9.4 Afwijken van de bouwregels
9.4.1 Afwijking oppervlakte gebouwen en bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
-
a. artikel 9.2.1, sub c en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen wordt vergroot tot maximaal 25 m²;
-
b. artikel 9.2.2, sub a en sub b en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt verhoogd tot niet meer dan 10 meter en de bouwhoogte van antenne-installaties wordt verhoogd tot niet meer dan 40 meter;
met inachtneming van de volgende regels:
-
1. een afwijking mag niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of verkeersonveilige situaties of in verband met de ontsluiting van percelen;
-
2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
-
3. er is sprake van een goede landschappelijke inpasbaarheid;
-
4. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
-
5. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
-
6. de sociale veiligheid komt niet in het geding;
-
7. rekening wordt gehouden met de IHCS.
9.4.2 Afwijken ten behoeve van een standplaats
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de artikelen 9.1 en 9.2 voor het toestaan van het gebruik van gronden voor een standplaats met bijbehorende bouwwerken, met inachtneming van de volgende regels:
-
a. er bestaan tegen de aanwijzing van de standplaats geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersvrijheid of –veiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
-
b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
-
c. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
-
d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
-
e. op de standplaats is een verkoopinrichting, inclusief luifel en uitstallingen, toegestaan met een maximale oppervlakte van 24 m2;
-
f. (optioneel) in afwijking van het bepaalde onder e mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-standplaats', een extra oppervlakte van maximaal 12 m2 worden benut ten behoeve van de luifel, parasol of uitstallingen;
-
g. de verkoopinrichting, inclusief luifel en uitstallingen, mag niet in de grond verankerd zijn;
-
h. de verkoopinrichting, inclusief luifel en uitstallingen, moet in zijn geheel of in delen kunnen worden verplaatst;
-
i. de goot- respectievelijk de bouwhoogte van de verkoopinrichting, inclusief luifel en uitstallingen, mag niet meer mag bedragen dan 3,20 meter respectievelijk 4,50 meter.
9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.5.1 Verbod
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Verkeer', zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, op de gronden bedoeld in dit artikel de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten:
-
a. het kappen van bomen met een diameter groter dan 30 centimeter;
-
b. op gronden nader aangeduid met 'specifieke vorm van verkeer - onverhard' oppervlakteverhardingen aan te brengen.
9.5.2 Uitzondering op verbod
Het verbod als bedoeld in artikel 9.5.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
-
a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
-
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
-
c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
9.5.3 Toelaatbaarheid
De in artikel 9.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:
-
a. door die werken of werkzaamheden danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
-
b. deskundigen hebben aangetoond dat een boom risico op schade of ongelukken veroorzaakt ofwel aantoonbaar onevenredige hinder oplevert voor de omgeving.