direct naar inhoud van 4.6 Externe veiligheid
Plan: Zilverbaan, 2e fase Westelijke Ontsluitingsroute
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0861.011400ZILVERBAAN-0401

4.6 Externe veiligheid

In het kader van de MER is er een effectbeoordeling voor het aspect externe veiligheid uitgevoerd en de consequenties hiervan voor de planontwikkeling. Er is getoetst aan de beïnvloeding vervoer gevaarlijke stoffen, beïnvloeding risico's opslag gevaarlijke stoffen, beïnvloeding risico's als gevolg van buisleidingen en beïnvloeding als gevolg van het luchtvaartterrein Eindhoven.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Binnen het plangebied worden geen routes, waarop het vervoer van gevaarlijke stoffen mogelijk is, gesitueerd. De nieuwe Westelijke OntsluitingsRoute zal niet aangewezen worden als transportroute voor gevaarlijke stoffen en zal dan ook niet leiden tot nieuwe risico's binnen het gebied.


Opslag gevaarlijke stoffen

In verband met de externe veiligheidsrisico's van het bedrijf Alliance Veldhoven BV (groothandel in bestrijdingsmiddelen) aan de Sondervick is er sprake van een risicocontour en een invloedsgebied.

Het gebied waarop het tracé Zilverbaan is geprojecteerd ligt echter buiten het invloedsgebied van dit bedrijf.

Buisleidingen

Binnen het onderhavige plangebied zijn geen leidingen aanwezig die van invloed zijn op de externe veiligheid ter plekke.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.011400ZILVERBAAN-0401_0020.png"

Luchtvaartterrein Eindhoven

Bij een ontwikkeling nabij een vliegveld speelt externe veiligheid een belangrijke rol. Er bestaat immers een kans op een calamiteit met een vliegtuig waarbij slachtoffers kunnen vallen in de omgeving van het vliegveld. In de geldende regelgeving voor luchtvaartterreinen is niets vastgelegd met betrekking tot externe veiligheid. In 2003 is een begin gemaakt met het voorbereiden van nieuwe wetgeving op het gebied van milieu, externe veiligheid en ruimtelijke ordening voor regionale en kleine luchthavens. In de septemberbrief inzake externe veiligheid (2003) is over regionale luchthavens medegedeeld dat met betrekking tot externe veiligheid een planologisch interimbeleid wordt gevoerd. Bedoeling van dit beleid is te voorkomen dat ongewenste situaties ontstaan met betrekking tot externe veiligheid in de nabijheid van vliegvelden. Dit no-regret beleid is opgenomen in de derde voortgangsbrief externe veiligheid omdat de nieuwe wetgeving voor Luchthaventerreinen nog niet in werking is getreden.

Er zijn echter nog geen afstanden tot de verschillende vliegvelden vastgesteld, waarbinnen het no-regret beleid geldt. In overleg met het ministerie van VROM is getracht een oplossing te vinden voor deze onduidelijkheid. Vooralsnog is het Besluit geluidsbelasting grote luchtvaart (BGGL) van toepassing. Hieruit volgt dat sprake is van een geluidszone welke oploopt van 35 tot 65 Ke. Het plangebied is gelegen buiten de 35 Ke. Een geluidscontour van 20 Ke is hierbij niet van toepassing.

Daarnaast is door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) het groepsrisico van het vliegverkeer op luchtvaartterrein Eindhoven in kaart gebracht. Uit dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat plangebied gelegen is buiten de

10-6 contour van het luchtvaartterrein. Het gebied is ook gelegen buiten het invloedsgebied waar het Groepsrisico vanwege het vliegveld relatief hoog is.

Het plangebied is echter wel gelegen in de Horizontal Surface en Conical Surface (IHCS) van de vliegbasis. De IHCS is vastgesteld ten behoeve van de vliegverkeersveiligheid en bestaat uit een obstakelvrij vlak met een hoogte van 65 meter boven NAP, gelegen met een straal van 4 km rond de landingsdrempels, dat overgaat in een conisch vlak met een helling van 5% tot 145 meter boven NAP over een afstand van 2 km. Het plangebied is gedeeltelijk gelegen in het conisch vlak van 65 meter boven NAP en gedeeltelijk in het conisch vlak oplopend van 65 meter tot 120 meter boven NAP. Het bestemmingsplan staat geen hogere bebouwing toe en derhalve is het niet nodig de IHCS afzonderlijk op te nemen.

De vliegbasis Eindhoven beschikt over ILS-apparatuur teneinde een landing in verminderde weersomstandigheden mogelijk te maken (Instrument Landing System). Om te voorkomen dat de werking van het ILS wordt verstoord, is het noodzakelijk om binnen een bepaald gebied, alvorens een object op te richten, een toetsing plaatsvindt. Dit gebied bestaat uit meerdere vlakken, zowel horizontaal als oplopend. De hoogtebeperking van het ILS is er in eerste instantie niet op gericht bouwwerken hoger dan de genoemde hoogten bij de vlakken tegen te gaan, maar om een toetsing te laten plaatsvinden, zodat duidelijk is of de werking zou worden verstoord. Voor het gebied waarop onderhavig plan geprojecteerd is geldt een maximum bouwhoogte van circa 25 meter vanaf maaiveld. Hogere objecten dienen eerst te worden getoetst. Het onderhavige voornemen omvat geen bebouwing. Een verdere toetsing is in dit geval dan ook niet aan de orde.

Er is géén sprake van een invliegfunnel ter plaatse van het plangebied. Deze invliegfunnel ligt verder ten noordwesten van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.011400ZILVERBAAN-0401_0021.png"