;
    2. de oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 15 m2.  
5.2.2 Overbouwing
 
Voor het bouwen van een overbouwing, in de vorm van bedrijfsbebouwing en/of verbindingen tussen bedrijfsbebouwing gelegen ter weerszijden van de ter plaatse gelegen openbare weg, gelden de volgende regels;
  1. de overbouwing mag alleen worden gerealiseerd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing';
  2. bebouwing is niet toegestaan op een hoogte van minder dan 5 meter boven de ter plaatse gelegen openbare weg, met dien verstande dat ondersteunende constructies zijn toegestaan voorzover gesitueerd op een afstand van minimaal 1,5 meter ten opzichte van de voor "Verkeer” aangewezen gronden;
  3. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 20 m;
  4. de breedte bedraagt niet meer van 10 m1
  5. de dakhelling bedraagt minimaal 0º en maximaal 10º.  
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van kunstobjecten, masten, antenne-installaties en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter. 
5.3 Afwijken van de bouwregels
 
5.3.1 Grotere maatvoering nutsvoorzieningen
 
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.1 lid a teneinde gebouwen met een oppervlakte van maximaal 30 m² en een bouwhoogte van maximaal 4,5 meter toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:
  1. er bestaan geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersvrijheid of –veiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
  2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  3. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving. 
5.3.2 Afwijkende maatvoering bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.3 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere bouwhoogte, met inachtneming van de volgende regels:
  1. er bestaan geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersvrijheid of –veiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
  2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  3. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving.  
5.4 Specifieke gebruiksregels
 
5.4.1 Strijdig gebruik
 
Als gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruiken van gronden of bouwwerken voor verblijfsruimten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing'.
 
 
3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 7 Algemene bouwregels
 
7.1 Overschrijding bouwgrenzen
 
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de verbeelding en het gestelde in de regels worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, afdaken zonder eigen wanden en andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen, uitgezonderd erkers, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt.
  
7.2 Ondergronds bouwen
 
Kelders en parkeergarages zijn, voor zover geheel gesitueerd onder het maaiveld, overal toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan.
 
7.3 Bestaande maten
 
7.3.1 Afwijkende maten
 
In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels geldt
voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, het volgende:
  1. indien en voor zover de bestaande maatvoering, afstanden, bebouwingspercentages, en/of oppervlaktes van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de voorgeschreven maxima, dan wel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum;
  2. indien de bestaande situering afwijkt van deze regels, is ook de bestaande situering toegestaan. 
7.3.2 Herbouw
 
In geval van herbouw is 7.3.1 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
 
8.1 Algemeen gebruiksverbod
 
Het is verboden de in dit bestemmingsplan bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming.
 
8.2 Strijdig gebruik
 
Als gebruik in strijd met de bestemming wordt in dit bestemmingsplan in ieder geval aangemerkt:
  1. het gebruik of laten gebruiken van gronden en opstallen als of ten behoeve van een seksinrichting dan wel ten behoeve van (raam)prostitutie;
  2. het gebruik of laten gebruiken van opstallen ten behoeve van coffeeshops;
  3. het gebruik van onbebouwde gronden:
    1. als stand- of ligplaats van onderkomens;
    2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
      een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.
  4. verkooppunten voor motorbrandstoffen
  5. honden uitlaatplaatsen.  
8.3 Vogelbeperkingengebied
 
8.3.1 Algemeen
 
Ter bescherming van het vogelbeperkingengebied van de luchthaven Eindhoven is een grondgebruik of een bestemming binnen de volgende categorieën niet toegestaan:
  1. oppervlaktewateren met een oppervlakte van meer dan 3 hectare;
  2. natuurbeschermingsgebieden en vogelbeschermingsgebieden;
  3. vishouderijen met extramurale bassins;
  4. extramurale opslag of verwerking van organisch materiaal;
  5. afvalwaterzuiveringsinstallaties.
 
 
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
 
9.1 Luchtvaartverkeerszone - IHCS (Inner Horizontal en Conical Surface)
 
9.1.1 Aanduidingsomschrijving
 
Ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerszone - IHCS (Inner Horizontal en Conical Surface)' geldt dat die gronden -naast de andere aangewezen bestemming(en)- primair bestemd zijn als obstakelvrij (start- en landings)vlak ter waarborging van de vliegverkeersveiligheid.
 
9.1.2 Bouwregels
 
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - IHCS' geldt in aanvulling op hetgeen elders in deze planregels is bepaald dat de bouwhoogte van bouwwerken niet meer mag bedragen dan 65 meter boven NAP.
  
9.2 Vrijwaringszone - reserveringsgebied Rijksweg A67
 
9.2.1 Bouwregels
 
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - reserveringsgebied Rijksweg A67' mag geen bebouwing anders dan bebouwing ten behoeve van parkeren worden opgericht.
 
9.2.2 Afwijken van de bouwregels
 
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.1 en toestaan dat in de andere voor die gronden aangewezen (basis)bestemming, bouwwerken worden gebouwd, mits:
  1. het bouwwerk in overeenstemming is met de ter plaatse op de verbeelding aangewezen bestemming en door de bouw of situering van het bouwwerk het verkeersbelang niet onevenredig wordt aangetast;
  2. een verklaring van geen bezwaar door de wegbeheerder is afgegeven.  
9.3 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen
 
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone – vervoer gevaarlijke stoffen', mag geen kwetsbaar object of beperkt kwetsbaar object worden opgericht.
 
 
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
 
Het bevoegd gezag kan (tenzij op grond van de regels in dit bestemmingsplan reeds is afgeweken) met een omgevingsvergunning afwijken van de regels in het plan voor:
  1. het afwijken van maten met ten hoogste 10%, behoudens voor zover het betreft de bouwhoogte van gebouwen;
  2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  3. het toestaan van dichte erfafscheidingen tot een maximale bouwhoogte van 3 meter ten behoeve van geluidsreducering;
met inachtneming van de volgende regels:
  1. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  2. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving;
  3. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, ook niet door een cumulatie van activiteiten;
  4. de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.
Artikel 11 Overige regels
 
11.1 Parkeren 
  1. De gronden zoals aangewezen in de bestemming “Bedrijventerrein” mogen slechts worden bebouwd en gebruikt onder de voorwaarden:
    1. dat binnen het plangebied voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden;
    2. dat de te realiseren parkeerplaatsen afmetingen moeten hebben die afgestemd zijn op gangbare personenauto’s;
    3. dat de parkeerplaatsen niet rechtstreeks op de Kempenbaan worden ontsloten.
  2. Bij omgevingsvergunning voor bouwen wordt aan de hand van de Parkeernormennota Veldhoven 2021 of het op dat moment geldende parkeerbeleid bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid. 
11.2 Afwijken
 
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde artikel 11.1 indien:
  1. het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  2. op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.
 
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
 
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
 
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt: 
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.  
12.2 Overgangsrecht gebruik
 
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt: 
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
 
Artikel 13 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan De Run 7000 ASML 2022'.