| Plan: | TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22f Doorstroming Eindhoven-Veldhoven |
|---|---|
| Status: | ontwerp |
| Plantype: | bestemmingsplan |
| IMRO-idn: | NL.IMRO.0861.TAMOPH22f-0301 |
Preambule
Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het faciliteren van Doorstroming Eindhoven-Veldhoven in Veldhoven en vormt juridisch een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk 22f) van het omgevingsplan van de gemeente Veldhoven. Dit hoofdstuk is op grond van artikel 11.1, tweede lid, van het Besluit elektronische publicaties, bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.
De in dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22f van het omgevingsplan van de gemeente Veldhoven. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '22f' gelezen worden.
De begripsbepalingen in de volgende bijlagen zijn van toepassing voor dit TAM-omgevingsplan, tenzij bij dit TAM-omgevingsplan daarvan is afgeweken:
Onderstaande begripsbepalingen zijn van toepassing voor dit TAM-omgevingsplan.
TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22f Doorstroming Eindhoven-Veldhoven.
het omgevingsplan van de gemeente Veldhoven.
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
archeologisch onderzoek, verricht door een organisatie (bijv. een onderzoeksbureau of overheidsinstelling) die daartoe is gecertificeerd conform de Erfgoedwet.
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten (resten uit het verleden).
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten (resten uit het verleden).
een permanente verbinding in een weg of pad over een andere weg dan wel water.
een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie. Deze dient in ieder geval te voldoen aan de in de KNA gestelde kwalificaties van senior archeoloog.
een erfafscheiding met een constructie waardoor het zicht op de achterliggende gronden wordt belemmerd en waarbij de constructie voor meer dan 30% dicht is.
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, of onderdelen van bouwwerken die worden aangemerkt als uitingen van één der beeldende kunsten.
een in bouwkundige zin, door mensenhanden gemaakt (civiel technisch) bouwwerk, zoals aquaducten, bruggen, dijken, tunnels en viaducten.
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, windvanen en liftschachten.
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonschepen, caravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van recreatief buitenverblijf voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.
een bouwwerk met een dak al dan niet gedeeltelijk of geheel met wanden omsloten bij een busstation;
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan voorzieningen als duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten en dergelijke.
De meet- en rekenbepalingen uit artikel 22.24 van het omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op het meten van de waarden die in dit hoofdstuk in meters (m), m² of m³ zijn uitgedrukt, voor zover hiervan niet is afgeweken in het bepaalde in dit artikel. Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
de diepte van de bodemverstorende ingreep, gemeten ten opzichte van het maaiveld ter plaatse (straat of terreinniveau).
het gebied (zone) waarbinnen bodemingrepen plaatsvinden die een verstorende werking kunnen hebben op het archeologisch bodemarchief.
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
In het 'Openbaar gebied' zijn de volgende activiteiten toegestaan:
met de volgende bijbehorende voorzieningen:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Binnen de aanduiding 'overige zone - busstation MMC' geldt, in afwijking van het bepaalde in artikel 1, lid 1, dat de besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van de Omgevingswet van toepassing blijven.
In 'overige zone - busstation MMC' zijn de volgende activiteiten toegestaan:
met de volgende bijbehorende voorzieningen:
De regels in 5.2 gelden in aanvulling op de regels uit de besluiten van artikel 22.1, onder a, van de Omgevingswet.
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de activiteiten zoals opgenomen in 5.2 binnen de aanduiding 'overige zone - busstation MMC' gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de activiteiten zoals opgenomen in 5.2 binnen de aanduiding 'overige zone - busstation MMC', gelden de volgende regels:
De regels in 5.4 gaan voor op de regels uit de besluiten van artikel 22.1, onder a, van de Omgevingswet voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Binnen de aanduiding 'overige zone - verkeer' geldt, in afwijking van het bepaalde in artikel 1, lid 1, dat de besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van de Omgevingswet van toepassing blijven.
In 'overige zone - verkeer' zijn de volgende activiteiten toegestaan:
met de volgende bijbehorende voorzieningen:
De regels in 6.2 gelden in aanvulling op de regels uit de besluiten van artikel 22.1, onder a, van de Omgevingswet.
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van de activiteiten zoals opgenomen in 6.2 binnen de aanduiding 'overige zone - verkeer' gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de activiteiten zoals opgenomen in 6.2 binnen de aanduiding 'overige zone - verkeer' gelden de volgende regels:
De regels in 6.4 gaan voor op de regels uit de besluiten van artikel 22.1, onder a, van de Omgevingswet voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Binnen het gebied 'Waarde – Archeologie 1' zijn de gronden mede bedoeld voor het behoud en de bescherming van de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.
Op of in deze gronden mogen ten behoeve van de andere daar voorkomende functies geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:
Op deze gronden is het bouwen van een gebouw voor archeologisch onderzoek toegestaan tot een bouwhoogte van maximaal 3 m.
Een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken zoals bedoeld in artikel 22.26 wordt in afwijking van artikel 7.2.1 ook verleend voor het bouwen ten behoeve van andere functies, indien:
Voor zover het oprichten van een gebouw als bedoeld in artikel 7.2 kan leiden tot een verstoring van archeologische resten, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
Bij het indienen van een aanvraag omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten als bedoeld in artikel 7.2 wordt een rapport ingediend, waaruit blijkt dat de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
Het bepaalde in 7.6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
De in artikel 7.6.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien uit een archeologisch rapport blijkt dat het uitvoeren van de werken en werkzaamheden en ook de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologische resten.
Voor zover het uitvoeren van de werken en werkzaamheden en ook de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologische resten, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften verbinden:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Kelders en parkeergarages zijn, voor zover geheel gesitueerd onder het maaiveld, overal toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan.
In afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, het volgende:
In geval van herbouw is 9.2.1 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
Het is verboden de in dit TAM-omgevingsplan bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven functie.
Als gebruik in strijd met de functie wordt in dit TAM-omgevingsplan in ieder geval aangemerkt:
een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de functie gerichte gebruik van de gronden.
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone – industrie' is het bouwen van geluidgevoelige gebouwen en terreinen niet toegestaan, voorzover de geluidsbelasting ter hoogte van de gevel of de grens van het terrein meer dan 50 db(A) bedraagt.
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerszone - IHCS' geldt dat die gronden -naast de andere aangewezen functie(s)- primair bedoeld zijn als obstakelvrij (start- en landings)vlak ter waarborging van de vliegveiligheid.
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - IHCS' geldt, in aanvulling op hetgeen elders in deze planregels is bepaald, dat de bouwhoogte van bouwwerken niet meer mag bedragen dan 65 m boven NAP.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting' is het gebruik van gronden en bouwwerken conform artikel 4 en artikel 6 uitsluitend toegestaan nadat een landschapsplan is opgesteld, welke door het college van burgemeester en wethouders is goedgekeurd, en de landschapsmaatregelen uit dit landschapsplan zijn uitgevoerd en in stand worden gehouden.
Een omgevingsvergunning wordt in afwijking van de beoordelingsregels bouwen ook verleend voor het bouwen voor de in a t/m f genoemde gevallen indien wordt voldaan aan de regels onder 1 t/m 4:
met inachtneming van de volgende regels:
De aanvullende beoordelingsregel in artikel 12.1 geldt niet voor bouwactiviteiten waarvoor binnen één van de aangewezen functies al een aanvullende beoordelingsregels voor bouwen - met beoordelingsruimte is toegepast.
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt: