Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied. Wat betreft soortenbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van plant- en diersoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden.
Er heeft een quickscan plaatsgevonden naar de aanwezige natuurwaarden door Ecologica (d.d. april 2011). De quickscan is in bijlage
1 opgenomen. De quickscan concludeert het volgende.
- Planten: Er komen hoogstens algemeen beschermde plantensoorten voor. Hiervoor geldt een algemene vrijstelling. Een ander onderzoek of een ontheffing is niet nodig.
- Zoogdieren: Er worden alleen algemeen beschermde grondgebonden zoogdieren verwacht, waarvoor een vrijstelling geldt voor de geplande ontwikkelingen.
- Vleermuizen: Het gebied kan als foerageergebied voor vleermuizen worden gebruikt. De gebouwen kunnen worden gebruikt als vleermuisverblijfplaats. Voor de vleermuizen is een aanvullend onderzoek nodig.
- Vogels: het gebied wordt gebruikt door broedvogels. Maatregelen waarbij groen wordt verwijderd, dienen buiten het broedseizoen plaats te vinden.
- Amfibieën, reptielen, vissen en ongewervelden: Deze worden niet in het plangebied verwacht.
Aanbevolen wordt om tussen half februari en eind augustus geen groen te verwijderen, zodat rekening wordt gehouden met het broedseizoen van vogels.
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de ecologische hoofdstructuur en ligt niet in of nabij een Natura 2000-gebied. In het plangebied komen geen bomen voor, die een gemeentelijke beschermde status hebben. De flora en fauna vormt geen belemmering voor de planontwikkeling, mits rekening wordt gehouden met het broedseizoen van vogels.
Met betrekking tot de vleermuizen heeft een aanvullend vleermuisonderzoek plaatsgevonden (zie bijlage
2). In september 2011 is de gewone dwergvleermuis aangetroffen. Mogelijk zal een ontheffing moet worden aangevraagd ten behoeve van de sloop van de aanwezige bebouwing. Het nadere onderzoek, en eventueel daaruit voortvloeiende onderzoeken, worden in het kader van de procedure ten aanzien van de sloopvergunning uitgevoerd. Op basis van de nu uitgevoerde onderzoeken kan redelijkerwijs worden aangenomen dat er geen sprake is van belemmeringen die de uitvoering van dit plan in de weg zullen staan.