Plan: | Zandven-West |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0861.BP00108-0401 |
Door voortschrijdende inzichten en om goed en snel in te kunnen spelen op toekomstige verzoeken, is het gewenst enkele aanpassingen door te voeren in de bestemmingsplanregeling die nu geldt voor de in ontwikkeling zijnde woningen en bedrijven in 'Zandven-West'.
Het vorige bestemmingsplan voorzag in bedrijfskavels en woon-werkkavels. Uit onderzoek is gebleken dat er geen marktvraag is voor woon-werkkavels. Er is nu voor gekozen om de strook grond direct grenzend aan het Blauwven te bestemmen ten behoeve van burgerwoningen. De kavels aan de zijde van het Zandven kunnen dan zelfstandig worden ontwikkeld ten behoeve van bedrijfsruimten. Daarnaast zijn de regels op onderdelen verruimd en flexibeler ingericht.
Het doel van dit bestemmingsplan is het bieden van een actuele regeling zodat 'Zandven-West' afgerond kan worden.
Onderstaande afbeelding laat de globale ligging van het bestemmingsplan zien, afgebeeld op een topografische kaart.
TOPOGRAFISCHE SITUATIE
Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale medio juni 2019 situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.
KADASTRALE SITUATIE
Ter plaatse van het plangebied gelden de bestemmingsplannen "Veldhoven-Noord" (vastgesteld op 25 juni 2013) en "Veldhoven-Noord, herziening Wonen-7" (vastgesteld op 17 december 2013).
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan "Veldhoven-Noord" . De begrenzing van het voorliggende bestemmingsplan 'Zandven-West' is aangegeven.
Het bestemmingsplan "Veldhoven-Noord, herziening Wonen-7" is niet van invloed op dit plangebied. De bestemming 'Wonen-7' komt hierbinnen niet voor.
UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN
De volgende bestemmingen zijn relevant voor onderhavig plan.
Het merendeel van de gewenste aanpassingen heeft betrekking op de bestemming 'Bedrijventerrein'. Binnen deze bestemming worden alle gronden binnen de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woon-werkcombinaties' omgezet naar de bestemming 'Wonen - vrijstaand'. Ook wordt een deel van de bedrijfsbestemming omgezet naar de bestemming 'Verkeer' ter plaatse van de nieuwe keerlus die al mogelijk is gemaakt via een omgevingsvergunningprocedure. Alle gebouwen die al vergund zijn, passen binnen de regeling van het nieuwe voorliggende bestemmingsplan.
In hoofdstuk 2 zijn de wijzigingen ten opzichte van de geldende regels beschreven.
In hoofdstuk 2 is de motivering van de herziening beschreven. In hoofdstuk 3 en 4 wordt kort ingegaan op respectievelijk het Rijks- en provinciaal beleid en de milieuhygiënische en planologische verantwoording. Hoofdstuk 5 geeft de juridisch planologische opzet en hoofdstuk 6 gaat ten slotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van de herziening.
Het plangebied van het vastgestelde bestemmingsplan 'Veldhoven-Noord' bestrijkt een groot deel van het grondgebied van de gemeente Veldhoven. Het bedrijventerrein Zandven, gelegen in het noordwesten van de gemeente, maakt onderdeel uit van het plangebied van het bestemmingsplan 'Veldhoven-Noord'. In het bestemmingsplan 'Veldhoven-Noord' waren de op dat moment bekende ontwikkelingen en wensen ten aanzien van het destijds beoogde woonvriendelijke bedrijventerrein opgenomen.
Door voortschrijdende inzichten is het gewenst enkele aanpassingen door te voeren ten opzichte van de nu geldende regels. Op onderstaande afbeelding is de laatste stand van zaken (medio juni 2019) met betrekking tot de inrichting van het gebied opgenomen.
INDICATIEVE INRICHTINGSTEKENING ZANDVEN-ZUIDWEST
De volgende aanpassingen zijn in dit bestemmingsplan doorgevoerd:
Een nadere milieuhygiënische en planologische onderbouwing voor bovenstaande aanpassingen is opgenomen in 4 Milieuhygiënische en planologische
verantwoording.
De reikwijdte van deze planherziening is zeer beperkt. Het Rijks- en provinciaal beleid behoeven in het kader van deze planherziening derhalve niet uitgebreid aan de orde te komen. Voor een beleidsmatige onderbouwing van de ontwikkeling van Zandven-West tot bedrijventerrein wordt verwezen naar het onderliggend geldende bestemmingsplan 'Veldhoven-Noord'.
Het enige beleid dat door de toevoeging een woon-werkkavel en de wijziging van woon-werkkavels in burgerkavels van toepassing is artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening, 'Ladder voor duurzame verstedelijking'. Hierna wordt verantwoord hoe deze ontwikkeling past binnen dit beleid.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Projecten die de realisatie van minder dan twaalf nieuwe woningen bevatten worden op basis van jurisprudentie niet als stedelijke ontwikkeling gezien. Voorliggend bestemmingsplan maakt niet meer dan twaalf nieuwe woningen mogelijk.
Het gaat hier enkel om de toevoeging van maximaal drie woningen ten opzichte van wat mogelijk is op basis van het nu geldende bestemmingsplan. Omdat er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling is een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking niet nodig.
Op grond van het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het bij het opstellen van een bestemmingsplan verplicht inzicht te bieden in de relevante planologische en milieuhygiënische aspecten. De reikwijdte van het voorliggende bestemmingsplan is beperkt en heeft slechts beperkte gevolgen voor de ruimtelijke en functionele opzet ten opzichte van het nu geldende van het bestemmingsplan 'Veldhoven-Noord'. Er zijn derhalve geen onderzoeken noodzakelijk.
In onderstaande paragrafen worden wel kort de milieuhygiënische en planologische gevolgen van de toevoeging van maximaal 3 extra woningen, de directe omzetting van de woon-werkwoningen naar 'burger'woningen verantwoord.
De mogelijke ontwikkelingen betreffen geen bestemmingswijziging naar een gevoeliger functie, want het was al toegestaan dat er woningen mochten worden gebouwd mogelijk binnen de aanduiding 'specifieke vorm van wonen'- woon-werkcombinaties'. Het maakt planologisch niet uit of dit 'burger' of 'bedrijfs'woningen zijn.
Het uitvoeren van een bodemonderzoek is in het kader van de bestemmingsplanprocedure niet noodzakelijk. In het kader van de aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen zal wel een verkennend bodemonderzoek (NEN 5740) moeten worden overlegd.
Conclusie
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Op basis van milieuzonering wordt bepaald welke categorieën bedrijfsvestigingen en/of inrichtingen mogelijk kunnen worden gemaakt. Dit houdt in dat er een voldoende ruimtelijke scheiding aanwezig dient te zijn tussen milieubelastende bedrijven en woongebieden. Hoe zwaarder c.q. hoger de toegestane milieucategorie, hoe groter de afstand.
Bij het bepalen van deze afstand wordt gebruik gemaakt van de VNG - brochure 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009. In deze brochure worden onder meer richtafstanden aangegeven tot de omgevingstypen 'rustige woonwijk' of 'rustig buitengebied' en 'gemengd gebied. In een gemengd gebied mag een kleinere richtafstand dan in een rustige woonwijk worden aangehouden. De richtafstanden mogen dan met één 'afstandstap' worden teruggebracht.
Een rustige woonwijk is als volgt gedefinieerd: Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen bij dit omgevingstype vrijwel geen andere functies voor. Een vergelijkbaar omgevingstype qua aanvaardbare milieubelasting is een rustig buitengebied, een stiltegebied of een natuurgebied.
Een gemengd gebied is als volgt geformuleerd: Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren tot gemengd gebied.
Omgevingstype
Het omgevingstype van voorliggend plangebied is een gemengd gebied. Binnen het plangebied komen zowel woningen als bedrijven voor. Daarnaast is ten noorden van het plangebied de ontsluitingsweg Oersebaan aanwezig en het bedrijventerrein Park Forum gelegen.
Dit betekent dat voor bedrijven met milieucategorie 1 een richtafstand van 0 meter geldt en voor bedrijven met milieucategorie 2 een richtafstand van 10 meter.
Invloed van bedrijvigheid op woningen binnen het plangebied.
Op de bestaande kavels en de nieuwe kavels 1 t/m 9 en 13 (zie afbeelding op pagina 10 van deze toelichting) direct ten noorden van de woonbestemming zijn bedrijven tot en met milieucategorie 2 (uit de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' als opgenomen in Bijlage 3) toegestaan. Om een goed woon- en leefklimaat te kunnen garanderen is het noodzakelijk dat binnen een afstand van 10 meter tot de bedrijfsbestemming alleen gebouwen mogen worden opgericht die functioneel ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw.Dit betreffen ruimtes die niet mogen worden gebruikt als verblijfsruimte, zoals een berging, garage of plantenkas. Het gebruik moet in planologisch opzicht ondergeschikt en ondersteunend zijn aan het gebruik van het hoofdgebouw. Bij een woning betekent dit dat er in deze bijbehorende bouwwerken geen primaire woonfuncties zoals woonkamer, keuken of slaapkamer gerealiseerd mogen worden.
Om dit te regelen is op de verbeelding het bouwvlak voor het hoofdgebouw op een afstand van 10 meter tot de bedrijfsbestemming gesitueerd en is in de regels opgenomen dat het gebruik van bijbehorende bouwwerken als verblijfsruimte binnen deze 10 meter (binnen aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 'verblijfsruimten uitgesloten') niet is toegestaan.
Ter plaatse van de kavels 10 t/m 12 is de minimale afstand van 10 meter niet haalbaar. Voor deze bedrijfskavels is een beperking van de milieucategorie tot categorie 1 opgenomen met een richtafstand van 0 meter. In dat geval kan er toch een goed woon- en leefklimaat voor de woningen worden gegarandeerd en worden de bedrijven niet in hun bedrijfsvoering belemmerd.
Invloed plan op de omgeving
De beperking van de binnen voorliggend bestemmingsplan toegestane milieucategorieën zorgen er voor dat de invloed op de omgeving nog minder wordt.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.
Er worden binnen het plangebied slechts twee woning toegevoegd t.o.v. het huidige bestemmingsplan. Deze woningen liggen wel in het invloedsgebied van de hoge druk gasleidingen.
In het kader van het saneringsprogramma van de Gasunie (zie document 'toetsing aan het Bevb van woongebied Veldhoven Noord') is voor de hogedruk-aardgas- transportleidingen in Veldhoven Noord middels een CAROLA-berekening onderzocht in hoeverre sprake is van knel- of aandachtspunten.
Plaatsgebonden risico
De leidingen hebben geen PR 10-6-contour. Er is dus geen sprake van een plaatsgebonden risico-knelpunt.
Groepsrisico
Het groepsrisico van de hogedruk-aardgastransportleidingen ligt in de huidige situatie onder de oriëntatiewaarde (overschrijding <0,1 keer de oriëntatiewaarde). Door de toevoeging van 2 woningen neemt de personendichtheid niet significant toe. Er is dus geen sprake van een groepsrisico-aandachtspunt.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.
Wegverkeerslawaai
De locaties van de toe te voegen woningen zijn gelegen binnen de zone van de Oersebaan. Ter plaatse van de op te richten woningen is de afscherming door de eerstelijns bebouwing echter zodanig dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden (zie onderstaande figuur).
BEGRENZING 48 dB CONTOUR
Industrielawaai
De locaties van de toe te voegen woningen zijn gelegen buiten de zone van het gezoneerde industrieterrein Vliegbasis Eindhoven en Eindhoven Airport.
Vliegtuiglawaai
De locaties van de toe te voegen woningen zijn gelegen buiten de 35 Ke-contour zoals opgenomen in het Luchthavenbesluit Eindhoven.
Conclusie
Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
De toevoeging van twee woningen en omzetting van woon-werkwoningen naar burgerwoningen heeft geen relevante toename van de verkeersbewegingen tot gevolg. Er is geen verslechtering van de luchtkwaliteit te verwachten.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.
De verschillende archeologische verwachtingswaarden zijn in het bestemmingsplan 'Veldhoven-Noord' vertaald in de dubbelbestemmingen ‘Waarde - Archeologie’.
Ter plaatse van het plangebied is geen dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen. Dit betekent dat er geen onderzoeksverplichtingen zijn voor het plangebied.
Conclusie
Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.
Binnen het plangebied en in de directe omgeving liggen geen cultuurhistorische waarden waarvoor het initiatief een aantasting kan vormen.
Conclusie
Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:
Het initiatief zorgt niet voor nieuwe verstoring van het plangebied. Het realiseren van de woningen kon reeds plaatsvinden binnen de gehele strook, zonder precieze plaatsbepalingen. De gronden zijn daarnaast in gebruik als grasland, waarvan geen verstoring van natuurwaarden wordt verwacht.
Conclusie
Het aspect Natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Doel van de waterparagraaf is de component water in een zo vroeg mogelijk stadium te adresseren in het besluitvormingsproces van ruimtelijke plannen. De paragraaf beschrijft de actuele waterhuishouding in het plangebied. Daarnaast wordt, binnen de gestelde randvoorwaarden van het bestemmingsplan, vastgelegd aan welke watereisen de ontwikkeling moet voldoen. Ruimtelijke plannen worden onder meer getoetst aan "hydrologisch neutraal" ontwikkelen conform landelijk en lokaal waterbeleid. Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 1, onder c van het Besluit ruimtelijke ordening.
Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016 - 2021
Op 18 december 2015 is het Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016 - 2021 (PMWP) vastgesteld. Het PMWP staat voor samenwerken aan Brabant waar iedereen prettig woont, werkt en leeft in een veilige en gezonde leefomgeving. Het Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021 (PMWP) zet de nieuwe koers uit voor de provinciale inzet met betrekking tot water, bodem, lucht en de overige milieuaspecten. Het PMWP staat voor:
Waterbeheerplan 2016-2021 'Waardevol Water'
Het waterbeheerplan 'Waardevol Water' beschrijft de doelen van Waterschap De Dommel voor de periode 2016-2021. Het plan is afgestemd op de ontwikkeling van het Nationaal Waterplan, het Provinciaal Milieu en Waterplan en het Stroomgebiedsbeheerplan. Meer dan voorheen wil het waterschap inspelen op initiatieven van derden en kansen die zich voordoen in het gebied.
Ten aanzien van de doelen is een indeling gemaakt in de volgende waterthema's:
Het waterschap staat voor een aantal complexe uitdagingen, die zij in veel gevallen niet alleen kan realiseren. Deze uitdagingen geven invulling aan de verbinding van water met de maatschappelijke ontwikkelingen. Daarom zet het waterschap sterk in op samenwerking. In dit Waterbeheerplan nodigt het waterschap waterpartners, stakeholders, boeren, burgers en bedrijven nadrukkelijk uit om gezamenlijk te werken aan slimme, innovatieve oplossingen voor de complexe wateropgaven. Dit betekent onder meer dat het waterschap de bestaande samenwerking met alle partners in het gebied wil uitbreiden en 'grenzeloos' organiseren vanuit de kracht van ieders rol en verantwoordelijkheid.
Wat zijn de belangrijkste uitdagingen voor de komende planperiode? Voldoende water voor landbouw en natuur
Het waterbeheerplan is te vinden op de website van het waterschap: www.dommel.nl.
Keur Waterschap de Dommel 2015
De 'Keur Waterschap De Dommel 2015' bevat regels met daarin verboden en verplichtingen ten aanzien van oppervlaktewater en grondwater die gelden voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van Waterschap De Dommel. Hierin wordt het beheer en het onderhoud van watergangen geregeld (bijvoorbeeld betreffende onderhoudsstroken) en is aangegeven wanneer een vergunning of algemene regels van toepassing zijn voor ingrepen in de waterhuishouding. Verder zijn er beleidsregels voor het beschermingsbeleid van gebieden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen beschermde gebieden waterhuishouding, attentiegebieden, beekdalen en overige gebieden. Met deze beleidsregels wordt aangegeven op welke wijze gebiedsgericht wordt omgegaan met vergunning verlening.
De keur van het waterschap is van toepassing wanneer direct en indirect wordt geloosd op een oppervlaktewaterlichaam. De Keur is ook van toepassing als het oppervlaktewater niet in eigendom en beheer is van het waterschap.
Beleidsregel Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van
hemelwater.
De drie Brabantse waterschappen, Aa en Maas, De Dommel en Brabantse Delta hanteren sinds 1 Maart 2015 dezelfde (beleids)uitgangspunten voor het beoordelen van plannen waarbij het verhard oppervlak toeneemt. Deze (beleids)uitgangspunten zijn geformuleerd in de 'Beleidsregel Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen'. Bij een toename en afkoppeling van het verhard oppervlak geldt het uitgangspunt dat plannen zoveel mogelijk hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. De waterschappen maken bij het beoordelen van plannen met een toegenomen verhard oppervlak onderscheid tussen grote en kleine plannen. Hoewel er relatief veel kleine plannen zijn, veroorzaken deze op deelstroomgebiedsniveau nauwelijks een toename van de maatgevende afvoer. Het waterschap maakt grofweg onderscheid in projecten met een toename van verhard oppervlak van maximaal 2.000 m², 2.000 m² tot 10.000 m² en meer dan 10.000 m².
Beleid gemeente
Verbreed Gemeentelijk rioleringsplan 2015 - 2019 gemeente Veldhoven
Het waterbeleid van de gemeente Veldhoven is vastgelegd in het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (2015-2019). De term Verbreed houdt verband met de wettelijke uitbreiding van de zorgplicht riolering. Volgens de wetgeving heeft de gemeente Veldhoven drie zorgplichten op het gebied van stedelijk waterbeheer:
Dit komt er op neer dat de gemeente vanuit het oogpunt van volksgezondheid en veiligheid zorg draagt voor een deugdelijke inzameling, berging, transport en/of lokale zuivering van stedelijk afvalwater, afvloeiend hemelwater en grondwater. De kans op overlast dient hierbij te worden beperkt tot maatschappelijk aanvaardbare normen.
Ambitie gemeente afvoer van hemelwater
Als het regent in de gemeente Veldhoven verdwijnt het meeste hemelwater in de riolering. Door verandering van het klimaat wordt het bestaande rioolstelsel ook steeds zwaarder op de proef gesteld. Buien worden heviger en duren langer. Hierdoor neemt het risico op (grond)wateroverlast toe. Om droge voeten te houden wordt ruimte gecreëerd in het groen en/of oppervlaktewater. Hierbij wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden: infiltreren (vasthouden) waar mogelijk, bufferen op locaties met voldoende beschikbare ruimte en als het niet anders kan, dan pas afvoeren. In openbaar gebied komt dit tot uiting door hemelwatervoorzieningen in groenstroken die geschikt zijn gemaakt voor de opvang van overtollig hemelwater en aanpassing van waterpartijen. De perceeleigenaar draagt een steentje bij door op eigen terrein voorzieningen te treffen voor buffering en/of opslag van hemelwater en/of opvang van overtollig grondwater. De gemeente ziet hierbij toe op een doelmatige invulling van de hemelwateropgave.
Hydrologisch neutraal bouwen
Het waterschap streeft naar een robuust watersysteem. Voor ontwikkelingen die dit negatief kunnen beïnvloeden, wordt daarom uitgegaan van de trits “vasthouden-bergen-afvoeren”. Dat wil zeggen dat water zoveel mogelijk in een gebied wordt vastgehouden door infiltratie en waar dit niet mogelijk is water tijdelijk wordt geborgen (retentie). Door water lokaal te infiltreren of te bergen in een voorziening wordt het versneld afvoeren van overtollig hemelwater naar het bestaande oppervlaktewatersysteem zoveel mogelijk voorkomen. Bij zeer grote neerslaghoeveelheden zal de genoemde voorziening het aangeboden water echter onvoldoende kunnen verwerken. Een noodoverloopconstructie kan er dan voor zorgen dat het overtollige water gecontroleerd naar een plek wordt afgevoerd waar het geen overlast kan veroorzaken.
Uitgangspunten hemelwaterafvoer bij herontwikkeling en nieuwbouw
Bij herontwikkeling en nieuwbouw binnen de gemeente Veldhoven wordt uitgegaan van het HNO-principe (Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen): het hemelwater wordt ter plaatse de bodem in geleid via hemelwater verwerkende voorzieningen zoals infiltratiekolken, bermen, wadi's en vijverpartijen. Bij nieuw te ontwikkelen bedrijventerreinen wordt de perceeleigenaar gestimuleerd om het hemelwater op eigen terrein te verwerken. Waar mogelijk worden voorzieningen gecombineerd met benodigde maatregelen in omringende wijken. Indien de lokale omstandigheden de verwerking van hemelwater in de bodem niet toelaten, wordt het afgevoerd naar het dichtstbijzijnde oppervlaktewater, conform de richtlijnen van het hydrologisch neutraal ontwikkelen.
Wanneer wordt aangesloten op het gemeentelijke rioolstelsel van de gemeente Veldhoven zijn de volgende regels van toepassing:
Huidige situatie
Het plangebied Zandven West ligt aan de noordzijde van de kern Veldhoven. Het plangebied ligt deels ingeklemd tussen het Zandven en Blauwven en het Zandven en de Oersebaan. Het gebied is deels braakliggend maar naast de infrastructurele voorzieningen hebben zich in de loop der jaren al een aantal bedrijven gevestigd en een aantal in aanbouw.
Huidige riolering
Zandven west is een onderdeel van het stroomgebied Noordrand-Strijpsebaan. In dit gebied ligt een gescheiden rioolstelsel. Het vuilwaterriool stroomt naar het gemaal aan de Vlutterven en deze prikt in op de persleiding langs de Meerhovendreef. Het hemelwater van de wegen en woningen wordt ingezameld op een infiltratie riool waarbij het overtollige water loost op de waterstructuur die ligt tussen de wijk en de Meerhovendreef. Deze waterstructuur (licht blauw) heeft een verbinding met de Rundgraaf (donker blauw). Zie onderstaande afbeelding.
Maaiveldhoogte
Voor de maaiveldhoogte is gebruik gemaakt van het Actueel Hoogte Bestand Nederland (AHN). Zie figuur. Het bestaande maaiveld van de ontwikkeling kent wat lagere en hogere delen. Variërend van 21.55+NAP tot 21.25+NAP. Voor de bouw van de woningen en bedrijven zal het gebied daar waar noodzakelijk opgehoogd worden naar peilen tussen 21.50+NAP en 21.60+NAP.
Grondwaterstanden
In de bodematlas van de provincie Noord-Brabant worden de gemiddelde grondwaterstanden aangegeven. De gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) van de ontwikkeling (wordt middels twee GHG niveaus aangeduid) bedraagt 1.20-1.40 m-mv en 1.40 tot 1.60 m-mv.
Toekomstige riolering
De woningen en bedrijven van Zandven West zullen aangesloten worden op het bestaande vuilwaterriool in het Zandven en Blauwven. Deze ontwikkeling is meegenomen in de berekening van het totale vuilwaterstelsel en daarmee is de huidige capaciteit van zowel het riool als het gemaal toereikend.
Het hemelwater van de toekomstige bedrijven en woningen sluit aan op het huidige hemelwaterstelsel. Net als bij het vuilwaterstelsel is deze ontwikkeling meegenomen in de berekening.
Het verhard oppervlak zal in deze herziening weinig tot niet veranderen. Het waterhuishoudkundigplan van het totale gebied is opgesteld in 2001. In die periode werd er met minder millimeter berging gerekend dan in het huidige beleid staat beschreven. Voor de toename van verhard oppervlak werd in 2001 rekening gehouden met een berging van 25 mm dat in tegenstelling tot de 60 mm die nu gevraagd wordt bij een toename van meer dan 2000 m² verhard oppervlak.
Checklist
Checklist Watersysteem | |
Hoofdwatergang cq open water | Nee, het plan grenst niet aan de hoofdwatergang de Rundgraaf |
Zijwatergang | Ja, het plan grenst aan een B watergang die later overgaat in een A watergang die aansluit op de Rundgraaf. |
Keurgebied binnen plangebied? | Ja |
Binnen 25-100 jaarszone? | Nee |
Binnen boringsvrije zone? | Nee |
Ecologische verbindingszone? | Nee |
Binnen reserveringsgebied waterberging 2050? | Nee |
Attentiegebied EHS | Nee |
Rioolwatertransportleiding | Nee |
Waterschap gemaal | Nee |
Verdachte/verontreinigde locaties? | Nee |
Infiltratie praktisch mogelijk? | In het gebied ligt een infiltratieriool echter wat de doorlatendheid van de bodem is wordt niet gemeten in het stelsel. |
Uitwerkingsplicht / wijzigingsbevoegdheid | Nee |
Gevolgen voor/ door de waterhuishouding
In onderstaande afbeelding is schetsmatig weergegeven wat de veranderde millimeters waterberging betekenen voor de ontwikkeling. Er zijn in het gebied drie categorieën bepaald.
Voor het bepalen van het verhard oppervlak zijn de uitgangspunten van het waterhuishoudkundige plan gehanteerd. Kavels voor bedrijven hebben een verhardingspercentage van 70% en woonkavels een percentage van 40%.
In het huidige plan is gerekend met 25 mm met de huidige norm van 60 mm dient er nog 35 mm extra berging in het gebied gecreëerd worden. Dit komt voor de gehele ontwikkeling neer op 293 m³.
Verhard oppervlak
Type | Oppervlak kavel m² | Verhard oppervlak m² | Restant berging m³ (60-25=35 mm) |
Bedrijfskavels | 8790 | 6153 | 215 |
Woonkavels | 5587 | 2235 | 78 |
Totaal | 14377 | 8388 | 293 |
In de ontwikkeling Zandven West kunnen niet alle benodigde kuubs geborgen worden. De mogelijkheden om extra waterberging te creëren ligt voor een klein deel in de ontwikkeling. De hoeveelheid kuubs die we daar kunnen bergen zal afhankelijk zijn van de inpasbaarheid in de bestaande structuur en ligging kabels en leidingen.
De meeste ruimte ligt voornamelijk aan de rand van de bestaande waterstructuur.
Daarom zal langs het gehele lichtblauwe tracé beoordeeld worden waar er nog extra ruimte voor water gecreëerd kan worden.
Het lichtblauwe tracé is in het oorspronkelijk waterhuishoudingsplan al berekend als waterberging voor Zandven. Hier wordt minimaal 1 en indien nodig meerdere stuwen geplaatst om het water vast te houden. Daarnaast zijn enkele locaties beoogd waar extra berging gecreëerd kan worden door de het maaiveld te verlagen en de taluds flauwer te maken boven de GHG (circa 1,40-1,60 m-mv volgens GHG kaarten De Dommel) .
Voor de nadere technische uitwerking van de stuwen en extra berging wordt een waterhuishoudkundig plan opgesteld, dit wordt in het vervolg proces nader afgestemd met Waterschap de Dommel.
Het aspect Water vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Alle bedrijfs- en woonpercelen liggen direct aan bestaande wegen welke direct ontsloten zijn op de hoofdontsluitingswegen van Zandven.
Parkeren woningen
Net zoals dat bij de bestaande/reeds planologisch bestemde woningen het geval is, zullen de maximaal 3 nieuwe woningen via een eigen oprit direct worden ontsloten op het Blauwven. Deze weg sluit aan op de Strijpsebaan, zijnde één van de hoofdontsluitingswegen van de woonwijk waarbinnen het plangebied is gelegen. De ontsluiting en bereikbaarheid van de woning zijn daarmee gegarandeerd.
Met betrekking tot parkeren worden de parkeerkencijfers (publicatie 381) van CROW-publicatie 'toekomstbestendig parkeren' aangehouden. Voor vrijstaande koopwoningen in een sterk stedelijke omgeving in de rest van de bebouwde kom geldt een gemiddelde parkeernorm van 2,1 per woning (waarvan 0,3 parkeerplaatsen voor bezoekers).
Op het eigen perceel dienen minimaal 2 opstelplekken te worden aangelegd. Er wordt in voldoende mate voorzien in parkeerruimte wanneer op het bouwperceel 2 parkeerplaatsen worden opgericht, waarbij de berekeningsaantallen voor parkeerplaatsen zoals opgenomen in Bijlage 5 van de regels in acht worden genomen.
Mocht op eigen terrein (incidenteel) onvoldoende parkeerruimte zijn voor bezoekersparkeren, dan kan die op loopafstand in de openbare ruimte gevonden worden.
Teneinde te waarborgen dat daadwerkelijk wordt voorzien in de aanleg en het behoud van voldoende parkeergelegenheid is daarvoor in de regels in artikel 8.5 een regeling (voorwaardelijke verplichting) opgenomen.
Parkeren bedrijvigheid
Met betrekking tot parkeren worden de parkeerkencijfers (publicatie 381) van CROW-publicatie 'toekomstbestendig parkeren' aangehouden. Dit is ook ten behoeve van de bedrijven in de regels opgenomen.
In verband met het verzoek van bedrijven op het bedrijventerrein Zandven om het voorterrein efficiënter in te richten t.b.v. parkeren heeft de gemeente naar een oplossing gezocht. Daarbij is het volgende inrichtingsprincipe van toepassing (zie onderstaande afbeelding).
Het principe dient als volgt te worden gehanteerd. Uitgangspunt is dat de percelen een variabele kavelbreedte kennen.
Teneinde te waarborgen dat daadwerkelijk wordt voorzien in de aanleg en het behoud van voldoende parkeergelegenheid is daarvoor in de regels in artikel 8.4 en 9.3 een regeling opgenomen.
Per 1 juli 2018 is het verplicht geworden aardgasloos te bouwen voor nieuwbouwwoningen en bedrijfspanden en verder hanteert de gemeente de volgende duurzaam bouwen ambitie: 'Nul op de meter', dat wil zeggen: op het eigen perceel/woning worden zoveel PV panelen geplaatst dat het gebouwgebonden en het gebruikersgebonden stroomverbruik op het eigen perceel worden opgewekt.
Daarnaast dient inzake het GPRgebouw model voor de thema's: gezondheid, gebruikskwaliteit, toekomstwaarde en proces ten minste een 7.5 gemiddeld door het duurzamer ontwerpen met GPRgebouw van de nieuw te bouwen woningen/bedrijfspanden te worden gerealiseerd.
Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Andere activiteiten zijn in principe niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig.
De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ontwikkeling van twee woningen behoort niet tot de in bijlage C en D van het Besluit milieueffectrapportage genoemde ontwikkelingen aangezien de realisatie van twee woningen niet valt onder de definitie van stedelijke ontwikkeling. Er is derhalve geen nadere m.e.r.-beoordeling nodig.
Conclusie
Gelet op de resultaten van de hiervoor reeds uitgevoerde milieuanalyse, kan zonder nader onderzoek worden geconcludeerd dat het plan geen significant nadelige milieugevolgen heeft.
Het bestemmingsplan 'Zandven-West' is een bestemmingsplan zoals bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels, en gaat vergezeld van een toelichting. In de toelichting wordt gemotiveerd waarom sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Ondanks het feit dat de toelichting geen onderdeel uitmaakt van het juridisch plangedeelte, fungeert de toelichting wel als interpretatiekader voor de uitleg van de regels, indien hierover interpretatieverschillen blijken te bestaan.
In de analoge en digitale verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien en voor zover hier in de regels naar wordt verwezen. Ten behoeve van de leesbaarheid is het plan op een topografische ondergrond getekend. De bestemmingen en de aanduidingen zijn ingedeeld in de hoofdgroepen volgens de SVBP2012 en zijn op de verbeelding opgenomen in het renvooi. Opgemerkt wordt dat de analoge en digitale verbeelding qua verschijning van elkaar verschillen omdat de manier van raadplegen verschillend is. De digitale verbeelding is juridisch bindend.
De bestemmingsplanregels regelen hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. De bestemmingen zijn zo opgenomen dat voldoende rechtszekerheid bestaat voor omwonenden en andere gebruikers van het gebied en de omliggende gebieden. De bestemmingsplanregels bestaan uit vier hoofdstukken, te weten:
Hierna wordt een beschrijving opgenomen van de aanpassingen die in de regels zijn doorgevoerd ten opzichte van het nu geldende bestemmingsplan 'Veldhoven-Noord'.
Artikel Groen is verwijderd
Artikel 4 (Bedrijventerrein)
De regels zijn aangepast aan de nu geldende modelregels, zodat er voor alle bestemmingen binnen de gemeente Veldhoven een zelfde volgorde, formulering van de regels en maten wordt gehanteerd. Hierdoor staan de regels onder ander kopjes en is de nummering gewijzigd. De hieronder genoemde subartikelnummers zijn die uit het voorliggend plan.
Artikel 6 (Wonen - Vrijstaand)
De regels zijn aangepast aan de nu geldende modelregels, zodat er voor alle bestemmingen binnen de gemeente Veldhoven een zelfde volgorde, formulering van de regels en maten wordt gehanteerd. Hierdoor staan de regels onder ander kopjes en is de nummering gewijzigd. De hieronder genoemde subartikelnummers zijn die uit het voorliggend plan.
Hierna wordt een beschrijving opgenomen van de aanpassingen die op de verbeelding zijn doorgevoerd ten opzichte van het nu geldende bestemmingsplan 'Veldhoven-Noord'.
Op de verbeelding hebben op enkele plaatsen marginale aanpassingen van de bestemmingsgrenzen plaatsgevonden als gevolg van concretisering van het verkavelingsplan, onder andere de zuidelijke bestemmingsgrens van de bestemming 'Verkeer' en de bestemming 'Verkeer' ter plaatse van de leidingenstrook.
In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat een bestemmingsplan vergezeld van een toelichting waarin ook inzicht wordt gegeven in de uitvoerbaarheid van het plan. De ontwikkelingen die concreet mogelijk gemaakt worden door het bestemmingsplan moeten (economisch) uitvoerbaar zijn, anders is sprake van een oneigenlijke bestemming. Hierna wordt inzicht gegeven in de financiële uitvoerbaarheid van het plan.
Het plan is op basis van het grondgebruik en de daaruit voortvloeiende kosten en opbrengsten onderzocht. Het plan kent een positief saldo. Gezien het stadium waarin de planontwikkeling zich momenteel bevindt, kan gesteld worden dat de exploitatieopzet realistisch is.
Uit vastgesteld provinciaal en regionaal onderzoek naar de behoefte van woningen en bedrijfspanden is gebleken dat die behoefte er is binnen de gemeente Veldhoven. De behoefte naar nieuwe woningen en bedrijfspanden en daarmee de behoefte aan bouwgrond is daarmee aangetoond.
Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:
Inspraak vindt in het kader van dit bestemmingsplan niet plaats. Een ieder wordt in het kader van de vaststellingsprocedure in de gelegenheid gesteld op het ontwerpbestemmingsplan te reageren.
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de betrokken instanties. De reacties van instanties hebben niet geleid tot aanpassing van het plan.
Op grond van artikel 3.8 Wro heeft het ontwerpbestemmingsplan vanaf 26 juli 2019 tot en met 5 september ter inzage gelegen. In deze periode is één zienswijzen ontvangen en ontvankelijk verklaard. De ingekomen zienswijzen heeft geleid tot een aanpassing van de waterparagraaf. Het verslag van de terinzagelegging en de beantwoording van de ingekomen zienswijzen is opgenomen als bijlage 1.