Plan: | Veldhoven-Dorp 2017 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0861.BP00069-0401 |
Voor de herziening van het geldende bestemmingsplan voor Veldhoven-Dorp (vastgesteld op 21 november 2006 en goedgekeurd 19 juni 2007) bestaat een aantal aanleidingen. Zo streeft de gemeente Veldhoven naar meer uniformiteit in haar bestemmingsplannen en verplicht de Wro gemeenten daarnaast om bestemmingsplannen eens in de 10 jaar te herzien.
Middels dit bestemmingsplan komt een actuele en uniforme regeling voor het gehele plangebied tot stand. De doelstelling van de actualisatie is het bieden van een beheersbaar en handhaafbaar planologisch-juridisch kader voor Veldhoven-Dorp. Binnen het plangebied zijn géén nieuwe ontwikkelingen meegenomen. Het opnieuw vastleggen van de bestaande situatie in combinatie met de bestaande gebruiks- en bouwmogelijkheden conform de meest actuele beleidsruimte staat voorop. Het bestemmingsplan betreft daarmee een consoliderend, maar gedetailleerd bestemmingsplan. De detaillering uit zich vooral in een op perceelsniveau uitgewerkte verbeelding. Hierop is voor woningen, voorzieningen en bedrijven afzonderlijk aangegeven wat waar gebouwd mag worden op een zodanige wijze dat het algemene belang daarbij vooraf is meegewogen (i.c. vastgelegd in verschillende beleidsrapporten). Het consoliderende karakter uit zich in het herbevestigen van de bestaande planologische rechten binnen het plangebied, eveneens met een afweging van het algemeen belang én een algehele afstemming op basis van een nieuwe standaardregeling van de gemeente Veldhoven.
De gemeente Veldhoven voert op dit moment voor meerdere wijken een dergelijke actualisering van bestemmingsplannen door. Met deze uniforme aanpak ontstaat voor alle inwoners en belanghebbenden van Veldhoven rechtszekerheid en rechtsgelijkheid.
De plan begrenzing komt grotendeels overeen met de begrenzing van het 'moederplan' uit 2006. De hierna opgenomen afbeelding geeft de nieuwe plangrenzen weer.
Afbeelding 1.1 Begrenzing van het bestemmingsplan Veldhoven-Dorp 2017
Het plangebied van dit bestemmingsplan wordt aan de noordzijde begrensd van west naar oost door de Knegselseweg, de Europalaan, de Abdijlaan en de Kerkakkerstraat. Aan de zuidzijde wordt het plan begrensd van west naar oost door de Kempenbaan en de rand van het bedrijventerrein De Run tot aan de Provincialeweg. Het centrumgebied bij de Kromstraat valt buiten de begrenzing van het bestemmingsplan Veldhoven-Dorp 2017 omdat voor dit gebied recent een nieuw bestemmingsplan is vastgesteld (12 november 2013).
In het plangebied gelden thans 12 regelingen, waarvan Veldhoven-Dorp (het moederplan) de oudste is. Na vaststelling van het moederplan is elfmaal overgegaan tot een gedeeltelijke herziening van de gebiedsregeling of tot een beperkte algemene actualisatie. De geldende juridisch-planologische kaders zijn op volgorde van vaststelling hieronder weergegeven.
Geldende bestemmingsplannen | Vaststelling | Goedkeuring | |
01 | Veldhoven-Dorp, herziening Taaghof | 20-06-2006 | 25-09-2006 |
02 | Veldhoven-Dorp, herziening woning Dintel-Alm | 20-06-2006 | 25-09-2006 |
03 | Veldhoven-Dorp 2005 | 21-11-2006 | 19-06-2007 |
04 | Veldhoven-Dorp, correctieve herziening 2008 | 16-12-2008 | |
05 | Veldhoven-Dorp, herziening Kloosterhof | 30-09-2008 | 17-12-2008 |
06 | Parapluplan 2009 | 15-09-2009 | |
07 | Veldhoven-Dorp, correctieve herziening 2009 | 29-09-2009 | |
08 | Veldhoven-Dorp, wijziging Nieuwstraat 23-25 | 22-02-2011 | |
09 | Veldhoven-Dorp, Spreehof-Priorhof | 27-09-2011 | |
10 | Veldhoven-Dorp 2005, partiële herziening 2013 | 25-06-2013 | |
11 | Sondervick 19 | 26-02-2013 | |
12 | Actualisatie 2014 | 14-04-2015 |
In het volgende hoofdstuk is eerst een beknopte beschrijving opgenomen van de relevante beleidskaders op rijks, provinciaal en gemeentelijk niveau. Vervolgens is een beschrijving van het plangebied opgenomen. In hoofdstuk 4 wordt nader ingegaan op de relevante aspecten ten aanzien van het milieu, de flora en fauna, de waterhuishouding, cultuurhistorie en archeologie. In de juridische planopzet worden de regels en de verbeelding van het bestemmingsplan toegelicht. De economische uitvoerbaarheid en de handhaving door de gemeente worden in hoofdstuk 6 toegelicht samen met de procedure van dit bestemmingsplan.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (hierna: SVIR) vastgesteld. Deze nieuwe structuurvisie vervangt onder andere de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. De SVIR speelt in op de volgende ontwikkelingen en uitdagingen:
Om goed op deze ontwikkelingen en eisen in te spelen is een beleid nodig dat toekomstbestendig is en de gebruiker ruimte geeft. Dit vraagt een grondige actualisatie van de bestaande beleidsnota's voor ruimte en mobiliteit. De structuurvisie voorziet hierin door overheden, burgers en bedrijven de ruimte te geven om oplossingen te creëren. Het Rijk gaat zich meer richten op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van belangen voor Nederland als geheel. Het Rijk ziet verder toe op de deregulering waarmee jaarlijks vele miljoenen euro's kunnen worden bespaard. De provincies en gemeenten zullen afspraken maken over verstedelijking, groene ruimte en
landschap. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen.
Relatie tot bestemmingsplan
Bestemmingsplan Veldhoven-Dorp 2017 betreft een conserverend plan waarin geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Bovendien voorziet de SVIR niet in onderwerpen die op het plangebied van toepassing zijn. Dit houdt in dat voor het vaststellen van dit bestemmingsplan geen beperkingen vanuit de SVIR gelden.
Besluit en ministeriële regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, Rarro), 2011
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, eerste tranche (Barro) is vastgesteld op 22 augustus 2011 en is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro vloeit voort uit de ontwerp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het kabinet heeft in de genoemde SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen moet worden ingezet. Het gaat daarbij om het beschermen van de nationale belangen. Deze algemene regels, vastgelegd in het Barro, werken zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind.
In het wetsvoorstel tot wijziging van de Wro (Spoedwet Wro; TK 32 821) is, naar aanleiding van het Raad van State-advies over het Barro, eerste tranche, de wettelijke grondslag voor het provinciaal medebewind en ontheffingen verbeterd. Naar aanleiding van het advies van de Raad van State voorziet het Barro thans ook in een bij dit besluit behorende ministeriële regeling (Rarro). In deze regeling is de begrenzing opgenomen van de gebieden uit een aantal titels uit het Barro waarvoor een reservering of een vrijwaring geldt. De aanduiding van deze gebieden is opgenomen in het Barro.
Relatie tot bestemmingsplan
Het onderhavige plangebied is gelegen in het obstakelbeheergebied van de vliegbasis Eindhoven, zie ook paragrafen 4.13 en 4.14). De obstakelvrije vlakken worden gevormd door de funnel en de Inner Horizontal and Conical Surface (IHCS). Voor het plangebied geldt voorts het radarverstoringsgebied van het radarstation van Woensdrecht, zoals weergegeven in de wijziging van het Rarro per 1 oktober 2012, art. 2.4. (zie figuur 2.1). Binnen deze zones geldt een beperking voor de maximale bouwhoogte. De ligging in deze gebieden vormt geen belemmering, aangezien de maximale toegestane bouwhoogtes niet gehaald worden. Verder zijn er geen nationale belangen in de omgeving van het plangebied.
Afbeelding 2.1 Situering radarverstoringsgebied Vliegbasis Woensdrecht
Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (SVRO), 2010, partiële herziening 2014
De structuurvisie ruimtelijke ordening geeft de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van de provincie Noord-Brabant weer tot en met 2025. Het beleid is gestoeld op een evenwicht van het milieu (planet), de mens (people) en de markt (profit) in ruimtelijke kwaliteit. Hierbij is het van groot belang om bestaande kwaliteiten te benutten en als uitgangspunt te nemen bij ontwikkelingen. Noord-Brabant heeft de ambitie om een goede mix van wonen, werken en voorzieningen te creëren. De leefbaarheid in woonmilieus moet van voldoende kwaliteit zijn. Dynamische stadscentra, vitale plattelandskernen, eigen identiteit en regionale afstemming zijn enkele uitgangspunten. Daarnaast dienen er voldoende veilige en goed bereikbare werkplekken te zijn voor de bevolking. Steden moeten aantrekkelijk blijven voor diverse bevolkingsgroepen en dienen garant te staan voor het aanbieden van (bovenlokale) voorzieningen. Het plangebied is geheel gelegen binnen het 'stedelijk concentratiegebied'.
Het stedelijk concentratiegebied heeft een bovenlokale opvangtaak voor verstedelijking. De gemeenten maken in regionaal verband en met de provincie afspraken over de verdeling van het verstedelijkingsprogramma in de regionale ruimtelijke overleggen (RRO's). Zorgvuldig ruimtegebruik en toepassing van de Ladder voor duurzame verstedelijking zijn voorwaarden bij het maken van regionale afspraken. In het stedelijk concentratiegebied, inclusief de bijbehorende zoekgebieden voor verstedelijking, wordt de bovenlokale verstedelijkingsbehoefte opgevangen. In onderhavig bestemmingsplan zijn geen ontwikkelingen voorzien die strijdig zijn met de provinciale beleidspunten uit de SVRO.
Verordening ruimte
Een structuurvisie is niet direct juridisch bindend voor burgers en overheden. Toch kan het in het kader van de ruimtelijke ordening van provinciaal belang zijn om bepaalde aspecten veilig te stellen. De provincie heeft in dat kader de Verordening ruimte opgesteld. De Verordening ruimte is de juridische vertaling van de structuurvisie en bevat daarom onderwerpen die in de visie naar voren komen. Dit betreft onder andere de belangen die de provincie wil behartigen en de manier waarop dit zal geschieden, evenals regels waarmee rekening gehouden moet worden bij het opstellen van een bestemmingsplan. Deze regels zijn direct bindend voor overheden. Zo weten gemeenten al in een vroeg stadium waar ze aan toe zijn.
Relatie tot bestemmingsplan
De Verordening ruimte 2014 is artikelsgewijs opgebouwd en bestaat uit regels ten aanzien van verschillende vormen van grondgebruik. Twee onderdelen van de Verordening ruimte 2014 zijn relevant ten aanzien van onderhavig plan. Ten eerste betreft dit de regels ten aanzien van het bestaand stedelijk gebied, zoals opgenomen in artikel 4. Ten tweede betreft dit regels ten aanzien van de algemene zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit, zoals opgenomen in artikel 3.1.
Artikel 3.1: Zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit
Binnen de provincie Noord-Brabant geldt de algemene regel dat een ruimtelijk plan dat een ruimtelijke ontwikkeling bevat, dient te verantwoorden dat het plan bijdraagt aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving. Daarnaast dient sprake te zijn van zorgvuldig ruimtegebruik. Onderhavig plan voorziet echter enkel in een conserverende regeling. Er is hier dus geen sprake van nieuw stedelijk ruimtebeslag.
In de Verordening ruimte 2014 wordt ook de toepassing van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (ladder voor duurzame verstedelijking) gezien als onderdeel van het aspect zorgvuldig ruimtegebruik. Zoals in paragraaf 4.2 van deze plantoelichting wordt aangegeven is in voorliggend bestemmingsplan géén sprake van een stedelijke ontwikkeling, waardoor toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking achterwege kan blijven.
Artikel 4: Bestaand stedelijk gebied
Om duidelijk te kunnen bepalen waar de bundelingsregels voor stedelijke ontwikkeling en de daarvan afgeleide regels van het beleid gelden is in de Verordening ruimte het bestaand stedelijke gebied van alle Brabantse kernen vastgesteld. Het plangebied is gelegen binnen het 'bestaand stedelijk gebied'. Onder 'bestaand stedelijk gebied' wordt verstaan: een aangewezen gebied dat het bestaande ruimtebeslag van een kern bevat ten behoeve van een samenhangende ruimtelijke structuur van stedelijke functies. Binnen het als zodanig aangewezen stedelijk gebied is de gemeente in het algemeen vrij – binnen de grenzen van andere wetgeving – om te voorzien in stedelijke ontwikkeling.
Afbeelding 2.2 Uitsnede kaart Verordening ruimte - weergave bestaand stedelijk gebied (paars) en grondwaterbeschermingsgebied en boringsvrije zone (blauwe arcering)
Onderhavig bestemmingsplan betreft een conserverend bestemmingsplan dat ligt in bestaand stedelijk gebied. Er is geen sprake van strijdigheid met de regels uit de Verordening ruimte.
Ruimtelijke Structuurvisie Veldhoven
De Ruimtelijke Structuurvisie Veldhoven is door de gemeenteraad vastgesteld op 3 juni 2009. In deze structuurvisie heeft de gemeente de basis gelegd voor de ruimtelijke toekomst van Veldhoven. De structuurvisie geeft aan dat de stedelijke en dorpse kwaliteiten van Veldhoven pas goed tot hun recht komen als er voor iedere kwaliteit een eigen plek wordt gevonden. Het overgrote deel van de woningvoorraad in Veldhoven is gebouwd vanaf de jaren vijftig van de twintigste eeuw. De verschillende wijken laten een mooie afspiegeling zien van de veranderende stedenbouwkundige opvattingen. Om de sociale samenhang te bevorderen, is het van belang dat in elke wijk sprake is en blijft van een hart. Behalve aandacht voor nieuwe woningbouw op inbreidingslocaties, is het van belang dat ook de huidige woningvoorraad en de woonomgeving aantrekkelijk blijven (veilig, groen, ruim en variatie).
In de ruimtelijke structuurvisie staat dat nieuwe invullingen zich moeten voegen in het bestaande kleinschalige patroon, met dicht opeen gebouwde, kleinschalige bebouwing met hoofdzakelijk één tot twee bouwlagen en een kap, met relatief kleine voortuinen en met diepe, groene achtertuinen. Incidenteel is iets hogere bebouwing toegestaan, mits passend in de omgeving en zorgvuldig vormgegeven (kwalitatieve toevoeging). Bij uitbreidingen van hoofdgebouwen is de nodige terughoudendheid geboden om het bestaande karakter vanaf de openbare weg te kunnen behouden. Uitbreidingsruimte is er veeleer aan de achterzijde.
Verder dient er te worden gestreefd naar behoud van het gemêleerde karakter: variatie, functiemenging met vormen van bedrijfsactiviteiten die passen in de woonomgeving en bijdragen aan de levendigheid en uitplaatsen van bedrijven die een belasting vormen voor de woonomgeving. De vrijkomende plekken kunnen daarna worden benut voor woningbouw, kleinschalige bedrijvigheid en voorzieningen. Overige ambities en strevens betreffen het behouden en versterken van het hart in elke wijk, het koppelen van welzijns- en zorgvoorzieningen binnen een woonservicezone aan een hart van een wijk.
Verdere vernieuwingen en intensiveringen dienen plaats te vinden binnen de huidige grenzen van de bebouwde kommen met respect voor de stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarden en de landschappelijke context.
De navolgende aspecten van de inrichting van de openbare ruimte en de stedenbouwkundige kenmerken dienen ook in de toekomst te worden gerespecteerd:
Verder wordt gestreefd naar behoud en verbetering van de stedenbouwkundige kenmerken en identiteit van de verschillende oorspronkelijke dorpen Zeelst (horecagebied), Meerveldhoven (ontmoetingsplek), Oerle-Zuid en Zandoerle (recreatieve betekenis van het voorzieningenniveau).
Relatie tot bestemmingsplan
Veldhoven-Dorp heeft een aantrekkelijk, gevarieerd en compleet dorpscentrum met winkels, voorzieningen en horeca. Hierin speelt de Kromstraat een belangrijke (bovenwijkse) rol. Voor Veldhoven-Dorp wordt gestreefd naar behoud van de identiteit functies en kwaliteit van de Kromstraat. Voor dit gebied, dat weliswaar ligt binnen de contour van het bestemmingsplangebied van Veldhoven-Dorp, is een apart bestemmingsplan vastgesteld in 2013.
Afbeelding 2.3 Ruimtelijke Structuurvisie gemeente Veldhoven, 2009
Het plangebied van bestemmingsplan Veldhoven-Dorp maakt deel uit van het deelgebied 'dorpsstructuur'. De opgave voor dit deelgebied van Veldhoven bestaat uit de volgende ambities:
Door het conserverende karakter ziet voorliggend bestemmingsplan toe op het behoud van het kleinschalige en gemêleerde karakter ter plaatse. De huidige diversiteit in functies is conserverend bestemd. Daarnaast worden de cultuurhistorisch waardevolle panden beschermd met een aparte regeling. Om de leefbaarheid en sociale cohesie in Veldhoven-Dorp te behouden en versterken is het van belang dat er lokale ontmoetingsplaatsen zijn. Alle bestaande maatschappelijke voorzieningen zijn om deze reden als zodanig bestemd.
In het plangebied bevindt zich daarnaast een deel van de Gender. De Gender onttrekt zich grotendeels aan het oog, doordat het is ingekapseld in het stedelijk weefsel. Ook ter hoogte van de Europalaan en de Abdijtuinen bevindt zich een groene verbinding. Deze groenstructuren zijn onderdeel van de vijf groene vingers en deze vormen samen met andere groene zones in de gemeente de bepalende groenstructuur. Behoud van deze groenstructuur is van belang voor het versterken van de omliggende woongebieden en de leefbaarheid. Om deze structuren (in kwaliteit) te behouden zijn deze bestemd als 'Water' of 'Groen'.
Woonvisie 2016 en verder ('Keuzes maken') en nota 'Wonen met zorg voor bijzondere doelgroepen'
Op 11 oktober 2016 is door de gemeenteraad een nieuwe woonvisie vastgesteld. Het betreft een vervanging van de 'Woonvisie Veldhoven 2010 -2014'. De nieuwe visie was nodig vanwege de economische crisis in de laatste jaren, de vele veranderingen in de maatschappij en nieuwe wet- en regelgeving.
De woonvisie is tot stand gekomen in de context van een groter geheel, geeft een doorkijk naar het wonen in Veldhoven (zowel vanuit de technische als sociaal-maatschappelijke kant bezien) en maakt een aantal keuzes op het vlak van de volkshuisvesting voor de komende jaren. Allerlei ontwikkelingen in de gemeente, regio en het land hebben invloed gehad op de keuzes die gemaakt zijn.
In de visie is aangegeven dat door de economische crisis er een stagnatie in de woningmarkt is opgetreden en een veranderende kijk op het wonen door burgers en professionels (instanties) is ontstaan. Er zal bovendien sprake zijn van demografische veranderingen in Veldhoven (toename van aantal 75- plussers en aandeel van 65 tot 74 jarigen en een afname van aandeel 30 tot 45 jarigen) met een daaraan gekoppelde wijziging in de huishoudingssamenstellingen tussen nu en 2030. Er zal meer vraag naar huurwoningen in de vrije sector komen. Ook zal de vraag naar kleine en goedkope woningen toenemen alsmede de vraag naar woningen voor mensen met een zorgvraag (de woningen moeten aanpasbaar zijn voor zorg aan huis).
Voor wat betreft de woningbouwprogrammering wordt rekening gehouden met alle nieuwe ontwikkelingen. De programmering zal daarom flexibel zijn om in de toekomst zo goed mogelijk te kunnen inspelen op de ontwikkelingen. Er ligt een opgave om per doelgroep het juiste type woning beschikbaar te hebben. In aanvulling op (bestaande) wijkvisies zullen daarom woonprogramma's per wijk opgesteld worden die de gewenste ontwikkeling voor het woningaanbod in de wijk aangeven. Ter uitvoering worden programma's beschreven en afgestemd op prestatieafspraken die jaarlijks worden bijgesteld.
Op het vlak van wonen werkt Veldhoven samen op twee regionale niveaus. Metropoolregio Eindhoven (voorheen SRE) met 21 gemeenten en het Stedelijk gebied Eindhoven (SGE). In het SGE gaan de voornaamste afspraken over het kwantitatieve en kwalitatieve o. Hierbinnen is ruimte voor lokale inkleuring. Daarnaast is er op SGE niveau een samenwerking tussen gemeenten en corporaties met betrekking tot urgentie voor kwestbare doelgroepen.
De positie van Veldhoven in de regio zal worden versterkt door per onderwerp op het juiste niveau afstemming te zoeken met deze verschillende schaalniveaus (Metropool- regio, Stedelijk Gebied Eindhoven en gemeente).
Naast de woonvisie heeft de gemeente Veldhoven de nota 'Wonen met zorg voor bijzondere doelgroepen' vastgesteld (juni 2012). Doel van de nota is om de gevolgen van de vergrijzing en extramuralisering van de zorg inzichtelijk te krijgen. Dit is gedaan door in de nota de toekomstige behoefte aan wonen met zorg in beeld te brengen en een idee te geven van de randvoorwaarden van de locaties voor nieuwe ontwikkeling. Op deze wijze wil de gemeente hier regie op kunnen voeren, mede in relatie tot de reguliere woningbouwopgave, regionale afspraken en contingentering.
Relatie tot bestemmingsplan
Bestemmingsplan Veldhoven-Dorp 2017 is conserverend van aard en voorziet in de actualisering van de vigerende regelingen. Er worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die in strijd zijn met de 'Woonvisie 2016 en verder' of de nota 'Wonen met zorg voor bijzondere doelgroepen'.
De aanwezige zorgplaatsen in het plangebied van het bestemmingsplan zijn beschermd. Nieuwvestiging is alleen mogelijk via afwijkingsbevoegdheid, mits voldaan wordt aan de daarvoor geldende voorwaarden.
Geactualiseerde Stadsvisie 2015-2030
In 2005 werd na intensief overleg met bewoners, bedrijven en instellingen uit de Veldhovense samenleving de Stadsvisie 2005 – 2030 'Het beste van Veldhoven, the best of both worlds' uitgebracht. Een document waarin, op basis van de bestaande situatie in 2005 en verwachte ontwikkelingen, de contouren werden vastgelegd voor het beleid richting de toekomst, richting 2030. De stadsvisie was vooral een wensbeeld: wat willen we met z'n allen voor de toekomst van Veldhoven? Met de actualisatie van de stadsvisie (november 2015) is er een update, waarin in samenspraak met verschillende stakeholders opnieuw vooruit gekeken is naar de mogelijke en wenselijke toekomst van Veldhoven in 2030.
Een terugkerend kenmerk is dat de kracht van Veldhoven ligt in de combinatie van twee werelden: een dorpse sfeer en stedelijke voorzieningen. Een combinatie die men wil behouden. De visie voor Veldhoven is er dan ook op gericht om ook in de toekomst rekening te houden met de ontwikkelingen die op Veldhoven afkomen en om het beste van de twee werelden vast te houden.
Relatie tot bestemmingsplan
Het bestemmingsplan Veldhoven-Dorp 2016 draagt bij aan het in stand houden van de dorpse sfeer. Het betreft een conserverend bestemmingsplan waarin de kwaliteiten van het plangebied wat betreft wonen, voorzieningen en groen en openbare ruimte opnieuw vastgelegd zijn.
Welstandsnota Veldhoven 2008
In het bestemmingsplan Veldhoven-Dorp 2017 worden de functies en het gebruik van de gronden en de maatvoering van de bebouwing binnen het plangebied geregeld. De architectonische verschijning wordt gewaarborgd door middel van een welstandsnota. Met ingang van 1 juli 2004 is het voor elke gemeente in Nederland verplicht een (vastgestelde) welstandsnota te hebben. Is dit niet het geval, dan is de gemeente niet meer bevoegd een bouwplan op welstand te toetsen.
De gemeente Veldhoven heeft haar welstandsbeleid vastgelegd in de Welstandsnota Veldhoven 2008, vierde wijziging 20 december 2011. In de welstandsnota, zijn welstandseisen opgenomen waaraan een bouwplan moet voldoen. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om welstandseisen voor dakkapellen en erfafscheidingen. Voor de volledige lijst van welstandseisen wordt verwezen naar de Welstandsnota (december 2008) en de bijbehorende kaart. Naast het bestemmingsplan biedt de welstandsnota het kader waarbinnen bouwplannen ontworpen en beoordeeld worden. Op dit moment wordt het welstandsbeleid geactualiseerd. Mocht het nieuwe welstandsbeleid voor vaststelling van dit bestemmingsplan al zijn geactualiseerd, dan zal dit te zijner tijd in de toelichting worden behandeld.
Relatie tot bestemmingsplan
In onderstaande verbeelding (afbeelding 2.4) is het fragment dat van toepassing is op het plangebied van Veldhoven-Dorp 2017 is weergegeven. Zoals zichtbaar zijn voor het plangebied diverse soorten welstandscriteria van toepassing. Hierbij is een onderscheid gemaakt in historisch gegroeide gebieden zoals aan ter hoogte van de Dorpsstraat en planmatig ontworpen woongebieden zoals het woongebied aan de Rosep.
Afbeelding 2.4 Fragment kaart Welstandsnota 2008 (4e herziening 2011)
Verkeerscirculatieplan
Op 3 april 2007 is het verkeerscirculatieplan (VCP) Veldhoven door de gemeenteraad vastgesteld met als doel structurele en creatieve oplossingen te bieden voor de knelpunten op het gebied van leefbaarheid, bereikbaarheid en verkeersveiligheid. Het VCP is specifiek bedoeld om beleid vast te stellen op het gebied van de afwikkeling van het autoverkeer (wegennet), het fietsverkeer (fietsnetwerk) en het openbaar vervoer. Op hoofdlijnen worden tevens uitspraken gedaan over parkeren, verkeersveiligheid en leefbaarheid/milieu.
De gemeente Veldhoven sluit in haar parkeerbeleid aan bij de algemeen aanvaarde parkeernormen opgesteld voor het CROW in het document Parkeerkencijfers. De basis voor parkeernormering is de recente publicatie 317 ('Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', 2012). In de parkeernormen wordt rekening gehouden met de stedelijkheid van de gemeente op basis van de omgevingsadressendichtheid. De gemeente Veldhoven is gekwalificeerd als sterk stedelijk. Afhankelijk van het deelgebied worden parkeernormen voorgeschreven.
Relatie tot bestemmingsplan
Uitgangspunt van het verkeerscirculatieplan is dat de bereikbaarheid van wijken en buurten met verschillende modaliteiten goed moet zijn. Het autoverkeer mag daarbij geen negatieve effecten hebben op de verkeersveiligheid en leefbaarheid. Om deze reden wordt er gewerkt met een scheiding in hoofdwegen en verblijfsgebieden. Ter plaatse van het plangebied zijn naast verblijfsgebieden ook delen van het hoofdwegennet van Veldhoven aanwezig. De Plank en de Nieuwstraat dienen als verkeersader waarvoor ze eigenlijk niet geschikt zijn. Dit leidt tot diverse leefbaarheidsproblemen. De doorstroming op de Heerbaan en Kempenbaan dient verbeterd te worden om deze wegen in de toekomst te ontzien. Ook dient een aansluiting met de A67 gerealiseerd te worden. Ter realisering van deze plannen is reeds het bestemmingsplan Kempenbaan-West door de gemeenteraad vastgesteld, wat momenteel via een bestuurlijke lus gerepareerd wordt. Naast deze alternatieve routes om Veldhoven-Dorp heen is het ook zaak de bestaande doorgaande routes in het plangebied onaantrekkelijk te maken voor doorgaand verkeer zonder de bereikbaarheid te verslechteren. Dit kan door middel van snelheidsremmers of het wijzigen van de verkeerscirculatie.
Voor het plangebied zijn, afhankelijk van de locatie, verschillende parkeernormen van toepassing. Zie hiervoor de uitsnede zoals weergegeven in figuur 2.5. Alle locaties buiten het centrum en de schil zijn te typeren als 'rest bebouwde kom'.
Figuur 2.5 Afbakening parkeerregeling
In de planregels van het bestemmingsplan zijn de parkeernormen niet opgenomen, enkel de regel in de ‘nadere detaillering van de doeleinden’ om op eigen erf in de parkeerbehoefte te voorzien.
De parkeernormen zijn namelijk onderhevig aan ontwikkelingen op basis van actuele inzichten, sterk wisselend voor verschillende bedrijfsprofielen en er kan maatwerk vereist zijn voor uitzonderingssituaties. Het bestemmingsplan Veldhoven-Dorp 2017 is conserverend van aard. Infrastructurele ingrepen worden niet mogelijk gemaakt, met dien verstande dat ingrepen die binnen de bestemming Verkeer passen mogelijk zijn.
Groenbeleidsplan 2009 - 2019
Het gemeentelijk Groenbeleidsplan maakt inzichtelijk welke belangrijke groenstructuren binnen de gemeente aanwezig zijn en welke kwaliteiten en functies deze structuren hebben. Hierdoor wordt een duurzame ontwikkeling van het groen in deze structuren gewaarborgd. Het groen krijgt zo de mogelijkheid uit te groeien tot volwassenheid. Hierdoor zorgt het groenbeleidsplan dat de kenmerkende groenstructuur in de toekomst bijdraagt aan een aantrekkelijk woon- en werkklimaat. Het vastleggen van de belangrijkste groenstructuren is een belangrijk onderdeel van dit plan.
Relatie tot bestemmingsplan
De opgaven die vertaald kunnen worden in de regeling en naar de verbeelding van het bestemmingsplan zijn in onderhavig plan opgenomen. Dit betekent dat de vlakken en de lijnen van de hoofdgroenstructuur en de wijkgroenstructuur ook als zodanig bestemd zijn op de verbeelding (bestemming 'Groen'). Hiermee draagt het bestemmingsplan bij aan de opgaven die het Groenbeleidsplan heeft geformuleerd.
Afbeelding 2.6 Gewenste groenstructuur
Meebewegen binnen kaders, Visie op detailhandel in Veldhoven (24 februari 2015)
De visie op de detailhandelsstructuur kenmerkt zich door een hoofdstructuur en een hulpstructuur. De hoofdstructuur wordt gevormd door de winkelcentra die belangrijk zijn voor heel Veldhoven. Deze centra zorgen gezamenlijk voor een compleet aanbod in Veldhoven. Daarnaast liggen de centra geografisch gunstig ten opzichte van elkaar, zodat het merendeel van de Veldhovenaren binnen 800 meter afstand aanbod heeft van dagelijkse goederen. Investeringen en nieuwe initiatieven passen binnen deze hoofdstructuur. De centra hebben binnen een bepaalde bandbreedte de mogelijkheid qua aanbod m² winkelvloeroppervlak met de markt mee te bewegen. Panden in deze centra die leegstaan kunnen conform gegeven bestemming worden ingevuld. Theoretisch kan dit leiden tot overschrijding van het maximum aanbod dagelijks aanbod of versterking niet-dagelijks aanbod. Voorop staat het voorkomen van leegstand in centra van de hoofdstructuur.
De hulpstructuur wordt gevormd door de Burg. van Hoofflaan, supermarktcentra Zeelst en ’t Look en het verspreid aanbod. De winkels op deze locaties functioneren op dit moment prima en zullen dit in veel gevallen nog vele jaren blijven doen. Het zijn echter ook centra die risico lopen vanwege geringe omvang, nabijheid van ander aanbod, solitaire vestiging of veroudering. Met als gevolg dat de consument er zelf voor kiest naar een ander winkelgebied te gaan.
Relatie tot bestemmingsplan
Op diverse locaties in Veldhoven-Dorp, zoals aan de Dorpstraat, is bijzonder kleinschalig aanbod te vinden dat niet tot nauwelijks invloed heeft op de overige detailhandel in Veldhoven. Vanuit een maatschappelijk oogpunt kan een winkel een aanvulling zijn in de buurt omdat het ‘ontmoeten’ stimuleert. Ook in de toekomst blijven de locaties waar deze winkels aanwezig zijn beschikbaar voor detailhandel door deze te voorzien van een specifieke detailhandelsbestemming. Deze locaties zijn te zien als stand-alone en maken geen deel uit van de hulpstructuur. Het bestemmingsplan biedt geen mogelijkheid (bijvoorbeeld via een wijzigingsbevoegdheid) om op andere locaties in het plangebied detailhandelsbestemmingen toe te staan. Hiermee is de ruimte voor nieuwe initiatieven ingeperkt.
Nota Economische beleid 2007-2015 (2007)
De Nota Economisch Beleid Veldhoven geeft een uitvoeringsgerichte visie op de economische ontwikkeling van de gemeente voor de lange termijn. Er is een bondige analyse gemaakt van de huidige situatie (economische structuur, werkgelegenheidsgroei, werkloosheid, regionale beschikbaarheid bedrijventerreinen), relevante trends, sterkten en zwakten, kansen en bedreigingen (SWOT-analyse).
De volgende strategische doelstellingen worden onderscheiden:
Relatie tot bestemmingsplan
De nota is vooral strategisch van aard. In combinatie met het conserverende karakter van het bestemmingsplan is er geen sprake van strijdigheid met de regels uit de Nota Economisch Beleid Veldhoven.
Milieubeleidsplan
De gemeenteraad heeft op 9 februari 2010 het Milieubeleidsplan vastgesteld. Dit plan zet in op een duurzame ontwikkeling van Veldhoven. Deze ontwikkeling vraagt op diverse fronten een andere wijze van werken - een transitie van de gemeente Veldhoven. In dit milieubeleidsplan is de transitieopgave beschreven. Het plan bevat de milieu- en duurzaamheidsambities voor 2030 en de beleidskaders voor de komende vier jaren.
In het milieubeleidsplan staat het begrip 'ontwikkeling' centraal. Naast een duurzame ontwikkeling wil de gemeente Veldhoven inzetten op een ontwikkeling waarbij mensen en instanties uit Veldhoven en de regio nadrukkelijker betrokken worden bij het vormgeven en invullen van het Veldhovense milieubeleid. Dit betekent onder andere dat het milieubeleidsplan nog niet gedetailleerd vastlegt wat er de komende vier jaar moet gebeuren. In het plan zijn wel de kaders waarbinnen de ontwikkelingen vorm moeten beschreven en zijn diverse handvatten geschetst.
Relatie tot bestemmingsplan
Het Milieubeleidsplan is strategisch van aard. In combinatie met het conserverende karakter van het bestemmingsplan is er geen sprake van strijdigheid met de regels uit het plan.
Beleidsregels bereikbaarheid en bluswatervoorziening
De Veiligheidsregio's Brabant-Noord, Midden- en West-Brabant en Brabant-Zuidoost hebben in samenspraak met Brabant Water en een aantal gemeenten in februari 2016 beleidsregels vastgesteld ten aanzien van bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen. Het doel van deze beleidsregels is het waarborgen van een goede bereikbaarheid voor de hulpdiensten en een adequate bluswatervoorziening, zodat er een adequate brandweerzorg geleverd kan worden. De verdere regionalisering van de brandweer heeft er voor gezorgd dat er ook tussen de Veiligheidsregio's eenheid van advisering noodzakelijk is.
Voor het vluchten uit objecten en gebouwen zijn regels opgesteld in het Bouwbesluit 2012. Naast het vluchten is het echter ook van belang dat de bereikbaarheid van locaties en de aanwezigheid van bluswatervoorziening is geborgd. Zo dienen wegen te voldoen aan specifieke afmetingen om de ontsluiting voor brandweervoertuigen te garanderen. Voor de bluswatervoorziening wordt over het algemeen gebruik gemaakt van brandkranen die zijn aangesloten op het drinkwaterleidingnet. Om drinkwater van goede kwaliteit te leveren, volgens de laatste inzichten met betrekking tot kwaliteit en leidingnetonderhoud, hebben drinkwaterbedrijven haar ontwerpnorm voor het waterleidingnet aangepast op basis van de Drinkwaterwet. Waterbedrijven hebben geen wettelijke taak om bluswater te leveren. Brandkranen en daarvoor benodigde leidingdiameter kunnen de waterkwaliteit negatief beïnvloeden. Daarom zijn er binnen de nieuwe ontwerpnorm minder brandkranen voorzien.
Relatie tot bestemmingsplan
Nieuwe ontwikkelingen worden onder andere getoetst aan deze beleidsregels. Deze beleidsregels hebben geen doorwerking in de planregels van onderhavig bestemmingsplan.
Beleidsnotitie planologische afwijkingen
Het rijk heeft per 1 november 2014 het vergunningsvrij bouwen verruimd in het kader van de beoogde deregulering op het gebied van bouwen. Dit heeft er toe geleid dat in een aantal gevallen de Veldhovense bestemmingsplannen bepaalde bouwwerken niet toestaan, terwijl deze vergunningvrij wel mogelijk zijn. Dit is de aanleiding geweest om de standaardbebouwingsregels van de Veldhovense bestemmingsplannen door te ontwikkelen en te verruimen. Deze standaardregels zijn leidend voor alle nieuwe bestemmingsplannen die opgesteld worden, waaronder ook Veldhoven-Dorp 2017.
Relatie tot bestemmingsplan
De notitie planologische afwijkingen biedt voor ‘oudere’ bestemmingsplannen, waarin de verruimde standaardregeling nog niet is doorgevoerd, een wettelijke mogelijkheid om van het bestemmingsplan af te wijken. De verruimingen zoals opgenomen in de beleidsnotitie zijn onderdeel van dit bestemmingsplan en opgenomen op de verbeelding en in de regels.
Overige beleidsstukken
Naast de hierboven genoemde beleidsstukken zijn er nog een aantal beleidskaders door de gemeenteraad van Veldhoven vastgesteld. Deze beleidskaders zijn verder niet uitgewerkt in verband met verminderde relevantie in relatie tot dit bestemmingsplan of vanwege veroudering. Het gaat hierbij om de volgende kaders:
Veldhoven-Dorp is van oudsher een structureel ander dorp dan de meeste Kempische dorpen. De meeste Kempische dorpen hebben namelijk een oude kern waar de kerk altijd gestaan heeft en zijn van daaruit verder gegroeid. Veldhoven-Dorp heeft geen oorspronkelijke oude kern. Het dorp was een akkerdorp en bestond vroeger uit diverse verspreide boerenenclaves die door wegen en straten aan elkaar gekoppeld waren. De belangrijkste enclave was Zonderwijk. Later is de naam veranderd in Veldhoven. Het gebied van de voormalige gemeente Veldhoven en Meerveldhoven viel samen met dat van de voormalige stratendorpen, gelegen in het Kwartier van Kempenland. Oorspronkelijk waren beide dorpen "hertogdorpen".
Rond 1650 werd net buiten het dorp een nieuwe kerk, een schuurkerk, gebouwd. De kerk werd om strategische redenen buiten het dorp gebouwd. Door de komst van deze kerk ontstond ook het centrum rondom de Kromstraat.
Afbeelding 3.1 Topografische kaart Veldhoven, circa 1850
Rond 1840 is de schuurkerk vervangen door een stenen kerk aan de Dorpstraat. Hier kwamen ook de pastorie en de voorzieningen naartoe, waardoor dat nu nog steeds het centrum is van Veldhoven-Dorp.
Thans maakt Veldhoven-Dorp als wijk deel uit van de verstedelijkte bebouwde kom van de gemeente Veldhoven.
In de tweede helft van de twintigste eeuw kende Veldhoven een snelle groei met de aanleg van verschillende woonwijken die niet zijn opgevat als uitbreidingen van de bestaande kernen en wegenstructuur, maar los hiervan geprojecteerd zijn tussen de kernen Veldhoven, Meerveldhoven, Zeelst en Oerle. Met een orthogonale hoofdstructuur van wegen en groen werden achtereenvolgens d' Ekker, Zonderwijk, 't Look en Cobbeek aangelegd.
Afbeelding 3.2 Topografische kaart Veldhoven omstreeks 1970
Afbeelding 3.3 Topografische kaart Veldhoven, circa 2015
Het plangebied bestaat uit het oude lint van de Dorpstraat vanaf de Provincialeweg tot aan de Locht en de daaromheen aanwezige woongebieden. Een andere belangrijke lijn bestaat uit de Kerkakkerstraat / Meester Rijkenstraat die vanaf De Run door het hele gebied heen loopt naar de Kromstraat. Het gebied is stedenbouwkundig in hoofdzaak organisch gevormd, dat wil zeggen dat van oudsher aanwezige wegen en waterlopen het patroon van de bebouwing hebben bepaald. De oorspronkelijke topografie van het gebied is daarom nog steeds af te lezen en is als het ware "de vingerafdruk van het landschap" in Veldhoven.
Veldhoven-Dorp is een oorspronkelijk atypisch kerkdorp, een concentratie van bebouwing aan een weg door het buitengebied waarlangs diverse, maar van oorsprong veelal agrarische bebouwing aanwezig was. Schaal, herkenbaarheid en historie zijn in de voormalige dorpen van groot belang. In de kernen is een gevarieerd woningaanbod aanwezig, gecombineerd met de van oorsprong aanwezige functie- menging van wonen met kleinschalige voorzieningen en bedrijvigheid. De voormalige dorpen zijn organisch gegroeid en hebben een vrij extrovert karakter. In de loop der tijd hebben diverse in- en uitbreidingen aan de oorspronkelijke kernen plaatsgevonden. Behalve deze overeenkomstige dorpse eigenschappen, hebben de kernen een herkenbare eigen uitstraling en identiteit.
De oude kernen kenmerken zich door de geringe aanwezigheid van openbaar groen. Kenmerkend voor de boombeplanting in de oudere gedeelten is, dat men van oudsher inheemse soorten als linde, kastanje, eik en beuk heeft gebruikt. De Kerkakkerstraat heeft een kenmerkende boombeplanting , maar ook aan de Verhagenstraat en de Pastorielaan staan laanbomen. De Dorpstraat is enkele jaren geleden versmald en voorzien van boombeplanting.
Afbeelding 3.4 Boomstructuur Pastorielaan
Zoals gezegd, bestaat de bebouwing voor het overgrote deel uit woningen in de vorm van vrijstaande, half vrijstaande en aaneengebouwde woningen. De woningen zijn in één of twee bouwlagen gebouwd en in de meeste gevallen voorzien van een kap. Rondom de Kromstraat, de oorspronkelijke kern van Veldhoven-Dorp, is een dichte bebouwing aanwezig met een grote variatie aan functies en de daarbij behorende verschijningsvorm van gebouwen. Met name langs de traditionele ontsluitingswegen worden de woningen afgewisseld met horeca en andere bedrijven. Voorts komt in het plangebied een aantal bijzondere gebouwen c.q. gebouwencomplexen voor, zoals scholen, gemeenschapshuizen en een kerk.
Figuur 3.5 Voorbeelden bebouwing Veldhoven-Dorp
In dit bestemmingsplan gaat het om grote, min of meer aaneengesloten woongebieden. Hier kan volstaan worden met een min of meer conserverende bestemming. Bij het bestemmen van de bestaande woonsituatie wordt de modelregeling (2016) van de gemeente Veldhoven toegepast. Deze regeling bouwt voort op de vigerende reglementen en zorgt voor uniforme afspraken die gemeentebreed worden toegepast.
Het plan heeft grotendeels betrekking op woongebieden waar overwegend vrijstaande, halfvrijstaande en aaneengebouwde woningen staan. In het centrumgebied rondom de Dorpstraat komen, naast het wonen, nog tal van andere functies voor. De Kromstraat, met functies zoals detailhandel en horeca, maakt geen deel uit van het plangebied.
Verspreid over het plangebied bevinden zich tal van solitaire bedrijfsvestigingen. Het betreft o.a. autoreparatiebedrijven, een textielhandel en een garagebedrijf. Voorts zijn er enkele winkels en horecabedrijven (café, snackbar, restaurant), praktijken en kantoorvestigingen. Tot slot zijn ook tal van sociaal-maatschappelijke voorzieningen als zodanig bestemd: zorgvoorzieningen, de brandweer, een begraafplaats, sportvoorzieningen en de Michaëlkerk van De Christengemeenschap Eindhoven aan de Dorpstraat. Direct ten zuiden van het plangebied ligt het bedrijventerrein “De Run”.
Afbeelding 3.6 Verschillende functies Veldhoven-Dorp in beeld
In het gebied van het bestemmingsplan Veldhoven-Dorp zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. Bestaande bouwtitels die nog niet waren gerealiseerd zijn in dit nieuwe plan overgenomen.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de relevante milieuhygiënische aspecten en of deze eventuele belemmeringen opleggen aan het plan. Het voorliggende bestemmingsplan is conserverend van aard. Om deze reden vindt er in het kader van dit bestemmingsplan geen (uitgebreide) toetsing plaats aan de diverse milieuaspecten en worden enkel de relevante beleidskaders aangehaald. Nieuwe ontwikkelingen kunnen mogelijk gemaakt worden middels een separate procedure en in het kader van deze procedure dient per aspect aangetoond te worden dat aan de normstelling voldaan wordt én er sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat. In de hierop volgende paragrafen wordt aangegeven welke zaken er per aspect relevant zijn en waar ten tijde van eventuele ontwikkelingen op gelet moet worden. Dit hoofdstuk kan gebruikt worden als eerste informatiebron om te bepalen welke milieuaspecten een rol zouden kunnen spelen bij een ontwikkeling.
In de SVIR is de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor onder meer bestemmingsplannen de treden van de Ladder moeten worden doorlopen. Het doel van de Ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de Ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.
Bij de toepassing van de Ladder dienen de volgende stappen doorlopen te worden:
Relatie tot bestemmingsplan
Onderhavig bestemmingsplan is conserverend van aard. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen worden niet mogelijk gemaakt. De Ladder voor duurzame verstedelijking is niet van toepassing.
Het landelijk beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. Met andere woorden, de bodemkwaliteit mag geen onaanvaardbaar risico opleveren voor de gebruikers van de bodem. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit. Voor alle bestemmingen waar een functiewijziging of herinrichting wordt voorzien, dient de bodemkwaliteit door middel van een bodemonderzoek in beeld te worden gebracht.
Wanneer een ontwikkeling geen bestemmingswijziging tot gevolg heeft, hoeft er geen bodemonderzoek in het kader van het bestemmingsplan uitgevoerd te worden; de bodem wordt in dat geval geschikt geacht voor de toegestane functie. Het bodemonderzoek wordt in die gevallen uitgevoerd in het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen.
Relatie tot bestemmingsplan
Voorliggend bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Er is tevens geen sprake van een bestemmingswijziging. Bodemonderzoek is niet noodzakelijk.
Op basis van artikel 76 van de Wet geluidhinder (Wgh) dienen bij de vaststelling van een bestemmingsplan, wijzigingsplan of uitwerkingsplan als bedoeld in art. 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) de waarden als bedoeld in art. 82 t/m 85 van de Wgh in acht te worden genomen, indien dat plan gelegen is in een zone rondom een weg als bedoeld in art. 74 lid 1 Wgh en (het betreffende onderdeel van) dat plan mogelijkheden biedt voor:
Dit geldt voor alle straten en wegen, met uitzondering van:
Relatie tot bestemmingsplan
In het plangebied zijn meerdere wegen aanwezig waar de maximaal toegestane snelheid 50 km/uur is. Voor dergelijke wegen geldt een geluidzone in het kader van de Wet geluidhinder. Binnen deze zones dient bij de ontwikkeling van een geluidsgevoelig object (zoals een woning) onderzoek te worden gedaan naar de geluidbelasting ter plaatse van het object. Onderhavig bestemmingsplan voorziet echter niet in ontwikkelingen. Onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.
In het kader van een planologische procedure dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de wettelijke normen voor wat betreft luchtkwaliteit. Hierbij dient het effect op de luchtkwaliteit in de omgeving als gevolg van een nieuwe ontwikkeling, als ook de toetsing aan de Wet luchtkwaliteit in beeld te worden gebracht.
De Wet luchtkwaliteit maakt onderdeel uit van de Wet milieubeheer en bevat grenswaarden voor luchtkwaliteit. Conform de richtlijn van de EU gelden de grenswaarden voor de buitenlucht voor het gehele grondgebied van de lidstaten, met uitzondering van de werkplek. De uitvoeringsregels behorend bij de wet zijn vastgelegd in Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB) en ministeriële regelingen (mr) die gelijktijdig met de Wet luchtkwaliteit in werking treden. De luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe Wet luchtkwaliteit geen belemmering voor een ruimtelijke ontwikkeling als:
In de Algemene Maatregel van Bestuur ‘Niet in betekenende mate’ (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd, die betrekking hebben op het begrip NIBM. De EU heeft medio 2009 derogatie (toestemming) verleend waarmee het NSL inwerking is getreden. De NIBM norm is daarbij opgeschoven naar 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM2,5 en PM10.
Relatie tot bestemmingsplan
Monitoring Luchtkwaliteit Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant
Uit monitoring van de luchtkwaliteit door de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant blijkt dat in het toetsingsjaar 2014 er in het plangebied geen overschrijding plaatsvindt van de wettelijke grenswaarden NO2 en PM10. Voor de prognoses over 2015 blijkt dat behoudens Eindhoven alle gemeenten in Zuidoost-Brabant voldoen aan de wettelijke eisen ten aanzien van NO2, PM2,5 en PM10.
Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit
In aanvulling op gegevens van de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant, blijkt uit de monitoringstool die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort dat er in het plangebied tevens geen overschrijding plaatsvindt van de wettelijke grenswaarden PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedraagt maximaal 15 en blijft daarmee ook onder de wettelijke eisen.
Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid van degenen die niet bij de risicovolle activiteit zelf zijn betrokken, maar als gevolg van die activiteit wel risico's kunnen lopen, zoals bijvoorbeeld omwonenden. Bij ruimtelijke plannen dient aandacht te worden besteed aan de vraag of er risicovolle activiteiten in en/of nabij het plangebied aanwezig zijn c.q. komen en zo ja, of er sprake is van een toelaatbaar risico.
Het veiligheidsbeleid in Nederland is gebaseerd op een tweetal begrippen, het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat één persoon, die onafgebroken en onbeschermd op een plaats langs een transportroute of nabij een inrichting verblijft, komt te overlijden als gevolg van een incident met het vervoer, de opslag en/of de handeling van gevaarlijke stoffen. Daarbij is de omvang van het risico een functie van de afstand waarbij geldt: hoe groter de afstand, des te kleiner het risico. De risico’s worden weergegeven in PR risicocontouren.
Het groepsrisico is de kans per jaar dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van een transportroute of een inrichting voor handelingen met gevaarlijke stoffen in één keer het (dodelijk) slachtoffer wordt van een ongeval. In tegenstelling tot het plaatsgebonden risico geldt voor het groepsrisico geen grenswaarde maar een oriëntatiewaarde. Deze oriëntatiewaarde kan gezien worden als een streefwaarde en heeft geen juridische status. Het overschrijden van de oriëntatiewaarde is mogelijk mits dit in de besluitvorming door het bevoegd gezag gemotiveerd wordt middels een verantwoordingsverplichting. Het beleid inzake externe veiligheid is gericht op de beheersing van risico’s voor de omgeving met betrekking tot:
Ad. 1 Inrichtingen
In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zijn milieukwaliteitseisen op het gebied van externe veiligheid geformuleerd. Dit besluit heeft tot doel de risico’s waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken.
Ad. 2 Transport
Het vervoer van gevaarlijke stoffen leidt tot risico's voor de omgeving. Er is daarom beleid opgesteld om te komen tot een afweging van veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving.
Ad. 3 Luchthavens
Het vervoer van gevaarlijke stoffen door de lucht is geen aspect dat in het kader van externe veiligheid moet worden beschouwd. Wel kunnen op basis van vliegtuigbewegingen plaatsgebonden risicocontouren aanwezig zijn. Het gevaar is dat een vliegtuig of helikopter neerstort. Het meest waarschijnlijk is dat dit gebeurt op of vlakbij een start- of landingsbaan, binnen een gebied van ongeveer 300 meter breed en een kilometer ervoor en erna. Dit gebied wordt Zone-1 genoemd. Het is op de risicokaart als een rechthoekige strook te zien.
Relatie tot bestemmingsplan
Binnen het plangebied is één risicobron aanwezig. Dit betreft het tuincentrum Coppelmans. Hier vindt de opslag van vuurwerk tot een maximum van 10.000 kg plaats. De PR10-6 contour of het invloedsgebied voor het groepsrisico reiken niet tot buiten het perceel en vormen daarmee geen belemmering voor het bestemmingsplan. Buiten het plangebied zijn verder geen risicobronnen gelegen die voor wat betreft de PR10-6 contour of het invloedsgebied reiken tot het plangebied.
Ten zuiden van het plangebied vindt vervoer plaats van gevaarlijke stoffen over de Rijksweg A67. Het invloedsgebied van deze rijksweg is over het plangebied gelegen. Conform het Basisnet Weg blijkt dat het groepsrisico in de huidige situatie niet groter is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Ten gevolge van dit consoliderende bestemmingsplan zal de hoogte niet toenemen.
Bij planontwikkeling dient rekening gehouden te worden met milieuzoneringen van bestaande en toekomstige bedrijven om zodoende de kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde Lijst van Bedrijfsactiviteiten (handreiking Bedrijven en Milieuzonering 2009). Hierin wordt per bedrijfssoort aangegeven welke milieu-invloed (in de vorm van geur, stof, geluid en gevaar) hiervan kan uitgaan en welke indicatieve afstand hierbij (minimaal) in acht genomen dient te worden.
Allereerst zijn er richtafstanden, die zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit, zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype. Gemotiveerd kunnen kleinere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype gemengd gebied, dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hoge milieubelasting kent.
In onderstaand overzicht worden de richtafstanden weergegeven afhankelijk van het omgevingstype.
Milieucategorie richtafstand richtafstand
rustige woonwijk gemengd gebied
1 10 meter 0 meter
2 30 meter 10 meter
3.1 50 meter 30 meter
3.2 100 meter 50 meter
4.1 200 meter 100 meter
4.2 300 meter 200 meter
5.1 500 meter 300 meter
5.2 700 meter 500 meter
5.3 1.000 meter 700 meter
6 1.500 meter 1.000 meter
Niet overal kan worden voldaan aan de gewenste richtafstanden uit de VNG-brochure. Dit wil niet per definitie betekenen dat ter plaatse milieuhinder aanwezig is. Op grond van de direct werkende normen uit de verschillende AMvB's waaronder de bedrijven vallen dan wel op grond van de milieuvergunning van de bedrijven, kunnen maatregelen getroffen zijn, waarmee de milieuhinder teruggebracht is tot een aanvaardbaar niveau. De 'Lijst van Bedrijfsactiviteiten' is als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd.
Op circa 4 kilometer afstand van het plangebied ligt het op grond van de Wet geluidhinder gezoneerde industrieterrein 'Vliegbasis Eindhoven en Eindhoven Airport'. Op het luchtvaartterrein worden sinds decennia vliegtuigmotoren beproefd na onderhoud of reparaties. Vanwege dit proefdraaien, is het luchtvaartterrein een inrichting die in belangrijke mate geluidshinder kan veroorzaken.
Een geluidszone wordt vastgesteld rond industrieterreinen waar inrichtingen zijn gevestigd die 'in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken' zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Buiten een geluidszone mag de geluidsbelasting als gevolg van het betreffende industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen.
Relatie tot bestemmingsplan
De geluidzone van het gezoneerde industrieterrein 'Vliegbasis Eindhoven en Eindhoven Airport' reikt niet tot het plangebied. Daarnaast ligt ten zuidwesten van het plangebied tevens het gezoneerde industrieterrein ‘De Heibloem’. De geluidzone van dit industriegebied reikt tot circa 500 meter van het plangebied. Direct ten zuiden van de Dorpstraat, ter hoogte van De Run en de Kempenbaan ligt tevens een geluidzone ten behoeve van het gezoneerde bedrijventerrein de Run en het bedrijf ASML. Deze reikt tot het plangebied en is derhalve ook niet van invloed.
Met betrekking tot industrielawaai zijn er derhalve geen belemmeringen voor het bestemmingsplan. Voorliggend bestemmingsplan heeft bovendien een conserverend karakter. De in het plangebied aanwezige bedrijven passen in de planologisch en milieutechnisch aanvaardbare milieucategorie. Dat wil zeggen dat sprake is van maximaal toelaatbare categorie 1 en 2 en dat bedrijven uit een zwaardere milieucategorie specifiek zijn bestemd hetgeen in overeenstemming is met de verleende vergunningen en de bestaande situatie.
Binnen of nabij het plangebied zijn overigens geen geurbelastende bedrijven aanwezig. Nieuwe milieu- en geurgevoelige objecten zijn niet voorzien. Het aspect geur behoeft dan ook geen nader onderzoek.
De volgende leidingen zijn planologisch relevant, voor zover deze geen deel uitmaken van een
inrichting zoals bedoeld in de Wet milieubeheer:
Relatie tot bestemmingsplan
Binnen en in de omgeving van het plangebied zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Ook ligt het plangebied niet in een invloedsgebied. Met eventueel aanwezige overige, planologisch gezien niet-relevante, leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) hoeft geen rekening gehouden te worden.
Inleiding
Doel van de waterparagraaf is de component water in een zo vroeg mogelijk stadium te adresseren in het besluitvormingsproces van ruimtelijke plannen. De paragraaf beschrijft de actuele waterhuishouding in het plangebied. Daarnaast wordt, binnen de gestelde randvoorwaarden van het bestemmingsplan, vastgelegd aan welke watereisen de ontwikkeling moet voldoen. Ruimtelijke plannen worden onder meer getoetst aan "hydrologisch neutraal" ontwikkelen conform landelijk en lokaal waterbeleid. Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 1, onder c van het Besluit ruimtelijke ordening.
Waterrelevant beleid en regelgeving provincie en waterschap
Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016 - 2021
Op 18 december 2015 is het Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016 - 2021 (PMWP) vastgesteld. Het PMWP staat voor samenwerken aan Brabant waar iedereen prettig woont, werkt en leeft in een veilige en gezonde leefomgeving. Het Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021 (PMWP) zet de nieuwe koers uit voor de provinciale inzet met betrekking tot water, bodem, lucht en de overige milieuaspecten. Het PMWP staat voor:
Waterbeheerplan 2016-2021 'Waardevol Water' (Waterschap de Dommel)
Het waterbeheerplan 'Waardevol Water' beschrijft de doelen van Waterschap De Dommel voor de periode 2016-2021. Het plan is afgestemd op de ontwikkeling van het Nationaal Waterplan, het Provinciaal Milieu en Waterplan en het Stroomgebiedsbeheerplan. Meer dan voorheen wil het waterschap inspelen op initiatieven van derden en kansen die zich voordoen in het gebied.
Ten aanzien van de doelen is een indeling gemaakt in de volgende waterthema's:
Het waterschap staat voor een aantal complexe uitdagingen, die zij in veel gevallen niet alleen kan realiseren. Deze uitdagingen geven invulling aan de verbinding van water met de maatschappelijke ontwikkelingen. Daarom zet het waterschap sterk in op samenwerking. In dit Waterbeheerplan nodigt het waterschap waterpartners, stakeholders, boeren, burgers en bedrijven nadrukkelijk uit om gezamenlijk te werken aan slimme, innovatieve oplossingen voor de complexe wateropgaven. Dit betekent onder meer dat het waterschap de bestaande samenwerking met alle partners in het gebied wil uitbreiden en 'grenzeloos' organiseren vanuit de kracht van ieders rol en verantwoordelijkheid.
Wat zijn de belangrijkste uitdagingen voor de komende planperiode?
Het waterbeheerplan is te vinden op de website van het waterschap: www.dommel.nl.
Keur Waterschap de Dommel 2015
De 'Keur Waterschap De Dommel 2015' bevat regels met daarin verboden en verplichtingen ten aanzien van oppervlaktewater en grondwater die gelden voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van Waterschap De Dommel. Hierin wordt het beheer en het onderhoud van watergangen geregeld (bijvoorbeeld betreffende onderhoudsstroken) en is aangegeven wanneer een vergunning of algemene regels van toepassing zijn voor ingrepen in de waterhuishouding. Verder zijn er beleidsregels voor het beschermingsbeleid van gebieden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen beschermde gebieden waterhuishouding, attentiegebieden, beekdalen en overige gebieden. Met deze beleidsregels wordt aangegeven op welke wijze gebiedsgericht wordt omgegaan met vergunningverlening.
De Keur van het waterschap is van toepassing wanneer direct en indirect wordt geloosd op een oppervlaktelichaam in beheer en eigendom van het waterschap De Dommel maar ook op oppevlaktewater dat niet in eigendom en beheer is van het waterschap.
De Keurregels van Waterschap de Dommel zijn van toepassing op de a-waterganegen de gender (GE1) en de Poelenloop (GE4) met een beschermingszone van 5 meter.
Beleidsregel Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater
De drie Brabantse waterschappen, Aa en Maas, De Dommel en Brabantse Delta hanteren sinds 1 maart 2015 dezelfde (beleids)uitgangspunten voor het beoordelen van plannen waarbij het verhard oppervlak toeneemt. Deze (beleids)uitgangspunten zijn geformuleerd in de 'Beleidsregel Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen'. Bij een toename en afkoppeling van het verhard oppervlak geldt het uitgangspunt dat plannen zoveel mogelijk hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. De waterschappen maken bij het beoordelen van plannen met een toegenomen verhard oppervlak onderscheid tussen grote en kleine plannen. Hoewel er relatief veel kleine plannen zijn, veroorzaken deze op deelstroomgebiedsniveau nauwelijks een toename van de maatgevende afvoer. Het waterschap maakt grofweg onderscheid in projecten met een toename van verhard oppervlak van maximaal 2.000 m², 2.000 m² tot 10.000 m² en meer dan 10.000 m².
Bij een toename van verhard oppevlak van 250 m2 tot 2.000 m2 zal ter compensatie een berging van 43 mm/m2 dienen plaats te vinden conform het beleid van de gemeente. Boven de 2.000 m2 gelden de regels van de Keur van Waterschap de Dommel.
Beleid gemeente
Verbreed Gemeentelijk rioleringsplan 2015 - 2019 gemeente Veldhoven
Het waterbeleid van de gemeente Veldhoven is vastgelegd in het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (2015-2019). De term Verbreed houdt verband met de wettelijke uitbreiding van de zorgplicht riolering. Volgens de wetgeving heeft de gemeente Veldhoven drie zorgplichten op het gebied van stedelijk waterbeheer:
Dit komt er op neer dat de gemeente vanuit het oogpunt van volksgezondheid en veiligheid zorg draagt voor een deugdelijke inzameling, berging, transport en/of lokale zuivering van stedelijk afvalwater, afvloeiend hemelwater en grondwater. De kans op overlast dient hierbij te worden beperkt tot maatschappelijk aanvaardbare normen.
Ambitie gemeente afvoer van hemelwater
Als het regent in de gemeente Veldhoven verdwijnt het meeste hemelwater in de riolering. Door verandering van het klimaat wordt het bestaande rioolstelsel ook steeds zwaarder op de proef gesteld. Buien worden heviger en duren langer. Hierdoor neemt het risico op (grond)wateroverlast toe. Om droge voeten te houden wordt ruimte gecreëerd in het groen en/of oppervlaktewater. Hierbij wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden: infiltreren (vasthouden) waar mogelijk, bufferen op locaties met voldoende beschikbare ruimte en als het niet anders kan, dan pas afvoeren. In openbaar gebied komt dit tot uiting door hemelwatervoorzieningen in groenstroken die geschikt zijn gemaakt voor de opvang van overtollig hemelwater en aanpassing van waterpartijen. De perceeleigenaar draagt een steentje bij door op eigen terrein voorzieningen te treffen voor buffering en/of opslag van hemelwater en/of opvang van overtollig grondwater. De gemeente ziet hierbij toe op een doelmatige invulling van de hemelwateropgave.
Hydrologisch neutraal bouwen
Het waterschap streeft naar een robuust watersysteem. Voor ontwikkelingen die dit negatief kunnen beïnvloeden, wordt daarom uitgegaan van de trits “vasthouden-bergen-afvoeren”. Dat wil zeggen dat water zoveel mogelijk in een gebied wordt vastgehouden door infiltratie en waar dit niet mogelijk is water tijdelijk wordt geborgen (retentie). Door water lokaal te infiltreren of te bergen in een voorziening wordt het versneld afvoeren van overtollig hemelwater naar het bestaande oppervlaktewatersysteem zoveel mogelijk voorkomen. Bij zeer grote neerslaghoeveelheden zal de genoemde voorziening het aangeboden water echter onvoldoende kunnen verwerken. Een noodoverloopconstructie kan er dan voor zorgen dat het overtollige water gecontroleerd naar een plek wordt afgevoerd waar het geen overlast kan veroorzaken.
Uitgangspunten hemelwaterafvoer bij herontwikkeling en nieuwbouw
Bij herontwikkeling en nieuwbouw binnen de gemeente Veldhoven wordt uitgegaan van het HNO-principe (Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen): het hemelwater wordt ter plaatse de bodem in geleid via hemelwater verwerkende voorzieningen zoals infiltratiekolken, bermen, wadi's en vijverpartijen. Bij nieuw te ontwikkelen bedrijventerreinen wordt de perceeleigenaar gestimuleerd om het hemelwater op eigen terrein te verwerken. Waar mogelijk worden voorzieningen gecombineerd met benodigde maatregelen in omringende wijken. Indien de lokale omstandigheden de verwerking van hemelwater in de bodem niet toelaten, wordt het afgevoerd naar het dichtstbijzijnde oppervlaktewater, conform de richtlijnen van het hydrologisch neutraal ontwikkelen.
Wanneer wordt aangesloten op het gemeentelijke rioolstelsel van de gemeente Veldhoven zijn de volgende regels van toepassing:
Relatie tot bestemmingsplan
Huidige en toekomstige situatie van de planlocatie
Ten aanzien van de beoogde herontwikkeling is navolgende checklist ingevuld ten aanzien van het plangebied. Door deze checklist wordt snel duidelijk welke onderdelen een extra toelichting behoeven en welke procedures van toepassing zijn als één van de onderdelen van toepassing is voor de planlocatie.
Checklist Water | |
Hoofdwatergang c.q. open water | Ja, de Gender |
Zijwatergang | Nee |
Keurgebied binnen plangebied? | Nee |
Binnen 25-100 jaarszone? | Nee |
Binnen boringsvrije zone? | Nee |
Ecologische verbindingszone? | Nee |
Binnen reserveringsgebied waterberging 2050? | Nee |
Attentiegebied EHS | Nee |
Rioolwatertransportleiding | Nee |
Waterschap gemaal | Nee |
Verdachte/verontreinigde locaties? | Nee |
Infiltratie praktisch mogelijk? | Nee |
Uitwerkingsplicht / wijzigingsbevoegdheid | Nee |
Tabel 4.1 Checklist water in ruimtelijke procedures
De Gender
De Gender stroomt van west naar oost en is gelegen aan de zuidzijde van de kern Veldhoven en ten noorden van de bedrijventerreinen. Voor de overstorten is het van belang of deze vrij kunnen overstorten op het oppervlaktewater.
Ter hoogte van de Gender zijn de kern- en beschermingszone beschermd middels de dubbelbestemming 'Waterstaat - Beschermingszone watergang'.
Oppervlaktewater
Het plangebied van Veldhoven-Dorp maakt ook onderdeel uit van het deelwatersysteem Poelenloop en de Gender. Zie figuur 4.1.
Figuur 4.1 Waterlichamen en deelwatersystemen
Bodemopbouw
De deklaag (Nuenen formatie ) is ter plaatse van Veldhoven een metersdik pakket bestaande uit fijne zanden. Volgens de bodemdata van Nederland liggen er rond de kern Veldhoven-Dorp hoofdzakelijk Enkeerdgronden opgebouwd uit lemig fijn zand en eerdgronden opgebouwd uit leemarm en zwak lemig fijn zand. De doorlatendheid van de deklaag is relatief laag. Voor infiltratie van hemelwater dient er per locatie nader onderzocht te worden of infiltratie mogelijk is. Hiervoor dienen ook diepere boringen uitgevoerd te worden.
Riolering
In het verleden is het rioolstelsel als een gemengd stelsel uitgelegd. Bij droog weer en normale neerslag stroomt het afvalwater naar een gemaal en deze verpompt dit naar het zuidelijke stamriool. Bij hevige neerslag stroomt het teveel aan water via een overstort al dan niet eerst via een bergbezinkvoorziening naar de Gender.
De gemeente Veldhoven heeft een Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan opgesteld (V-GRP Veldhoven. Hierin komen de volgende speerpunten naar voren:
Grondwater
De gemeente beschikt over een hoofdpeilbuizennetwerk die de aankomende jaren in het stedelijk gebied uitgebreid zal gaan worden. Op dit moment staan er vier peilbuizen in het gebied. Bij de aanpassing van het meetnet zal de peilbuis P12 verwijderd worden uit het meetnet. De locaties van de peilbuizen zijn weergegeven in onderstaand figuur.
Figuur 4.3 Locatie peilbuizen
De maaiveldhoogte van de peilbuis L0010 is 20.70 m +NAP. Uit de meting van deze peilbuis blijkt dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) op deze locatie 18.20 m +NAP is. De maaiveldhoogte van de peilbuis L0084 22.29 m +NAP. Uit de meting van deze peilbuis blijkt dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) op deze locatie 20.45 m +NAP is. De maaiveldhoogte van de peilbuis P15 21.03 m +NAP. Uit de meting van deze peilbuis blijkt dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) op deze locatie 19.88 m +NAP is. De maaiveldhoogte van de peilbuis P12 22.73 m +NAP. Uit de meting van deze peilbuis blijkt dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) op deze locatie 20.79 m +NAP is.
Bij de sportvelden is een nat gebied aanwezig. Ter bescherming van de sportvelden is langs de Gender een maaiveldverhoging aanwezig.
Toekomstige situatie van het watersysteem
Bij toekomstige vervangingsprojecten zal de gemengde riolering zoveel mogelijk vervangen worden voor een gescheiden stelsel. Hierbij wordt het hemelwater separaat van het vuilwater ingezameld. Het hemelwater zal waar mogelijk bovengronds worden geborgd en vertraagd worden afgevoerd naar de Gender.
Per 1 april 2002 is de Flora- en Faunawet in werking getreden. Deze wet vereist dat inzicht wordt geboden in de effecten van een voorgenomen ruimtelijke ingreep op wettelijk beschermde planten en dieren. Als er significant schadelijke gevolgen zijn voor een wettelijk beschermde soort en/of leefgebied zal bezien moeten worden in hoeverre de schadelijke effecten kunnen worden voorkomen. Wordt de uitvoering van een plan noodzakelijk geacht (maatschappelijke relevantie aantonen) dan zal in het kader van de wet ontheffing moeten worden verkregen en zal moeten worden voorzien in compensatie.
De soortbescherming is geregeld via soortbeschermingsregels afkomstig uit de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn uit 1992. Op nationaal niveau zijn deze bepalingen vertaald in de Flora- en Faunawet, die op 1 april 2002 in werking is getreden. In Nederland worden de Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden gecombineerd als Natura 2000-gebieden aangewezen. Ook de bescherming van gebieden is geregeld in de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn. In Nederland is dit vertaald in de Natuurbeschermingswet 1998.
Relatie tot bestemmingsplan
Het plangebied bevat natuurwaarden behorend bij de bebouwde omgeving, met name gericht op gebouwen en bomen/groen. Hierbij moet onder andere rekening worden gehouden met diverse broedvogels (ook jaarrond beschermde vogels zoals de huismus) en vleermuizen. Bestemmingsplan Veldhoven-Dorp 2017 is conserverend van aard. Ruimtelijke ingrepen worden niet mogelijk gemaakt. Het plan is niet strijdig met de wettelijke bescherming van flora en fauna.
De Wet op de Archeologische Monumentenzorg (2007) is een raamwet die regelt hoe Rijk, provincie en gemeente bij ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. De wet beoogt het archeologische erfgoed te beschermen. Onder archeologisch erfgoed wordt verstaan: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden. Enkele uitgangspunten van deze wet zijn:
In de Wet op de Archeologische Monumentenzorg is aangegeven dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor hun bodemarchief. De gemeente Veldhoven heeft hiertoe een eigen archeologiebeleid opgesteld.
In de Nota Archeologische Monumentenzorg Veldhoven, vastgesteld op 16 december 2008, zijn beleidsregels en wensen ten aanzien van de omgang met het archeologisch erfgoed geformuleerd en maakt de gemeente duidelijk hoe waardevol het archeologisch erfgoed voor de identiteit van Veldhoven is. De inbedding van de nota archeologie in de beleidskaart in het ruimtelijke ordeningsproces heeft vorm gekregen door een zogenaamd 'parapluplan' op te stellen: een overkoepelend, thematisch bestemmingsplan waarmee het beleid is doorvertaald in de vigerende bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan “Parapluplan 2009” is op 5 maart 2010 onherroepelijk geworden.
Uit het Parapluplan 2009 bleek dat grote delen van de gemeente Veldhoven een hoge archeologische verwachtingswaarde hadden en dat voorafgaand aan veel bodemingrepen archeologisch bureauonderzoek noodzakelijk was. Bovendien zijn sinds 2009 veel gebieden onderzocht en hebben deze geen archeologische verwachting meer. Om veel kleinschalig onderzoek en versnippering van onderzoek te voorkomen en om initiatiefnemers van ruimtelijke ontwikkelingen beter van dienst te kunnen zijn, heeft de gemeente voor zijn volledige grondgebied een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd en een gespecificeerde archeologische verwachtingskaart opgesteld (Archeologische verwachtingskaart gemeente Veldhoven, definitief 10-03-2014).
Afbeelding 4.4 Beleidskaart Archeologie Veldhoven, 2014
Relatie tot bestemmingsplan
Binnen de globale plangrenzen van het bestemmingsplan bevinden zich op de kaart verschillende categorieën Waarde-archeologie, te weten:
Categorie 1: -paarse bol
Rijksmonumenten
Categorie 3: -licht paars
Gebieden van hoge archeologische waarde (onderzoeksplicht bij een verstoringsdiepte van meer dan 40 centimeter en een verstoringsoppervlakte van meer dan 250 m2).
Categorie 4: -donkerrood
Gebieden van hoge archeologische verwachting (onderzoeksplicht bij een verstoringsdiepte van meer dan 40 centimeter en een verstoringsoppervlakte van meer dan 250 m2).
Categorie 5: -licht rood
Gebieden van middelhoge archeologische verwachting en naoorlogse woonwijken en industrieterreinen met een (oorspronkelijke) hoge verwachting (onderzoeksplicht bij een verstoringsdiepte van meer dan 40 centimeter en een verstoringsoppervlakte van meer dan 2.500 m2).
Categorie 7: -grijs
Gebieden zonder een archeologische verwachting of archeologisch vrijgegeven: hier geldt geen onderzoeksplicht.
Bovenstaande waarden zijn op de verbeelding van het bestemmingsplan opgenomen als dubbelbestemming.
Vanuit beleidsmatig oogpunt wordt per categorie aangegeven wat voor onderzoeksplicht hieraan gekoppeld is. Voor gebieden van hoge archeologische waarde (categorie 3) of met een hoge archeologische verwachting (categorie 4) geldt dat een vooronderzoek nodig is als de omvang van het gebied waarbinnen de bodemverstoring plaatsvindt groter én dieper is dan de ondergrenzen die gelden voor deze categorie (in dit geval 250 m² en 40 centimeter onder maaiveld).
Binnen het plangebied van bestemmingsplan Veldhoven-Dorp 2017 geldt daarmee qua ondergrenzen voor planregels en verbeelding een diepte van 40 centimeter en een oppervlakte van 250 m². Is de oppervlakte of diepte van het gebied waar bodemingrepen plaatsvinden kleiner dan de ondergrens, dan is een archeologisch vooronderzoek niet nodig. Voor gebieden met een middelhoge archeologische verwachting (categorie 5) geldt dat een vooronderzoek nodig is als de omvang van het gebied waarbinnen de bodemverstoring plaatsvindt groter én dieper is dan de ondergrenzen die gelden voor deze categorie (in dit geval 2.500 m² en 40 centimeter onder maaiveld). Is de oppervlakte of diepte van het gebied waar bodemingrepen plaatsvinden kleiner dan de ondergrens, dan is een archeologisch vooronderzoek niet nodig. Voor gebieden zonder archeologische verwachting of voor gebieden die archeologisch zijn vrijgegeven, geldt geen archeologische onderzoeksplicht.
Nationaal staat het cultuurhistorisch beleid in het teken van het behoud en het beheer van de cultuur- historische waarden. Op gelijke voet staat het streven naar het gebruik van het cultuurhistorisch erfgoed als inspiratiebron voor de ruimtelijke inrichting. Dit beleid geldt voor alle cultuurhistorische waarden, dat wil zeggen voor zowel archeologische als voor historisch-geografische en historisch bouwkundige waarden. Het rijksbeleid is mede gebaseerd op het Verdrag van Malta (1992). Per 1 januari 2012 is de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) in werking getreden. Als gevolg van de MoMo wijzigt de Bro (artikel 3.1.6, lid 2). Wat eerst alleen voor archeologie gold, geldt nu ook voor al het cultureel erfgoed.
In de toelichting van het bestemmingsplan dient daarom een beschrijving te worden opgenomen hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Het is verplicht om breder te kijken dan alleen naar het facet archeologie. Ook de facetten historische (steden)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren. Het beleid van de provincie Noord-Brabant sluit aan op het nationale beleid voor de archeologische monumentenzorg. De provincie richt zich op de bescherming van objecten en de bescherming, benutting en ontwikkeling van structuren en ensembles van een grotere schaal.
De ruimtelijke ordening is een zeer belangrijk integrerend beleidsterrein als het gaat om de zorgvuldige omgang met cultuurhistorisch waardevolle structuren. De provincie beoordeelt plannen en besluiten die ter toetsing bij of ter goedkeuring aan de provincie worden voorgelegd op de wijze waarop de aanwezige cultuurhistorische waarden opgenomen zijn. De cultuurhistorische waarden worden in een vroegtijdig stadium van de planvorming geïnventariseerd, bij het ontwerp gebruikt en bij het besluit meegenomen. Een aantal cultuurhistorische objecten en structuren is beschermd middels de Monumentenwet dan wel middels een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening. Bij aantasting en bij wijziging van deze objecten en structuren is een omgevingsvergunning vereist.
Het beleid van de gemeente Veldhoven ten aanzien van het aspect cultuurhistorie is vertaald in de Nota Cultuurhistorische Waarden Veldhoven 2012. Deze nota dateert van oktober 2012 en hierin wordt het beleid ten aanzien van cultuurhistorie voor de gemeente Veldhoven beschreven.
Onder cultuurhistorie wordt in deze beleidsnota het bovengrondse ruimtelijke erfgoed verstaan. De gemeente Veldhoven gaat bij het opstellen van het cultuurhistorisch beleid uit van de Cultuur- historische Waardenkaart Veldhoven 2012 en de Welstandsnota 2011. De Veldhovense Cultuur- historische Waardenkaart is een gebieds- en structuur gerichte kaart. Veldhoven richt zich bij het vastleggen van cultuurhistorische waarden vooral op ouderdom, samenhang en context, maar ook gaafheid en belang voor de Veldhovense geschiedenis spelen een rol.
Relatie tot bestemmingsplan
Op basis van de Cultuurhistorische waardenkaarten van de Provincie Noord-Brabant en de gemeente Veldhoven is geconstateerd dat in de uiterste (zuid)westhoek van het plangebied cultuurhistorische waarden aanwezig zijn.
Afbeelding 4.5 Cultuurhistorische waardenkaart gemeente Veldhoven, 2012
Het gaat om wegen en paden (verhard en onverhard) en vrijwel evenwijdig daaraan de aanduiding historisch lint zoals ter hoogte van de Dorpstraat. In het plangebied bevinden zich zeven cultuurhistorisch waardevolle panden. Ter behoud en bescherming van de bij deze bebouwing behorende waarden is voor deze panden een aanvullende aanduiding en regelgeving opgenomen. Een uitgebreidere algemene cultuurhistorische beschrijving van de panden is weergegeven in bijlage 1.
De panden gesitueerd aan de Dorpstraat plaatselijk bekend 93-95 en Dorpstraat 120 zijn rijksmonumenten.
Afbeelding 4.6 Monument
Voor het veilig afwikkelen van het vliegverkeer gelden in de omgeving van een luchtvaartterrein maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten. De maximaal toelaatbare hoogtes en de ligging en omvang van het gebied worden bepaald door de ligging van de start- en landingsbaan en berusten op internationaal vastgelegde afspraken. Het is voor de vliegveiligheid van belang dat in de gebieden van deze obstakelvrije vlakken de maximaal toelaatbare hoogtes niet worden overschreden. De obstakelvrije vlakken worden gevormd door de funnel en de Inner Horizontal and Conical Surface (IHCS). Ten tijde van de uitvoering van de bouwwerkzaamheden dienen de eisen met betrekking tot deze maximale bouwhoogtes in acht genomen te worden. De bouwmethode dient hier op afgestemd te worden.
Funnel
De funnel is opgebouwd uit een obstakelvrije rechthoek (strook) rond de start- en landingsbaan met aansluitend twee zijvlakken, waarvan de hoogte oploopt tot 45 meter. In elke baanrichting landingsvlak en een startvlak waarvan de hoogte oploopt met 1:50. De toegestane bouwhoogte geldt ten opzichte van de hoogte van de landingsdrempel - in het voorliggende geval NAP + 22,4 meter.
IHCS
De IHCS wordt gerekend vanaf elk van de landingsdrempels en is gelegen boven de omgeving van het luchtvaartterrein in aansluiting op de funnel. De IHCS bestaat uit een horizontaal vlak, dat gelegen is op een hoogte van 45 meter en een straal van 4 kilometer. In aansluiting op dit horizontalvlak is een conisch vlak gelegen, waarvan de hoogte oploopt met een helling van 5 % over een afstand van 2 kilometer tot een hoogte van 145 meter. De maximale toegestane hoogte geldt ten opzichte van de laagste landingsdrempel – in het voorliggende geval NAP + 22,4 meter. In het gebied van de (funnel en de) IHCS mogen geen objecten staan die hoger zijn dan de maximaal toelaatbare hoogte.
ILS
De Luchthaven Eindhoven is uitgerust met een ILS. Het ILS heeft tot doel het nauwkeuriger uitvoeren van een nadering onder slechte weersomstandigheden. Voor het goed functioneren van het ILS geldt dat een gebied rondom de start- en landingsbaan geen verstoring mag opleveren De afmetingen van het gebied zijn vastgelegd in ICAO EUR DOC 015. Dit gebied bestaat uit een rechthoekig deelgebied, waar de maximaal toelaatbare hoogte 0 meter bedraagt en is gelegen over de start- en landingsbaan en aangrenzende gronden. Twee aansluitende deelgebieden parallel aan weerszijden van de start- en landingsbaan, waar de hoogte 20 meter bedraagt en twee trechtervormige deelgebieden in het verlengde van de landingsbaan waar de hoogte oploopt tot 70 meter op een afstand van 6 km. De genoemde hoogtes gelden ten opzichte van de hoogte van de landingsbaan - NAP + 22,4 meter. Het gezamenlijke gebied rond een luchtvaartterrein dat wordt gevormd door de obstakelvrije vlakken van de funnel en IHCS én de verstoringsgebieden in het kader van het ILS wordt het obstakelbeheergebied genoemd.
Relatie tot bestemmingsplan
Het plangebied ligt buiten de funnel en het ILS verstoringsgebied. De IHCS ligt wel voor een gedeelte over het plangebied. Dit heeft doorvertaling gekregen in de verbeelding. Ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone- IHCS' geldt in aanvulling op hetgeen elders in deze planregels is bepaald dat de bouwhoogte van bouwwerken niet meer mag bedragen dan 65 meter boven NAP. De IHCS leidt voor het plangebied overigens niet tot een beperking van de maximale bouwhoogte, omdat deze binnen de betreffende bestemmingen reeds lager is dan maximaal toegestaan op basis van de IHCS.
Afbeelding 4.7 Luchthavenbesluit luchthaven Eindhoven - Obstakelbeheergebied (Funnel en IHCS)
Als gevolg van wijziging van het Barro ligt het gehele grondgebied van de gemeente Veldhoven in het radarverstoringsgebied van Vliegbasis Woensdrecht (zie afbeelding 2.1). Dit betekent, dat er geen gebouwen en (tijdelijke) bouwwerken hoger dan 113 m +NAP zijn toegestaan.
Relatie tot bestemmingsplan
Daar de maximum bouwhoogtes uit onderhavig plan ver beneden de maat van 113 meter blijven, zijn er geen belemmeringen ten aanzien van het radarverstoringsgebied van Vliegbasis Woensdrecht.
Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009 (HvJ EG 15 oktober 2009, zaak C-255/08 – Commissie vs. Nederland). Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen me.r.- (beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst C en D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een kwetsbaar natuurgebied ligt. Gemeenten en provincies moeten daarom vanaf 1 april 2011 ook bij kleine bouwprojecten beoordelen of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Een m.e.r.-beoordeling is een toets van het bevoegd gezag om te beoordelen of bij een project belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Wanneer uit de toets blijkt dat er belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden, moet er een m.e.r.-procedure worden doorlopen. Met andere woorden dan is het opstellen van een MER nodig.
Om te bepalen of een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is, dient nagegaan te worden of de ontwikkeling de drempelwaarden uit lijst D van het Besluit m.e.r. overschrijdt, of de ontwikkeling in een kwetsbaar gebied ligt en of er belangrijke milieugevolgen zijn. De ontwikkeling dient getoetst te worden aan activiteit D 11.2 uit de Bijlage bij het Besluit m.e.r. Deze activiteit betreft een stedelijk ontwikkelingsproject. In het geval van een stedelijk ontwikkelingsproject is direct een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk als de activiteit gaat om de bouw van 200.000 m² bedrijfsvloeroppervlakte of meer, of in een aaneengesloten gebied of als de activiteit een omvang heeft van 100 hectare.
Relatie tot bestemmingsplan
Onderhavig plan voorziet in een conserverende regeling, waarin geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt. In dat kader is een verdere toetsing aan de ligging van onderhavig bestemmingsplan in een mogelijk kwetsbaar gebied en aan het Besluit m.e.r., niet noodzakelijk en relevant.
Het onderhavige bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor de bebouwing en het gebruik van gronden en gebouwen in het plangebied van bestemmingsplan Veldhoven- Dorp 2017. Het bestemmingsplan is uitsluitend gericht op het beheer van de bestaande situatie en heeft daarom een conserverend karakter.
Het bestemmingsplan bestaat uit (bestemmings)planregels en een verbeelding, vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De verbeelding heeft de rol van visualisering van de bestemmingen. De keuze van de bestemmingen en de situering van de bestemmingsvlakken is gebaseerd op de huidige ruimtelijke situatie en de gewenste functies. Voorts sluit de opzet van de verbeelding aan op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) en de modelregels van de gemeente.
De bestemmingsplanregels regelen hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. De bestemmingen zijn zo opgenomen dat voldoende rechtszekerheid bestaat voor omwonenden en andere gebruikers van het gebied en de omliggende gebieden.
De bestemmingsplanregels bestaan uit vier hoofdstukken, te weten:
In de toelichting wordt gemotiveerd waarom sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Ondanks het feit dat de toelichting geen onderdeel uitmaakt van het juridisch plangedeelte, fungeert de toelichting wel als interpretatiekader voor de uitleg van de regels, indien hierover interpretatieverschillen blijken te bestaan.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In dit artikel worden begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
In dit artikel wordt aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
De bestaande bedrijven binnen het plangebied waren voorheen specifiek bestemd binnen de regeling voor "verspreide voorzieningen" in het bestemmingsplan Veldhoven Dorp 2005. De bestemming "Verspreide voorzieningen" is echter komen te vervallen en wordt vervangen door een specifieke bestemming voor de functie die in de bestaande situatie aanwezig is en waarmee ook de bestaande rechten worden gerespecteerd.
Voor nadere regels over het al of niet toegestane gebruik wordt verwezen naar de regels. Binnen deze bestemming is een bouwvlak voor het oprichten van bebouwing opgenomen. In het bouwvlak staat het bebouwingspercentage en de maximale goot- en bouwhoogte aangegeven. Voor nadere bebouwings- regels wordt verwezen naar de regels.
Het tuincentrum aan de Sondervick 19 heeft de specifieke aanduiding 'tuincentrum' gekregen. Binnen de bestemming zijn bovendien een aantal bijzondere bepalingen opgenomen ten aanzien van het parkeren (aanduiding 'parkeerterrein'), het laden en lossen (aanduiding 'laden en lossen') en het afschermend groen (aanduiding 'groen'). Tevens is binnen het tuincentrum de opslag en verkoop van vuurwerk (risicovolle inrichting) toegestaan tot een maximum van 10.000 kg en ondergeschikte horeca (onder bepaalde voorwaarden)
Het is bovendien toegestaan het aangeduide 'parkeerterrein' bedrijfsmatig te gebruiken ten behoeve van het tuincentrum, gedurende een periode van maximaal 4 dagen (inclusief opbouw en afbreken).
Afbeelding 5.1 Voorbeeld van een bedrijf in het plangebied
De bestaande detailhandelsbedrijven binnen het plangebied zijn specifiek bestemd tot 'Detailhandel' waarmee de bestaande rechten worden gerespecteerd. Binnen de bestemming zijn toegestaan de reguliere vormen van detailhandel uitgezonderd een supermarkt en detailhandel in volumineuze goederen.
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - kantoorartikelen' aan de Locht 19 is uitsluitend detailhandel in de vorm van de verkoop van kantoorartikelen toegestaan en ter plaatse van de aanduiding 'specifiek vorm van detailhandel - textielhandel'' aan de Dreef 5 uitsluitend detailhandel in de vorm van verkoop van textiel.
Woningen bij het bedrijfspand zijn toegestaan voor zover dit is aangegeven op de verbeelding. Het kan dan gaan om een grondgebonden bedrijfswoning of inpandige bovenwoningen in het bedrijfspand. Het maximale aantal (boven)woningen is aangegeven op de verbeelding. Voor nadere regels over het al of niet toegestane gebruik wordt verwezen naar de regels. Binnen deze bestemming is een bouwvlak voor het oprichten van bebouwing opgenomen. In het bouwvlak staat het bebouwings- percentage en de maximale goot- en bouwhoogte aangegeven. Voor nadere bebouwingsregels wordt verwezen naar de regels.
Afbeelding 5.2 Voorbeeld van detailhandel in het plangebied
De dienstverlenende bedrijven die in de bestaande situatie aanwezig zijn binnen het plangebied zijn specifiek bestemd tot 'Dienstverlening', waarmee de bestaande rechten worden gerespecteerd. Het betreft het bedrijfsmatig verlenen van commerciële en/of maatschappelijke diensten met een publieksaantrekkende functie (o.a. een kapsalon, schoonheidssalon, bank, makelaarskantoor).
Woningen bij het bedrijfspand zijn toegestaan voor zover dit is aangegeven op de verbeelding door middel van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Het maximaal aantal toegelaten bedrijfswoningen is aangegeven op/in de verbeelding/regels. Voor nadere regels over het al of niet toegestane gebruik wordt verwezen naar de regels. Binnen deze bestemming is een bouwvlak voor het oprichten van bebouwing opgenomen. In het bouwvlak staat het bebouwingspercentage en de maximale goot- en bouwhoogte aangegeven. Voor nadere bebouwingsregels wordt verwezen naar de regels.
Afbeelding 5.3 Voorbeeld van dienstverlening in het plangebied
De hoofdgroenstructuur in het plangebied is als 'Groen' bestemd. Binnen deze bestemming zijn onder andere toegestaan speelplaatsen/speelterreinen, sportvoorzieningen, grootschalige groen- voorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen. Gebouwen mogen alleen gebouwd worden ten behoeve van openbaar nut, water- en energiedistributie, wachthuisjes voor busdiensten en hiermee vergelijkbare gebouwen van algemeen nut. Deze zijn overal binnen de bestemming toegestaan. Dit geldt ook voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals hekwerken, kunstobjecten en speeltoestellen. In de bouwregels is aangeven wat de maximale hoogtes zijn van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Een deel van de gronden tegenover het tuincentrum aan de Sondervick heeft de aanduiding 'parkeerterrein' gekregen ten behoeve van het parkeren van bezoekers van het tuincentrum. Het college van burgemeester en wethouders kan indien gewenst de gronden wijzigen teneinde de aanduiding ‘parkeerterrein’ te schrappen, indien er niet langer behoefte aan parkeren is ter plaatse en/of indien het tegenovergelegen bedrijf met de aanduiding ‘tuincentrum’ ter plaatse niet meer actief is of verplaatst.
Afbeelding 5.4 Voorbeeld van groen in het plangebied
De bestaande horecafuncties binnen het plangebied hebben de bestemming 'Horeca' gekregen, waardoor de bestaande rechten worden gerespecteerd. Binnen de bestemming 'Horeca' zijn horecavoorzieningen toegestaan die gerekend kunnen worden tot horeca categorie 1 of horeca categorie 2. Het gaan dan om bijvoorbeeld een café/bar, snackbar en restaurants of ijssalon en koffiehuis. Andere vormen van horeca (horeca categorie 3 - bijvoorbeeld partycentrum/discotheek) die overlast voor het leefklimaat kunnen veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengen zijn niet toegestaan.
Woningen bij de horecagelegenheid zijn toegestaan voor zover dit is aangegeven op de verbeelding. Het kan dan gaan om een grondgebonden bedrijfswoning of inpandige bovenwoningen in het horecapand. Het maximale aantal (boven)woningen is aangegeven op/in de verbeelding/regels. Voor nadere regels over het al of niet toegestane gebruik wordt verwezen naar de regels. Binnen de bestemming is een bouwvlak voor het oprichten van bebouwing opgenomen. In het bouwvlak staat het bebouwings- percentage en de maximale goot- en bouwhoogte aangegeven. Voor nadere bebouwingsregels wordt verwezen naar de regels.
Afbeelding 5.5 Voorbeeld van horeca in het plangebied
De bestaande kantoorgebouwen in het plangebied hebben de bestemming 'Kantoor' gekregen conform het geldende bestemmingsplan. Voor nadere regels over het al of niet toegestane gebruik wordt verwezen naar de regels. De bestemming kent een bouwvlak voor het oprichten van gebouwen. In het bouwvlak staat het bebouwingspercentage en de maximale goot- en bouwhoogte aangegeven. Buiten dit bouwvlak zijn geen gebouwen toegestaan. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn zowel
binnen als buiten het bouwvlak toegestaan. Voor nadere bebouwingsregels wordt verwezen naar de regels. Zo is er een afwijkingsbevoegdheid als het gaat om de maximale oppervlakte en situering van gebouwen en de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde.
Afbeelding 5.6 Voorbeeld van kantoorpand in het plangebied
De bestaande maatschappelijke voorzieningen in het plangebied hebben de bestemming 'Maatschappelijk' gekregen. Binnen deze bestemming zijn naast maatschappelijke voorzieningen o.a. sportvoorzieningen en ondergeschikte recreatieve voorzieningen toegestaan.
De begraafplaats is als bijzonder maatschappelijke functie specifiek aangeduid als 'begraafplaats' evenals de brandweerkazerne aan de Heemweg met de aanduiding 'brandweerkazerne'.
De gronden met gebouwen aan de Witherenstraat 1-3 zijn tevens te gebruiken voor kantoordoeleinden ter plaatse van de aanduiding 'kantoor'.
Voor nadere regels over het al of niet toegestane gebruik wordt verwezen naar de regels. De bestemming kent een bouwvlak voor het oprichten van gebouwen. In het bouwvlak staat het bebouwingspercentage en de maximale goot- en bouwhoogte aangegeven. Buiten dit bouwvlak zijn geen gebouwen toegestaan. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan. Voor nadere bebouwingsregels wordt verwezen naar de regels. Zo is er een afwijkingsbevoegdheid als het gaat om de maximale oppervlakte en situering van gebouwen en de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde.
Afbeelding 5.7 Voorbeeld van maatschappelijke voorziening in het plangebied
Het bestaande sportvoorzieningencluster aan de Korze voor hockey, voetbal, tennis, volleybal en overige sporten is bestemd tot 'Sport'. Binnen de bestemming 'Sport' zijn zowel indoor (sporthal) als outdoor sporten en/of sportactiviteiten te beoefenen. De bebouwde voorzieningen (kantines/kleedruimten/materiaalruimten/
ballenvanger/lichtmasten/tribunes/terreinafscheidingen etc.) zijn binnen de bestemming toegestaan. In de bouwregels is aangeven wat de maximale goot- en nokhoogte mag zijn van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. De bouwvlakken mogen volledig worden bebouwd.
Afbeelding 5.8 Voorbeeld van sportvoorziening in het plangebied
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor onder andere wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en water. Gebouwen zijn toegestaan ten behoeve van garageboxen, telecommunicatie, water- en energiedistributie alsmede wachthuisjes voor busdiensten en fietsenstallingen. De garageboxen zijn alleen ter plaatse van de aanduiding toegestaan, de overige gebouwen zijn overal binnen de bestemming toegestaan. Dit geldt ook voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals kunstobjecten en speeltoestellen. Veel groen binnen de woonstraten heeft de bestemming Verkeer gekregen, zodat op het moment dat delen van het openbaar gebied moeten worden heringericht er meer mogelijkheden zijn voor deze herinrichting. In de bouwregels is aangeven wat de maximale hoogtes zijn van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Op een aantal plekken binnen de bestemming 'Verkeer' zijn garageboxen specifiek aangeduid als 'garagebox' ten behoeve van het stallen van motorvoertuigen, alsmede als opslagplaats c.q. berging ten behoeve van huishoudelijk gebruik. De maximale bouwhoogte bedraagt 3.20 meter en het is niet toegestaan de garagebox te gebruiken voor bedrijfsmatige of beroepsmatige activiteiten.
Een deel van de gronden tegenover het tuincentrum aan de Sondervick heeft de aanduiding 'parkeerterrein' gekregen ten behoeve van het parkeren van bezoekers van het tuincentrum. Het college van burgemeester en wethouders kan indien gewenst de gronden met deze specifieke aanduiding als 'parkeerterrein' wijzigen in de bestemming 'Groen' (zonder aanduiding 'parkeerterrein') indien er niet langer behoefte aan parkeren is ter plaatse en/of indien het tegenovergelegen bedrijf met de aanduiding ‘tuincentrum’ ter plaatse niet meer actief is of verplaatst.
Afbeelding 5.9 Voorbeeld van ontsluitingsstructuur in het plangebied
De waterloop de Gender die door het plangebied loopt is bestemd tot 'Water'. Op de gronden binnen deze bestemmingen zijn onder meer waterhuishoudkundige voorzieningen en de waterloop toegestaan. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming toegestaan.
Afbeelding 5.10 De Gender als waterloop in het plangebied
Artikel 13, 14, 15, 16, 17, 18 Wonen
De systematiek van de woonbestemming is gewijzigd in onderhavig bestemmingsplan. De nieuwe regeling is meer overzichtelijk en met meer flexibiliteit. Ten aanzien van de woonbestemming is gekozen om per woningtype een aparte bestemming te maken. In onderstaande tabel is het onderscheid weergegeven.
Bestemming Woningtypologie
'Wonen - Aaneengebouwd' Aaneengebouwde woningen
'Wonen - Geschakeld' Vrijstaand geschakelde woningen en
twee-onder-een-kap woningen
'Wonen - Gestapeld' Gestapelde woningen
'Wonen - Patio' Patiowoningen
'Wonen - Vrijstaand' Vrijstaande woningen
'Wonen - Woonwagenwoningen' Woonwagenwoningen
Afbeelding 5.11 Voorbeeld van woningen in het plangebied
Binnen de bestemmingen mag gewoond worden en zijn ook aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven toegestaan. Binnen het plangebied zijn op nader aangegeven locaties zorgplaatsen toegestaan binnen de bestemming 'Wonen'. Het betreft de locaties aan de Kerkakkerstraat 2 en 4, aan de Heerseweg 2-4, de Kromstraat 72/72A en Dorpstraat 199-201.
Bij de diverse bestemming 'Wonen' zijn een aantal specifieke aanduidingen opgenomen om een aantal specifiek gebruiksfuncties toe te staan. Het betreft:
Via een afwijkingsbevoegdheid zijn (afhankelijk van de bestemming) onder voorwaarden ook toegestaan:
a. kamerbewoning;
b. mantelzorg;
c. (extra) zorgplaatsen.
Regels hoofd- en bijgebouwen bestemmingen 'Wonen - Aaneengebouwd', 'Wonen - Geschakeld' en 'Wonen - Vrijstaand'
Op de verbeelding zijn bouwvlakken en vlakken voor bijgebouwen (aanduiding 'bijgebouwen') aangegeven. Er is gewerkt met individuele bouwvlakken (en geen bouwstroken). De hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gerealiseerd. Bijgebouwen mogen zowel binnen het bouwvlak als binnen de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd.
De diepte van de bouwvlakken verschilt. Voor aaneengebouwde woningen geldt een diepte van 10 meter, voor twee-aaneen gebouwd en vrijstaand geschakeld geldt een diepte van 12 meter. Voor vrijstaande woningen geldt een diepte van 15 meter. Wel dient altijd een minimale afstand van 5 meter aanwezig te zijn tussen de achterste bouwgrens en de achterste perceelsgrens, zodat altijd voldoende ruimte overblijft voor de achtertuin. De breedte van de bouwvlakken bij aaneengebouwde (eindwoning), twee-aaneen gebouwde en vrijstaand geschakelde woningen is 3 meter tot de zijdelingse perceelsgrens. Bij vrijstaande woningen geldt ook deze afstand met uitzondering van brede percelen. Dan geldt een maximale frontbreedte voor het hoofdgebouw van 20 meter. Een hoofdgebouw mag binnen een afstand van twee meter achter de voorste bouwgrens worden geplaatst. De maximale goot- en bouwhoogte staan op de verbeelding aangegeven. De dakhelling bedraagt minimaal 20° en maximaal 60°.
Voor de plaatsing van bijgebouwen geldt in de meeste gevallen een minimale afstand van 2 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan. Voor vrijstaande woningen geldt een afstand van minimaal 6 meter voorzover het bijgebouw niet gericht is naar het openbaar gebied. Voor erkers en carports gelden aanvullende specifieke regels. Bijgebouwen in zijtuinen, grenzend aan openbaar toegankelijk gebied worden in de meeste gevallen over de volledige breedte van het zijperceel toegestaan. In sommige situaties wordt hier een uitzondering op gemaakt.
Een en ander wordt via onderstaande afbeeldingen verder verduidelijkt.
Afbeelding 5.12 Voorbeeld bijgebouwenregeling
De oppervlakte van bijgebouwen, carports en overkappingen op percelen wordt gestaffeld en is afhankelijk van de omvang van het perceel. De regels zijn als volgt:
De totale oppervlakte aan bijgebouwen, carports en overkappingen mag:
van het gedeelte van het bouwperceel ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', waarbij een totale maximale oppervlakte geldt van:
a. 150 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 1.500 m²;
b. 175 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte van 1.500 m² tot 2.000 m²;
c. 200 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte van 2.000 m² tot 2.500 m²;
d. 250 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte van 2.500 m² of groter.
Het toegestane oppervlakte wordt dus berekend over het gebied met de aanduiding 'bijgebouwen'. Dit betekent dat daarnaast nog bijgebouwen zijn toegestaan in het bouwvlak, indien dit bouwvlak niet is volgebouwd met het hoofdgebouw. De maximale goot- en bouwhoogte van de bijgebouwen bedraagt respectievelijk 3,2 en 4,5 meter. In sommige gevallen kan hiervan worden afgeweken. Deze staan opgesomd in de regels. De dakhelling mag niet meer dan 60 graden bedragen. Verder zijn lessenaars- daken niet toegestaan bij vrijstaande bijgebouwen. Op bijgebouwen mogen geen dakkapellen worden gebouwd.
Regels hoofd- en bijgebouwen bestemmingen 'Wonen - Gestapeld'
De bestemming 'Wonen - Gestapeld' kent alleen een bouwvlak. Deze is gelegen rondom het bestaande gebouw. Aan de zijde van de ingang van de gestapelde woningen is de bouwgrens wat ruimer getrokken, zodat er ruimte is voor bijvoorbeeld aanpassingen van de entree-partijen.
Buiten het bouwvlak zijn ook gebouwen van ondergeschikte aard toegestaan, zoals een fietsenberging. De maximale goot- en bouwhoogte en het maximaal aantal wooneenheden staan op de verbeelding aangegeven.
Regels hoofd- en bijgebouwen bestemmingen 'Wonen - Patio'
Voor de patiowoningen geldt een specifieke regeling. Er is een bouwvlak getrokken rondom het gebouwencomplex. De bestemming kent 1 vlak waar bijgebouwen zijn toegestaan. Voor erkers en carports gelden aanvullende specifieke bouwregels. De maximale goot- en bouwhoogte staan op de verbeelding aangegeven. De dakhelling bedraagt minimaal 20° en maximaal 60°.
Regels voor erfafscheidingen
Erfafscheidingen tot 1 meter zijn overal toegestaan. Achter het verlengde van de voorgevellijn, voor zover niet gericht naar het openbaar gebied, zijn open en dichte erfafscheidingen tot een bouwhoogte van 2 meter toegestaan. Wanneer het bouwperceel grenst aan het openbaar gebied dient een 2 meter hoge erfafscheiding achter het verlengde van de voorgevellijn open te zijn. Bestaande erfafscheidingen die hiervan afwijken mogen gehandhaafd blijven en vervangen worden.
Deze regeling betekent overigens niet dat illegale bestaande erfafscheidingen hierdoor gelegaliseerd worden. Volgens het bepaalde in artikel 1.20 wordt onder 'bestaande bebouwing' die bebouwing verstaan die legaal aanwezig is. De regeling geldt dus niet voor illegaal gerealiseerde dichte erfafscheidingen.
Voor de bestemming 'Wonen - Gestapeld' geldt een maximale bouwhoogte van 2 meter voor erfafscheidingen.
Bij de diverse bestemming 'Wonen' zijn een aantal specifieke aanduidingen opgenomen. Het betreft:
Overige zone - cultuurhistorisch waardevol (1 t/m 7)
Binnen het plangebied zijn een aantal panden op de percelen binnen de woonbestemmingen als beeldbepalend aangemerkt. Ter waarborging van het stedenbouwkundig, architectuurhistorisch en cultuurhistorisch belang van de bebouwing op deze percelen zijn algemene bouwbepalingen geformuleerd waarmee bij bij bouw aan de panden rekening moet worden gehouden.
De betreffende cultuurhistorisch waardevolle panden zijn nader beschreven in een bijlage bij de toelichting.
Artikel 19 Waarde - Archeologie 2 en Artikel 20 Waarde - Archeologie 3 (dubbelbestemming)
Conform het archeologiebeleid van de gemeente hebben delen van het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 3' gekregen. Deze gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.
Op of in deze gronden mogen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen
geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:
Het bevoegd gezag heeft via een afwijkingsbevoegdheid de mogelijkheid om onder voorwaarden hiervan af te wijken.
Artikel 21 Waterstaat - Beschermingszone watergang (dubbelbestemming)
De voor 'Waterstaat – Beschermingszone watergang’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming, beheer en onderhoud van primaire wateren, zoals watergangen en regenwaterbuffers, overeenkomstig de Keur van het waterschap. De beschermende dubbelbestemming is opgenomen bij de waterloop De Gender. Op deze manier wordt de waterloop voldoende beschermd.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 22 Anti-dubbeltelregel
Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor een omgevingsvergunning hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.
Artikel 23 Algemene bouwregels
In de algemene bouwregels is vastgelegd dat het bouwvlak uitsluitend mag worden overschreden door ondergeschikte bouwdelen. Verder zijn kelders toegestaan waar gebouwen mogen worden gebouwd.
Ook is er een regeling opgenomen voor bestaande maten. Indien de bestaande maatvoering, afstanden, bebouwingspercentages en/of oppervlaktes van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde (volgens een verleende omgevingsvergunning) afwijken van de in de regels en op de verbeelding genoemde maten zijn de bestaande maten leidend.
Tenslotte zijn regels opgenomen over parkeren. Bij (nieuw)bouw dient voldaan te worden aan de genoemde parkeernormen. Indien niet voldaan wordt aan de parkeernormen is het bouwen strijdig met het bestemmingsplan. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid. Er kan worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
Artikel 24 Algemene gebruiksregels
In dit artikel zijn de algemeen geldende regels opgenomen ten aanzien van strijdig gebruik en de regels ten aanzien van het parkeren. Bij wijziging van gebruik dient altijd voldaan te worden aan de genoemde parkeernormen. Indien niet voldaan wordt aan de parkeernormen is het gebruik strijdig met het bestemmingsplan.
Ook zijn regels opgenomen in verband met het zogenaamde vogelbeperkingengebied vanwege het vliegveld. Er is een verbod voor de volgende vormen van grondgebruik en enkele functies binnen het plangebied
a. oppervlaktewateren met een oppervlakte van meer dan 3 hectare;
b. natuurbeschermingsgebieden en vogelbeschermingsgebieden;
c. vishouderijen met extramurale bassins;
d. extramurale opslag of verwerking van organisch materiaal;
e. afvalwaterzuiveringsinstallaties.
Er is een mogelijkheid hiervan af te wijken indien kan worden aangetoond dat de belangen van de luchthaven Eindhoven niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 25 Algemene aanduidingsregels
De luchtvaartverkeerszone - IHCS (Inner Horizontal en Conical Surface) wordt met dit artikel geregeld. Het gaat om het waarborgen van een obstakelvrij (start- en landings)vlak ter waarborging van de vliegverkeersveiligheid. In dit artikel geldt in aanvulling op hetgeen elders in deze planregels is bepaald dat de bouwhoogte van bouwwerken niet meer mag bedragen dan 65 meter boven NAP.
Er is ook een vergunningstelsel opgenomen dat voorkomt dat de betreffende gronden opgehoogd kunnen worden.
Binnen de algemene aanduidingsregels zijn ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - cultuurhistorisch waardevol 1 t/m 7' regels opgenomen voor het behoud van de cultuurhistorisch waardevolle kenmerken van de ter plaatse bestaande bebouwing en omgeving. Onder bepaalde voorwaarden is het toegestaan te bouwen met een omgevingsvergunning (afwijking) indien de vastgelegde cultuurhistorische waarden niet worden vernietigd.
Artikel 26 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsregels opgenomen. Deze afwijkingen betreffen het overschrijden van bouwgrenzen, maatvoeringen en beperkte verschuivingen van de bestemmingsgrenzen.
Artikel 27 Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om onder voorwaarden het bouwvlak te wijzigen, in die zin dat de grootte van een bouwvlak kan worden vergroot, de vorm van het bouwvlak kan worden gewijzigd dan wel ter plaatse een nieuw bouwvlak kan worden aangegeven.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Dit hoofdstuk omvat twee artikelen:
Dit artikel betreft het overgangsrecht met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan indien de afwijking hierdoor wordt verkleind.
Daarnaast zijn overgangsregels opgenomen ten aanzien van het bouwen. Een bouwwerk dat afwijkt van de bouwregels van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt, mag gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, of na een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd. De afwijking mag daarbij naar aard en omvang niet worden vergroot. Daarvan mag eenmalig bij een omgevingsvergunning worden afgeweken tot maximaal 10% van de inhoud van het bouwwerk.
Het overgangsrecht is niet van toepassing op bouwwerken die reeds in strijd waren met het voorgaande geldende bestemmingsplan.
De regels kunnen worden aangehaald onder de naam: Regels van het bestemmingsplan 'Veldhoven Dorp 2017'.
Het bestemmingsplan betreft een beheerplan. Het betreft de actualisatie van verouderde bestemmingsplannen. Dit heeft geen financiële consequenties.
In de Wet ruimtelijke ordening (artikel 6.12) wordt voorgeschreven dat tegelijk met het vaststellen van een bestemmingsplan een exploitatieplan vastgesteld moet worden voor het plangebied of delen ervan, tenzij:
In artikel 6.2.1 Bro worden de bouwplannen aangewezen waarvoor de gemeenteraad een exploitatieplan moet vaststellen. Onder een bouwplan wordt onder andere verstaan de bouw van één of meerdere woningen. Wijziging van het gebruik van een bestaand gebouw kan dan ook niet worden aangemerkt als een bouwplan. Een exploitatieplan wordt gelijktijdig vastgesteld met het ruimtelijk plan of besluit waarop het betrekking heeft. Dat kan een bestemmingsplan, een wijzigingsplan, een projectbesluit en een buiten-toepassingsverklaring van een beheersverordening zijn.
Dit bestemmingsplan is conserverend van aard en is niet aan te merken als een 'bouwplan' in de zin van artikel 6.2.1 Bro. Derhalve bestaat er geen exploitatieplanverplichting. Op grond van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het plan economisch uitvoerbaar is.
In het bestemmingsplanproces bestaan diverse mogelijkheden tot het voeren van communicatie. De voor dit voorliggende bestemmingsplan relevante communicatie wordt in dit hoofdstuk belicht.
Artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan burgemeester en wethouders overleggen met de besturen van bij het plan betrokken waterschappen. Waar nodig plegen zij tevens overleg met besturen van andere gemeenten, met de provincie, de inspecteur voor de ruimtelijke ordening en met eventueel andere diensten van Rijk en provincie die belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.
In dit kader is het concept-ontwerpbestemmingsplan 'Veldhoven – Dorp 2017' op 9 juni 2016 in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro toegezonden aan diverse overleginstanties. Eveneens is het plan via het e-formulier aangemeld bij de provincie Noord-Brabant. Na aanmelding van het plan via het e-formulier is de conclusie getrokken dat over de in het voorontwerp betrokken ruimtelijke aspecten geen aanleiding bestaat voor Provinciale Staten tot het maken van opmerkingen.
Ook Rijkswaterstaat heeft aangegeven dat het plan niet in het beheersgebied van Rijkswaterstaat Zuid-Nederland is gelegen, op basis waarvan ze geen inhoudelijke reactie geven.
Waterschap de Dommel heeft wel een inhoudelijke reactie op het concept-ontwerpbestemmingsplan ingediend. De opmerkingen van het Waterschap staan hieronder vermeld met een reactie van de gemeente:
Opmerkingen over de toelichting
De zinsnede in paragraaf 4.9 'Water' onder kopje 'Keur Waterschap de Dommel 2015' klopt niet. De keur van het waterschap is van toepassing wanneer direct en indirect wordt geloosd op een oppervlaktewaterlichaam. De Keur is ook van toepassing als het oppervlaktewater niet in eigendom en beheer is van het waterschap.
De toelichting is hierop aangepast.
Bij 'uitgangspunten hemelwaterafvoer bij herontwikkeling en nieuwbouw' vindt het waterschap dat duidelijker mag worden aangegeven dat compensatie van toename van verhard oppervlak vanaf 250 m2 tot 2.000 m2 een berging van 43 mm/m2 wordt gevraagd conform het beleid van de gemeente. Boven de 2.000 m2 gelden de regels van de Keur van Waterschap de Dommel.
De toelichting is hierop aangepast.
Het is niet bekend waar 3 stuwpanden staan. Volgens het waterschap is er 1 stuw (GE1-st5 bij de Dorpstraat met Genderstraat). Het waterschap stelt voor om stuwen niet te noemen in dit plan.
De toelichting is hierop aangepast.
De woordkeuze bij dubbelbestemming 'Waterstaat- beschermingszone watergang' in overeenstemming brengen met de legenda van de verbeelding.
In de legenda wordt in afwijking van het gestelde in de toelichting en de regels gesproken over een 'waterbeschermingszone watergang'. Conform de naamgeving in de toelichting en regels is de legenda aangepast, zodat enkel nog gesproken wordt over 'Waterstaat – Beschermingszone watergang'.
Ten aanzien van de verbeelding wordt verwezen naar de gemeentelijke reactie onder het kopje 'Verbeelding', punt 2.
De verbeelding is hierop aangepast.
Als aanvulling op de toelichting benoemen dat de Keur-regels van Waterschap de Dommel van toepassing is op de a-watergangen de Gender (GE1) en de Poelenloop (GE4) met een beschermingszone van 5 meter.
De toelichting is hierop aangepast.
Benoem bij kopje 'oppervlaktewater' dat het plangebied van Veldhoven-Dorp onderdeel is van het deelwatersysteem Poelenloop en Gender.
De toelichting is hierop aangepast.
Onder het kopje 'riolering' is het niet duidelijk waar de bergbezinkvoorziening zou liggen. Volgens het waterschap is de voorziening aanwezig bij de Plaatse, maar dat ligt niet in het plangebied. In de tekst wordt daarnaast 3 hemelwateroverstorten genoemd. Het voorstel is om bij 'riolering' een algemene beschrijving te maken en te verwijzen naar het verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (vGRP) en de daarbij horende tekening.
De toelichting is hierop aangepast.
De riolering loost in de bergbezinkvoorziening gelegen onder het parkeerterrein 'De Plaatse', die buiten het plangebied is gelegen. Deze voorziening staat in verbinding met de bergbezinkvoorziening gelegen bij de gemeentewerf. Deze voorziening ligt in het plangebied en loost bij een extreme bui in de Gender. De in het voorontwerp- bestemmingsplan opgenomen verwijzing naar het vGRP zal niet meer in het ontwerpbestemmingsplan worden opgenomen, aangezien dit verder geen toegevoegde waarde heeft.
Het waterschap adviseert om in de toelichting te benoemen dat er bij de sportvelden een nat gebied is waar rekening mee moet worden gehouden.
Langs de Gender bij de sportvelden is een maaiveldverhoging c.q. dijk aanwezig. Verzocht wordt te overwegen om deze te benoemen of zelfs te beschermen.
In de toelichting zal het natte gebied benoemd worden, evenals de maaiveldverhoging. De 'dijk' heeft echter geen speciale functie, waarvoor dus ook een regeling hoeft te worden opgenomen. Daarnaast zijn de gronden in eigendom van de gemeente, waardoor hiervoor ook geen noodzaak voor aanwezig is.
De toelichting is hierop aangepast.
Regels
Artikel 21 'Waterstaat – Beschermingszone watergang' is op de verbeelding een zone van 25 meter opgenomen. Op basis van de Keur van Waterschap de Dommel geldt een gebods- en verbodsbepaling over een zone van 5 meter. Het waterschap adviseert om te overwegen om deze zone en de regels aan te passen. Bijvoorbeeld op basis van het bestemmingsplan buitengebied 'Kempenbaan-West' of het bestemmingsplan 'De Run 2008, herziening I, 2010' artikel 15.
De regels zijn aangepast in lijn met het bestemmingsplan Kempenbaan-West. Ten aanzien van de verbeelding wordt verwezen naar de gemeentelijke reactie onder het kopje 'Verbeelding', punt 2.
De regels zijn hierop aangepast.
Het waterschap wil graag blijven adviseren bij een omgevingsvergunning in een bepaalde zone van de natuurvriendelijke oevers (NVO). Op 5 meter zone uit de insteek van de a-watergangen is daarnaast de Keur van Waterschap de Dommel van toepassing (specifieke gebruiksregels).
In artikel 21 is al opgenomen dat niets gebouwd mag worden en dat enkel na het horen van het Waterschap af kan worden geweken van de bouwregels. Daarnaast is in de specifieke gebruiksregels van artikel 21 nog expliciet vermeld dat de Keur van het waterschap van toepassing is.
Verbeelding
De verbeelding is hierop aangepast.
Ten aanzien van de verbeelding wordt verwezen naar de gemeentelijke reactie onder het kopje 'Verbeelding', punt 2.
De verbeelding is hierop aangepast.
De verbeelding wordt hierop aangepast.
Conform het gestelde in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het ontwerpbestemmingsplan gedurende een periode van zes weken voor een ieder ter inzage gelegd. Het plan heeft van vrijdag 11 november 2016 tot en met donderdag 28 22 december 2016 ter inzage gelegen, wat gepubliceerd is in het Veldhovens Weekblad en de Staatscourant van woensdag 9 november 2016. Naast de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan in het gemeentehuis was het ontwerpbestemmingsplan ook digitaal raadpleegbaar op www.ruimtelijkeplannen.nl.
Tijdens de termijn van terinzagelegging zijn 4 zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen zijn samengevat en hebben na beoordeling geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan. Daarnaast zijn er ambtshalve nog enkele aanpassingen in het bestemmingsplan doorgevoerd.
Zowel de zienswijze als de ambtshalve aanpassingen zijn opgenomen in de "Nota van zienswijzen en ambtshalve aanpassingen bestemmingsplan 'Veldhoven-dorp 2017'’', die als Bijlage 2 is opgenomen bij deze toelichting.
Het gewijzigde bestemmingsplan is op 28 maart 2017 vastgesteld door de gemeenteraad.