direct naar inhoud van Artikel 5 Wonen
Plan: Schippershof, Oerle
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0861.061100schippershof-0304

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, in- en uitritten van woningen en water;
  • c. met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid (zie nadere eisen regeling) conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de CROW-publicatie 'ASVV 2004 Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom'.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn uitsluitend woningen en daarbij behorende andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan alsmede nutsvoorzieningen.

5.2.1 Gebouwen en overkappingen-algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, behoudens het bepaalde in artikel 5.2.4 onder e en f;
  • b. voor de gronden voor zover deze zijn gelegen binnen het bouwvlak gelden de volgende maximale bebouwingspercentages:

Bouwaanduiding   Bebouwingspercentage maximaal  
vrijstaand   50 %  
twee-aaneen   60 %  
specifieke bouwaanduiding - patiowoningen   85 %  
gestapeld   100 %  

  • c. kelders zijn overal toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan en voor zover geheel onder het maaiveld gesitueerd, mag het bebouwingspercentage worden overschreden, met dien verstande dat ingeval kelders gedeeltelijk boven het maaiveld uitsteken, het bebouwingspercentage niet mag worden overschreden;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c, mogen kelders in de vorm van een parkeergarage met bergingen en voorzieningen ten behoeve van de gestapelde woningen (appartementen) met de daarbij behorende ontsluitingsvoorzieningen, worden opgericht ter plaatse van de binnen deze bestemming en de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gelegen aanduiding 'parkeergarage', waarbij minimaal 38 parkeerplaatsen worden gerealiseerd; de verticale diepte van de kelder mag maximaal 5 m bedragen (gemeten vanaf 0,50 m boven peil);
  • e. ter plaatse van de navolgende aanduidingen zijn, al dan niet in combinatie, de volgende woningtypen toegestaan:

Bouwaanduiding   Toegestane type woning  
vrijstaand [vrij]   vrijstaande woningen  
twee-aaneen [tae]   twee-aaneen (twee-onder-een-kap)  
gestapeld [gs]   gestapeld (appartementen)  
specifieke
bouwaanduiding - patiowoningen [sba-pw]  
patiowoningen  

5.2.2 Woningen-hoofdgebouwen

Voor het bouwen van woningen c.q. het hoofdgebouw, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld', gelden de volgende regels:

  • a. binnen een bestemmingsvlak mag het aantal woningen niet meer bedragen dan door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • b. de voorgevel van het hoofdgebouw dient in of evenwijdig aan de gevellijn gebouwd te worden, met dien verstande dat de afstand van deze gevel tot de gevellijn maximaal 2 m mag bedragen;
  • c. voor het bouwen gelden de volgende bouwregels:

Bouw-
aanduiding
 
Bouwregels hoofdgebouw  
vrijstaand   Breedte   minimaal 7 m en maximaal 20 m  
  Diepte   maximaal 17 m  
  Dakhelling   minimaal 20° en maximaal 60°  
  Bouwhoogte   maximaal 12 m  
  Goothoogte   maximaal 7 m  
  Afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens   aan beide zijden minimaal 3 m
 
  Afstand tot de achterste bouwperceelgrens   minimaal 5 m  
twee-aaneen   Breedte   minimaal 5 m  
  Diepte   maximaal 13,5 m  
  Dakhelling   minimaal 20° en maximaal 60°  
  Bouwhoogte   maximaal 11 m  
  Goothoogte   maximaal 6,5 m  
  Afstand tot de
zijdelingse
bouwperceelgrens  
aan één zijde minimaal 3 m  
  Afstand tot de achterste bouwperceelgrens   minimaal 7 m  
specifieke bouwaanduiding - patiowoningen   diepte   maximaal 12,5 m  
  Goothoogte   maximaal 4,5 m  
  Bouwhoogte   maximaal 9 m  

Met dien verstande dat:

De voorgeschreven dakhelling tussen 20° en 60° geacht wordt in overeenstemming te zijn met de tabel 'Bouwregels hoofdgebouw', indien ¾ van het door het dak af te dekken deel* van het betreffende gebouw daaraan voldoet; van ten hoogste ¼ hiervan mag de dakhelling 0° - 20° bedragen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.061100schippershof-0304_0002.png"

5.2.3 Woningen met de aanduiding gestapeld

Voor het bouwen van woningen c.q. het hoofdgebouw met de aanduiding "gestapeld", gelden de volgende regels:

  • a. binnen een bestemmingsvlak mag het aantal gestapelde woningen niet meer bedragen dan door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • b. de goot- en de bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 10 m en 13,5 m.
5.2.4 Andere gebouwen bij woningen met de aanduidingen "vrijstaand", twee-aaneen" en "specifieke bouwaanduiding - patiowoningen"

Voor het bouwen van andere gebouwen bij woningen met de aanduidingen "vrijstaand", "twee-aaneen" en "specifieke bouwaanduiding - patiowoningen" gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte aan andere gebouwen en overkappingen mag per bouwperceel maximaal 150 m² bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw en overkapping per bouwperceel niet meer dan 75 m² bedraagt;
    • 2. de oppervlakte van een vrijstaand bijgebouw ter plaatse van de aanduiding "maximum bebouwd oppervlak (m2)" niet meer mag bedragen dan de aangegeven oppervlakte;
  • b. andere gebouwen en overkappingen dienen gesitueerd te worden achter de vóórgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, met inachtneming van onderstaande afstanden:

Afstand achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan:   Bouwaanduiding
 
  vrijstaand   twee-aaneen   specifieke bouwaanduiding - patiowoningen  
minimaal:   2 m   2 m   n.v.t  

  • c. de goot- respectievelijk bouwhoogte van een ander gebouw en overkapping mag niet meer bedragen dan 3,2 m respectievelijk 4,5 m, met dien verstande dat:
    • 1. bij vrijstaande woningen de bouwhoogte van aan het hoofdgebouw aangebouwde andere gebouwen maximaal 7 m mag bedragen;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" de maximale goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan is aangeduid;
  • d. voor zover de andere gebouwen van een kap voorzien worden, mag de dakhelling daarvan niet meer dan 60° bedragen;
  • e. in afwijking van hetgeen overigens in deze regels is bepaald, is, eventueel met overschrijding van de bouwgrens waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gesitueerd, aan deze voorgevel een aangebouwd ander gebouw toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de breedte van het andere gebouw mag niet meer bedragen dan de breedte van het hoofdgebouw;
    • 2. de bouwhoogte van het andere gebouw mag niet meer dan 3,6 m bedragen;
    • 3. de diepte van het andere gebouw mag niet meer dan 1,5 m bedragen, mits de diepte van de tuin, gelegen vóór het aan de voorgevel aangebouwde andere gebouw, als gevolg daarvan niet minder dan 2 m zal bedragen;
  • f. in afwijking van hetgeen overigens in deze regels is bepaald, is, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, de bouw van één carport toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de goothoogte van de carport mag niet minder dan 1,5 m en niet meer dan 3 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van de carport mag niet meer dan 3,2 m bedragen, met dien verstande dat een bouwhoogte van maximaal 4,5 m is toegestaan voor carports op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
    • 3. de bebouwde oppervlakte van de carport mag niet meer dan 20 m² bedragen; deze maat wordt niet gerekend bij de bebouwde oppervlakte van andere gebouwen, zoals deze is opgenomen in 5.2.4 onder a;
    • 4. de lengte en breedte van de carport mogen niet minder dan 4 m, respectievelijk 2,5 m bedragen;
    • 5. carports mogen uitsluitend worden opgericht naast de zijgevel van de woning en het verlengde daarvan, vanaf 3 m vóór de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan, tot 1 m achter de achtergevel van de woning;
    • 6. op hoeken van wegen dient de carport te worden gebouwd tegen de zijgevel van de woning, en wel 2 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
    • 7. er mag maximaal één carport per woning worden opgericht.
5.2.5 Nutsvoorzieningen

Van gebouwen van openbaar nut, zoals voorzieningen voor telecommunicatie, water- en energiedistributie, mag de bebouwde oppervlakte niet meer dan 10 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m bedragen.

5.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

Bouwwerk, geen gebouw zijnde   Bouwhoogte maximaal  
antenne-installaties, voor zover gelegen achter de bouwgrens waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gesitueerd   6 m  
licht- en andere masten   6 m  
pergola's   2,7 m  
overkappingen   4,5 m  
terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde  
1 m  
terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de bouwgrens waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gesitueerd en voor zover gelegen binnen het bouwvlak  

2 m  
een houten erfafscheiding ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - erfafscheiding'  
1,8 m  
schotelantennes   zie artikel 5.2.7  

5.2.7 Schotelantennes

Voor het plaatsen van schotelantennes gelden de volgende regels:

  • a. schotelantennes achter de bouwgrens waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gesitueerd mogen een doorsnede hebben van maximaal 2 m en een bouwhoogte van maximaal 5 m;
  • b. schotelantennes vóór de bouwgrens waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gesitueerd mogen een doorsnede hebben van maximaal 1 m en mogen enkel aan de voorgevel worden opgericht terwijl de bovenzijde van de schotelantenne niet boven de goothoogte van het bijbehorende gebouw mag uitsteken.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot het realiseren van voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de CROW-publicatie 'ASVV 2004 Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom'. De parkeergelegenheid dient in, op of onder het gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort gerealiseerd te worden, waarbij de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2 x 6 m bij langsparkeren en ten hoogste 2,5 x 5 m in andere gevallen bedraagt, mits in het verlengde van genoemde 5 m nog 6 m extra ruimte aanwezig is; met dien verstande dat:

  • a. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen perceel niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. geen inbreuk wordt gemaakt op het maximaal te bebouwen oppervlak van de gronden.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Omgevingsvergunning hoger bebouwingspercentage

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.1 onder b teneinde een hoger bebouwingspercentage bij woningen in de bouwwijze "twee-aaneen" toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 75 %;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
  • d. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving.
5.4.2 Omgevingsvergunning grotere parkeergarage

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.1 onder d teneinde een grotere parkeergarage, deels buiten de aanduiding 'parkeergarage', toe te staan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de parkeergarage sluit aan bij de parkeergarage, die is gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  • b. de verticale diepte mag maximaal 5 m bedragen (gemeten vanaf 0,50 m boven peil);
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
  • e. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
  • f. de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen.
5.4.3 Omgevingsvergunning grotere goothoogte hoofdgebouw

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.2 onder c, ten aanzien van de maximale goothoogte voor woningen met de bouwaanduiding “twee-aaneen” teneinde een grotere goothoogte toe te staan ten behoeve van een dakopbouw in het verticale verlengde van de gevel, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de overschrijding van goothoogte bedraagt maximaal 1/3 van het verschil tussen de goot- en de bouwhoogte van de betreffende woning;
  • b. de breedte van het betreffende bouwdeel bedraagt maximaal 3,50 m;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
  • e. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving.
5.4.4 Omgevingsvergunning grotere goothoogte ander gebouw

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.4 onder e, sub 2 teneinde een grotere goothoogte toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw;
  • b. de bouwhoogte blijft ondergeschikt aan die van het hoofdgebouw;
  • a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
  • c. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving.
5.4.5 Omgevingsvergunning situering carport

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.4 onder f, sub 6 teneinde een carport op te richten in het verlengde van de voorgevel met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen;
  • b. de overige voorwaarden als bedoeld in in artikel 5.2.4 onder f, sub 1 t/m 5 en 7 worden in acht genomen.
5.4.6 Omgevingsvergunning grotere maatvoering nutsvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.5 teneinde ten behoeve van nutsgebouwen een bebouwde oppervlakte van maximaal 15 m² en een bouwhoogte van maximaal 4 m toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
  • c. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
  • d. de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen.
5.4.7 Omgevingsvergunning afwijkende maatvoering bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.6 voor:

  • a. het bouwen van terreinafscheidingen buiten het bouwvlak tot een hoogte van maximaal 2 meter voor de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
  • b. het bouwen van antenne-installaties tot een hoogte van maximaal 40 m;
  • c. het bouwen van vrijstaande licht- en andere masten en overige bouwwerken geen gebouwen zijnde met een grotere hoogte;

een en ander met inachtneming van de volgende regels:

  • 1. tegen deze hoogte bestaan geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
  • 2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • 3. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
  • 4. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
  • 5. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onaanvaardbare negatieve invloed op de werking van het ILS van de Vliegbasis Eindhoven.
5.4.8 Omgevingsvergunning schotelantenne met grotere doorsnede

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.7 voor het plaatsen van schotelantennes met een grotere doorsnede voor de gevellijn, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de grotere doorsnede is noodzakelijk voor het verzenden of ontvangen van signalen, waarvan de wenselijke verzending/ontvangst niet op een andere wijze mogelijk is;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, met name de ongestoorde verzending en ontvangst van signalen, worden niet onevenredig aangetast;
  • c. de architectonische en/of cultuurhistorische waarden in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
  • d. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
  • e. de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in gevaar.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen het gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van:

  • a. zelfstandige bewoning, voor zover het betreft andere gebouwen;
  • b. afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft andere gebouwen;
  • c. een aan-huis-verbonden bedrijf;
  • d. standplaats voor onderkomens.
5.5.2 Niet strijdig gebruik
a Standplaats voor caravans, kampeerauto's en tenten

In afwijking van het bepaalde in 5.5.1 onder d. wordt niet als strijdig gebruik beschouwd het gebruik van gronden en/of opstallen als standplaats voor caravans, kampeerauto's en tenten indien gelijktijdig niet meer dan één caravan of kampeerauto en/of één tent per bouwperceel wordt c.q. worden geplaatst en deze niet wordt/worden gebruikt voor permanente bewoning.

b Aan huis verbonden beroep

Het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep is toegestaan wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de woonfunctie van de woning dient behouden te blijven;
  • b. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning (en de andere gebouwen) tot ten hoogste 50 m² mag worden gebruikt voor het aan-huis-verbonden beroep;
  • c. een aan-huis-verbonden beroep en een aan-huis-verbonden bedrijf, indien dat laatste wordt toegelaten via een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.6.2 mogen uitsluitend samen worden uitgeoefend, indien voor beide samen maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning (en de andere gebouwen) tot ten hoogste 50 m² wordt gebruikt;
  • d. de bebouwing dient te blijven voldoen aan de inrichtingseisen, zoals deze voortvloeien uit de gemeentelijke Bouwverordening en het Bouwbesluit;
  • e. degene die de activiteiten in de woning en/of in de bij de woning behorende andere gebouwen zal uitvoeren, dient tevens de hoofdbewoner van de woning te zijn;
  • f. het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet gebruikt worden ten behoeve van de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep, met uitzondering van extra parkeergelegenheid;
  • g. de voor het bouwperceel geldende regels inzake de maatvoering en situering van bebouwing blijven onverkort van kracht;
  • h. het woon- en leefmilieu mag niet onevenredig worden belast, ook niet door een cumulatie van activiteiten, hetgeen door de aanvrager door middel van een rapportage of objectieve beschrijving van de situatie dient te worden aangetoond;
  • i. door degene die de activiteit gaat ontplooien, dient te worden aangetoond dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied;
  • j. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met het aan-huis-verbonden beroep en uitgezonderd handelsactiviteiten via het internet.
c Parkeren op eigen terrein

Parkeren op eigen terrein is uitsluitend toegestaan:

  • a. indien het parkeren plaatsvindt naast de zijgevel van de woning en het verlengde daarvan in de voor- en achtertuin, mits de afstand tussen de zijgevel en de zijdelingse perceelgrens minimaal 2,5 m bedraagt; of
  • b. indien het parkeren plaatsvindt vóór de naar de weg gekeerde zijde van de woning (met name bij aaneengebouwde woningen) en de voortuin een diepte heeft van ten minste 9 m en geparkeerd wordt tegen het trottoir;

een en ander mits:

    • 1. hierdoor de verkeersveiligheid en/of de verkeersafwikkeling niet in gevaar komt;
    • 2. de openbare groenvoorziening niet op een voor het straatbeeld onaanvaardbare wijze wordt aangetast;
    • 3. geen vermindering van het parkeerareaal plaatsvindt;
    • 4. het woon- en leefklimaat niet op onaanvaardbare wijze wordt verstoord.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Omgevingsvergunning aan-huis-verbonden beroep

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.5.2 onder b, voor de vergroting van het toegestane vloeroppervlak voor een aan-huis-verbonden beroep tot ten hoogste 75 m². Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

  • a. een omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien ter plaatse niet tegelijkertijd een aan-huis-verbonden bedrijf wordt uitgeoefend;
  • b. ten aanzien van verkeer en parkeren dient het volgende in acht genomen te worden:
    • 1. het aantal parkeerplaatsen op eigen erf (al dan niet inpandig) mag niet afnemen, tenzij deze parkeerplaatsen in de onmiddellijke nabijheid worden gecompenseerd;
    • 2. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving, gelet op de stedenbouwkundige structuur hiervan;
  • c. het woon- en leefmilieu mag niet onevenredig worden belast, ook niet door een cumulatie van activiteiten.
5.6.2 Omgevingsvergunning aan-huis-verbonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.5.1 onder c, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijf. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie van de woning dient behouden te blijven;
  • b. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning (en de andere gebouwen) tot ten hoogste 75 m² mag worden gebruikt voor het aan-huis-verbonden bedrijf en een krachtens het bepaalde in artikel 5.5.2 onder b toegestaan aan-huis-verbonden beroep samen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt voor kinderopvang als aan-huis-verbonden bedrijf dat maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning (en de andere gebouwen) tot ten hoogste 40 m² mag worden gebruikt voor de kinderopvang; voorts mogen per woning (en de andere gebouwen) maximaal 9 kinderen worden opgevangen;
  • d. de bebouwing dient te blijven voldoen aan de inrichtingseisen, zoals die voortvloeien uit de gemeentelijke Bouwverordening en het Bouwbesluit;
  • e. degene die de activiteiten in de woning en/of in de bij woning behorende andere gebouwen zal uitvoeren, dient tevens de hoofdbewoner van de woning te zijn;
  • f. het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet gebruikt worden ten behoeve van de uitoefening van het aan-huis-verbonden bedrijf, met uitzondering van extra parkeergelegenheid en van buitenspeelruimte ten behoeve van kinderopvang;
  • g. de voor het bouwperceel geldende regels inzake de maatvoering en situering van bebouwing blijven onverkort van kracht;
  • h. ten aanzien van verkeer en parkeren dient het volgende in acht te worden genomen:
    • 1. het aantal parkeerplaatsen op eigen erf (al dan niet inpandig) mag niet afnemen, tenzij deze parkeerplaatsen in de onmiddellijke nabijheid aantoonbaar kunnen worden gecompenseerd;
    • 2. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving, gelet op de stedenbouwkundige structuur hiervan;
  • i. het woon- en leefmilieu mag niet onevenredig worden belast, ook niet door een cumulatie van activiteiten; dit betekent onder andere het volgende:
    • 1. de aanvrager toont door middel van een rapportage of objectieve beschrijving van de situatie aan, dat geen hinder naar de omgeving zal ontstaan;
    • 2. een omgevingsvergunning kan alleen worden verleend voor activiteiten die vallen onder maximaal categorie B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging (bijlage), dan wel uit een oogpunt van invloed op het woon- en leefmilieu vergelijkbaar zijn met de in die categorie vermelde bedrijven, alsmede voor kinderopvang;
    • 3. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met het aan-huis-verbonden bedrijf, alsmede handelsactiviteiten via het internet.
5.6.3 Omgevingsvergunning afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.5.1 onder b en toestaan dat een ander gebouw ten dienste van een woning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte mag niet meer dan 75 m² bedragen;
  • d. er ontstaat geen zelfstandige woning.
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Wijzigen naar een ander woningtype

Het bevoegd gezag is bevoegd, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het woningtype om te zetten in een ander woningtype, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het ter plaatse aanwezige aantal woningen blijft gelijk;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
  • d. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
  • e. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • f. de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van geluidsgevoelige gebouwen is niet hoger dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.