1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan “Meerveldhoven, herziening Provincialeweg 52-54” van de gemeente Veldhoven.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0861.081101PROVWEG5254-0305
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidinggrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aanbouw
een aan een hoofdgebouw aangebouwde afzonderlijke ruimte, die een directe verbinding vormt met dat hoofdgebouw en die door zijn situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan dat op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw.
1.6 antennedrager
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.7 antenne-installatie
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.8 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling, dat voldoet aan de meest
actuele versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).
1.9 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende
overblijfselen uit oude tijden.
1.10 architectonische waarde
de aan een gebouw toegekende waarde gekenmerkt door de opbouw en/of indeling van de buitengevel, de dakopbouw en het materiaal en/of kleurgebruik eventueel in samenhang met de omgeving.
1.11 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.12 bebouwingspercentage
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen.
1.13 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;
1.14 bestaand
bij gebruik: aanwezig op het moment van het van kracht worden van het plan;
bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
1.15 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.16 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.17 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.18 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.19 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.20 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.21 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.22 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.23 coffeeshop
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid, en van verdovende en/of hallucinerende stoffen.
1.24 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met cultuurhistorische, stedenbouwkundige of architectonische aard of omdat het object gaaf of zeldzaam is.
1.25 dak
de gesloten bovenbeëindiging van een gebouw.
1.26 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.27 discotheek of dancing
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en andere daarmee vergelijkbare evenementen.
1.28 erotisch getinte horeca
een horecabedrijf dat tot doel heeft het daarbinnen doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard en tevens het bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken; hoewel niet horeca in de strikte zin betreffend, vallen onder dit begrip tevens een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.
1.29 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt.
1.30 gebruiken
het gebruiken, doen en laten gebruiken.
1.31 gevellijn tevens bebouwingslijn
een als zodanig op de analoge verbeelding aangegeven gevellijn tevens bebouwingslijn, die tevens functioneert als lijn waarnaar het hoofdgebouw met de gevellijn moet zijn gekeerd, behoudens voor zover uitdrukkelijk anders bepaald in deze regels.
1.32 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.33 horecabedrijf
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.34 kantoor
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.35 kelder
een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,5 m boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen.
1.36 maatschappelijke voorzieningen
culturele, educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.37 ondergeschikte bouwdelen
bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen,
windvanen en liftschachten.
1.38 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.39 peil
voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg en minimaal 30 cm boven de kruin van aanliggende weg(en);
in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.40 Staat van Bedrijfsactiviteiten
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;
1.41 voorgevel
de gevel van een gebouw, die gekeerd is naar de weg of het openbaar gebied.
1.42 zakelijke dienstverlening
dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksaantrekkende functie zoals wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, postkantoor, telefoon-/telegraaf-/telexdienst, makelaarskantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, reparatiebedrijf voor muziekinstrumenten, cateringbedrijf, alsmede naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 het bebouwingspercentage
het bebouwingspercentage wordt bepaald door het meten van het percentage van het bouwperceel voor zover gelegen binnen het bouwvlak of voor zover van toepassing het bouwvlakdeel dat met gebouwen mag worden bebouwd; een en ander met dien verstande dat vergunningvrije bouwwerken niet worden meegenomen bij de berekening van het bebouwingspercentage.
2.5 de bouwhoogte van een antenne-installatie
ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:
ter plaatse van de aanduidingen ‘kantoor’, ‘maatschappelijk’ en ‘bedrijf’: uitsluitend kantoren, maatschappelijke voorzieningen en bedrijven zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’: tevens voor een parkeergarage;
bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, laad- en losruimte, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water;
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op deze gronden zijn uitsluitend toegestaan gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde die ten dienste staan van de bestemming.
3.2.1 Gebouwen-algemeen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
voor het bouwen van gebouwen gelden de in de tabel bouwregels en afwijkend gebruik voor Gemengd (bijlage 1) opgenomen regels;
gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
de gronden binnen een bouwvlak mogen geheel worden volgebouwd, tenzij in de tabel bouwregels en afwijkend gebruik voor Gemengd (bijlage 1) een bebouwingspercentage respectievelijk bebouwde oppervlakte is aangegeven; in dat geval geldt dat bebouwingspercentage/die bebouwde oppervlakte als maximaal te bebouwen oppervlakte;
kelders zijn, voor zover geheel onder het maaiveld gesitueerd, overal toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan waarbij het bebouwingspercentage mag worden overschreden, met dien verstande dat ingeval kelders gedeeltelijk boven het maaiveld uitsteken het bebouwingspercentage niet mag worden overschreden;
in afwijking van het bepaalde onder a geldt voor gebouwen van openbaar nut, zoals voorzieningen voor de telecommunicatie, water- en energiedistributie, dat de bebouwde oppervlakte niet meer dan 10 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
bouwwerk, geen gebouw zijnde |
hoogte maximaal |
antenne-installaties, voor zover gelegen achter de gevellijn tevens bebouwingslijn |
15 m
|
licht- en andere masten |
8 m |
pergola's |
2,7 m |
terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de gevellijn tevens bebouwingslijn |
1 m
|
terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de gevellijn tevens bebouwingslijn of wanneer geen gevellijn tevens bebouwingslijn aanwezig is |
2 m
|
terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de bebouwingslijn |
2 m
|
schotelantennes |
zie artikel 3.2.4 |
3.2.3 Schotelantennes
Voor het plaatsen van schotelantennes gelden de volgende regels:
schotelantennes achter de bebouwingslijn mogen een doorsnede hebben van maximaal 2 m en een hoogte van maximaal 5 m;
schotelantennes vóór de bebouwingslijn mogen een doorsnede hebben van maximaal 1 m en mogen enkel aan de (hoofd)voorgevel worden opgericht terwijl de bovenzijde van de schotelantenne niet boven de goothoogte van het bijbehorende gebouw mag uitsteken.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot het realiseren van voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de gemeentelijke Bouwverordening ten behoeve van de bestemming. De parkeergelegenheid dient in, op of onder het gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort gerealiseerd te worden, waarbij de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2 x 6 m bij langsparkeren en ten hoogste 2,5 x 5 m in andere gevallen bedraagt, mits in het verlengde van genoemde 5 m nog 6 m extra ruimte aanwezig is; met dien verstande dat:
daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen perceel niet onevenredig wordt geschaad;
geen inbreuk wordt gemaakt op het maximaal te bebouwen oppervlak van de gronden.
3.4 Ontheffing van de bouwregels
3.4.1 Grotere maatvoering nutsvoorzieningen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder e teneinde ten behoeve van nutsgebouwen een bebouwde oppervlakte van maximaal 15 m² en een bouwhoogte van maximaal 4 m toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:
er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen.
3.4.2 Afwijkende maatvoering bouwwerken geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 3.2.3 voor:
het bouwen van terreinafscheidingen tot een hoogte van maximaal 2 m vóór de gevellijn tevens bebouwingslijn;
het bouwen van antenne-installaties tot een hoogte van maximaal 40 m;
het bouwen van vrijstaande licht- en andere masten en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere hoogte; een en ander met inachtneming van de volgende regels:
tegen deze hoogte bestaan geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden.
3.4.3 Schotelantenne met grotere doorsnede
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 3.2.3 voor het plaatsen van schotelantennes met een grotere doorsnede achter de gevellijn tevens bebouwingslijn, met inachtneming van de volgende regels:
de grotere doorsnede is noodzakelijk voor het verzenden of ontvangen van signalen, waarvan de wenselijke verzending/ontvangst niet op een andere wijze mogelijk is;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, met name de ongestoorde verzending en ontvangst van signalen, worden niet onevenredig aangetast;
de architectonische en/of cultuurhistorische waarden in de omgeving worden niet onevenredig aangetast;
er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in gevaar.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de gronden en/of opstallen binnen de bestemming Gemengd ten behoeve van:
een coffeeshop;
een discotheek/bar-dancing;
erotisch getinte horeca;
buitenpandige opslag;
zelfstandige bewoning, voor zover het betreft andere gebouwen;
afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft andere gebouwen;
verkoop van motorbrandstoffen.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijzigen naar andere vorm van Gemengd
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, deze bestemming te wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:
het mag uitsluitend gaan om de volgende functieveranderingen:
van kantoren, maatschappelijke voorzieningen of bedrijven naar zakelijke dienstverlening;
er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
er vindt geen onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat plaats;
de parkeerdruk wordt niet onevenredig vergroot;
de regels van dit artikel blijven van toepassing.
Artikel 4 Waarde - Archeologie - 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Waarde - Archeologie 2” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.
4.2 Bouwregels
Op of in de in artikel 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
In afwijking van het bepaalde onder a zijn bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen op de in artikel 4.1 bedoelde gronden toelaatbaar, indien het betreft:
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm onder het bestaande maaiveld en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
een bouwwerk met een kleinere oppervlakte dan 75 m2.
4.3 Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 4.2 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bestemmingsbepalingen en bouwregels.
4.3.1 De ontheffing wordt slecht verleend indien:
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de ontheffing voorschriften te verbinden, gericht op:
het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
het doen van opgravingen;
begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn.
4.4 Aanlegvergunning
4.4.1 Aanlegvergunningplichtige werken
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming “Waarde - Archeologie 2” zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het ophogen of verlagen van de bodem of het afgraven van gronden, waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist en waartoe ook het zogenaamde "kilveren" (geleidelijk afgraven of afvlakken in de loop der tijd) en natuurontwikkeling (verschralen van de grond door het verwijderen van de bouwvoor) wordt gerekend;
het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan de bouwvoor en in gebieden met es- of plaggendekken 0,30 m, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
het omzetten van grasland in bouwland;
het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
het aanleggen van bos of boomgaard;
het verlagen van het waterpeil;
het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het aanleggen van ondergrondse transport-, energie, telecommunicatie-, of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
het aanbrengen van constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen;
het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
alle overige bodemverstorende werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.
4.4.2 Uitzondering
Het verbod, als bedoeld in artikel 4.4.1, is niet van toepassing indien:
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingvergunning of een ontheffing als bedoeld in 4.3;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
de werken en werkzaamheden ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
het werken of werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld;
de werken of werkzaamheden betrekking hebben op een grondoppervlak kleiner dan 75 m2.
4.4.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod als bedoeld in artikel 4.4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming “Waarde - Archeologie 2” geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.
Artikel 5 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene bouwregels
6.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de verbeelding en hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:
tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
3 Overgangs- en slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
7.1 Overgangsrecht bouwwerken
een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 7.1 a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
Artikel 7.1 a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor gelde plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
7.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voorgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 7.2 a te veranderen of te laten veranderen in een andere met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
Indien het gebruik bedoeld in artikel 7.2 a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
Artikel 7.2 a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
7.3 Hardheidsclausule
Indien toepassing van het overgangsrecht voor bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht buiten toepassing laten.
Artikel 8 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam "Regels van het bestemmingsplan Meerveldhoven, herziening Provincialeweg 52-54” |