direct naar inhoud van Regels
Plan: Djept
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0861.BP00152-0401

Regels

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Djept met identificatienummer NL.IMRO.0861.BP00152-0401 van de gemeente Veldhoven.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij bijbehorende bijlagen.

1.3 aan-huis-verbonden beroep:

het door de bewoner in een woning en/of in de bij die woning behorende bijgebouwen uitoefenen van een beroep of beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, met behoud van de woonfunctie, met daaraan ondergeschikte detailhandel. Hieronder vallen in ieder geval de beroepen zoals opgenomen in Bijlage 1 Lijst aan-huis-verbonden beroepen.

1.4 aan-huis-verbonden bedrijf:

het door de bewoner bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, alsmede internethandel waarvan de omvang zodanig is dat de activiteit in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend, met daaraan ondergeschikte detailhandel. Hieronder vallen in ieder geval de bedrijven zoals opgenomen in Bijlage 2 Lijst aan-huis-verbonden bedrijven.

1.5 aanbouw:

een aan een hoofdgebouw toegevoegde, afzonderlijke ruimte die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer voor wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm) ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.6 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.7 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.8 aaneengebouwde woning:

een woning, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee woningen en/of andere functies, waarvan het hoofdgebouw aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd; ook de "eindwoning" van een blok van aaneengebouwde woningen wordt als een "aaneengebouwde woning" aangemerkt.

1.9 achtererfgebied:

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.10 achtergevel:

de gevel van een hoofdgebouw, die is gesitueerd tegenover de voorgevel van het betreffende hoofdgebouw.

1.11 agrarisch grondgebruik

gebruik van gronden in de open lucht voor het voortbrengen van plantaardige en/of dierlijke producten door bewerking van de natuurlijke en/of aangelegde bodem en/of door het houden van vee, met uistluiting van gebouwen.

1.12 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.13 antennedrager:

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.14 archeologisch onderzoek:

archeologisch onderzoek, verricht door een organisatie (bijv. een onderzoeksbureau of overheidsinstelling) die daartoe is gecertificeerd conform de Erfgoedwet.

1.15 archeologische verwachting:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten (resten uit het verleden).

1.16 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten (resten uit het verleden).

1.17 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.18 bebouwingsgebied:

achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw.

1.19 bebouwingspercentage:

een in de regels of verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bepaald gebied aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen, overkappingen en carports. Kelders en ondergrondse ruimten tellen niet mee voor de bepaling van de bebouwde oppervlakte, voor zover zij geheel onder het maaiveld zijn gesitueerd.

1.20 bed & breakfast

een nevenactiviteit met als doel het verstrekken van toeristisch kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, aan steeds wisselend publiek; onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.

1.21 bedrijf:

een onderneming gericht op het produceren, vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.22 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.23 begane grondbouwlaag:

de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.

1.24 bestaande situatie (bebouwing en gebruik):
  • a. bij bebouwing: zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • b. bij gebruik van grond en opstallen: zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.
1.25 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.26 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.27 bewoner:

een ieder die in de gemeentelijke basisadministratie als zodanig voor het betreffende adres vermeld staat en de personen die deel uitmaken van zijn/haar huishouden.

1.28 bijgebouw:

een aanbouw, uitbouw of vrijstaand gebouw dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.29 bodemingreep:

werken of werkzaamheden, die een bodemverstorende werking kunnen hebben op het aanwezige archeologische bodemarchief.

1.30 bouwen:

het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.31 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.32 bouwlaag:

het gedeelte van een bouwwerk tussen twee vloeren in, met uitzondering van het souterrain en de zolder.

1.33 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.34 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.35 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.36 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.37 bruto vloeroppervlak (bvo):

het totale gebouwde vloeroppervlak van de ruimte die wordt gebruikt voor de in het plan aangegeven doeleinden, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.38 cafetaria/snackbar/afhaalservice:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwakalcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.39 café:

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

1.40 carport:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, zonder eigen wanden of deuren, bedoeld als overdekte stallingruimte voor personenauto's.

1.41 coffeeshop:

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid, en van verdovende en/of hallucinerende stoffen.

1.42 dagrecreatie:

recreatieve activiteit welke plaatsvindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang.

1.43 dak:

de gesloten bovenbeëindiging van een gebouw.

1.44 dakkapel:

verticaal raamkozijn in een schuin dak, voorzien van een eigen dak en van zijwanden, en aan alle zijden omgeven door het betreffende dakvlak.

1.45 deelauto:

een auto waarvan meerdere mensen om beurten tegen betaling gebruikmaken, danwel een auto die gedeeld wordt door meerdere mensen.

1.46 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg:

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie. Deze dient in ieder geval te voldoen aan de in de KNA gestelde kwalificaties van senior archeoloog.

1.47 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.48 dichte erfafscheiding:

een erfafscheiding met een constructie waardoor het zicht op de achterliggende gronden wordt belemmerd en waarbij de constructie voor meer dan 30% dicht is.

1.49 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw of een gebouw voor gemeenschappelijk gebruik en dat is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.50 erker:

een ondergeschikt uitgebouwd gedeelte (uitbouw) van een woning aan een gevel.

1.51 erotisch getinte horeca:

een horecabedrijf dat tot doel heeft het daarbinnen doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard en tevens het bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik van ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.52 erotische massagesalon:

een seksinrichting waar door middel van massage seksuele handelingen worden verricht tegen een vergoeding.

1.53 escortbedrijf:

een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

1.54 evenement:

een activiteit in de openlucht dan wel in al dan niet tijdelijke tenten of paviljoens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, sportieve, toeristisch-recreatieve, commerciële, sociale, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden, alsmede braderieën, snuffelmarkten, rommelmarkten en straatfeesten of daarmee te vergelijken activiteiten.

1.55 evenement categorie 1

een evenement met maximaal 250 gelijktijdig aanwezige personen.

1.56 evenementendag

een dag waarop een evenement plaatsvindt, niet zijnde een dag waarop uitsluitend op- en afbouwwerkzaamheden ten behoeve van dat evenement plaatsvinden.

1.57 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.58 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting waarbij als gevolg van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.59 gespecialiseerd afhaalpunt

een bedrijf met als hoofdactiviteit het faciliteren van het afhalen en retourneren van bestellingen geplaatst bij één of meerdere internethandels.

1.60 gestapelde woning:

een woning, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat.

1.61 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.62 hondenuitlaatvoorziening:
  • a. hondenuitlaatterrein: al dan niet afgeschermd/ omheind of met paaltjes gemarkeerd terrein waarbinnen honden los mogen lopen en hun behoefte mogen doen, zonder opruimplicht;
  • b. hondenuitrenterrein: met paaltjes gemarkeerd terrein waarbinnen honden los mogen lopen, maar niet hun behoefte mogen doen, met opruimplicht;
  • c. hondenuitlaatroute: met paaltjes gemarkeerde route (1,5 m brede strook) waar honden aangelijnd mogen lopen en hun behoefte mogen doen, zonder opruimplicht.
1.63 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.64 horecabedrijf categorie 1:

een horecabedrijf waar doorgaans geen overlast voor het leefklimaat wordt veroorzaakt dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag en 's avonds verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige maaltijden en etenswaren zoals een broodjeszaak, koffie-/theehuis, ijssalon en/of een naar de aard, openingstijden en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf.

1.65 horecabedrijf categorie 2:

een horecabedrijf waarvan de exploitatie doorgaans overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken, dat voornamelijk is gericht op het hoofdzakelijk 's avonds verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een café, cafetaria/snackbar/afhaalservice, conferentiecentrum, ontmoetingscentrum, restaurant, en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf.

1.66 horecabedrijf categorie 3:

een horecabedrijf waarvan de exploitatie doorgaans overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, dat voornamelijk is gericht op het 's avonds en/of 's nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een discotheek, zalencentrum en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf.

1.67 horecabedrijf:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.68 huishouden:

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.

1.69 huisvesting in verband met mantelzorg:

huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.

1.70 internethandel

handelsactiviteiten via het internet, primair bestaande uit kantoor- en/of logistieke functie, met daaraan ondergeschikte detailhandel. Een gespecialiseerd afhaalpunt valt hier niet onder.

1.71 kamerbewoning:

het gebruik van een hoofdgebouw of met het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen door meerdere onzelfstandige huishoudens.

1.72 kamerverhuur:

de verhuur van een deel van al dan niet zelfstandige woonruimte ten behoeve van (langdurige) bewoning door personen voor welke inschrijving in de Gemeentelijke Basis Administratie noodzakelijk is en die geen duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren.

1.73 kantoor:

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.74 kelder:

een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, tot maximaal een 0,5 meter boven maaiveld.

1.75 kinderopvang:

het tegen vergoeding bieden van verzorging, onderdak en begeleiding aan minderjarigen door anderen dan de eigen ouders, pleeg- of stiefouders en onderscheiden kan worden in:

  • a. kinderdagopvang: opvang overdag, zonder de mogelijkheid tot overnachting;
  • b. 24-uurs kinderopvang: opvang zowel overdag als 's avonds en/of 's nachts.
1.76 kleinschalige windenergievoorzieningen:

vormen van alternatieve energieopwekking en -besparing, met behulp van wind, welke naar aard en schaal in de omgeving ruimtelijk kunnen worden ingepast.

1.77 koffie-/theehuis:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van zwakalcoholische en niet-alcoholische dranken, met als nevenactiviteit het verstrekken van voor consumptie van ter plaatse bereide etenswaren.

1.78 kunstobject:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.

1.79 kunstwerk:

een in bouwkundige zin, door mensenhanden gemaakt (civiel technisch) bouwwerk, zoals aquaducten, bruggen, dijken, tunnels en viaducten.

1.80 lessenaarsdak:

een dakvorm die bestaat uit slechts één dakvlak of dakschild, dat onder een helling is aangebracht, waarbij het laagste punt van het dakvlak de goothoogte betreft en het hoogste punt de bouwhoogte.

1.81 luifel:

afdak of overkapping aan of bij een gebouw die aan de open zijde al of niet ondersteund is.

1.82 mantelzorg:

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.83 mobiliteitsmanagement:

maatregelen die het gebruik van autobezit en autogebruik ontmoedigen en alternatieve vervoerswijzen stimuleren, zoals de fiets, openbaar vervoer en deelmobiliteit.

1.84 nok:

bovenste rand van een dak of de horizontale snijlijn van twee dakvlakken.

1.85 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.86 ondergeschikte bouwdelen:

bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, windvanen en liftschachten.

1.87 ondergeschikte detailhandel:

detailhandel welke als activiteit in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht beperkt is ten opzichte van de aan de ingevolge het bestemmingsplan toegestane relevante bedrijfsmatige activiteit. De bedrijfsvloeroppervlakte voor detailhandel mag niet meer bedragen dan 30% van de toegestane en gebruikte relevante bedrijfsvloeroppervlakte, tot een maximum oppervlakte van 15 m2. Daarbij bedraagt de detailhandelsactiviteit inkomenswervend gezien eveneens maximaal 30% van het inkomen gegenereerd uit de relevante bedrijfsmatige activiteit. De beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen houdt functioneel verband met de toegestane relevante bedrijfsmatige activiteit.

1.88 onderkomens:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonschepen, caravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van recreatief buitenverblijf voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.

1.89 open erfafscheiding:

een erfafscheiding met een constructie die wel de toegang tot de achterliggende gronden fysiek belemmert, maar waarbij het zicht op de achterliggende gronden intact blijft, bijvoorbeeld door het gebruik van gaas of spijlen. Hierbij dient de constructie voor minimaal 70% open/begroeid te zijn. Een (dichte) poort in de erfafscheiding is hierbij toegestaan.

1.90 openbaar gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied.

1.91 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en niet meer dan één eigen wand.

1.92 parenclub:

een uitgaansgelegenheid waar personen de mogelijkheid wordt geboden om seksuele handelingen te verrichten, zonder dat sprake is van een vergoeding van deze handelingen.

1.93 parkeerplaats:

opstelplaats ten behoeve van één auto, hieronder niet begrepen parkeergarages en/of garageboxen behorende bij woningen. Opstelplaatsen gelegen in collectieve parkeervoorzieningen en carports worden wel aangemerkt als parkeerplaats.

1.94 peil:
  • a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst: 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang niet aan een weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • c. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld.
1.95 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.96 raamprostitutie:

een seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats, zichtbaar ter beschikking stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen (prostitutie).

1.97 restaurant:

een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.

1.98 risicovolle inrichting:
  • a. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
  • b. een Amvb-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 Wet milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/of het gebruik van gevaarlijke stoffen;
  • c. bedrijven waarvan de aantoonbare plaatsgebonden risico-contour is gelegen buiten de inrichtingsgrens.
1.99 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch- pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, erotisch getinte horeca en raamprostitutie, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.100 speelterrein

een terrein waarop sport- en speelactiviteiten in de openlucht kunnen plaatsvinden.

1.101 sportvoorziening

instelling/gelegenheid, welke primair is gericht op de uitoefening van sporten.

1.102 standplaats:

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de open lucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel aanbieden van diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel. Onder een standplaats wordt niet verstaan een vaste plaats op een markt als bedoeld in artikel 160, lid 1 aanhef en onder h van de Gemeentewet, dan wel een vaste plaats op een evenement.

1.103 tuincentrum

een bedrijfsvestiging, waar bedrijfsmatig boomkwekerijproducten, planten, bloembollen, bloemen en kamerplanten en attributen voor de inrichting, verfraaiing en het onderhoud van en het verblijf in tuinen en alle daarbij nodige hulpmaterialen, waaronder vijvers en vijverartikelen alsmede inheemse huisdieren, huisdiervoeders en –benodigdheden, ten verkoop worden aangeboden, alsmede de verkoop van consumentenvuurwerk.

1.104 twee-onder-een kapwoning:

een woning, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, waarvan het hoofdgebouw deel uitmaakt van een blok van maximaal twee direct aaneengebouwde hoofdgebouwen; ook woningen die dezelfde uiterlijke kenmerken hebben van een reeks twee-onder-een kapwoningen en onderdeel zijn van deze reeks, maar aan het einde van de reeks niet aan alle kenmerken voldoen, worden als twee-onder-een kap woning aangemerkt.

1.105 uitbouw:

de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm) ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.106 verblijfsgebied:

gronden waarbij de nadruk ligt op het verblijf van personen in het openbaar gebied en die tevens een verkeersfunctie hebben voor fietsers en voetgangers.

1.107 verkoopvloeroppervlak (vvo):

de netto vloeroppervlakte van de verkoopruimte, dat wil zeggen het voor het winkelend publiek toegankelijke deel van een detailhandelsbedrijf, inclusief de etalages en de ruimte achter toonbanken en kassa's.

1.108 voorgevel:

de naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw.

1.109 voorgevellijn:

de denkbeeldige lijn door de voorgevel.

1.110 voorste bouwgrens:

de naar de weg gekeerde grens van een bouwvlak. Indien een bouwvlak met meerdere zijden aan de weg grenst zijn er meerdere voorste bouwgrenzen.

1.111 vrijstaande woning:

een woning, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, waarvan het hoofdgebouw niet aan een op een aangrenzend bouwperceel gelegen gebouw is aangebouwd.

1.112 vrijstaand geschakelde woning:

een woning, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, waarvan het hoofdgebouw door middel van één aangebouwd bijgebouw, geen overkapping of carport of luifel zijnde, bijgeschakeld is ("één-aan-één-koppeling") met het hoofdgebouw op het aangrenzende bouwperceel en waarvan het hoofdgebouw met één zijgevel in de zijdelingse perceelsgrens of het einde van het bestemmingsvlak is gebouwd;
ook woningen die dezelfde uiterlijke basiskenmerken hebben van een reeks vrijstaand geschakelde woningen en die onderdeel zijn van deze reeks, maar aan het einde van de reeks niet aan alle kenmerken voldoen, worden als geschakelde woning aangemerkt.

1.113 water:

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.

1.114 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan voorzieningen als duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten en dergelijke.

1.115 winkelvloeroppervlak (wvo):

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke vloeroppervlakte in een winkel.

1.116 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden.

1.117 zelfstandige woning:

een woning die een eigen toegang heeft en die door een huishouden kan worden bewoond zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woning.

1.118 zolder:

ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt/uitmaken van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.

1.119 zorgplaats

een woonruimte met zorg, zonder eigen adres, die deel uitmaakt van een wooneenheid in een gebouw met één adres. Een zorgplaats heeft geen eigen keuken; om te kunnen koken is er een gemeenschappelijke kookvoorziening. Een zorgwoning is een onzelfstandig verblijfsobject.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten (Nen 2580):

2.1 afstand van een gebouw tot een perceelsgrens:

de afstand van een gebouw tot een perceelsgrens wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand in meters van enig punt van het gebouw tot aan de perceelsgrens. Ondergeschikte bouwonderdelen, zoals dakgoten, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen worden hierbij buiten beschouwing gelaten.

2.2 breedte van gebouwen:

de breedte van gebouwen wordt bepaald door het meten van de afstand in meters tussen de buitenwerkse eindgevelvlakken (indien geen sprake is van een rechthoekig gebouw: de gemiddelde breedte van het gebouw).

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 de diepte van een bodemingreep:

de diepte van de bodemverstorende ingreep, gemeten ten opzichte van het maaiveld ter plaatse (straat of terreinniveau).

2.7 de diepte van gebouwen:

de diepte van gebouwen wordt bepaald door het meten van de grootste afstand in meters tussen de voorste en achterste eindgevelvlakken.

2.8 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.9 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.10 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.11 de oppervlakte van een bodemingreep:

het gebied (zone) waarbinnen bodemingrepen plaatsvinden die een verstorende werking kunnen hebben op het archeologisch bodemarchief.

2.12 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.13 vloeroppervlakte:

de oppervlakte van een ruimte gemeten vanaf de binnenzijde van de scheidingsconstructie.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik;

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • b. groenvoorzieningen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. voor erfafscheidingen geldt dat uitsluitend open erfafscheidingen zijn toegestaan tot een bouwhoogte van 2 meter;
  • b. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 meter.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Specifiek gebruik

Voor het gebruik geldt de volgende regel:

  • a. buitenopslag is niet toegestaan.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven in de categorieën 1 en 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 3, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding als bedoeld onder c tevens de daar genoemde bedrijvigheid is toegestaan;
  • b. internethandel in de vorm van een logistieke functie;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' tevens inpandige statische opslag;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens één bedrijfswoning;

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • e. tuinen, erven en verhardingen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. fiets- en/of voetpaden;
  • h. verkeers- en parkeervoorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in 21.1;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. laad- en losvoorzieningen;
  • l. geluidwerende voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemene regels met betrekking tot het bouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van erkers en carports behorende bij de bedrijfswoning zoals bedoeld in artikel 4.2.3 en 4.2.4;
  • b. de voorgevel van een bedrijfswoning dient in de voorste bouwgrens geplaatst te worden of maximaal 2 meter daarachter;
  • c. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' niet worden overschreden;
  • d. de goothoogte en de bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  • e. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3,2 meter;
  • f. de dakhelling van grondgebonden bedrijfswoningen dient minimaal 20 graden en maximaal 60 graden te bedragen;
  • g. bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bedrijfswoning dienen minimaal 2 meter achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan te worden gesitueerd, met uitzondering van erkers, carports en erfafscheidingen zoals bedoeld in artikel 4.2.3, 4.2.4 en 4.2.5;
  • h. de totale oppervlakte aan bijgebouwen, carports en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 150 m2;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gebouwen van ondergeschikte aard, zoals fietsenbergingen, en overkappingen buiten het bouwvlak worden gebouwd, uitsluitend indien deze achter het verlengde van de voorgevellijn worden gerealiseerd, de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,2 meter en de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 10 m2.
4.2.2 Bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijgebouwen ten dienste van de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen ten dienste van de bedrijfswoning zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,2 meter;
  • d. de dakhelling mag niet meer bedragen dan 60°.
4.2.3 Erkers behorende bij de bedrijfswoning

Bouwwerken in de vorm van erkers, al dan niet met bijbehorende overkapping, ten dienste van de bedrijfswoning zijn overal toegestaan, indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. de erker met bijbehorende overkapping is gelegen tegen de voorgevel van de bedrijfswoning, danwel is de erker met bijbehorende overkapping gelegen tegen de voor- én zijgevel van de bedrijfswoning;
  • b. de breedte van de erker aan de voorgevel mag niet meer bedragen dan 75% van de breedte van de voorgevel van de bedrijfswoning;
  • c. de bouwhoogte van de erker en de bijbehorende overkapping mag niet meer mag bedragen dan 3,6 meter;
  • d. de afstand van de voorzijde van de erker met bijbehorende overkapping tot aan de voorste en zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2 meter;
  • e. de diepte van de erker met bijbehorende overkapping mag niet meer bedragen dan 1,5 meter.
4.2.4 Carports behorende bij de bedrijfswoning

Carports ten dienste van de bedrijfswoning zijn overal toegestaan, indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. carports mogen uitsluitend worden opgericht naast de zijgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan, vanaf 3 meter vóór de voorgevellijn en het verlengde daarvan;
  • b. voor zover gericht naar het openbaar gebied, dient de carport te worden gebouwd tegen de zijgevel van de bedrijfswoning en 2 meter achter de voorgevellijn;
  • c. per bedrijfswoning mag maximaal één carport worden opgericht;
  • d. de goothoogte van de carport mag niet minder dan 1,5 meter en niet meer dan 3,2 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte van de carport mag niet meer dan 3,2 meter bedragen, met dien verstande dat een maximale bouwhoogte van 4,5 meter is toegestaan voor carports die op een afstand van minimaal 2 meter achter de voorgevellijn zijn gelegen;
  • f. de oppervlakte van de carport mag niet meer dan 20 m² bedragen;
  • g. de lengte van de carport mag niet minder 4 meter en de breedte niet minder dan 2,5 meter bedragen.
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. antenne-installaties dienen minimaal 1 meter van de perceelsgrens te worden geplaatst en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 15 meter;
  • b. licht- en andere masten dienen minimaal 1 meter van de perceelsgrens te worden geplaatst en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  • c. voor erfafscheidingen geldt:
    • 1. erfafscheidingen tot een bouwhoogte van 1 meter zijn overal toegestaan;
    • 2. achter het verlengde van de voorgevellijn, voor zover niet gericht naar het openbaar gebied, zijn open en dichte erfafscheidingen tot een bouwhoogte van niet meer dan 2 meter toegestaan;
    • 3. vanaf 2 meter achter het verlengde van de voorgevellijn, voor zover gericht naar het openbaar gebied, zijn open erfafscheidingen tot een bouwhoogte van 2 meter toegestaan;
    • 4. voor zover bestaande dichte erfafscheidingen in afwijking van de voorgeschreven regels op plaatsen staan waar conform de regels alleen open erfafscheidingen mogelijk zijn, mogen deze erfafscheidingen op de betreffende locatie gehandhaafd blijven en vervangen worden;
  • d. voor schotelantennes geldt:
    • 1. schotelantennes mogen een doorsnede hebben van maximaal 2 meter en een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
    • 2. schotelantennes mogen niet aan de voorgevel van een hoofdgebouw worden opgericht en de grens van het bouwvlak niet overschrijden;
  • e. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van carports en overkappingen, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken erkers behorende bij de bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.3, sub b voor het toestaan van een erker aan de voorgevel waarvan de breedte meer dan 75% van de breedte van de bedrijfswoning bedraagt, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de overige bepalingen in artikel 4.2.3 blijven van toepassing;
  • b. er bestaan geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • d. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving.
4.3.2 Afwijken oppervlakte en situering gebouwen en bouwhoogte en vormgeving bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 3.2.1, sub b en toestaan dat een bedrijfswoning verder dan 2 meter achter de voorste bouwgrens gebouwd mag worden;
  • b. artikel 3.2.1, sub i en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen van ondergeschikte aard en overkappingen wordt vergroot tot maximaal 25 m²;
  • c. artikel 3.2.1, sub i en toestaan dat gebouwen van ondergeschikte aard en overkappingen voor de voorgevellijn worden gerealiseerd;
  • d. artikel 3.2.5, sub b en toestaan dat de bouwhoogte van vrijstaande licht- en andere masten, wordt verhoogd tot niet meer dan 12 meter;
  • e. artikel 3.2.5, sub c en toestaan dat de constructie van erfafscheidingen voor minimaal 50% open is;
  • f. artikel 3.2.5, sub e en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt verhoogd tot niet meer dan 5 meter;

een en ander met inachtneming van de volgende regels:

  • 1. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • 2. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving;
  • 3. de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen;
  • 4. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • 5. de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Specifiek gebruik

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. buitenopslag ten behoeve van de op grond van dit artikel toegestane bedrijvigheid is niet toegestaan;
  • b. tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken voor risicovolle inrichtingen en geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • c. detailhandel is uitgesloten, behoudens ondergeschikte detailhandel;
  • d. kantoren zijn enkel toegestaan als onzelfstandig onderdeel van een ter plaatse aanwezig bedrijf;
  • e. het is niet toegestaan vrijstaande bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning of bedrijfsgebouwen te gebruiken als woonruimte;
  • f. het is niet toegestaan bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning of bedrijfsgebouwen te gebruiken als zelfstandige woning.
4.4.2 Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven

Het gebruiken van een gedeelte van de bedrijfswoning en/of bijgebouwen ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep en/of een aan-huis-verbonden bedrijf is uitsluitend toegestaan indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. niet meer dan 40% en niet meer dan 50 m2 van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning en/of bijgebouwen mag voor deze doeleinden worden gebruikt;
  • b. in afwijking van het gestelde onder a, gelden er geen oppervlaktebeperkingen bij kinderopvang;
  • c. door het gebruik ontstaat geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse;
  • d. er is geen sprake van een onevenredige verslechtering van de parkeersituatie in de omgeving;
  • e. het gebruik betreft geen detailhandel, groothandel, prostitutie of horeca, uitgezonderd beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfs- of beroepsmatige activiteiten;
  • f. het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet gebruikt worden ten behoeve van de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, met uitzondering van extra parkeergelegenheid en activiteiten waarbij het gebruik van buitenruimte vanuit sectorale wetgeving verplicht wordt gesteld, waaronder kinderopvang.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Toestaan vergelijkbare bedrijven

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 sub a voor het toestaan van bedrijven die naar aard en milieubelasting vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. een onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat is niet toegestaan;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad.
4.5.2 Toestaan zwaardere categorie bedrijvigheid

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 sub a voor het toestaan van bedrijven in categorie 3.1 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten als opgenomen in bijlage 3, die naar aard en milieuaantasting vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. een onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat is niet toegestaan;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • c. er is een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.
4.5.3 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.4.1 om toe te staan dat een bijgebouw bij een bedrijfswoning wordt gebruikt voor huisvesting in verband met mantelzorg, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. voldaan dient te worden aan de totale oppervlakte van bijgebouwen, carports en overkappingen die is toegestaan ingevolge artikel 4.2.1 sub h;
  • d. De mantelzorgwoning c.q. het bijgebouw mag bewoond worden zolang er sprake is van mantelzorg.
4.5.4 Grotere oppervlakte aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.4.2 sub a om toe te staan dat tot ten hoogste 75 m2 wordt gebruikt ten behoeve van aan-huis-verbonden bedrijven en/of aan-huis-verbonden beroepen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het aantal parkeerplaatsen op eigen erf (al dan niet inpandig) mag niet afnemen, tenzij deze parkeerplaatsen in de onmiddellijke nabijheid worden gecompenseerd;
  • b. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving, gelet op de stedenbouwkundige structuur hiervan;
  • c. het woon- en leefmilieu mag niet onevenredig worden aangetast, ook niet door een cumulatie van activiteiten.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Wijzigen in woonbestemming

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen in een woonbestemming ten behoeve van de (voormalige) bedrijfswoning, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn of worden beëindigd;
  • b. het bouwvlak wordt verkleind tot een bouwvlak dat passend is voor de (voormalige) bedrijfswoning;
  • c. overtollige (bedrijfs)gebouwen worden afgebroken zodat de oppervlakte aan bijgebouwen, carports en overkappingen wordt teruggebracht tot de oppervlakte die bij een woning is toegestaan; de totale oppervlakte aan bijgebouwen, carports en overkappingen mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 150 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 1.500 m²;
    • 2. 175 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte van 1.500 m² tot 2.000 m2;
    • 3. 200 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte van 2.000 m² tot 2.500 m2;
    • 4. 250 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte van 2.500 m² of groter.
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • e. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein ten behoeve van het bewonersparkeren.

Artikel 5 Detailhandel

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een tuincentrum;
  • b. horecabedrijven van categorie 1 en 2 tot een bruto vloeroppervlakte van 200 m2, alsmede een niet-zelfstandige horecavoorziening (koffiecorner) tot een bruto vloeroppervlakte van 100 m2;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - vuurwerkopslag' tevens voor de opslag van consumentenvuurwerk tot maximaal 10.000 kg;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens één bedrijfswoning.

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • e. tuinen, erven en verhardingen;
  • f. terrassen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. fiets- en/of voetpaden;
  • i. verkeers- en parkeervoorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in 21.1 en met dien verstande dat gebruik van de parkeervoorzieningen als openbare parkeervoorzieningen is toegestaan;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. laad- en losvoorzieningen;
  • m. geluidwerende voorzieningen;
  • n. bushokjes, fietsenstallingen, straatmeubilair, winkelwagenvoorzieningen en dergelijke.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemene regels met betrekking tot het bouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van erkers en carports behorende bij de bedrijfswoning zoals bedoeld in artikel 5.2.3 en 5.2.4;
  • b. de voorgevel van een bedrijfswoning dient in de voorste bouwgrens geplaatst te worden of maximaal 2 meter daarachter;
  • c. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' niet worden overschreden;
  • d. de goothoogte en de bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  • e. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3,2 meter;
  • f. de dakhelling van grondgebonden bedrijfswoningen dient minimaal 20 graden en maximaal 60 graden te bedragen;
  • g. bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bedrijfswoning dienen minimaal 2 meter achter de voorgevellijn van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan te worden gesitueerd, met uitzondering van erkers, carports en erfafscheidingen zoals bedoeld in artikel 5.2.3, 5.2.4 en 5.2.5;
  • h. de totale oppervlakte aan bijgebouwen, carports en overkappingen ten dienste van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 150 m2;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gebouwen van ondergeschikte aard, zoals fietsenbergingen, en overkappingen buiten het bouwvlak worden gebouwd, uitsluitend indien deze achter het verlengde van de voorgevellijn worden gerealiseerd, de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,2 meter en de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 10 m2.
5.2.2 Bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijgebouwen ten dienste van de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen ten dienste van de bedrijfswoning zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;
  • c. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,2 meter;
  • d. de dakhelling mag niet meer bedragen dan 60°.
5.2.3 Erkers behorende bij de bedrijfswoning

Bouwwerken in de vorm van erkers, al dan niet met bijbehorende overkapping, ten dienste van de bedrijfswoning zijn overal toegestaan, indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. de erker met bijbehorende overkapping is gelegen tegen de voorgevel van de bedrijfswoning, danwel is de erker met bijbehorende overkapping gelegen tegen de voor- én zijgevel van de bedrijfswoning;
  • b. de breedte van de erker aan de voorgevel mag niet meer bedragen dan 75% van de breedte van de voorgevel van de bedrijfswoning;
  • c. de bouwhoogte van de erker en de bijbehorende overkapping mag niet meer mag bedragen dan 3,6 meter;
  • d. de afstand van de voorzijde van de erker met bijbehorende overkapping tot aan de voorste en zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2 meter;
  • e. de diepte van de erker met bijbehorende overkapping mag niet meer bedragen dan 1,5 meter.
5.2.4 Carports behorende bij de bedrijfswoning

Carports ten dienste van de bedrijfswoning zijn overal toegestaan, indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. carports mogen uitsluitend worden opgericht naast de zijgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan, vanaf 3 meter vóór de voorgevellijn en het verlengde daarvan;
  • b. voor zover gericht naar het openbaar gebied, dient de carport te worden gebouwd tegen de zijgevel van de bedrijfswoning en 2 meter achter de voorgevellijn;
  • c. per bedrijfswoning mag maximaal één carport worden opgericht;
  • d. de goothoogte van de carport mag niet minder dan 1,5 meter en niet meer dan 3,2 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte van de carport mag niet meer dan 3,2 meter bedragen, met dien verstande dat een maximale bouwhoogte van 4,5 meter is toegestaan voor carports die op een afstand van minimaal 2 meter achter de voorgevellijn zijn gelegen;
  • f. de oppervlakte van de carport mag niet meer dan 20 m² bedragen;
  • g. de lengte van de carport mag niet minder 4 meter en de breedte niet minder dan 2,5 meter bedragen.
5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. antenne-installaties dienen minimaal 1 meter van de perceelsgrens te worden geplaatst en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 15 meter;
  • b. licht- en andere masten dienen minimaal 1 meter van de perceelsgrens te worden geplaatst en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  • c. voor erfafscheidingen geldt:
    • 1. erfafscheidingen tot een bouwhoogte van 1 meter zijn overal toegestaan;
    • 2. achter het verlengde van de voorgevellijn, voor zover niet gericht naar het openbaar gebied, zijn open en dichte erfafscheidingen tot een bouwhoogte van niet meer dan 2 meter toegestaan;
    • 3. vanaf 2 meter achter het verlengde van de voorgevellijn, voor zover gericht naar het openbaar gebied, zijn open erfafscheidingen tot een bouwhoogte van 2 meter toegestaan;
    • 4. voor zover bestaande dichte erfafscheidingen in afwijking van de voorgeschreven regels op plaatsen staan waar conform de regels alleen open erfafscheidingen mogelijk zijn, mogen deze erfafscheidingen op de betreffende locatie gehandhaafd blijven en vervangen worden;
  • d. voor schotelantennes geldt:
    • 1. schotelantennes mogen een doorsnede hebben van maximaal 2 meter en een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
    • 2. schotelantennes mogen niet aan de voorgevel van een hoofdgebouw worden opgericht en de grens van het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen' niet overschrijden;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van carports en overkappingen, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijken erkers behorende bij de bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.3, sub b voor het toestaan van een erker aan de voorgevel waarvan de breedte meer dan 75% van de breedte van de bedrijfswoning bedraagt, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de overige bepalingen in artikel 5.2.3 blijven van toepassing;
  • b. er bestaan geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • d. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving.
5.3.2 Afwijken oppervlakte en situering gebouwen en bouwhoogte en vormgeving bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 5.2.1, sub b en toestaan dat een bedrijfswoning verder dan 2 meter achter de voorste bouwgrens gebouwd mag worden;
  • b. artikel 5.2.1, sub i en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen van ondergeschikte aard wordt vergroot tot maximaal 25 m²;
  • c. artikel 5.2.1, sub i en toestaan dat gebouwen van ondergeschikte aard en overkappingen voor de voorgevellijn worden gerealiseerd;
  • d. artikel 5.2.5, sub b en toestaan dat de bouwhoogte van vrijstaande licht- en andere masten, wordt verhoogd tot niet meer dan 12 meter;
  • e. artikel 5.2.5, sub c en toestaan dat de constructie van erfafscheidingen voor minimaal 50% open is;
  • f. artikel 5.2.5, sub e en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt verhoogd tot niet meer dan 5 meter;

een en ander met inachtneming van de volgende regels:

  • 1. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • 2. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving;
  • 3. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • 4. de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Specifiek gebruik

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. buitenopslag ten behoeve van de op grond van dit artikel toegestane detailhandel is niet toegestaan;
  • b. het is niet toegestaan vrijstaande bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning of bedrijfsgebouwen te gebruiken als woonruimte;
  • c. het is niet toegestaan bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning of bedrijfsgebouwen te gebruiken als zelfstandige woning.
5.4.2 Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven

Het gebruiken van een gedeelte van de bedrijfswoning en/of bijgebouwen ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep en/of een aan-huis-verbonden bedrijf is uitsluitend toegestaan indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. niet meer dan 40% en niet meer dan 50 m2 van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning en/of bijgebouwen mag voor deze doeleinden worden gebruikt;
  • b. in afwijking van het gestelde onder a, gelden er geen oppervlaktebeperkingen bij kinderopvang;
  • c. door het gebruik ontstaat geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse;
  • d. er is geen sprake van een onevenredige verslechtering van de parkeersituatie in de omgeving;
  • e. het gebruik betreft geen detailhandel, groothandel, prostitutie of horeca, uitgezonderd beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfs- of beroepsmatige activiteiten;
  • f. het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet gebruikt worden ten behoeve van de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, met uitzondering van extra parkeergelegenheid en activiteiten waarbij het gebruik van buitenruimte vanuit sectorale wetgeving verplicht wordt gesteld, waaronder kinderopvang.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.4.1 om toe te staan dat een bijgebouw bij een bedrijfswoning wordt gebruikt voor huisvesting in verband met mantelzorg, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. voldaan dient te worden aan de totale oppervlakte van bijgebouwen, carports en overkappingen die is toegestaan ingevolge artikel 5.2.1 sub h;
  • d. De mantelzorgwoning c.q. het bijgebouw mag bewoond worden zolang er sprake is van mantelzorg.
5.5.2 Grotere oppervlakte aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.4.2 sub a om toe te staan dat tot ten hoogste 75 m2 wordt gebruikt ten behoeve van aan-huis-verbonden bedrijven en/of aan-huis-verbonden beroepen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het aantal parkeerplaatsen op eigen erf (al dan niet inpandig) mag niet afnemen, tenzij deze parkeerplaatsen in de onmiddellijke nabijheid worden gecompenseerd;
  • b. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving, gelet op de stedenbouwkundige structuur hiervan;
  • c. het woon- en leefmilieu mag niet onevenredig worden aangetast, ook niet door een cumulatie van activiteiten.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. plantsoenen, parken, groenstroken en andere groenvoorzieningen;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. calamiteitenroutes;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' tevens voor wegen, straten en verkeers- en parkeervoorzieningen;
  • e. evenementen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • g. pleinen en overige verblijfsgebieden;
  • h. (openbaar toegankelijke) sportvoorzieningen, speelvoorzieningen en hierbij passende, openbare verblijfsvoorzieningen;
  • i. geluidwerende voorzieningen;
  • j. dagrecreatie;
  • k. kunstwerken;
  • l. kunstobjecten;
  • m. hondenuitlaatvoorzieningen;
  • n. nutsvoorzieningen;
  • o. bushokjes, fietsenstallingen, straatmeubilair en dergelijke;
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. voor gebouwen ten behoeve van openbaar nut, water- en energiedistributie, wachthuisjes voor busdiensten en hiermee vergelijkbare gebouwen van algemeen nut gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter;
    • 2. de oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 15 m2;
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van kunstobjecten, speelvoorzieningen, masten, antenne-installaties en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Grotere maatvoering nutsvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.1 sub a teneinde gebouwen met een oppervlakte van maximaal 25 m² en een bouwhoogte van maximaal 4,5 meter toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er bestaan geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersvrijheid of –veiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • c. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving.
6.3.2 Afwijkende maatvoering bouwwerken geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.2 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere bouwhoogte, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er bestaan geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersvrijheid of –veiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • c. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Evenementen

Voor evenementen gelden de volgende bepalingen:

  • a. in een kalenderjaar zijn maximaal 8 evenementendagen voor evenementen in categorie 1 toegestaan;
  • b. de duur van een evenement bedraagt maximaal 1 evenementendag;
  • c. tussen twee evenementen in categorie 1 dient een periode van ten minste 10 dagen in acht te worden genomen waarin geen evenement in categorie 1 plaatsvindt;
  • d. voor de eindtijd geldt het volgende:
    • 1. evenementen in categorie 1 zijn toegestaan in de dag- en avondperiode (09:00 - 23:00 uur);
    • 2. in de nachtperiode (23:00 - 09:00 uur) zijn geen evenementen toegestaan;
  • e. de geluidsbelasting vanwege een evenement in categorie 1, mag in de dag- en avondperiode niet meer bedragen dan 75 dB(A) respectievelijk 85 dB(C) op de gevel van de dichtstbijzijnde gelegen woning of andere geluidsgevoelige bestemmingen.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en verhardingen;
  • b. fiets- en/of voetpaden ;
  • c. pleinen en overige verblijfsgebieden;
  • d. verkeers- en parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • e. laad- en losvoorzieningen;
  • f. geluidwerende voorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. (openbaar toegankelijke) sportvoorzieningen, speelvoorzieningen en hierbij passende, openbare verblijfsvoorzieningen;
  • i. kunstwerken;
  • j. kunstobjecten;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. hondenuitlaatvoorzieningen;
  • n. bushokjes, fietsenstallingen, straatmeubilair, winkelwagenvoorzieningen en dergelijke.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. voor gebouwen ten behoeve van openbaar nut, water- en energiedistributie, wachthuisjes voor busdiensten en hiermee vergelijkbare gebouwen van algemeen nut gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter;
    • 2. de oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 15 m2;
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van kunstobjecten, speelvoorzieningen, masten, antenne-installaties en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Grotere maatvoering nutsvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2.1 sub a teneinde gebouwen met een oppervlakte van maximaal 25 m² en een bouwhoogte van maximaal 4,5 meter toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er bestaan geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersvrijheid of –veiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • c. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving.
7.3.2 Afwijkende maatvoering bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2.2 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere bouwhoogte, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er bestaan geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersvrijheid of –veiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • c. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving.
7.3.3 Afwijken ten behoeve van een standplaats

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de artikelen 7.1 en 7.2 voor het toestaan van het gebruik van gronden voor een standplaats met bijbehorende bouwwerken, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er bestaan tegen de aanwijzing van de standplaats geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersvrijheid of –veiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • c. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving;
  • d. op de standplaats is een verkoopinrichting, inclusief luifel en uitstallingen, toegestaan met een maximale oppervlakte van 35 m2;
  • e. de goot- respectievelijk de bouwhoogte van de verkoopinrichting, inclusief luifel en uitstallingen, mag niet meer mag bedragen dan 3,2 meter respectievelijk 4,5 meter.

Artikel 8 Wonen - Geschakeld

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Geschakeld' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in de vorm van vrijstaand geschakelde woningen of twee-onder-een kapwoningen, waarbij het beheer erop gericht is om de bestaande situatie voort te laten duren;
  • b. tuinen, erven en verhardingen;
  • c. in- en uitritten;

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in 21.1;
  • f. nutsvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemene regels met betrekking tot het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen'

Voor het bouwen binnen het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

  • a. het hoofdgebouw is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en/of ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', met dien verstande dat deze bouwwerken binnen het bouwvlak minimaal 2 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan dienen te worden gesitueerd; dit geldt niet voor erkers, carports en erfafscheidingen zoals bedoeld in 8.2.4, 8.2.5 en 8.2.6;
  • c. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd;
  • d. de totale oppervlakte aan bijgebouwen, carports en overkappingen mag ten hoogste 60% bedragen van het gedeelte van het bouwperceel ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'. Daarnaast geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' maximaal 150 m2 mag worden gebouwd;
  • e. woningsplitsing is niet toegestaan;
  • f. aanvullende nieuwbouw van woningen is niet toegestaan.
8.2.2 Hoofdgebouw

Voor het bouwen van het hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • a. de voorgevel van het hoofdgebouw dient in de voorste bouwgrens of maximaal 2 meter daarachter geplaatst te worden;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte van het hoofdgebouw mogen niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  • c. de dakhelling van het hoofdgebouw dient minimaal 20 graden en maximaal 60 graden te bedragen, met dien verstande dat indien de bestaande woning plat is afgedekt tevens een plat dak (dakhelling maximaal 5 graden) is toegestaan.
8.2.3 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer bedragen dan 150 m2;
  • b. de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3,2 meter;
  • c. de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c, mag de bouwhoogte van een aanbouw of uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw meer bedragen, te weten maximaal de laagste bestaande, naar het openbaar gebied gerichte, goothoogte van het hoofdgebouw. Een en ander met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de dakhelling en de nokrichting van de aanbouw of uitbouw dienen gelijk te zijn aan de dakhelling en de nokrichting van het hoofdgebouw;
    • 2. voor zover een aanbouw of uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw gericht is naar het openbaar gebied en op een afstand van minder dan 1 meter van de perceelsgrens is gesitueerd, dient het dakvlak ten opzichte van de perceelsgrens schuin op te lopen naar het hoofdgebouw;
  • e. de dakhelling mag niet meer bedragen dan 60 graden;
  • f. lessenaarsdaken bij vrijstaande bijgebouwen zijn niet toegestaan;
  • g. dakkapellen zijn niet toegestaan op bijgebouwen.
8.2.4 Erkers

Bouwwerken in de vorm van erkers, al dan niet met bijbehorende overkapping, zijn buiten het bouwvlak en buiten de aanduiding 'bijgebouwen' toegestaan, indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. de erker met bijbehorende overkapping mag worden gebouwd tegen de voorgevel van het hoofdgebouw, danwel tegen de voor- én zijgevel van het hoofdgebouw;
  • b. de breedte van de erker aan de voorgevel mag niet meer bedragen dan 75% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • c. de bouwhoogte van de erker en de bijbehorende overkapping mag niet meer bedragen dan 3,6 meter;
  • d. de afstand van de voorzijde van de erker met bijbehorende overkapping tot aan de voorste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 meter;
  • e. de afstand van de zijkant van de erker met bijbehorende overkapping tot de zijdelingse perceelsgrens aan de zijde waar het hoofdgebouw niet in de perceelgrens is gebouwd, mag niet minder bedragen dan 3 meter;
  • f. de diepte van de erker met bijbehorende overkapping mag niet meer bedragen dan 1,5 meter.
8.2.5 Carports

Bouwwerken in de vorm van carports zijn overal toegestaan, indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. carports mogen uitsluitend worden opgericht naast de zijgevel van de woning en het verlengde daarvan, vanaf 3 meter vóór de voorgevellijn en het verlengde daarvan en tot 1 meter achter het bouwvlak;
  • b. voor zover bestaande carports in afwijking van de voorgeschreven situering als gesteld onder a gelegen zijn, mogen deze carports op de betreffende locatie gehandhaafd blijven en vervangen worden, een vergroting is evenwel niet toegestaan;
  • c. voor zover gericht naar het openbaar gebied, dient de carport te worden gebouwd tegen de zijgevel van de woning en 2 meter achter de voorgevellijn;
  • d. per woning mag maximaal één carport wordt opgericht;
  • e. de bouwhoogte van de carport mag niet meer dan 3,2 meter bedragen, met dien verstande dat een maximale bouwhoogte van 4,5 meter is toegestaan voor carports die op een afstand van minimaal 2 meter achter de voorgevellijn zijn gelegen;
  • f. de oppervlakte van de carport mag niet meer dan 20 m² bedragen;
  • g. de lengte van de carport mag niet minder dan 4 meter en de breedte niet minder dan 2,5 meter bedragen.
8.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. voor erfafscheidingen geldt:
    • 1. bouwwerken in de vorm van erfafscheidingen zijn buiten het bouwvlak en buiten de aanduiding 'bijgebouwen' toegestaan;
    • 2. erfafscheidingen tot een bouwhoogte van 1 meter zijn overal toegestaan;
    • 3. achter het verlengde van de voorgevellijn, voor zover niet gericht naar het openbaar gebied, zijn open en dichte erfafscheidingen tot een bouwhoogte van niet meer dan 2 meter toegestaan;
    • 4. vanaf 2 meter achter het verlengde van de voorgevellijn, voor zover gericht naar het openbaar gebied, zijn open erfafscheidingen tot een bouwhoogte van 2 meter toegestaan;
    • 5. voor zover bestaande dichte erfafscheidingen in afwijking van de voorgeschreven regels op plaatsen staan waar conform de regels alleen open erfafscheidingen mogelijk zijn, mogen deze erfafscheidingen op de betreffende locatie gehandhaafd blijven en vervangen worden;
  • b. voor schotelantennes geldt:
    • 1. schotelantennes mogen een doorsnede hebben van maximaal 2 meter en een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
    • 2. schotelantennes mogen niet aan de voorgevel van een hoofdgebouw worden opgericht en de grens van het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen' niet overschrijden;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van carports, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Afwijken erkers

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.2.4 , sub b voor het toestaan van een erker aan de voorgevel waarvan de breedte meer dan 75% van de breedte van het hoofdgebouw bedraagt, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de overige bepalingen in artikel 8.2.4 blijven van toepassing;
  • b. er bestaan geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • d. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving.
8.3.2 Afwijking situering, goot- en bouwhoogte en dakhelling van gebouwen en afwijking bouwhoogte en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 8.2.2, sub a en toestaan dat gebouwen verder dan 2 meter achter de voorste bouwgrens gebouwd mogen worden;
  • b. artikel 8.2.2, sub b en artikel 8.2.3, sub b en c en een grotere goot- en/of bouwhoogte toestaan;
  • c. artikel 8.2.2, sub c en artikel 8.2.3, sub e en een kleinere of grotere dakhelling toestaan;
  • d. artikel 8.2.6 , sub a en toestaan dat de constructie van erfafscheidingen voor minimaal 50% open is;
  • e. artikel 8.2.6 ten behoeve van het bouwen van vrijstaande licht- en andere masten en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een grotere bouwhoogte;

met inachtneming van de volgende regels:

  • 1. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • 2. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving;
  • 3. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • 4. de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Bewoning
  • a. per bouwperceel is slechts één woning toegestaan;
  • b. kamerverhuur/ kamerbewoning is niet toegestaan;
  • c. het is niet toegestaan vrijstaande bijgebouwen te gebruiken als woonruimte;
  • d. het is niet toegestaan bijgebouwen te gebruiken als zelfstandige woningen;
  • e. het is niet toegestaan woningen te gebruiken als zorgplaats.
8.4.2 Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven

Het gebruiken van een gedeelte van de woning en/of bijgebouwen ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep en/of een aan-huis-verbonden bedrijf is uitsluitend toegestaan indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. niet meer dan 40% en niet meer dan 50 m2 van het vloeroppervlak van de woning en/of bijgebouwen mag voor deze doeleinden worden gebruikt;
  • b. in afwijking van het gestelde onder a, gelden er geen oppervlaktebeperkingen bij kinderopvang;
  • c. door het gebruik ontstaat geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse;
  • d. er is geen sprake van een onevenredige verslechtering van de parkeersituatie in de omgeving;
  • e. het gebruik betreft geen detailhandel, groothandel, prostitutie of horeca, uitgezonderd beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfs- of beroepsmatige activiteiten;
  • f. het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet gebruikt worden ten behoeve van de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, met uitzondering van extra parkeergelegenheid en activiteiten waarbij het gebruik van buitenruimte vanuit sectorale wetgeving verplicht wordt gesteld, waaronder kinderopvang.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.5.1 Kamerbewoning

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.4.1, sub b om toe te staan dat een woning wordt gebruikt voor kamerbewoning, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. per woning mogen niet meer dan 4 kamers worden gebruikt voor kamerverhuur c.q. kamerbewoning;
  • b. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving;
  • c. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, ook niet door een cumulatie van activiteiten;
  • d. de ontwikkeling dient te passen binnen de gemeentelijke woningbouwtaakstelling;
  • e. de brand- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.
8.5.2 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.4.1, sub c om toe te staan dat een bijgebouw bij de woning wordt gebruikt voor huisvesting in verband met mantelzorg, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. voldaan dient te worden aan de totale oppervlakte aan bijgebouwen, carports en overkappingen die is toegestaan ingevolge artikel 8.2.1 sub d;
  • d. De mantelzorgwoning c.q. het bijgebouw mag bewoond worden zolang er sprake is van mantelzorg.
8.5.3 Zorgplaats

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.4.1, sub e om toe te staan dat de woningen gebruikt worden als zorgplaats, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving;
  • b. het woon- en leefmilieu mag niet onevenredig worden aangetast, ook niet door een cumulatie van activiteiten;
  • c. de brand- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.
8.5.4 Grotere oppervlakte aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.4.2 sub a om toe te staan dat tot ten hoogste 75m2 wordt gebruikt ten behoeve van aan-huis-verbonden bedrijven en/of aan-huis-verbonden beroepen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het aantal parkeerplaatsen op eigen erf (al dan niet inpandig) mag niet afnemen, tenzij deze parkeerplaatsen in de onmiddellijke nabijheid worden gecompenseerd;
  • b. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving, gelet op de stedenbouwkundige structuur hiervan;
  • c. het woon- en leefmilieu mag niet onevenredig worden aangetast, ook niet door een cumulatie van activiteiten.

Artikel 9 Wonen - Vrijstaand

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Vrijstaand' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in de vorm van vrijstaande woningen;
  • b. tuinen, erven en verhardingen;
  • c. in- en uitritten;

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in 21.1;
  • f. nutsvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemene regels met betrekking tot het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen'

Voor het bouwen binnen het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

  • a. het hoofdgebouw is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en/of ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', met dien verstande dat:
    • 1. voor zover gericht naar het openbaar gebied, deze bouwwerken binnen het bouwvlak minimaal 2 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan dienen te worden gesitueerd;
    • 2. voor zover niet gericht naar het openbaar gebied, deze bouwwerken binnen het bouwvlak minimaal 6 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan dienen te worden gesitueerd;

dit geldt niet voor erkers, carports en erfafscheidingen zoals bedoeld in 9.2.4, 9.2.5 en 9.2.6;

  • c. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd;
  • d. de totale oppervlakte aan bijgebouwen, carports en overkappingen mag ten hoogste 50% bedragen van het gedeelte van het bouwperceel ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'. Daarnaast geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' maximaal mag worden gebouwd:
    • 1. 150 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 1.500 m²;
    • 2. 175 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte van 1.500 m² tot 2.000 m2;
    • 3. 200 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte van 2.000 m² tot 2.500 m2;
    • 4. 250 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte van 2.500 m² of groter;
    • 5. in afwijking van het bepaalde onder 1 tot en met 4: 250 m2 op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende bijgebouwenregeling';
  • e. woningsplitsing is niet toegestaan;
  • f. aanvullende nieuwbouw van woningen is niet toegestaan.
9.2.2 Hoofdgebouw

Voor het bouwen van het hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • a. de voorgevel van het hoofdgebouw dient in de voorste bouwgrens of maximaal 2 meter daarachter geplaatst te worden;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte van het hoofdgebouw mogen maximaal het aantal meters bedragen zoals ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. de dakhelling van het hoofdgebouw dient minimaal 20 graden en maximaal 60 graden te bedragen, met dien verstande dat indien de bestaande woning plat is afgedekt tevens een plat dak (dakhelling maximaal 5 graden) is toegestaan;
9.2.3 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer bedragen dan 150 m2, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specfieke bouwaanduiding - afwijkende bijgebouwenregeling' een vrijstaand bijgebouw met een oppervlakte van maximaal 200 m2 is toegestaan;
  • b. de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3,2 meter;
  • c. de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c, mag de bouwhoogte van een aanbouw of uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw meer bedragen, te weten maximaal de laagste bestaande, naar het openbaar gebied gerichte, goothoogte van het hoofdgebouw. Een en ander met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de dakhelling en de nokrichting van de aanbouw of uitbouw dienen gelijk te zijn aan de dakhelling en de nokrichting van het hoofdgebouw;
    • 2. voor zover een aanbouw of uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw gericht is naar het openbaar gebied en op een afstand van minder dan 1 meter van de perceelsgrens is gesitueerd, dient het dakvlak ten opzichte van de perceelsgrens schuin op te lopen naar het hoofdgebouw;
  • e. de dakhelling mag niet meer bedragen dan 60 graden;
  • f. lessenaarsdaken bij vrijstaande bijgebouwen zijn niet toegestaan;
  • g. dakkapellen zijn niet toegestaan op bijgebouwen.
9.2.4 Erkers

Bouwwerken in de vorm van erkers al dan niet met bijbehorende overkapping, zijn buiten het bouwvlak en buiten de aanduiding 'bijgebouwen' toegestaan, indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. de erker met bijbehorende overkapping mag worden gebouwd tegen de voorgevel van het hoofdgebouw, danwel tegen de voor- én zijgevel van het hoofdgebouw;
  • b. de breedte van de erker aan de voorgevel mag niet meer bedragen dan 75% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • c. de bouwhoogte van de erker en de bijbehorende overkapping mag niet meer bedragen dan 3,6 meter;
  • d. de afstand van de voorzijde van de erker met bijbehorende overkapping tot aan de voorste en zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 meter;
  • e. de diepte van de erker met bijbehorende overkapping mag niet meer bedragen dan 1,5 meter.
9.2.5 Carports

Bouwwerken in de vorm van carports zijn overal toegestaan, indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. carports mogen uitsluitend worden opgericht naast de zijgevel van de woning en het verlengde daarvan, vanaf 3 meter vóór de voorgevellijn en het verlengde daarvan en tot 1 meter achter het bouwvlak;
  • b. voor zover bestaande carports in afwijking van de voorgeschreven situering als gesteld onder a gelegen zijn, mogen deze carports op de betreffende locatie gehandhaafd blijven en vervangen worden, een vergroting is evenwel niet toegestaan;
  • c. voor zover gericht naar het openbaar gebied, dient de carport te worden gebouwd tegen de zijgevel van de woning en 2 meter achter de voorgevellijn;
  • d. per woning mag maximaal één carport wordt opgericht;
  • e. de bouwhoogte van de carport mag niet meer dan 3,2 meter bedragen, met dien verstande dat een maximale bouwhoogte van 4,5 meter is toegestaan voor carports die op een afstand van minimaal 2 meter achter de voorgevellijn zijn gelegen;
  • f. de oppervlakte van de carport mag niet meer dan 20 m² bedragen;
  • g. de lengte van de carport mag niet minder dan 4 meter en de breedte niet minder dan 2,5 meter bedragen.
9.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. antenne-installaties dienen minimaal 1 meter van de perceelsgrens te worden geplaatst en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 15 meter;
  • b. voor erfafscheidingen geldt:
    • 1. bouwwerken in de vorm van erfafscheidingen zijn buiten het bouwvlak en buiten de aanduiding 'bijgebouwen' toegestaan;
    • 2. erfafscheidingen tot een bouwhoogte van 1 meter zijn overal toegestaan;
    • 3. achter het verlengde van de voorgevellijn, voor zover niet gericht naar het openbaar gebied, zijn open en dichte erfafscheidingen tot een bouwhoogte van niet meer dan 2 meter toegestaan;
    • 4. vanaf 2 meter achter het verlengde van de voorgevellijn, voor zover gericht naar het openbaar gebied, zijn open erfafscheidingen tot een bouwhoogte van 2 meter toegestaan.
    • 5. voor zover bestaande dichte erfafscheidingen in afwijking van de voorgeschreven regels op plaatsen staan waar conform de regels alleen open erfafscheidingen mogelijk zijn, mogen deze erfafscheidingen op de betreffende locatie gehandhaafd blijven;
  • c. voor schotelantennes geldt:
    • 1. schotelantennes mogen een doorsnede hebben van maximaal 2 meter en een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
    • 2. schotelantennes mogen niet aan de voorgevel van een hoofdgebouw worden opgericht en de grens van het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen' niet overschrijden;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van carports, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Afwijken erkers

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.2.4 sub b voor het toestaan van een erker aan de voorgevel waarvan de breedte meer dan 75% van de breedte van het hoofdgebouw bedraagt, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de overige bepalingen in artikel 9.2.4 blijven van toepassing;
  • b. er bestaan geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • d. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving.
9.3.2 Afwijking situering, goot- en bouwhoogte en dakhelling van gebouwen en afwijking bouwhoogte en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 9.2.2, sub a en toestaan dat gebouwen verder dan 2 meter achter de voorste bouwgrens gebouwd mogen worden;
  • b. artikel 9.2.2, sub b en artikel 9.2.3, sub b en c en een grotere goot- en/of bouwhoogte toestaan;
  • c. artikel 9.2.2, sub c en artikel 9.2.3, sub e en een kleinere of grotere dakhelling toestaan;
  • d. artikel 9.2.6, sub b en toestaan dat de constructie van erfafscheidingen voor minimaal 50% open is;
  • e. artikel 9.2.6 ten behoeve van het bouwen van vrijstaande licht- en andere masten en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een grotere bouwhoogte;

met inachtneming van de volgende regels:

  • 1. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • 2. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving;
  • 3. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  • 4. de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Bewoning
  • a. per bouwperceel is slechts één woning toegestaan;
  • b. kamerverhuur/kamerbewoning is niet toegestaan;
  • c. het is niet toegestaan vrijstaande bijgebouwen te gebruiken als woonruimte;
  • d. het is niet toegestaan bijgebouwen te gebruiken als zelfstandige woning;
  • e. het is niet toegestaan woningen te gebruiken als zorgplaats.
9.4.2 Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven

Het gebruiken van een gedeelte van de woning en/of bijgebouwen ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep en/of een aan-huis-verbonden bedrijf is uitsluitend toegestaan indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. niet meer dan 40% en niet meer dan 50 m2 van het vloeroppervlak van de woning en/of bijgebouwen mag voor deze doeleinden worden gebruikt;
  • b. in afwijking van het gestelde onder a, mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - afwijkende oppervlakte aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven' niet meer dan 75 m2 van het vloeroppervlak van de woning en/of bijgebouwen voor deze doeleinden worden gebruikt;
  • c. in afwijking van het gestelde onder a, gelden er geen oppervlaktebeperkingen bij kinderopvang;
  • d. door het gebruik ontstaat geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse;
  • e. er is geen sprake van een onevenredige verslechtering van de parkeersituatie in de omgeving;
  • f. het gebruik betreft geen detailhandel, groothandel, prostitutie of horeca, uitgezonderd beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfs- of beroepsmatige activiteiten;
  • g. het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet gebruikt worden ten behoeve van de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, met uitzondering van extra parkeergelegenheid en activiteiten waarbij het gebruik van buitenruimte vanuit sectorale wetgeving verplicht wordt gesteld, waaronder kinderopvang.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
9.5.1 Kamerbewoning

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.4.1, sub b om toe te staan dat een woning wordt gebruikt voor kamerbewoning, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. per woning mogen niet meer dan 4 kamers worden gebruikt voor kamerverhuur c.q. kamerbewoning;
  • b. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving;
  • c. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, ook niet door een cumulatie van activiteiten;
  • d. de ontwikkeling dient te passen binnen de gemeentelijke woningbouwtaakstelling;
  • e. de brand- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.
9.5.2 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.4.1, sub c om toe te staan dat een bijgebouw bij de woning wordt gebruikt voor huisvesting in verband met mantelzorg, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. voldaan dient te worden aan de totale oppervlakte aan bijgebouwen, carports en overkappingen die is toegestaan ingevolge artikel 9.2.1 sub d;
  • d. De mantelzorgwoning c.q. het bijgebouw mag bewoond worden zolang er sprake is van mantelzorg.
9.5.3 Zorgplaats

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.4.1 sub e om toe te staan dat de woningen gebruikt worden als zorgplaats, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving;
  • b. het woon- en leefmilieu mag niet onevenredig worden aangetast, ook niet door een cumulatie van activiteiten;
  • c. de brand- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.
9.5.4 Grotere oppervlakte aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.4.2 sub a om toe te staan dat tot ten hoogste 75m2 wordt gebruikt ten behoeve van aan-huis-verbonden bedrijven en/of aan-huis-verbonden beroepen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het aantal parkeerplaatsen op eigen erf (al dan niet inpandig) mag niet afnemen, tenzij deze parkeerplaatsen in de onmiddellijke nabijheid worden gecompenseerd;
  • b. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving;
  • c. het woon- en leefmilieu mag niet onevenredig worden aangetast, ook niet door een cumulatie van activiteiten.

Artikel 10 Woongebied - 1

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in de vorm van vrijstaande woningen, twee-onder-één-kapwoningen, vrijstaand geschakelde woningen en aaneengebouwde woningen;
  • b. tuinen, erven en verhardingen;
  • c. wegen, straten en verhardingen;
  • d. fiets- en/of voetpaden;
  • e. in- en uitritten;
  • f. plantsoenen, parken, groenstroken en andere groenvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • h. parkeervoorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in 21.1;
  • i. ruimten waar bewoners elkaar kunnen ontmoeten en waarvan bewoners gezamenlijk gebruik kunnen maken;
  • j. voorzieningen voor energieopslag, - distributie en - opwekking;
  • k. geluidwerende voorzieningen;
  • l. dagrecreatie;
  • m. kunstwerken;
  • n. kunstobjecten;
  • o. nutsvoorzieningen;
  • p. (openbaar toegankelijke) sportvoorzieningen, speelvoorzieningen en hierbij passende, openbare verblijfsvoorzieningen;
  • q. hondenuitlaatvoorzieningen;
  • r. bushokjes, fietsenstallingen, straatmeubilair en dergelijke.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen
  • a. Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.
  • b. Aaneengebouwde woningen zijn toegestaan, mits per bouwmassa niet meer dan drie woningen aaneen worden gebouwd.
  • c. De totale oppervlakte aan bijgebouwen, carports en overkappingen mag:
    • 1. voor vrijstaande woningen niet meer bedragen dan 50% van het bebouwingsgebied;
    • 2. voor twee-onder-één-kapwoningen en vrijstaand geschakelde woningen niet meer bedragen dan 60% van het bebouwingsgebied;
    • 3. voor aaneengebouwde woningen niet meer bedragen dan 70% van het bebouwingsgebied;
  • d. De totale oppervlakte aan bijgebouwen, carports en overkappingen mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 150 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 1.500 m²;
    • 2. 175 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte van 1.500 m² tot 2.000 m2;
    • 3. 200 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte van 2.000 m² tot 2.500 m2;
    • 4. 250 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte van 2.500 m² of groter.
10.2.2 Hoofdgebouwen op woonpercelen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen op woonpercelen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • b. de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  • c. de diepte van het hoofgebouw mag niet meer bedragen dan:
    • 1. voor een vrijstaande woning: 15 meter;
    • 2. voor een twee-onder-één-kapwoning of een vrijstaand geschakelde woning: 12 meter;
    • 3. voor een aaneengebouwde woning: 10 meter;
  • d. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag, met inachtneming van het bepaalde onder g.:
    • 1. voor een vrijstaande woning aan twee zijden niet minder bedragen dan 5 meter;
    • 2. voor een twee-onder-één-kapwoning of een vrijstaand geschakelde woning aan één zijde niet minder bedragen dan 5 meter;
  • e. In afwijking van het bepaalde onder d. mag de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende regeling afstand perceelsgrens', met inachtneming van het bepaalde onder g.:
    • 1. voor een vrijstaande woning aan twee zijden niet minder bedragen dan 3 meter;
    • 2. voor een twee-onder-één-kapwoning of een vrijstaand geschakelde woning aan één zijde niet minder bedragen dan 3 meter;
  • f. de afstand van het hoofdgebouw tot de voorste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 meter;
  • g. de afstand van het hoofdgebouw tot de grens van een bestaand woonperceel aan de Djept, de Polderstraat of de Linde mag niet minder bedragen dan 5 meter;
  • h. de dakhelling van het hoofdgebouw dient minimaal 20 graden en maximaal 60 graden te bedragen.
10.2.3 Erkers op woonpercelen

Voor het bouwen van erkers, al dan niet met bijbehorende overkapping, op woonpercelen gelden de volgende regels:

  • a. de erker met bijbehorende overkapping mag worden gebouwd tegen de voorgevel van het hoofdgebouw, danwel tegen de voor- én zijgevel van het hoofdgebouw;
  • b. de breedte van de erker aan de voorgevel mag niet meer bedragen dan 75% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • c. de bouwhoogte van de erker en de bijbehorende overkapping mag niet meer bedragen dan 3,6 meter;
  • d. de afstand van de voorzijde van de erker met bijbehorende overkapping tot de voorste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 meter;
  • e. de afstand van de zijkant van de erker met bijbehorende overkapping tot de zijdelingse perceelsgrens mag:
    • 1. voor een vrijstaande woning niet minder bedragen dan 2 meter;
    • 2. voor een aaneengebouwde woninge niet minder bedragen dan 2 meter;
    • 3. voor een twee-onder-één-kapwoning of een vrijstaand geschakelde woning aan de zijde waar het hoofdgebouw niet in de perceelgrens is gebouwd, niet minder bedragen dan 3 meter;
  • f. de diepte van de erker met bijbehorende overkapping mag niet meer bedragen dan 1,5 meter.
10.2.4 Bijgebouwen op woonpercelen

Voor het bouwen van bijgebouwen op woonpercelen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer bedragen dan 24 m2;
  • b. de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3,2 meter;
  • c. de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;
  • d. bijgebouwen mogen worden gebouwd op een afstand van ten minste 1 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder c, mag de bouwhoogte van een aanbouw of uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw meer bedragen, te weten maximaal de laagste bestaande, naar het openbaar gebied gerichte, goothoogte van het hoofdgebouw. Een en ander met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de dakhelling en de nokrichting van de aanbouw of uitbouw dienen gelijk te zijn aan de dakhelling en de nokrichting van het hoofdgebouw;
    • 2. voor zover een aanbouw of uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw gericht is naar het openbaar gebied en op een afstand van minder dan 1 meter van de perceelsgrens is gesitueerd, dient het dakvlak ten opzichte van de perceelsgrens schuin op te lopen naar het hoofdgebouw;
  • f. de dakhelling mag niet meer bedragen dan 60 graden;
  • g. lessenaarsdaken bij vrijstaande bijgebouwen zijn niet toegestaan;
  • h. dakkapellen zijn niet toegestaan op bijgebouwen.
10.2.5 Gebouwen in de openbare ruimte

In de openbare ruimte mogen gebouwen ten behoeve van openbaar nut, water- en energiedistributie, wachthuisjes voor busdiensten en hiermee vergelijkbare gebouwen van algemeen nut worden gebouwd, waarvoor de volgende regels gelden:

  • a. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • b. de oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 15 m2;
10.2.6 Carports op woonpercelen

Voor het bouwen van carports op woonpercelen gelden de volgende regels:

  • a. carports mogen uitsluitend worden opgericht naast de zijgevel van de woning en het verlengde daarvan, vanaf 3 meter vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan;
  • b. voor zover gericht naar het openbaar gebied, dient de carport te worden gebouwd tegen de zijgevel van de woning en ten minste 2 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw;
  • c. per woning mag maximaal één carport wordt opgericht;
  • d. de bouwhoogte van de carport mag niet meer dan 3,2 meter bedragen, met dien verstande dat een maximale bouwhoogte van 4,5 meter is toegestaan voor carports die op een afstand van ten minste 2 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw zijn gelegen;
  • e. de oppervlakte van de carport mag niet meer bedragen dan 20 m²;
  • f. de lengte van de carport mag niet minder bedragen dan 4 meter en de breedte mag niet minder bedragen dan 2,5 meter.
10.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde op woonpercelen

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde op woonpercelen gelden de volgende regels:

  • a. antenne-installaties dienen minimaal 1 meter van de perceelsgrens te worden geplaatst en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 15 meter;
  • b. voor erfafscheidingen geldt:
    • 1. erfafscheidingen tot een bouwhoogte van 1 meter zijn overal toegestaan;
    • 2. achter het verlengde van de voorgevellijn, voor zover niet gericht naar het openbaar gebied, zijn open en dichte erfafscheidingen tot een bouwhoogte van niet meer dan 2 meter toegestaan;
    • 3. vanaf 2 meter achter het verlengde van de voorgevellijn, voor zover gericht naar het openbaar gebied, zijn open erfafscheidingen tot een bouwhoogte van 2 meter toegestaan.
  • c. voor schotelantennes geldt:
    • 1. schotelantennes mogen een doorsnede hebben van maximaal 2 meter en een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
    • 2. schotelantennes mogen niet aan de voorgevel van een hoofdgebouw worden opgericht;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van carports, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
10.2.8 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde in de openbare ruimte

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde in de openbare ruimte gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van kunstobjecten, speelvoorzieningen, masten, antenne-installaties en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 meter.
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Afwijken afstand zijdelingse perceelgrens

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.2.2, sub d en toestaan dat het hoofdgebouw op een afstand van ten minste 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, mits:

  • a. er geen bezwaren bestaan vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
  • b. er geen onvenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  • c. er geen bezwaren bestaan vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving;
  • d. de afstand van het hoofdgebouw tot de grens van een bestaand woonperceel aan de Djept, de Polderstraat of de Linde niet minder bedraagt dan 5 meter.
10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1 Bewoning
  • a. per bouwperceel is slechts één woning toegestaan;
  • b. kamerverhuur/ kamerbewoning is niet toegestaan;
  • c. het is niet toegestaan vrijstaande bijgebouwen te gebruiken als woonruimte;
  • d. het is niet toegestaan bijgebouwen te gebruiken als zelfstandige woningen;
  • e. het is niet toegestaan woningen te gebruiken als zorgplaats.
10.4.2 Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven

Het gebruiken van een gedeelte van de woning en/of bijgebouwen ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep en/of een aan-huis-verbonden bedrijf is uitsluitend toegestaan indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. niet meer dan 40% en niet meer dan 50 m2 van het vloeroppervlak van de woning en/of bijgebouwen mag voor deze doeleinden worden gebruikt;
  • b. in afwijking van het gestelde onder a, gelden er geen oppervlaktebeperkingen bij kinderopvang;
  • c. door het gebruik ontstaat geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse;
  • d. er is geen sprake van een onevenredige verslechtering van de parkeersituatie in de omgeving;
  • e. het gebruik betreft geen detailhandel, groothandel, prostitutie of horeca, uitgezonderd beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfs- of beroepsmatige activiteiten;
  • f. het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet gebruikt worden ten behoeve van de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, met uitzondering van extra parkeergelegenheid en activiteiten waarbij het gebruik van buitenruimte vanuit sectorale wetgeving verplicht wordt gesteld, waaronder kinderopvang.
10.4.3 Voorwaardelijke verplichting waterberging
  • a. Het bebouwen en verharden van gronden binnen deze bestemming is uitsluitend toegestaan indien binnen het plangebied van dit bestemmingsplan wordt voorzien in een waterbergingsvoorziening van voldoende omvang. De capaciteit van de waterbergingsvoorziening wordt als volgt berekend: minimaal 60 mm per m2 toename bebouwd/verhard oppervlak, in geval van meer dan 500 m2 toegenomen verharding.
  • b. Het gebruik van gronden en gebouwen binnen deze bestemming voor wonen is uitsluitend toegestaan indien de waterbergingsvoorziening als bedoeld onder a. in stand wordt gehouden.
10.4.4 Voorwaardelijke verplichting geluid

Het gebruik van gebouwen binnen deze bestemming als woning is uitsluitend toegestaan als is voldaan aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder of als wordt voldaan aan het door burgemeester en wethouders van Veldhoven vastgestelde besluit hogere waarden Wet geluidhinder met de daarbij behorende voorwaarden zoals opgenomen in bijlage 4.

10.4.5 Voorwaardelijke verplichting landschap

Het gebruik van gronden en gebouwen binnen deze bestemming voor wonen is uitsluitend toegestaan indien de gronden met de bestemming 'Groen' uiterlijk 1 jaar na de bouwkundige oplevering van de laatste woning binnen deze bestemming zijn ingericht overeenkomstig het landschapsontwerp zoals opgenomen in bijlage 5 en deze inrichting in stand wordt gehouden.

10.5 Afwijken van de gebruiksregels
10.5.1 Kamerbewoning

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.4.1,sub b om toe te staan dat een woning wordt gebruikt voor kamerbewoning, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. per woning mogen niet meer dan 4 kamers worden gebruikt voor kamerverhuur c.q. kamerbewoning;
  • b. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving;
  • c. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, ook niet door een cumulatie van activiteiten;
  • d. de ontwikkeling dient te passen binnen de gemeentelijke woningbouwtaakstelling;
  • e. de brand- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.
10.5.2 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.4.1, sub c om toe te staan dat een bijgebouw bij de woning wordt gebruikt voor huisvesting in verband met mantelzorg, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. voldaan dient te worden aan de totale oppervlakte aan bijgebouwen, carports en overkappingen die is toegestaan ingevolge artikel 10.2.1;
  • d. De mantelzorgwoning c.q. het bijgebouw mag bewoond worden zolang er sprake is van mantelzorg.
10.5.3 Zorgplaats

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.4.1, sub e om toe te staan dat de woningen gebruikt worden als zorgplaats, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving;
  • b. het woon- en leefmilieu mag niet onevenredig worden aangetast, ook niet door een cumulatie van activiteiten;
  • c. de brand- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.
10.5.4 Grotere oppervlakte aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 10.4.2, sub a om toe te staan dat tot ten hoogste 75m2 wordt gebruikt ten behoeve van aan-huis-verbonden bedrijven en/of aan-huis-verbonden beroepen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het aantal parkeerplaatsen op eigen erf (al dan niet inpandig) mag niet afnemen, tenzij deze parkeerplaatsen in de onmiddellijke nabijheid worden gecompenseerd;
  • b. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving;
  • c. het woon- en leefmilieu mag niet onevenredig worden aangetast, ook niet door een cumulatie van activiteiten.

Artikel 11 Woongebied - 2

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in de vorm van gestapelde woningen;
  • b. tuinen, erven en verhardingen;
  • c. wegen, straten en verhardingen;
  • d. fiets- en/of voetpaden;
  • e. in- en uitritten;
  • f. plantsoenen, parken, groenstroken en andere groenvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • h. parkeervoorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in 21.1;
  • i. ruimten waar bewoners elkaar kunnen ontmoeten en waarvan bewoners gezamenlijk gebruik kunnen maken;
  • j. voorzieningen voor energieopslag, - distributie en - opwekking;
  • k. geluidwerende voorzieningen;
  • l. dagrecreatie;
  • m. kunstwerken;
  • n. kunstobjecten;
  • o. nutsvoorzieningen;
  • p. (openbaar toegankelijke) sportvoorzieningen, speelvoorzieningen en hierbij passende, openbare verblijfsvoorzieningen;
  • q. hondenuitlaatvoorzieningen;
  • r. bushokjes, fietsenstallingen, straatmeubilair en dergelijke.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Het aantal woningen binnen deze bestemming mag in totaal niet meer bedragen dan 290 stuks, met dien verstande dat tevens geldt dat het aantal woningen per bestemmingsvlak niet meer mag bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.

11.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag maximaal het aantal meters bedragen zoals ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • b. het aantal bouwlagen mag maximaal 6 bedragen.
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - buitenruimte' mag de (deels inpandige) buitenruimte van woningen op de derde en hogere bouwlagen niet zijn gesitueerd aan de gevels die zijn gericht naar de aanduiding 'gevellijn'.
11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van antenne-installaties mag niet meer bedragen dan 15 meter;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken ten dienste van een parkeerdek mag, inclusief op het parkeerdek aangebrachte voorzieningen als hekken, balustrades en erfafscheidingen, niet meer bedragen dan 6 meter;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat, als een erfafscheiding wordt gebouwd op een parkeerdek, de bouwhoogte wordt gemeten ten opzichte van de bovenzijde van het parkeerdek;
  • d. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen mag niet meer bedragen dan het aantal meters zoals ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • e. voor schotelantennes geldt:
    • 1. schotelantennes mogen een doorsnede hebben van maximaal 2 meter en een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
    • 2. schotelantennes mogen niet aan de voorgevel van een hoofdgebouw worden opgericht;
  • f. de bouwhoogte van kunstobjecten, speelvoorzieningen, masten, antenne-installaties en bouwwerken ten behoeve van verlichting, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  • g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 meter.
11.3 Specifieke gebruiksregels
11.3.1 Bewoning
  • a. kamerverhuur/ kamerbewoning is niet toegestaan;
  • b. het is niet toegestaan vrijstaande bijgebouwen te gebruiken als woonruimte;
  • c. het is niet toegestaan bijgebouwen te gebruiken als zelfstandige woningen;
  • d. het is niet toegestaan woningen te gebruiken als zorgplaats.
11.3.2 Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven

Het gebruiken van een gedeelte van de woning en/of bijgebouwen ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep en/of een aan-huis-verbonden bedrijf is uitsluitend toegestaan indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. niet meer dan 40% en niet meer dan 50 m2 van het vloeroppervlak van de woning mag voor deze doeleinden worden gebruikt;
  • b. in afwijking van het gestelde onder a, gelden er geen oppervlaktebeperkingen bij kinderopvang;
  • c. door het gebruik ontstaat geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse;
  • d. er is geen sprake van een onevenredige verslechtering van de parkeersituatie in de omgeving;
  • e. het gebruik betreft geen detailhandel, groothandel, prostitutie of horeca, uitgezonderd beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfs- of beroepsmatige activiteiten.
11.3.3 Voorwaardelijke verplichting waterberging
  • a. Het bebouwen en verharden van gronden binnen deze bestemming is uitsluitend toegestaan indien binnen het plangebied van dit bestemmingsplan wordt voorzien in een waterbergingsvoorziening van voldoende omvang. De capaciteit van de waterbergingsvoorziening wordt als volgt berekend: minimaal 60 mm per m2 toename bebouwd/verhard oppervlak, in geval van meer dan 500 m2 toegenomen verharding.
  • b. Het gebruik van gronden en gebouwen binnen deze bestemming voor wonen is uitsluitend toegestaan indien de waterbergingsvoorziening als bedoeld onder a. in stand wordt gehouden.
11.3.4 Voorwaardelijke verplichting geluid

Het gebruik van gebouwen binnen deze bestemming als woning is uitsluitend toegestaan als is voldaan aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder of als wordt voldaan aan het door burgemeester en wethouders van Veldhoven vastgestelde besluit hogere waarden Wet geluidhinder met de daarbij behorende voorwaarden zoals opgenomen in bijlage 4.

11.3.5 Voorwaardelijke verplichting landschap

Het gebruik van gronden en gebouwen binnen deze bestemming voor wonen is uitsluitend toegestaan indien de gronden met de bestemming 'Groen' uiterlijk 1 jaar na de bouwkundige oplevering van de laatste woning binnen deze bestemming zijn ingericht overeenkomstig het landschapsontwerp zoals opgenomen in bijlage 5 en deze inrichting in stand wordt gehouden.

11.4 Afwijken van de gebruiksregels
11.4.1 Kamerbewoning

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.3.1, sub a om toe te staan dat een woning wordt gebruikt voor kamerbewoning, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. per woning mogen niet meer dan 4 kamers worden gebruikt voor kamerverhuur c.q. kamerbewoning;
  • b. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving;
  • c. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, ook niet door een cumulatie van activiteiten;
  • d. de ontwikkeling dient te passen binnen de gemeentelijke woningbouwtaakstelling;
  • e. de brand- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.
11.4.2 Zorgplaats

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.3.1, sub d om toe te staan dat de woningen gebruikt worden als zorgplaats, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving;
  • b. het woon- en leefmilieu mag niet onevenredig worden aangetast, ook niet door een cumulatie van activiteiten;
  • c. de brand- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.
11.4.3 Grotere oppervlakte aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11.3.2, sub a om toe te staan dat tot ten hoogste 75m2 wordt gebruikt ten behoeve van aan-huis-verbonden bedrijven en/of aan-huis-verbonden beroepen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving;
  • b. het woon- en leefmilieu mag niet onevenredig worden aangetast, ook niet door een cumulatie van activiteiten.

Artikel 12 Leiding - Riool

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een rioolleiding.

12.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3,2 meter;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.2 indien de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding. Alvorens te beslissen op een aanvraag voor een omgevingsvergunning wint het college van burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten:

  • a. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlaging, egaliseren, afgraven, diepploegen, indrijven of ophogen;
  • b. het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
  • c. verharden oppervlakte, het aanleggen van leidingen;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen.
12.4.2 Uitzonderingen op het verbod

Het verbod als bedoeld in artikel 12.4.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. van geringe omvang zijn dan wel het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.
12.4.3 Toelaatbaarheid

De werken en werkzaamheden, zoals in artikel 12.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar nadat advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.

Artikel 13 Waarde - Archeologie 2

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.

13.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw in generlei opzicht wordt vergroot;
  • b. een bouwwerk waarvan de oppervlakte kleiner is dan 250 m² of minder diep reikt dan 0,40 meter beneden maaiveld.
13.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 13.2 ten behoeve van andere daar voorkomende bestemmingen, indien is gebleken dat het oprichten van dit gebouw niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische waarden.
  • b. Voor zover het oprichten van het in lid 13.2 bedoelde gebouw kan leiden tot een verstoring van archeologische resten, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning één van de volgende voorwaarden verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    • 2. de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvrager zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • d. Het bepaalde in lid 13.2 is niet van toepassing op:
    • 1. gebouwen die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
    • 2. gebouwen die mogen worden gerealiseerd kracht een reeds verleende vergunning.
    • 3. een gebouw dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte tot 3 meter.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden, zoals het afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van gronden;
  • b. het indrijven van voorwerpen in de grond zoals heipalen, damwanden, boor- en pompputten;
  • c. waterhuishoudkundige ingrepen zoals het aanbrengen van onderbemaling;
  • d. het aanleggen van dammen en stuwen en het aanbrengen van oeverbeschoeiing;
  • e. het aanleggen, dempen of wijzigen (zoals het verbreden, verdiepen, wijzigen van oevers en profiel) van sloten, greppels, watergangen en overige waterpartijen;
  • f. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  • g. het rooien van diepwortelende beplantingen voor zover daarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het omzetten van gras of akkerland in een teelt waarbij bodemvolume wordt afgevoerd waartoe gerekend worden boomteelt, graszodenteelt en siergewassenteelt;
  • i. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • j. het aanbrengen van ondergrondse transport- energie of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, waarbij de breedte van de grondwerken meer dan 0,5 meter bedragen;
  • k. het slopen van gebouwen en verwijderen van funderingen, waarbij grondroering plaatsvindt;
  • l. het afplaggen of verschralen van heide- of natuurgebieden;
  • m. het aanleggen van een drainagestelsel en beregeningsinstallatie.
13.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 13.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. maximaal 0,40 meter diep reiken ten opzichte van het maaiveld, tenzij het werkzaamheden betreffen genoemd onder 13.4.1 sub a, h, l en m;
  • b. een verstoringsoppervlakte hebben van ten hoogste 250 m2 ;
  • c. ten dienste staan van archeologisch onderzoek, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • d. het normale beheer en onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoud- en vervangingswerkzaamheden van bestaande riolen, bestratingen, beplantingen en binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • e. het normale agrarisch gebruik betreffen waaronder worden verstaan grondbewerkingen ten dienste van agrarisch gebruik mits de bodem tot niet meer dan een diepte van 0,40 meter onder maaiveld wordt geroerd;
  • f. plaatsvinden binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • g. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan;
  • h. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
13.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 13.4.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien uit een archeologisch rapport blijkt dat de in lid 13.4.1 genoemde werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologische resten.
  • b. Een onderzoek als bedoeld in sub a is niet vereist indien naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld;
  • c. Voor zover de in lid 13.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologische resten, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties;
    • 4. indien het bepaalde onder c sub 3 van toepassing is, worden aan de omgevingsvergunning voorschriften verbonden omtrent de gevolgen van vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van werkzaamheden.
  • d. De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
13.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

Artikel 14 Waarde - Archeologie 3

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.

14.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw in generlei opzicht wordt vergroot;
  • b. een bouwwerk waarvan de oppervlakte kleiner is dan 2.500 m² of minder diep reikt dan 0,40 meter beneden maaiveld.
14.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 14.2 ten behoeve van andere daar voorkomende bestemmingen, indien is gebleken dat het oprichten van dit gebouw niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische waarden.
  • b. Voor zover het oprichten van het in lid 14.2 bedoelde gebouw kan leiden tot een verstoring van archeologische resten, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning één van de volgende voorwaarden verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    • 2. de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvrager zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • d. Het bepaalde in lid 14.2 is niet van toepassing op:
    • 1. gebouwen die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
    • 2. gebouwen die mogen worden gerealiseerd kracht een reeds verleende vergunning.
    • 3. een gebouw dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte tot 3 meter.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden, zoals het afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van gronden;
  • b. het indrijven van voorwerpen in de grond zoals heipalen, damwanden, boor- en pompputten;
  • c. waterhuishoudkundige ingrepen zoals het aanbrengen van onderbemaling;
  • d. het aanleggen van dammen en stuwen en het aanbrengen van oeverbeschoeiing;
  • e. het aanleggen, dempen of wijzigen (zoals het verbreden, verdiepen, wijzigen van oevers en profiel) van sloten, greppels, watergangen en overige waterpartijen;
  • f. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  • g. het rooien van diepwortelende beplantingen voor zover daarbij stobben worden verwijderd;
  • h. het omzetten van gras of akkerland in een teelt waarbij bodemvolume wordt afgevoerd waartoe gerekend worden boomteelt, graszodenteelt en siergewassenteelt;
  • i. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • j. het aanbrengen van ondergrondse transport- energie of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, waarbij de breedte van de grondwerken meer dan 0,5 meter bedragen;
  • k. het slopen van gebouwen en verwijderen van funderingen, waarbij grondroering plaatsvindt;
  • l. het afplaggen of verschralen van heide- of natuurgebieden;
  • m. het aanleggen van een drainagestelsel en beregeningsinstallatie.
14.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 14.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. maximaal 0,40 meter diep reiken ten opzichte van het maaiveld, tenzij het werkzaamheden betreffen genoemd onder 14.4.1 sub a, h, l en m;
  • b. een verstoringsoppervlakte hebben van ten hoogste 2.500 m2;
  • c. ten dienste staan van archeologisch onderzoek, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • d. het normale beheer en onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoud- en vervangingswerkzaamheden van bestaande riolen, bestratingen, beplantingen en binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • e. het normale agrarisch gebruik betreffen waaronder worden verstaan grondbewerkingen ten dienste van agrarisch gebruik mits de bodem tot niet meer dan een diepte van 0,40 meter onder maaiveld wordt geroerd;
  • f. plaatsvinden binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • g. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan;
  • h. mogen worden uitgevoerd kracht een reeds verleende vergunning.
14.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in lid 14.4.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien uit een archeologisch rapport blijkt dat de in lid 14.4.1 genoemde werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologische resten.
  • b. Een onderzoek als bedoeld in sub a is niet vereist indien naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld;
  • c. Voor zover de in lid 14.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologische resten, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties;
    • 4. indien het bepaalde onder c sub 3 van toepassing is, worden aan de omgevingsvergunning voorschriften verbonden omtrent de gevolgen van vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van werkzaamheden.
  • d. De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
14.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 15 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 16 Algemene bouwregels

16.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de verbeelding en het gestelde in de regels worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, afdaken zonder eigen wanden en andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen, uitgezonderd erkers, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt.

16.2 Ondergronds bouwen

Kelders en parkeergarages zijn, voor zover gedeeltelijk of geheel gesitueerd onder het maaiveld, overal toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan.

16.3 Bestaande maten
16.3.1 Afwijkende maten

In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, het volgende:

  • a. indien en voor zover de bestaande maatvoering, afstanden, bebouwingspercentages, en/of oppervlaktes van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde de voorgeschreven maxima, dan wel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum;
  • b. indien de bestaande situering afwijkt van deze regels, is ook de bestaande situering toegestaan.
16.3.2 Herbouw

In geval van herbouw is 16.3.1 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

Artikel 17 Algemene gebruiksregels

17.1 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden de in dit bestemmingsplan bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming.

17.2 Strijdig gebruik

Als gebruik in strijd met de bestemming wordt in dit bestemmingsplan in ieder geval aangemerkt:

  • a. het gebruik of laten gebruiken van gronden en opstallen als of ten behoeve van een seksinrichting dan wel ten behoeve van (raam)prostitutie;
  • b. het gebruik of laten gebruiken van opstallen ten behoeve van coffeeshops;
  • c. het gebruik van onbebouwde gronden:
      • als stand- of ligplaats van onderkomens;
      • als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;

een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.

17.3 Vogelbeperkingengebied
17.3.1 Algemeen

Ter bescherming van het vogelbeperkingengebied van de luchthaven Eindhoven is een grondgebruik of een bestemming binnen de volgende categorieën niet toegestaan:

  • a. oppervlaktewateren met een oppervlakte van meer dan 3 hectare;
  • b. natuurbeschermingsgebieden en vogelbeschermingsgebieden;
  • c. vishouderijen met extramurale bassins;
  • d. extramurale opslag of verwerking van organisch materiaal;
  • e. afvalwaterzuiveringsinstallaties.
17.3.2 Afwijken van de gebruiksregels

Indien de betreffende bestemming het toelaat kan het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 17.3.1 indien de belangen van de luchthaven Eindhoven niet onevenredig worden geschaad. Hierover dient overleg plaats te vinden met de daarvoor bevoegde instanties. Ter voorbereiding van dat overleg dient in ieder geval een faunaeffectenstudie plaats te vinden, waarin is onderzocht of er al of niet sprake is van een toename in het risico op vogelaanvaringen voor het luchtverkeer van- en naar de luchthaven vanwege de ontwikkeling. Aan de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden.

Artikel 18 Algemene aanduidingsregels

18.1 Luchtvaartverkeerzone - Inner Horizontal en Conical Surfice (IHCS)
18.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - IHCS' geldt dat die gronden - naast de andere aangewezen bestemming(en) - primair bestemd zijn als obstakelvrij (start- en landings)vlak ter waarborging van de vliegveiligheid.

18.1.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - IHCS' geldt in aanvulling op hetgeen elders in deze planregels is bepaald dat de bouwhoogte van bouwwerken niet meer mag bedragen dan 65 meter boven NAP.

18.2 Overige zone - waardevolle boom
18.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waardevolle boom' geldt dat die gronden - naast de andere aangewezen bestemming(en) - primair zijn aangewezen voor de bescherming van een waardevolle boom.

18.2.2 Bouwregels
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waardevolle boom' geldt in afwijking van hetgeen elders in deze planregels is bepaald dat geen bouwwerken mogen worden gebouwd.
  • b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a, mits de bouwactiviteiten geen onevenredige nadelige effecten hebben voor de kwaliteit van de groeiplaats en de ruimtelijke en landschappelijke waarde van de ter plaatse aanwezige boom.
18.2.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. grondwerkzaamheden, zoals het afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van gronden;
    • 2. het indrijven van voorwerpen in de grond zoals heipalen, damwanden, boor- en pompputten;
    • 3. het aanleggen, dempen of wijzigen (zoals het verbreden, verdiepen, wijzigen van oevers en profiel) van sloten, greppels, watergangen en overige waterpartijen;
    • 4. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 5. het aanbrengen van ondergrondse transport- energie of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • b. De in sub a bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de werken en werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden, geen onevenredige nadelige effecten hebben voor de kwaliteit van de groeiplaats en de ruimtelijke en landschappelijke waarde van de ter plaatse aanwezige boom.

Artikel 19 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan (tenzij op grond van de regels in dit bestemmingsplan reeds is afgeweken) met een omgevingsvergunning afwijken van de regels in het plan voor:

  • a. het afwijken van maten met ten hoogste 10%;
  • b. het bouwen van antenne-installaties tot een bouwhoogte van maximaal 40 meter, met inachtneming van artikel 18.1;
  • c. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • d. het afwijken van de gestelde maximale goot- en bouwhoogte van een gebouw en de gestelde minimale/maximale dakhelling van een gebouw;
  • e. het toestaan van kleinschalige windenergievoorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 6 meter op gebouwen met een goothoogte van minimaal 12 meter;
  • f. het toestaan van dichte erfafscheidingen tot een maximale bouwhoogte van 3 meter ten behoeve van geluidsreducering;

met inachtneming van de volgende regels:

  • 1. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • 2. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving;
  • 3. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, ook niet door een cumulatie van activiteiten;
  • 4. de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.

Artikel 20 Algemene wijzigingsregels

20.1 Wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' te wijzigen om de bouw van gestapelde woningen met daarbij behorende wegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en overige voorzieningen mogelijk te maken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. binnen het wijzigingsgebied zijn maximaal 21 gestapelde woningen toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van de woningen bedraagt maximaal 15 meter;
  • c. de woningen passen binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
  • d. de woningen zijn aanvaardbaar uit oogpunt van een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • f. er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en de woningbouw stuit niet op milieuhygiënische belemmeringen, waaronder belemmeringen vanwege geluidhinder;
  • g. er wordt voorzien in voldoende waterberging voor de opvang van hemelwater afkomstig van de extra bebouwing en verharding binnen het wijzigingsgebied;
  • h. binnen de grenzen van het wijzigingsgebied wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor de nieuwe woningen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 21.1; als in het openbaar gebied in de omgeving van het wijzigingsgebied een overschot aan parkeerplaatsen aanwezig is, mag dit overschot in mindering worden gebracht op de benodigde parkeergelegenheid binnen het wijzigingsgebied;
  • i. de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.
20.2 Wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' te wijzigen om de bouw van grondgebonden woningen met daarbij behorende wegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en overige voorzieningen mogelijk te maken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. binnen het wijzigingsgebied zijn maximaal 4 grondgebonden woningen toegestaan, inclusief de bestaande woningen binnen het wijzigingsgebied; deze woningen mogen worden gehandhaafd of worden gesloopt en elders binnen het wijzigingsgebied worden herbouwd;
  • b. de goothoogte van nieuw te bouwen woningen woningen bedraagt maximaal 5 meter en de bouwhoogte van nieuw te bouwen woningen bedraagt maximaal 8 meter;
  • c. de woningen worden gesitueerd rond een centraal erf;
  • d. de woningen passen binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
  • e. de woningen zijn aanvaardbaar uit oogpunt van een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • g. er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en de woningbouw stuit niet op milieuhygiënische belemmeringen, waaronder belemmeringen vanwege geluidhinder;
  • h. er wordt voorzien in voldoende waterberging voor de opvang van hemelwater afkomstig van de extra bebouwing en verharding binnen het wijzigingsgebied;
  • i. binnen de grenzen van het wijzigingsgebied wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor de nieuwe woningen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 21.1; als in het openbaar gebied in de omgeving van het wijzigingsgebied een overschot aan parkeerplaatsen aanwezig is, mag dit overschot in mindering worden gebracht op de benodigde parkeergelegenheid binnen het wijzigingsgebied;
  • j. de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.
20.3 Wijzigingsgebied 3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 3' te wijzigen om de bouw van grondgebonden woningen met daarbij behorende wegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en overige voorzieningen mogelijk te maken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. binnen het wijzigingsgebied zijn maximaal 27 woningen toegestaan, inclusief de bestaande woningen binnen het wijzigingsgebied; deze woningen mogen worden gehandhaafd of worden gesloopt en elders binnen het wijzigingsgebied worden herbouwd;
  • b. de goothoogte van nieuw te bouwen woningen woningen bedraagt maximaal 5 meter en de bouwhoogte van nieuw te bouwen woningen bedraagt maximaal 8 meter;
  • c. de woningen worden gesitueerd rond centrale erven, met minimaal 3 en maximaal 8 woningen per erf;
  • d. de erven worden voor gemotoriseerd verkeer ontsloten vanaf de Polderstraat;
  • e. de woningen passen binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
  • f. de woningen zijn aanvaardbaar uit oogpunt van een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving;
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • h. er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en de woningbouw stuit niet op milieuhygiënische belemmeringen, waaronder belemmeringen vanwege geluidhinder;
  • i. er wordt voorzien in voldoende waterberging voor de opvang van hemelwater afkomstig van de extra bebouwing en verharding binnen het wijzigingsgebied;
  • j. binnen de grenzen van het wijzigingsgebied wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor de nieuwe woningen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 21.1; als in het openbaar gebied in de omgeving van het wijzigingsgebied een overschot aan parkeerplaatsen aanwezig is, mag dit overschot in mindering worden gebracht op de benodigde parkeergelegenheid binnen het wijzigingsgebied;
  • k. de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.
20.4 Wijzigingsgebied 4

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 4' te wijzigen om de bouw van grondgebonden woningen met daarbij behorende wegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en overige voorzieningen mogelijk te maken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. binnen het wijzigingsgebied zijn maximaal 2 woningen toegestaan;
  • b. de goothoogte van de woningen woningen bedraagt maximaal 7 meter en de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 meter;
  • c. de afstand van een hoofdgebouw tot de perceelsgrens met het perceel Djept 69 bedraagt minimaal 3 meter;
  • d. de afstand van een hoofdgebouw tot de (overige) zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt ofwel 0 meter ofwel minimaal 3 meter;
  • e. de woningen passen binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
  • f. de woningen zijn aanvaardbaar uit oogpunt van een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving;
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • h. er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en de woningbouw stuit niet op milieuhygiënische belemmeringen, waaronder belemmeringen vanwege geluidhinder;
  • i. er wordt voorzien in voldoende waterberging voor de opvang van hemelwater afkomstig van de extra bebouwing en verharding binnen het wijzigingsgebied;
  • j. binnen de grenzen van het wijzigingsgebied wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor de nieuwe woningen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 21.1; als in het openbaar gebied in de omgeving van het wijzigingsgebied een overschot aan parkeerplaatsen aanwezig is, mag dit overschot in mindering worden gebracht op de benodigde parkeergelegenheid binnen het wijzigingsgebied;
  • k. de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.
20.5 Wijzigingsgebied 5

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 5' te wijzigen om de bouw van gestapelde en grondgebonden woningen met daarbij behorende wegen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en overige voorzieningen mogelijk te maken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. binnen het wijzigingsgebied zijn maximaal 10 woningen toegestaan, waarvan maximaal 4 grondgebonden woningen, inclusief de bestaande woning binnen het wijzigingsgebied; deze woning mag worden gehandhaafd of worden gesloopt en elders binnen het wijzigingsgebied worden herbouwd;
  • b. de gestapelde woningen worden gerealiseerd in 1 gebouw;
  • c. de goothoogte van grondgebonden woningen bedraagt maximaal 7 meter en de bouwhoogte bedraagt maximaal 11 meter;
  • d. de bouwhoogte van gestapelde woningen bedraagt maximaal 11 meter;
  • e. de afstand van gestapelde woningen tot de perceelsgrens van het perceel Linde 13 bedraagt minimaal 20 meter;
  • f. de afstand van gestapelde woningen tot de overige grenzen van het wijzigingsgebied bedraagt minimaal 4 meter;
  • g. de afstand van het hoofdgebouw van een grondgebonden woning tot de perceelsgrens van het perceel Linde 13 bedraagt minimaal 3 meter;
  • h. de woningen passen binnen het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
  • i. de woningen zijn aanvaardbaar uit oogpunt van een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving;
  • j. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • k. er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en de woningbouw stuit niet op milieuhygiënische belemmeringen, waaronder belemmeringen vanwege geluidhinder;
  • l. er wordt voorzien in voldoende waterberging voor de opvang van hemelwater afkomstig van de extra bebouwing en verharding binnen het wijzigingsgebied;
  • m. binnen de grenzen van het wijzigingsgebied wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor de nieuwe woningen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 21.1; als in het openbaar gebied in de omgeving van het wijzigingsgebied een overschot aan parkeerplaatsen aanwezig is, mag dit overschot in mindering worden gebracht op de benodigde parkeergelegenheid binnen het wijzigingsgebied;
  • n. de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.

Artikel 21 Overige regels

21.1 Parkeren
  • a. De gronden zoals aangewezen in de verschillende bestemmingen mogen slechts worden bebouwd onder de voorwaarde dat binnen het plangebied voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden.
  • b. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt aan de hand van de Parkeernormennota Veldhoven 2021 bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid. In aanvulling op het bepaalde in de Parkeernormennota Veldhoven 2021 geldt voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen in de bestemming 'Woongebied - 2' dat:
    • 1. indien voor de woningen in deze bestemming deelauto's worden ingezet en de inzet van deze deelauto's voor een periode van ten minste 10 jaar is gegarandeerd: het benodigde aantal parkeerplaatsen dat volgt uit toepassing van de Parkeernormennota 2021 wordt gereduceerd met vier parkeerplaatsen per ingezette deelauto, met dien verstande dat per bestemmingsvlak voor maximaal 2 deelauto's reductie van het aantal parkeerplaatsen mogelijk is;
    • 2. indien voor de woningen in deze bestemming mobiliteitsmanagement wordt toegepast en ten minste twee deelauto's per bestemmingsvlak worden ingezet, en de inzet van deelmobiliteit en deelauto's voor een periode van ten minste 10 jaar is gegarandeerd: de parkeernorm die volgt uit de Parkeernormennota 2021 ten aanzien van het aandeel bewonersparkeren met 20% wordt gereduceerd, waarna aanvullend per deelauto 1 parkeerplaats wordt toegevoegd.
  • c. Indien tijdens de planperiode nieuw parkeerbeleid wordt vastgesteld, wordt aan de hand van dit nieuwe beleid bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
21.2 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 21.1 indien:

  • a. het voldoen aan die bepalingen op overwegende bezwaren stuit, bijvoorbeeld als door de inzet van meer deelauto's dan bepaald in 21.1 sub b minder parkeerplaatsen benodigd zijn; bij de inzet van extra deelauto's geldt dat het aantal in te zetten deelauto's niet meer mag bedragen dan het aantal deelauto's dat maximaal mag worden ingezet overeenkomstig het op dat moment geldende gemeentelijke parkeerbeleid; en/of
  • b. op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 22 Overgangsrecht

22.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
22.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 23 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Djept'

Bijlagen bij regels

Bijlage 1 Lijst aan-huis-verbonden beroepen

  • 1. advocaat
  • 2. accountant-administratieconsulent
  • 3. acupuncturist
  • 4. alternatieve genezer
  • 5. bouwkundig architect
  • 6. consulent
  • 7. dierenarts (kleine huisdieren)
  • 8. fysiotherapeut
  • 9. gerechtsdeurwaarder
  • 10. grafisch ontwerper/ webdesigner
  • 11. huidtherapeut
  • 12. huisarts
  • 13. interieurarchitect
  • 14. juridisch adviseur
  • 15. kunstschilder/kunstenaar
  • 16. logopedist
  • 17. makelaar
  • 18. medisch specialist
  • 19. notaris
  • 20. oefentherapeut Cesar/Mensendieck
  • 21. organisatieadviseur
  • 22. orthopedagoog
  • 23. psycholoog
  • 24. raadgevend adviseur
  • 25. redacteur
  • 26. registeraccountant
  • 27. stedenbouwkundige
  • 28. tandarts
  • 29. (al dan niet beëdigd) tolk-vertaler
  • 30. tuin- en landschapsarchitect
  • 31. verloskundigenpraktijk

Bijlage 2 Lijst aan-huis-verbonden bedrijven

SBI-CODE   OMSCHRIJVING   CATEGORIE  
581   Uitgeverijen (kantoren)   1  
1814   Grafische afwerking   1  
182   Reproduktiebedrijven opgenomen media   1  
9524   Meubelstoffeerderijen   1  
461   Handelsbemiddeling (kantoren)   1  
952   Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen)   1  
50,51   Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren)   1  
5222   Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren)   1  
5229   Expediteurs, cargadoors (kantoren)   1  
791   Reisorganisaties   1  
61   Telecommunicatiebedrijven   1  
64, 65   Banken, verzekeringsbedrijf/ kantoor   1  
41, 68   Verhuur van en handel in onroerend goed   1  
62   Computerservice- en informatietechnologie-bureaus e.d.   1  
722   Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek   1  
63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82   Overige zakelijke dienstverlening: kantoren   1  
9302   Schoonheidsspecialist op afspraak / schoonheidssalon   1  
9602   Kappersbedrijf/ kapper op afspraak   1  
8891   Kinderopvang tot maximaal 6 kinderen   1  
9609   Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd   1