Plan: | Vlasroot - Riethovensedijk |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0861.BP00141-0401 |
Ten behoeve van de voorgenomen natuurlijke herinrichting wenst de gemeente de huidige agrarische bestemming van een 2-tal onbebouwde agrarische gronden nabij de Vlasroot (zie stermarkeringen onderstaande afbeelding) conform de aangrenzende gronden te wijzigen in een 'natuurbestemming'.
Uitsnede luchtfoto
Het plangebied betreft 2 onbebouwde agrarische percelen nabij de Vlasrootse Vennen, die zijn gelegen in het zuiden van de gemeente, ten westen van de Volmolenweg, zie de stermarkeringen in onderstaande figuur.
Globale situering plangebied
Perceel 1
Dit perceel is gelegen ten oosten van de Riethovensedijk. Verder oostelijk van het perceel bevindt zich de visvijver. Het perceel is in eigendom van de gemeente, maakt onderdeel uit van het kadastraal perceel ''Veldhoven, B 3120' en heeft een omvang van 0,89 ha. Het perceel is nu nog in regulier agrarisch gebruik. De aangrenzende gronden zijn reeds bebost.
Perceel 2
Dit perceel is gelegen ten zuidoosten van de visvijver aan de Vlasroot, ten noordwesten van de Broekhovenseweg. Dit perceelsgedeelte (groen gekleurd in onderstaande afbeelding) maakt net als perceel 1 eveneens onderdeel uit van het kadastraal perceel 'Veldhoven, B 3120 en heeft een omvang van 0,28 ha. Het perceel is nu nog in regulier agrarisch gebruik, evenals de oostelijk gelegen gronden. De gronden ten noorden en oosten zijn reeds natuurlijk ingericht. De gronden direct ten zuiden van dit gedeelte betreffen het gedeelte van de kavel (bruin gekleurd op onderstaande afbeelding) dat is gelegen in de gemeente Bergeijk. Voor dat gedeelte wordt een afzonderlijke planologische procedure gevolgd. Dit gedeelte maakt geen onderdeel uit van dit wijzigingsplan. Dit gedeelte is eveneens in regulier agrarisch gebruik en grenst aan de prive tuinen van de burgerwoningen aan de Broekhovenseweg.
In het zuiden van de gemeente ligt aan de Volmolenweg een klein bosgebied, waarin 2 natuurlijke vennen zijn gelegen: de Kleine en Grote Vlasroot. Dit zijn de enige echte vennen in de gemeente Veldhoven. Ze zijn waarschijnlijk zo'n 10.000 jaar geleden ontstaan. De vennen van Vlasroot liggen op een dekzandrug en worden gevoed door regenwater. Door de verschillen in waterhuishouding verschilt ook de vegetatie. Met name de vennen Klein en Groot Vlasroot kennen een vegetatie met bijzondere planten, waaronder Wilde gagel, Kleine en Ronde Zonnedauw en Klokjesgentiaan, die kenmerkend is voor deze vennen. Achter de Vlasrootvennen ligt een zanduitgraving waarvan een visvijver is gemaakt.
De gemeente heeft de ambitie om de bestaande natuurgebieden op haar grondgebied nader met elkaar ter verbinden, zodat van het beekdal van de Dommel (nr. 1 onderstaande afbeelding), via de Vlasroot (nr. 2) en het Groot Goor in het beekdal van de Run (nr. 3) een robuuste verbinding kan ontstaan met bosgebied De Sprankel, ten zuiden van de weg tussen Veldhoven en Steensel (nr. 4).
Situering bestaande natuurgebieden binnen de gemeente
Deze gemeentelijke natuurambitie is voor het grondgebied van de gemeente ten zuiden van de A67 nader geconcretiseerd in het 'Ontwikkelingsperspectief Gebiedsimpuls grenscorridor', zie ook paragraaf 3.3.2. Deze gronden maken onderdeel uit van de Grenscorridor N69. Door de aanleg van de N69 en de nieuwe aansluiting op de A67 zal het gebied een grote verandering onder gaan komende jaren. De gemeente investeert hier echter samen met de provincie ook in de aanleg van nieuwe recreatieve routes en versterking van de landschappelijke samenhang. Door deze ontwikkelingen kan een robuuste ecologische beekzone ontstaan.
Vooruitlopend op deze verdere ontwikkeling wenst de gemeente voor de huidige percelen, die bij de gemeente in eigendom zijn, de huidige agrarische gebiedsbestemming alvast te wijzigen in een natuurbestemming om een natuurlijkere inrichting en gebruik van de gronden mogelijk te kunnen maken en juridisch-planologisch te borgen. Door een natuurlijkere inrichting van de betreffende percelen kan een robuuster natuurgebied rondom de Vlasroot worden gerealiseerd.
De huidige bestemmingsregeling van het plangebied is vastgelegd in het bestemmingsplan “Buitengebied 2009”, (vastgesteld 15 december 2009). Dit bestemmingsplan is op 15 december 2009 door de gemeenteraad vastgesteld en op 8 juni 2011 onherroepelijk geworden. Op 11 februari 2014 is door de gemeenteraad een gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan vastgesteld, te weten: 'Buitengebied 2009, 1e herziening'. In deze herziening zijn generieke aanpassingen in de regels doorgevoerd in aanvulling op bestaande bestemmingen, waarbij de onderliggende bestemmingen en aanduidingen van kracht zijn gebleven. De aanpassingen hadden betrekking op de doorvertaling van het toenmalig geldende provinciale beleid (zoals de Verordening Ruimte 2012) en doorvoering van enkele ambtelijke wijzigingen in de generieke regels.
Conform deze geldende planologische regeling zijn betreffende percelen voorzien van de bestemming 'Agrarisch met waarden – Natuurwaarden' en de dubbelbestemming 'Waarde- Archeologie'. Daarnaast zijn op de gronden nog enkele gebiedsaanduidingen van toepassing, waaronder: 'beschermingsgebied natte natuur', 'leefgebied amfibieën', 'extensiveringsgebied', 'kleine landschapselementen' (deels), 'groene hoofdstructuur - landbouw' (deels), 'groenblauwe mantel' en 'vrijwaringszone radarverstoringsgebied'.
De voor 'Agrarisch met waarden – Natuurwaarden' aangewezen gronden zijn ondermeer bestemd voor een agrarische bedrijfsuitoefening met daaraan ondergeschikt extensief dagrecreatief medegebruik, kleinschalige natuurontwikkeling en infrastructurele en waterhuishoudkundige voorzieningen. Agrarische bedrijven kunnen hun bedrijfsvoering hier voortzetten. Daarnaast is om de diverse waarden te beschermen een omgevingsvergunningstelsel voor werken en werkzaamheden opgenomen.
De voor 'Waarde – Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen. Het is hier verboden zonder schriftelijke vergunning het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 meter waartoe ook gerekend wordt het diepwoelen, mengen van grond, diepploegen, scheuren van grasland, ontginnen, grondwerkzaamheden ten behoeve van boomteelt en grondwerkzaamheden ten behoeve van graszodenteelt;
In de huidige regeling is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee de bestemming van de agrarische gronden van 'Agrarisch met waarden – Natuurwaarden' kan worden gewijzigd in de bestemming 'Natuur': "6.8.13 Wijzigen bestemming Agrarisch met waarden - natuurwaarden naar bestemming Natuur of Bos of Water". Burgemeester en wethouders zijn op basis hiervan bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden – natuurwaarden' te wijzigen in de bestemming 'Natuur' of 'Bos' of 'Water', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Dit wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. De regels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. De toelichting is als volgt opgebouwd:
Met onderhavig wijzigingsplan wordt de bestemming van de agrarische gronden gewijzigd in een natuurbestemming. Conform artikel 6.8.13 ('wijzigen bestemming Agrarisch met waarden - natuurwaarden') van het geldend bestemmingsplan 'Buitengebied 2009' zijn burgemeester en wethouders bevoegd de bestemming 'Agrarisch met natuurwaarden' te wijzigen in de bestemming Natuur of Bos of Water. Om gebruik te kunnen maken van de wijzigingsbevoegdheid zal aan de gestelde wijzigingsvoorwaarden voldaan dienen te worden. Onderstaand vindt toetsing plaats aan de gestelde wijzigingsvoorwaarden in artikel 6.8.13.
Wijzigen bestemming Agrarisch met waarden - natuurwaarden naar Natuur of Bos of Water
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in de bestemming Natuur of Bos of Water, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Ad a) de gronden gelegen zijn binnen de nadere aanduiding ecologische verbindingszone dan wel de ecologische meerwaarde anderszins kan worden aangetoond;
De percelen zijn niet gelegen binnen de aanduiding 'ecologische verbindingszone', maar maken wel onderdeel uit van de door de gemeenteraad vastgestelde Ontwikkelperspectief Gebiedsimpuls Grenscorridor, zie ook paragraaf 3.3.2 Ontwikkelingsvisie Gebiedsimpuls Grenscorridor. Hierin is de gemeentelijke ambitie beschreven, om een robuuste groene verbinding te realiseren tussen het bosgebied rondom de Vlasroot en de Sprankelsche Bossen. Voor het gebied van de grenscorridor is door de provincie reeds een concept-herbegrenzingsvoorstel opgesteld, waarin wordt voorgesteld de percelen aan het provinciaal Natuur Netwerk Brabant toe te voegen. Door een natuurlijkere inrichting van de betreffende percelen kan een robuuster natuurgebied rondom de Vlasroot worden gerealiseerd. Met de bestemmingswijziging kan vooruitlopend op de herbegrenzing van het Natuurnetwerk Brabant ter plaatse reeds een natuurlijkere inrichting en gebruik van de gronden mogelijk worden gemaakt en nader planologisch worden geborgd.
Ad b) de agrarische bedrijvigheid is beëindigd;
De betreffende gronden zijn in eigendom van de gemeente en worden niet verpacht.
Ad c) natuurontwikkeling zal plaatsvinden;
Zoals ad a) reeds beschreven streeft de gemeente naar realisering van een robuuste groene verbinding tussen het bosgebied rondom de Vlasroot en de Sprankelsche bossen. Met de voorgestane functiewijziging wordt vooruitlopend op de verdere realisering van de gemeentelijke Ontwikkelingsvisie Gebiedsimpuls Grenscorridor en herbegrenzing van het NatuurNetwerk Brabant een natuurlijke herinrichting van de gronden ter versterking van het bestaande natuurgebied mogelijk gemaakt en nader planologisch geborgd.
Ad d) overtollige bebouwing dient te worden gesloopt, behalve wanneer deze bebouwing een monument betreft;
Het voornemen heeft betrekking op onbebouwde gronden, dus vindt er geen sloop plaats.
Ad e) advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.
In het kader van het vooroverleg is het waterschap geïnformeerd over de voorgenomen plannen. Het waterschap heeft aangegeven dat kan instemmen met het voornemen. De voorgestane natuurontwikkeling zal een positief effect hebben op de waterhuishouding.
Voor de voorgenomen functiewijziging vormen de wijzigingsvoorwaarden behorende bij de wijzigingsbevoegdheid voor functiewijziging van een agrarische gebiedsbestemming naar een natuurbestemming, zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009' het toetsingskader. Bij de opstelling van dit bestemmingsplan heeft reeds een beleidsmatige afweging plaatsgevonden ten aanzien van de hierin opgenomen flexibiliteitsbepalingen en bijbehorende gestelde randvoorwaarden. Het voornemen past binnen de hieraan gestelde randvoorwaarden, zierHoofdstuk 2.
Daarnaast dient het voornemen evenwel niet strijdig te zijn met bestaand beleid van hogere overheden, derhalve heeft ook een toetsing plaats gevonden aan relevant beleid, dat meer recent is vastgesteld en/of in werking is getreden dan het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009'.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld en in werking getreden. In deze Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het Rijk haar ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028 voor ruimte en mobiliteit. Het Rijk wil dat de verantwoordelijkheid voor het ruimtelijk beleid meer bij provincies en gemeenten komen te liggen. Het rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Bij het beheren en ontwikkelen van natuur krijgen agrariërs en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol.
Het voornemen heeft betrekking op functiewijziging vooruitlopend op herbegrenzing van het Natuurnetwerk Nederland. Nadere bescherming van het NNN vindt plaats via het Barro en de provinciale verordening. Onderhavige ontwikkeling is niet gelegen in of nabij een gebied waarin het rijk een ander nationaal belang heeft aangewezen, derhalve heeft de SVIR geen consequenties voor voorliggend plan.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), beter bekend als de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, zijn dertien nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het Barro is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Dit betreft onder meer het Nationale Natuurnetwerk (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) en Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
Binnen het Natuurnetwerk Nederland geldt dat nieuwe projecten niet zijn toegestaan, als ze de wezenlijke waarden en kenmerken van het NNN significant aantasten.
Onderhavige ontwikkeling ziet toe op enkele voormalige agrarische gronden, aangrenzend aan het Natuurnetwerk, die hieraan toegevoegd zullen gaan worden. Met de voorgenomen functiewijziging wordt de omzetting van het bestaande agrarische gebruik naar een natuurlijker ingericht terrein mogelijk gemaakt en nader planologisch geborgd. Het voornemen leidt tot behoud en versterking van de ecologische waarden en kenmerken van het gebied. Onderhavige ontwikkeling sluit hiermee aan bij het rijksbeleid en past binnen de beleidsuitgangspunten van het Barro.
Het plangebied is niet gelegen in of nabij een gebied waarin het rijk een ander nationaal belang heeft aangewezen, derhalve heeft het Barro verder geen consequenties voor voorliggend plan.
In het kader van de nieuwe omgevingswet, die per 1 januari 2021 in werking treedt, wordt momenteel de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) door het rijk opgesteld. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 wordt hierin de langetermijnvisie in beeld gebracht. Op nationale belangen wil het Rijk (net als nu) sturen en richting geven. Hiervoor worden vier prioriteiten onderscheiden:
Om invulling te kunnen geven aan deze vier prioriteiten hanteert het rijk de volgende drie afwegingsprincipes:
Het planvoornemen betreft een lokale ontwikkeling. Er zijn daarmee niet direct rijksbelangen in het geding. Wel geeft het voornemen invulling aan een toekomstbestendige inrichting van het landelijk gebied. De natuurlijke inrichting geeft invulling aan een versterking van de identiteit en landschappelijke waarden van het gebied. Het planvoornemen is daarmee in de geest van de ontwerp Nationale Omgevingsvisie.
Totdat de NOVI van kracht wordt, is het rijksbeleid vastgelegd in respectievelijk de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
Op 7 februari 2014 hebben Gedeputeerde Staten de Structuurvisie RO 2010 – partiële herziening 2014 vastgesteld, die op 19 maart 2014 in werking is getreden. De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening geeft de hoofdlijnen van het provinciale ruimtelijke beleid tot 2025 weer, met een doorkijk tot het jaar 2040. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. Belangrijke beleidswijzigingen gaan over de realisatie van natuur en de transitie naar zorgvuldige veehouderij in Noord-Brabant. Het beleid is gestoeld op een evenwicht van het milieu (planet), de mens (people) en de markt (profit) in ruimtelijke kwaliteit. Hierbij is het van groot belang om bestaande kwaliteiten te benutten en als uitgangspunt te nemen bij ontwikkelingen.
In de structuurvisie beschrijft de provincie ook vier ruimtelijke structuren: de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Iedere structuur wordt verder onderverdeeld in verschillende structuurvisiegebieden, waarvoor telkens het beleid en de ambities uiteengezet worden. Deze zonering is bepalend voor de ontwikkelingsmogelijkheden van de diverse functies in het buitengebied, zoals landbouw, natuur en recreatie en wonen voor zover deze het provinciaal belang aangaan. De zonering is het resultaat van een afweging op hoofdlijnen van de aanwezige kwaliteiten en belangen.
Het plangebied maakt in zijn geheel onderdeel uit van de groenblauwe structuur. De groenblauwe structuur omvat de samenhangende gebieden in Noord-Brabant, waaronder de ecologische hoofdstructuur, waar natuur- en waterfuncties behouden en ontwikkeld worden. De structuur bestaat voornamelijk uit beken en andere waterlopen en uit bos- en natuurgebieden. Daarnaast liggen ook gebieden met een andere functie (zoals agrarisch of recreatie) binnen de groenblauwe structuur, als die gebieden van belang zijn voor de natuur- en waterfuncties. Behoud en ontwikkeling van natuurwaarden in én buiten natuurgebieden is hier belangrijk. Daarnaast biedt de groenblauwe structuur ruimte aan een natuurlijk en robuust watersysteem. Niet alleen voor een goed waterbeheer (waaronder hoogwaterbescherming en waterberging) maar ook voor de ontwikkeling van de natuur.
Het plangebied is deels gelegen binnen het kerngebied 'groenblauw' (perceel 1, Riethovensedijk) en deels binnen de groenblauwe mantel (perceel 2, Broekhovenseweg).
Kerngebied groenblauw
Het kerngebied groenblauw bestaat uit alle natuurgebieden uit het Natuurnetwerk Brabant alsmede de omliggende hydrologische beschermingszones, de zogeheten attentiegebieden. De hoofdfunctie is hier behoud en ontwikkeling van het natuur- en watersysteem. Het ruimtelijke beleid is gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten. Er is geen ruimte voor (grootschalige of intensieve) ontwikkelingen die niet passen binnen de doelstellingen voor het NNB en beheer/herstel van de waterstructuren. Bestaande functies en bestaand gebruik binnen de groenblauwe kern worden gerespecteerd.
Groenblauwe mantel
De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit gemengd landelijk gebied met belangrijke nevenfuncties voor natuur en water. Het zijn meestal gebieden grenzend aan het kerngebied natuur en water die bijdragen aan de bescherming van de waarden in het kerngebied. Ook de groene gebieden door én nabij de stedelijke omgeving zijn onderdeel van de groenblauwe mantel. De waarden in de groenblauwe mantel zijn vaak gekoppeld aan landschapselementen (zoals houtwallen en heggen), het watersysteem (zoals de aanwezigheid van kwel) en het voorkomen van bijzondere planten en dieren. De groenblauwe mantel is opgebouwd uit een aantal deelgebieden die:
Het planvoornemen met betrekking tot een natuurlijke inrichting en realisering van een robuuster natuurnetwerk, past naadloos binnen de doelstellingen voor de binnen de groenblauwe structuur en kerngebied groenblauw aangewezen gronden. Het planvoornemen voorziet in de verwezenlijking van de doelstellingen voor het gebied.
Vooruitlopend en anticiperend op de in werking treding van de nationale Omgevingswet in 2021 hebben Provinciale Staten op 14 december 2018 de Brabantse omgevingsvisie vastgesteld. Met deze omgevingsvisie geeft de provincie richting aan wat zij voor Brabant wil bereiken en biedt daarmee handvatten voor haar handelen in de praktijk. De Omgevingsvisie bevat de belangrijkste provinciale ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. Conform de Omgevingswet staan de waarden veiligheid, gezondheid en duurzame omgevingskwaliteit centraal. De Brabantse Omgevingsvisie voegt daar ambities aan toe voor vier hoofdopgaven: de energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie. De visie geeft daarbij richting aan deze opgaven vanwege de ingrijpende veranderingen waarmee zij gepaard gaan. Daarnaast geeft de Omgevingsvisie ook aan op welke nieuwe manieren de provincie met betrokkenen wil samenwerken aan omgevingsvraagstukken en welke waarden daarbij centraal staan. De omgevingsvisie is verplicht, maar uitsluitend zelfbindend voor de provincie. De visie zal komende jaren nader worden uitgewerkt in diverse programma's en een provinciale omgevingsverordening.
Het planvoornemen dient in lijn te zijn met de doelen uit de basisopgave: een veilige en gezonde leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit. Onderhavig bestemmingsplan heeft betrekking op de functiewijziging van onbebouwde, agrarische gronden in eigendom van de gemeente, grenzend aan bestaande bos- en natuurgebieden. Dit wordt passend geacht binnen de provinciale Omgevingsvisie. Met de voorgenomen functiewijziging wordt de omzetting van het bestaande agrarische gebruik naar een natuurlijker ingericht terrein mogelijk gemaakt en nader planologisch geborgd. Het voornemen leidt tot behoud en versterking van de ecologische waarden en kenmerken van het gebied en daarmee ook tot versterking van de omgevingskwaliteit.
Op 25 oktober 2019 is de Interim omgevingsverordening (hierna IOV) van de provincie Noord-Brabant vastgesteld. De Interim omgevingsverordening betreft een samenvoeging van verschillende regelingen op provinciaal niveau met betrekking tot de fysieke leefomgeving. Dit betekent dat de regels betrekking hebben op milieu, natuur, ruimtelijke ordening, water, bodem en wegen.
De IOV is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat er geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd, behalve als deze voortvloeien uit vastgesteld beleid zoals de omgevingsvisie. De beleidsneutrale omzetting betekent overigens niet dat er in het geheel geen wijzigingen ten opzichte van de huidige verordeningen zijn verwerkt. De Interim omgevingsverordening wil goede initiatieven ondersteunen. Daarvoor sluit de Interim omgevingsverordening aan bij de nieuwe manier van werken uit de Brabantse omgevingsvisie en worden meer mogelijkheden geboden voor maatwerk. Hiertoe zijn in de omgevingsverordening in plaats van middelvoorschriften doelvoorschriften opgenomen en wordt uitgegaan van een 'ja, mits - benadering'.
De voor de ontwikkeling relevante onderwerpen, die in de IOV worden geregeld zijn:
Zonering
Belangrijk voor de planlocatie is de zonering van het agrarisch gebied, de groenblauwe mantel en het natuurnetwerk Brabant (voorheen EHS). Aan de zonering zijn de ontwikkelingsmogelijkheden gekoppeld voor de agrarische en niet-agrarische functies.
De planlocatie maakt geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Brabant, maar is wel gelegen in de groenblauwe mantel als onderdeel van het landelijk gebied, zie uitsnedes hieronder.
Groenblauwe mantel
Beide delen van het plangebied maken onderdeel uit van de groenblauwe mantel.
Uitsnede IOV, groenblauwe mantel met plangebied deel 1 geel gemarkeerd, deel 2 rood aangeduid
De groenblauwe mantel vormt het gebied tussen het kerngebied groenblauw (het NNB) en het landelijk gebied. De mantel beschermt het kerngebied groenblauw en zorgt voor verbinding met het omliggende gebied. De groenblauwe mantel bestaat overwegend uit multifunctioneel landelijk gebied met grondgebonden landbouw. Het beleid in de groenblauwe mantel is gericht op het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, watersysteem en landschap. De groenblauwe mantel biedt daarbij ook ruimte voor de ontwikkeling van gebruiksfuncties zoals landbouw en recreatie, mits deze bijdragen aan de kwaliteiten van natuur, water en landschap: de 'ja-mits benadering'. De groenblauwe mantel biedt echter geen ruimte voor stedelijke ontwikkeling of de ontwikkeling van nieuwe (kapitaal)intensieve vormen van recreatie en landbouw.
Met onderhavig plan wordt vooruitlopend op een herbegrenzing van het NNB de gebiedsbestemming van een tweetal agrarische onbebouwde percelen omgezet in een natuurbestemming om een natuurlijkere inrichting en gebruik van de gronden mogelijk te kunnen maken en juridisch-planologisch te borgen.
Natuur
De gronden van het plangebied maken (nog) geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Brabant, maar grenzen hier wel direct aan. Betreffende percelen zullen in een later stadium aan het NNB worden toegevoegd door aanpassing van het provinciaal Natuurbeheerplan. De provincie heeft hiertoe reeds een concept herbegrenzingsvoorstel opgesteld.
Uitsnede IOV, Natuurnetwerk Brabant met plangebied deel 1 geel gemarkeerd, deel 2 rood aangeduid
Voor het NNB geldt op basis van het rijksbeleid de verplichting tot instandhouding van de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied. Voor bestaande niet-natuurfuncties in het NNB geldt dat de bestaande bebouwing en planologische gebruiksactiviteit zijn toegestaan. Voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen geldt een “nee, tenzij” regime. In de het gebied mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die significant negatieve effecten hebben op het gebied. Een nieuw bestemmingsplan gelegen in het NNB dient regels te stellen ter bescherming van de ecologische waarden en kenmerken van het gebied. De ecologische waarden en kenmerken van het gebied betreffen de natuurbeheertypen zoals vastgelegd op de beheertypenkaart en de ambitiekaart van het natuurbeheerplan.
Beiden gedeelte van het plangebied maken wel reeds onderdeel uit van de beschermingszone attentiegebieden NNB. Dit betreffen agrarische gebieden rondom kwetsbare natuurgebieden. Deze gebieden zijn aangeduid ter bescherming van de waterhuishouding van de NNB. Voor bodemingrepen die een negatief effect kunnen hebben op de (grond)waterstand van het nabijgelegen natuurgebied is een omgevingsvergunning vereist.
Waterhuishouding
De planlocatie is niet gelegen in een door de provincie aangeduid waterbergingsgebied, grondwaterbeschermingsgebied of zoekgebied voor behoud en herstel van beeksystemen.
Cultuurhistorie
In de IOV heeft de provincie gebieden aangeduid met cultuurhistorische en aardkundige waarden. Voor deze gebieden geldt dat er geen ontwikkelingen mogen plaats vinden die de waarden en kenmerken van het gebied aantasten. De planlocatie is niet gelegen in een door de provincie aangeduid cultuurhistorisch waardevol gebied.
Ruimtelijke kwaliteit
In de IOV worden tevens algemene regels ten aanzien van het bevorderen van de ruimtelijke kwaliteit gegeven. In het algemeen houdt ruimtelijke kwaliteit in dat gebruikers van een gebied rekening houden met het karakter, de grootte en de functie ervan. Ten behoeve van de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit is in de IOV de 'zorgplicht' opgenomen. Een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling moet bijdragen aan behoud en ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. Naast de zorgplicht is in de IOV tevens het beleidsvoornemen opgenomen met betrekking tot 'kwaliteitsverbetering van het landschap'. De vereiste kwaliteitsverbetering koppelt ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied aan een concrete tegenprestatie gericht op een verbetering van de kwaliteit van het landschap. Dit kan onder andere door landschapselementen aan te leggen.
Met het voornemen wordt voldaan aan bovenstaande regels uit de IOV, omdat met het voornemen wordt bijgedragen aan behoud en verdere ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarde van het bestaande natuurgebied en aangrenzende gronden.
Conclusie
Binnen de aangewezen structuren en aanduidingen is de algemene focus op ontwikkeling en versterking van de landschappelijke en natuurfuncties. In het onderhavige planvoornemen wordt er specifiek ingezet op natuurherstel. Daarmee wordt er concreet invulling gegeven aan de doelstellingen binnen het Natuur Netwerk Brabant, alsmede voor de doelstellingen binnen de groenblauwe structuur. Het planvoornemen is daarmee in lijn met de provinciale verordening.
Op 3 juni 2009 is de Ruimtelijke Structuurvisie Veldhoven 'Durven kiezen voor kwaliteit' vastgesteld door de gemeenteraad van Veldhoven. In de Ruimtelijke Structuurvisie wordt in hoofdlijnen de voorgenomen ontwikkeling van het gehele grondgebied in de gemeente Veldhoven beschreven, alsmede de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren ruimtelijk beleid. Daarnaast gaat deze structuurvisie in op de wijze waarop de raad zich voorstelt die voorgenomen ontwikkelingen te doen verwezenlijken.
De kaart behorende bij de Ruimtelijke Structuurvisie Veldhoven
In de structuurvisie wordt onderscheid gemaakt in verschillende deelgebieden. Voor dit bestemmingsplan is het gebied 'buitengebied' van toepassing. De overige gebieden zijn voornamelijk gericht op het stedelijke gebied van Veldhoven. Het buitengebied van Veldhoven kent diverse kwaliteiten en kent twee delen; het beekdallandschap en het kempenlandschap. Het zuidelijke deel wordt gedomineerd door het kleinschalige beekdallandschap van de Dommel en de Run, die zowel ruimtelijk als waterhuishoudkundig van grote betekenis zijn. Voor het deelgebied Buitengebied is een aantal opgaven/ambities geformuleerd om recht te doen aan de diverse kwaliteiten van het buitengebied, namelijk:
Met het voornemen wordt, vooruitlopend op een eventuele toekomstige herbegrenzing en uitbreiding van het Natuurnetwerk Brabant, een natuurlijkere inrichting van agrarische gronden mogelijk gemaakt, waarmee een bijdrage wordt geleverd aan versterking van het natuurgebied rondom de Vlasroot en een robuustere ecologisch beekzone.
Het grondgebied van Veldhoven ten zuiden van de A67 maakt onderdeel uit van de Grenscorridor N69. Het gebied ondergaat de komende jaren door de aanleg van de N69 en de nieuwe aansluiting op de A67 een grote verandering. Maar het landschap zal ook een positieve verandering ondergaan door de aanleg van nieuwe natuur en het herstel van de natuurlijke kronkelende loop van de beek De Run.
De gemeente investeert samen met de provincie in het gebied in de aanleg van onder meer nieuwe recreatieve routes en versterking van de landschappelijke samenhang. Hiervoor is eind 2014 een integraal gebiedsplan voor de Grenscorridor opgesteld, waarin de kwaliteiten en kansen voor ontwikkeling van landschap, natuur, landbouw, water en recreatie in de Grenscorridor zijn beschreven. Het plan is opgesteld door alle partners in het gebied, gemeenten, provincie, waterschap, ZLTO, natuurorganisaties, bewoners en ondernemers.
Dit integraal gebiedsplan voor het Veldhovens deel van de Grenscorridor is naar aanleiding van recente ontwikkelingen nog eens tegen het licht gehouden, wat heeft geleid tot opstelling van het “ontwikkelingsperspectief Gebiedsimpuls Grenscorridor ‘Natuurlijk Ondernemend'. Met de voorgenomen ontwikkelingen kan een robuuste ecologische beekzone ontstaan met voldoende ruimte voor recreatief medegebruik. De voorgenomen herbegrenzing van het NNB leidt tot een betere regulering van de waterhuishouding en biedt kansen voor de ontwikkeling van een duurzame, economisch sterke en toekomstbestendige landbouw. De gemeente sluit daarop aan door in te zetten op een samenhangende landschappelijke ontwikkeling door het toevoegen van landschapselementen, die karakteristiek zijn voor het landschap, zoals houtwallen en bomenlanen.
Met het voornemen wordt, vooruitlopend op een eventuele toekomstige herbegrenzing en uitbreiding van het Natuurnetwerk Brabant, een natuurlijkere inrichting van agrarische gronden mogelijk gemaakt, waarmee een bijdrage wordt geleverd aan versterking van het natuurgebied rondom de Vlasroot en een robuustere ecologische beekzone.
De voorgenomen ontwikkeling heeft betrekking op bestemmingswijziging van een tweetal agrarisch onbebouwde percelen (in gemeentelijk eigendom) in een natuurbestemming. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een specifiek aangeduid waardevol gebied. Met het voornemen wordt vooruitlopend op een voorgenomen herbegrenzing en uitbreiding van het NNB de omzetting van het bestaande agrarische gebruik naar een natuurlijkere inrichting en gebruik van de gronden mogelijk gemaakt en juridisch-planologisch geborgd. Het voornemen leidt tot behoud en versterking van de ecologische waarden en kenmerken van het gebied en daarmee ook tot versterking van de omgevingskwaliteit.
Het planvoornemen wordt daarmee passend geacht binnen het geldend beleidskader.
Het plangebied is niet gelegen in een Natura2000 gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied betreft het beekdal van de Run, dat is gelegen op ca. 300 respectievelijk 800 meter van het plangebied en dat onderdeel uitmaakt van het Natura 2000-gebied 'Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux'.
Doordat het plangebied buiten een Natura 2000-gebied ligt, kunnen alleen effecten optreden als gevolg van externe werking. Het voornemen heeft uitsluitend betrekking op een planologische wijziging van in regulier agrarisch gebruik zijnde gronden naar een natuurbestemming teneinde een natuurlijkere inrichting van de gronden mogelijk te maken en dit nader planologisch te borgen.
Negatieve effecten op een Natura 2000-gebied kunnen redelijkerwijs worden uitgesloten.
In de IOV is het Natuurnetwerk Brabant (NNB) vastgelegd. Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een netwerk van groene gebieden, voorheen bekend als de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en wordt beschermd via het planologisch kader. Het ruimtelijke beleid voor het NNB kent het "nee, tenzij" principe en is gericht op 'behoud, herstel en ontwikkeling van de wezenlijke waarden en kenmerken' van het NNB. Een project dat de natuur significant (te veel) aantast, mag niet worden toegestaan in het bestemmingsplan.
Het plangebied is momenteel niet gelegen in het NNB. Met de functiewijziging wordt vooruitgelopen op de voorgenomen herbegrenzing van het NNB, ter versterking van een robuuster natuurnetwerk. Het natuurnetwerk wordt hiertoe uitgebreid en ingericht en de gewenste hydrologische randvoorwaarden voor de ambitiebeheertypen kunnen worden gerealiseerd.
Het voornemen ziet uitsluitend toe op functiewijziging van onbebouwde agrarische grond, die in regulier agrarisch gebruik was. Er zijn geen verdere bodemingrepen voorzien. De voorgenomen ontwikkeling wordt daarmee passend geacht binnen de geldende natuurwetgeving.
Het aspect natuur vormt daarmee geen belemmering voor het planvoornemen.
Archeologie
De omgang met het archeologisch erfgoed is geregeld in de Erfgoedwet (2016). Gemeenten hebben een archeologische zorgplicht en initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord zijn verplicht rekening te houden met eventueel aanwezige archeologische resten, indien een bestemmingsplan dat voorschrijft. De gemeente Veldhoven heeft vanuit haar archeologiebeleid voorwaarden opgesteld ten aanzien van de omgang met het archeologisch erfgoed. Deze zijn in het geldende bestemmingsplan weergegeven als een dubbelbestemming Waarde-Archeologie met daaraan gekoppelde ondergrenzen onderzoeksplicht.
De planlocatie is gelegen in een gebied met een hoge archeologische verwachting (perceel 1 Riethovensedijk) respectievelijk middelhoge archeologische verwachting (perceel 2 Broekhovenseweg). Deze archeologische verwachting is in het vigerend bestemmingsplan beschermd door middel van een generiek dubbelbestemming ('Waarde-Archeologie '). Archeologisch (voor)onderzoek is verplicht als de bodemverstoring plaatsvindt doper dan 30 cm onder maaiveld.
Op basis van de later opgestelde gemeentelijk archeologische beleidskaart geldt als bijgestelde ondergrens voor nader onderzoek voor deelgebied 1 (aangeduid als hoge archeologische verwachting) : een omvang van 250 m² en 40 cm onder maaiveld. Voor deelgebied 2 (aangeduid als middelhoge archeologische verwachting) betreft dit een omvang van 2.500 m2 en 40 cm onder maaiveld.
Ter bescherming van de mogelijke archeologische waarden van het gebied voor toekomstige bodemingrepen blijft voor het plangebied de generieke archeologische dubbelbestemming uit het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009' van toepassing.
Cultuurhistorie
De planlocatie maakt geen onderdeel uit van een door de provincie of gemeente aangeduid cultuurhistorisch waardevol gebied. In het plangebied zijn geen monumentale panden aanwezig. In het plangebied komen geen cultuurhistorische elementen voor, die een specifieke extra planologische bescherming vereisen. De Riethovensedijk en Broekhovenseweg zijn weliswaar aangeduid als historische weg, maar deze wegen blijven met onderhavig voornemen ongewijzigd. Ook in de omgeving bevinden zich geen (rijks)monumenten of andere cultuurhistorische elementen die 'aangetast' worden met het voorgenomen initiatief. Als gevolg van het plan worden geen cultuurhistorische waarden aangetast of geschaad.
Gelet op de aard, omvang en situering van het voornemen is een nadere toetsing aan overige omgevingsaspecten niet noodzakelijk. Aangezien onderhavig voornemen uitsluitend betrekking heeft op een planologische functiewijziging van onbebouwde grond, waarbij geen verdere bodemingrepen zijn voorzien zal het voornemen niet leiden tot aantasting van aanwezige waarden. Het voornemen leidt niet tot extra verkeersbewegingen.
Met de voorgenomen functiewijziging wordt een natuurlijkere inrichting mogelijk gemaakt, die bijdraagt aan de versterking van een meer natuurlijk landschapsbeeld.
Het voornemen voorziet niet in een toename aan bebouwing cq. verharding danwel andere wijzigingen in de waterhuishouding of overige bodemingrepen. Onderhavig plan leidt dan ook niet tot negatieve effecten op de waterhuishouding.
Het voornemen leidt niet tot extra bouwmogelijkheden. De functiewijzing vormt geen belemmering ten aanzien van de in acht te nemen obstakelvrije hoogtes rondom Vliegbasis EIndhoven.
Door het plangebied lopen geen boven- en/of ondergrondse leidingen danwel bijbehorende (planologische) beschermingszones en/of belangen van derden, die een belemmering vormen voor de functiewijziging.
Voorafgaand aan het volgen van een ruimtelijke procedure dient te worden nagegaan of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik. Het belangrijkste uitgangspunt hierbij is dat eventueel aanwezige bodemverontreinigingen geen onaanvaardbare risico’s opleveren voor de gebruikers van de bodem en dat de bodemkwaliteit niet verslechtert door grondverzet. Op het plangebied is momenteel een agrarische bestemming van toepassing die met het planvoornemen wordt omgezet in een natuurbestemming.
Gelet op het voormalige en huidige gebruik van de gronden zijn bij de gemeente geen indicaties bekend die ter plaatse zouden kunnen wijzen op enige vorm van verontreiniging. Op basis van de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart kan worden geconcludeerd dat het plangebied zich bevindt in het deelgebied Buitengebied, Koningshof, Westervelden, Heers en Zandoerle (BKWHZ). Op basis van de bodemkwaliteitskaart blijkt dat er geen sterke verontreinigingen zijn aangetroffen in de grond en dat deze voldoet aan de achtergrondwaarden. De bodemkwaliteit is daarmee voldoende geschikt voor de functie natuur en biedt kansen om de gronden natuurlijker in te richten.
Er zijn derhalve geen belemmeringen aan de orde met betrekking tot het aspect bodem.
Op enige afstand (circa 100 meter) ten westen van het plangebied, deelgebied 1 ligt een buisleiding die in beheer en eigendom is van Petrochemical Pipeline Services. Deze buisleiding wordt gebruikt voor transport van vloeibare koolwaterstoffen van Rotterdam naar Beek. De leiding wordt getypeerd als een K1 leiding. De leiding heeft een diameter van 8,62 inch en heeft een maximale werkdruk van 60 bar.
Rondom de leiding is aan weerszijden een risicocontour (PR 10 -6) van 11 meter van toepassing. Het invloedsgebied groepsrisico bedraagt 30 meter. Het plangebied ligt ruim buiten het invloedsgebied, waardoor de leiding geen belemmeringen oplevert.
Daarnaast wordt er door de functiewijziging naar natuur van de percelen geen gevoelige functie in het kader van externe veiligheid mogelijk gemaakt en zal door onderhavig plan geen risicovolle functie worden toegelaten die een belemmering zal vormen voor gevoelige functies in de omgeving van het plangebied.
Er zijn derhalve geen belemmeringen voor de ontwikkeling van het plan in het kader van externe veiligheid.
Voorliggend wijzigingsplan ziet toe op een planologische bestemmingswijziging van 2 onbebouwde agrarische percelen, waarbij de bestemming 'Agrarisch met natuurwaarden' van de percelen wordt omgezet naar de bestemming 'Natuur', waarbij geen verdere bodemingrepen zijn voorzien.
Gelet op de aard, omvang en situering van het voornemen is een nadere toetsing aan overige milieuaspecten niet noodzakelijk. De voorgenomen bestemmingswijziging voorziet niet in het toevoegen van een milieugevoelig object danwel nieuwe geluids- en/of geurgevoelige functie. Daarnaast is er geen sprake van een verkeersaantrekkende werking en voorziet de functieverandering niet in een verslechtering van de luchtkwaliteit. Tenslotte worden er in het plangebied geen functies mogelijk gemaakt die een directe belemmering vormen voor de omgeving in het kader van de bedrijven en milieuzonering.
Op basis van artikel 3.6.1, lid 1, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. De ontwikkelingen die concreet mogelijk worden gemaakt door het bestemmingsplan moeten (economisch) uitvoerbaar zijn, omdat er anders sprake is van een oneigenlijke bestemming.
De gemeente is in beginsel verplicht om op grond van artikel 6.12 eerste lid Wet ruimtelijke ordening een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur (hierna: Bro) aangewezen bouwplan is voorgenomen. Deze verplichting vervalt indien het kostenverhaal anderszins verzekerd is.
Het voornemen heeft betrekking op een functiewijzing ten behoeve van natuurontwikkeling. De eventueel daarmee samenhangende bouwwerken vallen niet onder de categorie bouwplannen die is genoemd in artikel 6.2.1 Bro. Een exploitatieplan is derhalve niet noodzakelijk. De gronden binnen het plangebied zijn reeds in eigendom van de gemeente.
Er zijn op voorhand geen situaties bekend waarbij sprake is van onevenredige schade, die aanleiding zou kunnen zijn om uitvoering van het voornemen te heroverwegen. De gemeente zal ervoor zorgen dat mogelijke schade op een deugdelijke en eenduidige wijze zal worden afgewikkeld.
De gemeente heeft voldoende budget gereserveerd in haar begroting om aan de geraamde kosten te kunnen voldoen, zodat het project financieel uitvoerbaar is. Geconcludeerd is dat uit de beschikbare budgetten de scope van het project kan worden uitgevoerd.
Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de economische en financiële uitvoerbaarheid van het project voldoende is gegarandeerd.
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk besluit moeten burgemeester en wethouders overleg plegen met het waterschap, andere gemeenten van wie de belangen bij het plan betrokken zijn, en met de betrokken rijks- en provinciale diensten.
In het kader van het vooroverleg is het concept wijzigingsplan toegezonden aan de Provincie Noord-Brabant, Waterschap de Dommel, de Gasunie en het Ministerie van BZK en Koninkrijksrelaties. Alle overlegpartners hebben aangegeven geen inhoudelijke opmerkingen te hebben op het voorgenomen plan.
Dit ontwerp-wijzigingsplan heeft op grond van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met ingang van 18 december 2020 gedurende 6 weken voor een ieder ter visie gelegen in de informatieruimte van het gemeentehuis. Naast de terinzagelegging van het ontwerpwijziginsplan in het gemeentehuis was het ontwerpwijzigingsplan ook digitaal raadpleegbaar via de gemeentelijke website en www.ruimtelijkeplannen.nl.
Gedurende deze termijn van tervisielegging heeft niemand gebruik gemaakt van de mogelijkheid om bij het college zienswijzen in te dienen tegen het ontwerp wijzigingsplan.
Het wijzigingsplan is op 20 april 2021 ongewijzigd vastgesteld door het college Burgemeester en wethouders.
Het voorliggende wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. De toelichting bevat een motivatie en verantwoording van de keuzes die gemaakt zijn.
Met onderhavig wijzigingsplan wijzigt uitsluitend de gebiedsbestemming van een 2-tal onbebouwde agrarische percelen, van 'Agrarisch met waarden - natuurwaarden' naar 'Natuur'. De overige in het moederplan opgenomen dubbelbestemmingen en aanduidingen blijven voor de betreffende percelen onverkort van toepassing.
Er zijn in dit wijzigingsplan ook geen andere juridische regelingen opgenomen. Dit betekent dat alle relevante bepalingen uit het moederplan, het bestemmingsplan "Buitengebied 2009", gedeeltelijk herzien in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2009, 1e herziening' tevens van toepassing zijn op het wijzigingsplan. Voor toetsing aan de planregels moet derhalve het moederplan worden geraadpleegd.
Na vaststelling maakt dit wijzigingsplan onderdeel uit van het moederplan.
Na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zijn voor de betreffende gronden de bestemming ´'Natuur' en de daarbij behorende regels uit de geldende bestemmingsregeling van toepassing.
Voorliggend wijzigingsplan kent twee bestemmingen: 'Natuur' en 'Waarde - Archeologie'.
Natuur
Deze bestemming is gelegd op de gronden waar behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuurwetenschappelijke waarde en/of ecologische waarde wordt nagestreefd. Binnen deze bestemming zijn daarnaast diverse gebiedsaanduidingen opgenomen ter bescherming van specifieke landschappelijke en natuurwaarden. Dit betreft onder meer de aanduidingen 'leefgebied amfibieën' en 'beschermingsgebied natte natuur'. Bij eventuele toekomstige grootschalige bodemingrepen kan vooraf een nadere toetsing noodzakelijk zijn. Met de voorgenomen functiewijzing wordt evenwel een natuurlijkere inrichting van de gronden mogelijk gemaakt, teneinde bij te dragen aan de versterking van de natuur- en landschapswaarden van het gebied.
Waarde - Archeologie
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden. Bescherming van de archeologische waarden is geregeld doordat voor een aantal grondverstorende werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning benodigd is. Indien de bodemingrepen echter niet dieper gaan dan 30 cm beneden maaiveld is geen archeologisch onderzoek nodig.