direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Zonnepanelenpark Vooraard
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0861.PB00013-0401

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Rooftop Energy is voornemens een zonnepark op te richten aan de Vooraard te Veldhoven. Nederland heeft zichzelf tot doel gesteld voor 14% van het energieverbruik te voorzien uit duurzame, hernieuwbare bronnen in 2020. Zonne-energie vormt een van de uitvoeringsmogelijkheden. Rooftop Energy draagt bij aan deze ambitie. De gemeente Veldhoven heeft samen met Rooftop Energy de locatie aan de Vooraard te Veldhoven geschikt bevonden. Het zonnepark zal worden opgericht voor een periode van 20 jaar. Het planvoornemen is in strijd met het vigerende bestemmingsplan, waardoor een omgevingsvergunning voor het (tijdelijk) afwijken van het bestemmingsplan noodzakelijk is (activiteit handelen in strijd met regels RO).

Onderhavige ruimtelijke onderbouwing vormt een onderdeel van de vergunningaanvraag.

1.2 Opzet ruimtelijke onderbouwing

De ruimtelijke onderbouwing bestaat uit de volgende onderdelen:

  • hoofdstuk 1 - aanleiding en doel
  • hoofdstuk 2 - beschrijving van de huidige situatie
  • hoofdstuk 3 - beschrijving van het project
  • hoofdstuk 4 - beleidskader
  • hoofdstuk 5 - milieu- en omgevingsfactoren
  • hoofdstuk 6 - maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid
  • hoofdstuk 7 - te doorlopen procedure
  • hoofdstuk 8 - conclusie

1.3 Bij het plan behorende stukken

Ten behoeve van de toets aan wet- en regelgeving op het gebied van milieu- en omgevingsfactoren zijn de volgende onderzoeken uitgevoerd. De onderzoeken zijn als bijlage aan de ruimtelijke onderbouwing toegevoegd:

Daarnaast zijn ook het advies archeologie (Bijlage 1) en de aanmeldingsnotitie in het kader van het Besluit m.e.r. (Bijlage 5) bijgevoegd.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

 

2.1 Plangebied

De beoogde locatie betreft een perceel aan de Vooraard te Veldhoven (figuur 2-1). Het kadastrale perceelnummer is F88. Het plangebied is in de huidige situatie een braakliggend grasland. Ten oosten van het plangebied is een locatie van de fietscrossvereniging Veldhoven. Ten noorden van het plangebied liggen gemeenschapstuintjes. Verder wordt het plangebied omgeven door weilanden. Op ca. 150 meter afstand liggen woningen van de Veldhovense wijk De Kelen. Het oppervlakte van het plangebied bedraagt ca. 1,6 hectare. De locatie is in eigendom van de gemeente Veldhoven. Rooftop Energy huurt de locatie voor 20 jaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.PB00013-0401_0001.png"

Figuur 2-1 Plangebied Zonnepark Vooraard

2.2 Vigerende bestemming

De gronden zijn gelegen binnen het bestemmingsplan Veldhoven Noord, vastgesteld door de gemeenteraad van Veldhoven op 25 juni 2013. Het bestemmingsplan is met name gericht op het beheer van de bestaande situatie en heeft daardoor grotendeels een conserverend karakter.

2.2.1 Bestemming

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.PB00013-0401_0002.png"

Figuur 2-2 Uitsnede bestemmingsplan Veldhoven Noord

Het plangebied heeft binnen het vigerende bestemmingsplan de bestemming 'Agrarisch' (figuur 2-2). De gronden zijn bestemd voor agrarisch grondgebruik met daarbij behorende voorzieningen. De maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 2 meter binnen de bestemming 'Agrarisch'. De oprichting van een zonnepark past niet binnen de vigerende bestemming.

Daarnaast heeft het plangebied een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3', de grond is hier behalve als agrarisch gebied ook bestemd voor het behoud en de bescherming van de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden. Ter plaatse van de dubbelbestemming is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning grondwerkzaamheden uit te voeren. In paragraaf 5.2.2 wordt aangetoond dat geen archeologische resten verloren gaan door het planvoornemen. De dubbelbestemming blijft bovendien gehandhaafd, mochten zich er in de toekomst andere initiatieven voordoen.

Op het plangebied zijn tevens drie gebiedsaanduidingen van kracht:

  • I. gebiedsaanduiding luchtvaartverkeerszone - ILS
  • II. gebiedsaanduiding luchtvaartverkeerszone - Inner Horizontal en Conical Surfice (IHCS)
  • III. wro-zone - wijzigingsgebied 4

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerszone - ILS' geldt dat die gronden primair bestemd zijn als invliegroute van het vliegverkeer en het daarbij behorende verstoringsvlak van het Instrument Landing System (ILS) ter waarborging van de vliegveiligheid. De bouwhoogte zoals aangegeven op de kaart 'Luchtvaartverkeerzone - ILS - kaart als bijlage van het vigerende bestemmingsplan mag niet worden overschreden. Het planvoornemen zal de maximale bouwhoogte niet overschrijden.

Ter plaatse van de aanduiding luchtvaartverkeerszone - Inner Horizontal en Conical Surfice (IHCS) geldt in aanvulling op hetgeen elders in deze planregels is bepaald dat de bouwhoogte van bouwwerken niet meer mag bedragen dan 65 meter boven NAP. Het planvoornemen zal de maximale bouwhoogte niet overschrijden.

Ter plaatse van de aanduiding wro-zone wijzigingsgebied 4 kan het bevoegd gezag de bestemming wijzigen in de bestemming 'Sport' ten behoeve van de realisatie van sportvelden. Het bevoegd gezag maakt in het kader van het planvoornemen geen gebruik van deze wijzigingsbevoegdheid.

2.2.2 Conclusie

De oprichting van een zonnepark past niet binnen de bestemming 'Agrarisch'. Het planvoornemen is in strijd met het vigerende bestemmingsplan, waardoor een omgevingsvergunning voor het (tijdelijk) afwijken van het bestemmingsplan noodzakelijk is (activiteit handelen in strijd met regels RO).

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

Rooftop Energy is voornemens een totaal van ongeveer 5.900 zonnepanelen te plaatsen voor een termijn van 20 jaar. Door het zonnepark wordt elektriciteit opgewekt uit zonne-energie. Het totale vermogen van het zonnepark bedraagt 1,6 MWp. De verwachting is dat per jaar ca. 1,4 miljoen kWh kan worden opgewekt. Het zonnepark bestaat uit twee veldopstellingen van zonnepanelen met bijhorende infrastructuur en heeft een totale omvang van ca. 1,6 hectare.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.PB00013-0401_0003.png"

Figuur 3-1 Impressie planvoornemen

Het zonnepark bestaat uit twee veldopstellingen van zonnepanelen over een oppervlakte van in totaal ca. 1,6 hectare. De veldopstellingen worden gesplitst door een waterloop. De belangrijkste kenmerken van het project zijn hieronder weergegeven:

  • 4. De panelen worden geplaatst in rijen in een oost-west opstelling, waarmee de panelen zo georiënteerd worden dat een zo hoog mogelijke stroomproductie wordt behaald;
  • 5. De panelen worden geplaatst op een daarvoor geïnstalleerd frame met een hoogste punt van 2,3 meter. Hierdoor blijft begrazing onder de panelen mogelijk. De frames worden verankerd middels palen (tot 1 meter diep), zodat slechts zeer beperkte ontgraving nodig is;
  • 6. Een panelenrij heeft een lengte van circa 75 meter. Er blijft een open ruimte van circa 2 meter tussen de rijen panelen, om schaduwwerking onderling te voorkomen. Door de afstand tussen de panelenrijen wordt de waterbergende functie niet belemmerd;
  • 7. Onder de panelen wordt geen verharding toegepast. Er wordt gebruik gemaakt van ingezaaid gras met veldbloemen en lokaal aanwezige plantensoorten, om het natuurlijke karakter zoveel mogelijk te behouden;
  • 8. De bestaande bomenrijen rondom het plangebied blijven behouden en zorgen voor een goede landschappelijke inpassing van het zonnepark;

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.PB00013-0401_0004.png"

Figuur 3-2 Ligging zonnepark

In figuur 3-3 is een principedoorsnede opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.PB00013-0401_0005.png"

Figuur 3-3 Principe doorsnede

De opgewekte duurzame energie door middel van de zonnepanelen komt binnen bij de omvormerlocatie. Hier wordt de geproduceerde elektriciteit omgezet van DC naar AC (van gelijkstroom naar wisselstroom). Vanuit de omvormerlocatie gaat de elektriciteit naar een trafopunt dat via een 10 KV kabeltracé zal worden aangesloten op het landelijke elektriciteitsnet. Het trafopunt bevindt zich aan de westzijde van het projectgebied.

Het zonnepark heeft vier toegangsmogelijkheden, verdeeld over de westkant van het projectgebied. Er zijn geen andere voorzieningen of aanpassingen aan het wegennet nodig voor de realisatie van het zonnepark.

 

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt het relevante Rijks-, provinciaal-, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke structuur en de functionele structuur opgenomen.

4.2 Rijksbeleid en Europese richtlijnen

4.2.1 RES-directive

Vanuit Europa verplicht de RES-directive, de EU-richtlijn Hernieuwbare energie, lidstaten om met duurzame energie aan de slag te gaan. De EU heeft als doel om de uitstoot van broeikasgassen in de EU-landen te verminderen en om andere landen te bewegen hetzelfde te doen. Eén van de doelstellingen van deze richtlijn is om tegen 2020 het aandeel van duurzame energie, waaronder zonne-energie, te verhogen tot 20% van het totale energieverbruik in de EU. Middels het Energieakkoord heeft Nederland zich gecommitteerd aan een toename van het aandeel hernieuwbare energieopwekking van 14 procent in 2020 en 16 procent in 2023.

4.2.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. In de structuurvisie schetst het Rijk de ambities voor concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid tot 2040 (lange termijn) en doelen, belangen en opgaven tot 2028 (middellange termijn).

De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd, dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Zij zijn dus concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect, dat wil zeggen door tussenkomst van de provincie, door te werken tot op het niveau van de lokale besluitvorming, zoals de vaststelling van bestemmingsplannen. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.

De centrale visie wordt uiteengezet in drie hoofddoelstellingen voor de middellange termijn (2028), namelijk “concurrerend, bereikbaar en leefbaar en veilig”. Voor deze drie rijksdoelen zijn de onderwerpen van nationaal belang benoemd waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Aan de drie hoofddoelstellingen zijn 13 nationale belangen verbonden, welke juridisch zijn verankerd in de Barro.

In het Barro zijn regels opgenomen voor de volgende nationale belangen:

  • rijksvaarwegen;
  • mainportontwikkeling Rotterdam;
  • kustfundament;
  • grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • defensie;
  • hoofdwegen en landelijke spoorwegen;
  • elektriciteitsvoorziening;
  • buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • Natuurnetwerk Nederland;
  • primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  • erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Betekenis voor het bestemmingsplan 

De onderhavige ontwikkeling bevindt zich niet in de nationale hoofdstructuur en omvat geen ontwikkelingen van landsbelang. De ontwikkeling van het zonnepark is van dermate kleine schaal dat geen van de nationale doelstellingen of belangen van toepassing is. Het valt niet binnen het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en energietransitie. Het is de taak van provincies en gemeenten om voldoende ruimte te bieden voor duurzame energievoorzieningen, waaronder zonne-energie. Het ruimtelijk rijksbeleid voor (duurzame) energie beperkt zich daarom enkel tot grootschalige windenergie op land en zee en het bijbehorende transportnetwerk.

Conclusie

Het voornemen past binnen de Europese en nationale ambities om te komen tot een meer duurzame vorm van energievoorziening. Er is geen sprake van strijdigheid met Europees of nationaal beleid.

4.3 Provinciaal en regionaal beleid

4.3.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening

Op 18 maart 2014 is de geactualiseerde Structuurvisie ruimtelijke ordening in werking getreden. In de Structuurvisie ruimtelijke ordening geeft de provincie Noord-Brabant aan hoe zij omgaat met de ruimtelijke opgave voor de periode tot en met 2025 met een doorkijk naar 2040. Dit met als doel een goede woon-, werk- en leefomgeving voor de inwoners en bedrijven in Noord-Brabant. De structuurvisie bestaat uit twee delen en een uitwerking.

Deel A bevat de hoofdlijnen van het beleid en de provincie heeft daarin haar belangen bepaald en ruimtelijke keuzes gemaakt. De provincie staat voor een aantal grote maatschappelijke vraagstukken dat leidt tot ruimtelijke opgaven. Het gaat dan om de ruimtelijke opgaven die voortkomen uit bijvoorbeeld de veranderingen in het klimaat, de toenemende concurrentie tussen economische regio's, de groeiende mobiliteit en de afnemende bevolkingsgroei. Deze opgaven leiden tot ruimtelijke keuzes voor de toekomstige ontwikkeling van Noord-Brabant. Bij deze ruimtelijke keuzes, die zijn vertaald in veertien provinciale belangen, hanteert de provincie twee leidende principes. Het gaat hier ten eerste om ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid en ten tweede om vestigings- en leefklimaat en gezondheid. De provincie heeft hierbij als sturingsfilosofie 'samenwerken aan kwaliteit'. Samen met andere overheden, private partijen en maatschappelijke organisaties geeft de provincie vorm aan de duurzame ruimtelijke ontwikkeling van Noord-Brabant, waarbij subsidiariteit en vertrouwen bepalend is.

In deel B zijn vier ruimtelijke structuren beschreven en voor iedere ruimtelijke structuur heeft de provincie haar ambities en beleid geformuleerd. Per beleidsdoel is aangegeven welke instrumenten de provincie inzet om haar doelen te halen. Het gaat hierbij om de groenblauwe structuur, het landelijk gebied, de stedelijke structuur en de infrastructuur.

Betekenis voor het bestemmingsplan

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.PB00013-0401_0006.png"

Figuur 4-1 Uitsnede Structuurvisie

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.PB00013-0401_0007.png"

Figuur 4-2 Uitsnede Structurenkaart

Het plangebied valt binnen het landelijk gebied, meer specifiek het gemengd landelijk gebied waarbinnen een menging van functies aanwezig is. Het gemengd landelijk gebied is een veelzijdige gebruiksruimte, waarbij ontwikkelingen zoals wonen, werken, recreatie en toerisme goed passen bij de omgeving qua aard, schaal en functie, dit zolang er rekening gehouden wordt met de omgevingskwaliteiten. De ontwikkeling van functies is in beginsel alleen mogelijk op vrijkomende locaties. Een zonnepark zou ingepast kunnen worden binnen het plangebied. De zone wordt daarnaast omgeven door de stedelijke structuur, doet dienst als groene geledingszone tussen kern en landelijk gebied, en wordt aangeduid als zoekgebied voor verstedelijking. In kernen zoals Veldhoven wordt een bovenlokale groei van de verstedelijking opgevangen. Zorgvuldig ruimtegebruik is dan ook één van de speerpunten van de provincie binnen de stedelijke structuur. Kansen op vlak van functiemenging, inbreiding, herstructurering en waar nodig transformatie moeten goed worden benut. De ontwikkeling van een zonnepark faciliteert de functiemenging die de provincie nastreeft. De provincie wil met name de toepassing van zonne-energie op bebouwing stimuleren (bedrijventerreinen en agrarische bebouwing). Zij zien echter ook mogelijkheden om panelen te plaatsen op braakliggende terreinen, zoals het plangebied. Dergelijke zonneparken zijn tijdelijk en kunnen op termijn plaatsmaken voor ontwikkelingen die beter binnen het weefsel van de kern passen.

De provincie stimuleert de inzet van energie-efficiency en de productie van duurzame energie. Hierover is een Energieagenda 2010-2020 opgemaakt. Dit document wordt in paragraaf 4.3.4 uitgebreid besproken.

4.3.2 Verordening Ruimte

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening heeft de provincie Noord-Brabant een verordening opgesteld met algemene en specifieke eisen ten aanzien van ruimtelijke besluiten van gemeenten. Provinciale Staten van Noord-Brabant heeft in 2015 de Verordening Ruimte 2014 opnieuw vastgesteld. Per 15 juli 2017 is deze versie geconsolideerd.

Betekenis voor het bestemmingsplan

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.PB00013-0401_0008.png"

Figuur 4-3 Uitsnede Verordening Ruimte

Het plangebied valt in de Verordening Ruimte binnen bestaand stedelijk gebied. Het is de bedoeling stedelijke ontwikkelingen te bundelen in stedelijk concentratiegebied. Het doel van deze concentratiegebieden is de creatie van voldoende draagvlak voor de steden als economische en culturele motor en het tegengaan van het dichtslibben van het landelijk gebied. Op provinciale schaal betekent dit dat het merendeel van de woningbouw, de bedrijventerreinen, voorzieningen en bijbehorende infrastructuur moet plaatsvinden in of aansluitend op de stedelijke concentratiegebieden. Een inpassing van een zonnepark is binnen het plangebied inpasbaar. Het plangebied bevindt zich aan de rand van het stedelijk gebied. Mochten er op lange termijn andere ontwikkelingen gewenst zijn die beter aansluiten bij de ambities voor het stedelijk gebied, dan kan het zonnepark opgeheven worden.

4.3.3 Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021

Het Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021 integreert de milieu- en de wateropgave en volgt daarmee het Provinciaal Milieuplan 2012-2015 en het Provinciaal Waterplan 2010-2015 op. Het Provinciaal Milieu- en Waterplan staat niet op zichzelf, maar wordt vervolledigd door een provinciaal natuurbeleidsplan, energieplan en beleid om de Brabantse agrofoodsector duurzaam te maken.

De vier speerpunten van het plan zijn:

  • Samen werken aan een duurzame fysieke omgeving
  • Gezonde fysieke omgeving
  • Veilige fysieke omgeving
  • Groene groei

Betekenis voor het bestemmingsplan

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.PB00013-0401_0009.png"

Figuur 4-4 Uitsnede Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021

Binnen het thema Groene groei wordt er gesteld dat een dergelijke groei enkel mogelijk is wanneer de economie minder fossiele brandstoffen gebruikt. De omslag naar een volledig duurzame energievoorziening is één van de grootste uitdagingen van de komende jaren. Er moet ingezet worden op duurzame energiebronnen, waaronder zonne-energie. Zeker een toepassing van zonne-energie op bebouwing is één van de beoogde doelen. De aanleg van grotere zonneparken wordt niet expliciet genoemd in het plan, het is echter een mogelijkheid om optimaal in te zetten om de transitie naar duurzame energie. Daarnaast kan een zonnepark, wanneer nodig, op lange termijn plaats maken voor andere functies.

4.3.4 Energieagenda 2010-2020

De provincie Noord-Brabant heeft in 2010 de Energieagenda 2010-2020 vastgesteld. In dit document wordt de route voor de transitie naar duurzame energie bewandeld vanuit innovatie en duurzaamheid. Er wordt ingezet op duurzame technologische innovatie, kennis en samenwerking. De energieagenda vormt het kader voor het energiebeleid van de provincie Noord-Brabant tot en met 2020. De uitgangspunten voor de agenda zijn bepaald met de 'Startnotitie Masterplan energie Brabant 2010-2020'. Hierin worden zeven speerpunten benoemd:

  • Zon-pv
  • Elektrisch rijden/slimme netwerken
  • Biomassa
  • Warmte
  • Gebouwde omgeving
  • Wind
  • Decentrale netwerken

Betekenis voor het bestemmingsplan

De zon is een onuitputtelijke energiebron, die via zonnecellen kan worden gebruikt voor productie van elektriciteit. De toepassing is op termijn veelbelovend en essentieel voor een duurzame energievoorziening. Het is een bron van energie die in de toekomst een groot deel van de benodigde energie voor z'n rekening kan nemen. Ook de werkgelegenheid binnen deze sector zal de komende jaren immens groeien. Regio's kunnen in deze groeimarkt een positie verwerven als zij erin slagen netwerken te vormen van universiteiten, kennisinstellingen en innovatieve bedrijven.

Conclusie

Het voornemen past binnen de provinciale en regionale ambities om te komen tot een meer duurzame vorm van energievoorziening. Er is geen sprake van strijdigheid met Europees of nationaal beleid.

4.4 Gemeentelijk beleid

4.4.1 Ruimtelijke Structuurvisie Veldhoven

Met het oog op de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening is in 2009 een structuurvisie opgesteld voor het volledige grondgebied van de gemeente Veldhoven. De structuurvisie richt zich voornamelijk op kwaliteit en de versterking van haar identiteit. Het is een koersbepalend document in het zoeken naar oplossingen.

Betekenis voor het bestemmingsplan

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.PB00013-0401_0010.png"

Figuur 4-5 Uitsnede Ruimtelijke Structuurvisie

Het plangebied is binnen de structuurvisie onderdeel van de groenstructuur en wordt aangeduid als sportveld. Het plangebied wordt omgeven door sportfuncties, waaronder een fietscrossvereniging ten oosten en sportvelden ten zuiden. Het zonnepark sluit landschappelijk aan op het open karakter van de sportvelden. Ten westen van het plangebied is in de structuurvisie de ontwikkeling van bedrijventerrein Habraken beoogd. Het zonnepark kan voorzien in een geleidelijke overgang van wonen en recreatieve functies naar bedrijventerrein. Daarnaast kan het zonnepark wanneer nodig op termijn plaats maken voor andere functies.

De gemeente Veldhoven heeft ambities op het vlak van duurzaamheid. De gemeente staat open voor particuliere initiatieven op het gebied van duurzaamheid. Hierbij kan conform de Ruimtelijke Structuurvisie gedacht worden aan energie in de gebouwde omgeving en duurzame stedenbouw.

4.5 Conclusie beleidskader

De ontwikkeling strookt met de relevante beleidsdocumenten. Er zijn geen beleidsmatige belemmeringen voor de ontwikkeling van een zonnepark binnen het plangebied. Zowel het Rijk, provincie als gemeente streven naar een functiemenging en duurzame stedenbouw, iets wat de ontwikkeling van het zonnepark kan kaderen. Daarnaast is het zonnepark tijdelijk van aard en de landschappelijke inpassing heeft een belangrijke rol gekregen in de planvorming. Het park voorziet in de energietransitie naar meer duurzame energie, een doelstelling die de verschillende overheden delen.

Hoofdstuk 5 Onderzoek planeffecten

5.1 Algemeen

De gemeente dient bij het maken van ruimtelijke plannen rekening te houden met allerlei wetgeving gericht op de bescherming en waarborging van een goed woon- en leefklimaat (milieuwetgeving), alsmede de bescherming van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of archeologische belangen in een plangebied. In het kader van de ontwikkeling zijn diverse onderzoeken uitgevoerd naar de inpasbaarheid van de ontwikkeling in de omgeving. De uitkomsten hiervan zijn, voor zover relevant, in onderstaande paragrafen beschreven.

5.2 Archeologie

5.2.1 Relevant kader

Gemeenten hebben de taak bij nieuwe plannen rekening te houden met aanwezige en te verwachten archeologische waarden.

5.2.2 Betekenis voor planvoornemen

Uit de kaart in figuur 5-1 komt naar voren dat het plangebied valt binnen een gebied met een hoge waarde als het gaat om de verwachtingskans van archeologische waarden. Het plangebied kent tevens een dubbelbestemming ter bescherming van mogelijke archeologische verwachtingswaarden. Ten behoeve van archeologie is advies gevraagd aan ArchAeO. Het advies is toegevoegd in de bijlage (Bijlage 1). De voorgenomen bodemingrepen voor de aanleg van het zonnepark vallen ruim onder de gemeentelijke oppervlaktenorm onderzoeksplicht (250 m2), namelijk 115 m2. Op basis van gemeentelijk beleid is een archeologisch (voor)onderzoek niet verplicht. De kans op het aantreffen van behoudenswaardige archeologische resten is klein, maar niet volledig uit te sluiten. Mochten behoudenswaardige archeologische resten worden aangetroffen, dan dient dit gemeld te worden bij de gemeente Veldhoven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.PB00013-0401_0011.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.PB00013-0401_0012.png"

Figuur 5-1 Uitsnede Archeologische Verwachtingskaart Veldhoven

5.3 Bodemkwaliteit

5.3.1 Relevant kader

Voor de inpasbaarheid van nieuwe functies moet worden aangetoond dat de bodem geschikt is (of geschikt te maken).

5.3.2 Betekenis voor planvoornemen

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.PB00013-0401_0013.png"

Figuur 5-2 Uitsnede bodemkwaliteitskaart verdachte locaties

Voor het plangebied is geen bodemonderzoek naar bodemkwaliteit bekend, noch de bodemkwaliteit zelf. De bodemkwaliteitskaart met verdachte locaties van de gemeente Veldhoven duidt het plangebied niet aan als zone met bodemverontreiniging, verdachte (spoed) locatie of NAVOS locatie. Er wordt dan ook van uit gegaan dat er geen bodemverontreiniging in het plangebied aanwezig is en er dan ook geen sanering plaats hoeft te vinden. De oprichting van het zonnepark betreft een zeer beperkte ingreep voor het aspect bodem. De huidige milieuhygiënische bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Bovendien is geen sprake van functieverandering naar een gevoeligere functie.

5.4 Water

5.4.1 Relevant kader

De watertoets is een procesinstrument dat is verankerd in art. 2.12, eerste lid, onder a, onder 3° Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en art. 5.20 en art. 6.18 Besluit omgevingsrecht (Bor). De bedoeling van het instrument is om wateraspecten van meet af aan mee te nemen bij ruimtelijke plannen en besluiten. Het gaat hierbij om zes thema's: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkeringen, wegen, afvalwaterketen en beheer & onderhoud van nieuw en bestaand oppervlaktewater.

5.4.2 Betekenis voor planvoornemen

Het zonnepark zorgt er niet voor dat er een toename is aan verhard oppervlak. Tussen de verschillende panelen is voldoende tussenruimte voorzien waar het regenwater zeer verspreid de ondergrond door kan bereiden. Uit het AHN2 blijkt het maaiveld ter plaatse van het plangebied op circa NAP +21,1 à NAP +21,5 m is gelegen. Uit REGIS II.2 boring B51D0129, gelegen op circa 650 m ten zuiden van het plangebied, blijkt de toplaag te bestaand uit een 3 m dik matig fijn zandpakket (tot circa NAP +18,5 m), behorend tot de Formatie van Boxtel.

Hieronder is tot circa NAP +15,5 m een zandige veenlaag aanwezig (Formatie van Boxtel). Vervolgens bestaat de bodem tot circa NAP -61 m uit zeer fijn tot zeer grof zand van de Formatie van Boxtel en Sterksel. Tot circa NAP -63,5 m bevindt zich een kleilaag van de Formatie van Stamproy. In het kader van dit vraagstuk kan deze laag als de geohydrologische basis worden beschouwd.

In tabel 5-1 staat de geohydrologische schematisatie weergegeven voor het plangebied. Deze zijn gebaseerd op REGIS II.2 van TNO-NITG. In figuur 5-3 is boring B51D0129 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.PB00013-0401_0014.png"

Tabel 5-1 Overzicht van de geohydrologische formaties en parameters

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.PB00013-0401_0015.png"

Figuur 5-3 REGIS II.2 boring op circa 650 m ten zuiden van het plangebied

Doordat er geen verharding onder de panelen wordt aangebracht en het water vrij over het grasoppervlak kan afstromen, blijft de waterberging en infiltratieoppervlak gelijk. Uit bovenstaande blijkt dat de doorlatendheid en de dikte van de zandige toplaag naar verwachting ruim voldoende is om het afstromende water van de panelen te kunnen bergen. Er zal naar verwachting geen wateroverlast ondervonden worden door de aanleg van het zonnepark.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.PB00013-0401_0016.png"

Figuur 5-4 Oppervlaktewater nabij plangebied (Legger Waterschap de Dommel)

De werkzaamheden vinden niet plaats in de nabijheid van leggerwateren (figuur 5-4). Er zijn geen werkzaamheden nabij oppervlaktewater en er is geen sprake van onttrekking of lozing van grond- of oppervlaktewater. In het ontwerp van het zonneveld blijft de watergang vrij (doordat voldoende ruimte is voorzien tussen de twee veldopstellingen), op één enkele overbrugging van beperkte breedte na. Via deze brug kan een licht voertuig (bijvoorbeeld een maaier) de watergang oversteken.

De aanleg van het zonnepark levert naar verwachting dan geen belemmeringen op voor het aspect water. Het waterschap heeft een positief wateradvies afgegeven en stemt in met de waterparagraaf van dit plan.

5.5 Natuur en soorten

5.5.1 Relevant kader

Bescherming van natuurwaarden vindt plaats conform de Natuurbeschermingswet 2017. De Wet natuurbescherming heeft als doel het beschermen van Natura 2000-gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden) in Nederland. Projecten of handelingen die negatieve effecten op de doelstellingen van deze beschermde gebieden kunnen hebben, zijn in beginsel niet toegestaan.

Er is een Ecologische verkenning uitgevoerd waarin de uitvoerbaarheid van het plan getoetst is aan de volgende kaders:

  • Wet natuurbescherming: Natura 2000-gebieden
  • Wet natuurbescherming: soortenbescherming
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN)/ Natuurnetwerk Brabant (NNB)
5.5.2 Betekenis voor planvoornemen

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.PB00013-0401_0017.png"

Figuur 5-5 Globale ligging plangebied ten opzichte van Natura 2000-gebieden (geel)

Wet natuurbescherming: onderdeel Natura 2000-gebieden

Significante negatieve effecten van de voorgenomen ontwikkeling, zoals optische verstoring, verontreiniging, licht- en geluidsverstoring, zijn op voorhand uitgesloten. Er is geen noodzaak tot een nadere beschouwing op deze effectindicatoren.

Effecten door verzuring en vermesting als van stikstofdepositie gedurende de realisatie-(inzet van mobiele werktuigen), zijn tevens op voorhand uit te sluiten. Een nadere beschouwing in de vorm van stikstofberekeningen is niet noodzakelijk.

Wet natuurbescherming: onderdeel soortenbescherming

De Wet natuurbescherming biedt vanuit het onderdeel soortenbescherming géén belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling van zonnepanelen binnen het plangebied Vooraard. Het plangebied heeft geen essentiële functie voor soorten, die beschermde zijn conform de Wet natuurbescherming.

Bij de uitvoering van de werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van broedvogels tijdens het broedseizoen (globaal half maart – augustus). Alle vogelnesten zijn namelijk beschermd vanaf het moment dat wordt gebroed totdat het laatste jong het nest verlaten heeft. Het is hierbij van belang dat nesten niet aangetast worden en broedgevallen niet verstoord worden. Bij voorkeur wordt er gewerkt buiten het broedseizoen van vogel. Indien dit onmogelijk is, kunnen tijdig maatregelen genomen worden om te voorkomen dat vogels tot broeden komen binnen het werkgebied. Er zijn dan geen belemmeringen vanuit de Wet natuurbescherming aan de orde.

Naast bepalingen voor specifiek aangewezen soorten geldt krachtens artikel 1.11 (lid 1 & 2) van de Wet natuurbescherming, de algemene zorgplicht voor alle in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Via deze wet wordt eenieder mede-verantwoordelijk gesteld voor de zorg en bescherming van flora en fauna en dient men geen handelingen uit te voeren die opzettelijk soorten kunnen aantasten.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)/ Natuurnetwerk Brabant (NNB)

Het plangebied maakt geen deel uit van het NNB, waardoor ruimtebeslag op voorhand is uitgesloten. Gelet op de afstand tot NNB en de barrièrewerking van tussengelegen gebouwen en infrastructuur, zijn effecten vanuit de externe werking niet aan de orde. Er zijn geen belemmeringen vanuit provinciaal natuurbeleid aan de orde.

Effect van zonnepanelen op omliggende natuur

Tot op heden is uit algemeen onderzoek niet gebleken dat zonnepanelen een negatief dan wel positief effect hebben op omliggende natuur. Op dit moment is er nog weinig bekend over effecten op lange termijn.

Bijkomende positieve effecten

Voor de realisatie van het zonnepanelenterrein zijn er kansen om bij te dragen aan natuur door de lokale biodiversiteit te stimuleren. Gelet op de afstand tussen de rijen zonnepanelen (circa 2 m), zijn de omstandigheden geschikt om duurzame natuur te ontwikkeling tussen en rondom de zonnepanelen. Ten behoeve van de duurzame natuurontwikkeling is het plangebied ingezaaid met een veld-wildbloemmengsel dat ecologisch bijdraagt aan allerlei insecten, waaronder bijen en vlinders.

Voor (maai)beheer wordt het advies van een deskundig ecoloog opgevolgd, zodat het (maai)beheer bijdraagt aan het stimuleren van biodiversiteit.

5.6 Geluid

5.6.1 Relevant kader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient te worden onderzocht of na realisatie van het plan sprake is van een aanvaardbare geluidsituatie. Op basis van de Wet geluidhinder (hierna Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee rekening dient te worden gehouden bij de vaststelling van ruimtelijke plannen: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. De Wgh benoemt situaties wanneer onderzoek nodig is naar geluidhinder en bevat normen voor de voorkeurswaarde en maximaal toelaatbare geluidsbelasting op de gevel van woningen. Daarnaast kan het ook in het kader van een goede ruimtelijke ordening nodig zijn inzicht te geven in de indirecte akoestische gevolgen van het plan bij omliggende bestaande woningen, zoals de akoestische gevolgen van eventueel verkeersaantrekkende werking.

5.6.2 Betekenis voor planvoornemen

Conform het Activiteitenbesluit wordt een zonnepark als een Type A inrichting beschouwd. Vanuit het Activiteitenbesluit bestaat voor een Type A inrichting geen noodzaak voor een akoestisch onderzoek. Om de ruimtelijke inpasbaarheid van het zonnepark te toetsen en een acceptabel woon- en leefklimaat in de directe omgeving te waarborgen, heeft Sweco de geluidbelasting op geluidgevoelige bestemmingen kwalitatief beschreven (Bijlage 3).

In de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' is een zonnepark niet opgenomen. Voor zonneparken (met omvormers) wordt aansluiting gezocht met de activiteit elektriciteitsdistributiebedrijven met een transformatorvermogen tot 10 MVA. Het aspect geluid heeft dan een richtafstand van 30 meter voor een omvormer met een vermogen < 10 MVA. Deze afstand hoort bij het omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied. De richtafstand voor een gemengd gebied bedraagt 10 meter. De omgeving van het zonnepark is te omschrijven als een rustige woonwijk.

De geluidsemissie wordt bepaald door omvormers. De omvormers die op het zonnepark Veldhoven worden geplaatst hebben een bronvermogen van 56 dB(A). Het totaal geïnstalleerd bronvermogen van 38 omvormers bedraagt 71,8 dB(A). Op een afstand van 3,6 meter van de bron bedraagt de geluidbelasting 50 dB(A). Op een afstand van 6,2 meter bedraagt de geluidbelasting 45 dB(A) en 40 dB(A) op een afstand van 12,6 meter. Op een afstand van 30 meter bedraagt de geluidbelasting 31 dB(A).

Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat de dichtsbijzijnde woningen op een afstand groter dan 30 meter rond het zonnepark liggen en wordt hiermee voldaan aan de richtafstand van 30 meter. Aangezien geluidgevoelige objecten zich op een afstand groter dan 30 meter bevinden worden langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAR, LT voor dagperiode, avondperiode en nachtperiode niet overschreden.

5.7 Luchtkwaliteit

5.7.1 Relevant kader

In de Wet Milieubeheer (Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Voor de andere in de Wm genoemde stoffen, wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan aan de vereisten.

Op grond van artikel 5.16 Wm verlenen college van burgemeester en wethouders alleen een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  • Het vergunde plan niet leidt niet tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden, of;
  • De luchtkwaliteit als gevolg van het vergunde plan per saldo verbetert of ten minste gelijkt blijft, of, bij een beperkte toename, door een met de ontwikkeling samenhangende maatregel of effect, per saldo verbetert, of;
  • Het vergunde plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen, of;
  • De ontwikkeling is opgenomen of past in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.
5.7.2 Betekenis voor planvoornemen

Het zonnepark is geen emissie-genererende activiteit en kan dan ook geen wijziging van de luchtkwaliteit tot gevolg hebben. Dit geldt voor zowel de gebruik- als realisatiefase. Daarnaast zal deze ontwikkeling slechts een zeer beperkte toename in verkeer genereren. Er zullen ook niet elke dag verplaatsingen naar het gebied plaatsvinden. Het effect hiervan zal eveneens verwaarloosbaar zijn.

5.8 Externe veiligheid

5.8.1 Relevant kader

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria, zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij de besluitvorming rondom ruimtelijke plannen de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt in het externe veiligheidsbeleid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.

  • Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt;
  • Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.
5.8.2 Betekenis voor planvoornemen

Er worden binnen de contouren van het plangebied geen objecten gerealiseerd met een verblijfsfunctie. Omwille van dit gegeven is een onderzoek naar de externe veiligheid niet noodzakelijk. Een zonnepark is geen (beperkt) kwetsbaar object. Het heeft geen hoge infrastructurele waarde. Het zonnepark zal dan ook geen negatieve effecten rond het thema externe veiligheid teweeg brengen.

5.9 Conventionele explosieven

5.9.1 Betekenis voor planvoornemen

Er is een dossieronderzoek verricht naar de verwachtingen ten aanzien van de aanwezigheid van niet-gesprongen, conventionele, explosieven (NGE) in en nabij het plangebied (Bijlage 4). Diverse delen in het plangebied zijn verdacht op CE, zodoende is een detectieonderzoek uitgevoerd. Uit het detectieonderzoek is gebleken dat het terrein kan worden vrijgegeven voor de geplande civieltechnische werkzaamheden. Het aspect NGE vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

5.10 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Om het milieu een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over de omgevingsvergunning, moet worden getoetst of in het kader van deze ontwikkeling een milieueffectrapportage nodig is. Uit het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) volgt dat voor deze ontwikkeling een vormvrije m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd. De vormvrije m.e.r.-beoordeling is een toets van het bevoegd gezag om te bepalen of er bij de voorgenomen activiteit mogelijke belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Op basis hiervan besluit het bevoegd gezag of een uitgebreidere m.e.r.-(beoordelings)procedure nodig is. In het kader van een vormvrije m.e.r.-beoordeling is een aanmeldingsnotitie opgesteld (Bijlage 5). Het college van B&W heeft een positief besluit genomen over de aanmeldingsnotitie. Een verdere m.e.r.-(beoordelings)procedure is niet nodig - gezien de omvang in relatie tot de drempelwaarde en de verwachte effecten zijn er geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid beschreven. Indien het plan voorziet in de uitvoering van werk door de gemeente moet de economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond.

6.1 Economische uitvoerbaarheid

In de Wet ruimtelijke ordening is bepaald dat het kostenverhaal van de gemeente verplicht gelijktijdig met het besluit omgevingsvergunning verzekerd moet zijn. Op grond van artikel 6.12 lid 1 in samenhang met artikel 6.12 lid 4 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de gemeenteraad verplicht voor het verhaal van kosten een exploitatieplan op te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen.

Het project wordt uitgevoerd door Rooftop Energy B.V. De gemeente Veldhoven verhuurt de locatie aan Rooftop Energy. Hiervoor wordt privaatrechtelijk een huurovereenkomst gesloten. Met de realisering van het zonnepark zijn geen gemeentelijke investeringen gemoeid. Doordat de gronden in eigendom zijn van de gemeente is kostenverhaal anderszins verzekerd en hoeft geen exploitatieplan te worden gemaakt. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid verzekerd.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Er is geen aanleiding om maatschappelijke weerstand te verwachten, te meer omdat het een 'tijdelijk' initiatief betreft en de karaktereigenschappen van de locatie behouden blijven. De locatie kan in oorspronkelijke staat worden teruggebracht.

Ten aanzien van de omgevingsvergunning voor handelen in strijd met regels van ruimtelijke ordening dient de procedure te worden gevolgd zoals beschreven in hoofdstuk 7. De te volgen procedure houdt in dat er een ontwerpbesluit wordt gepubliceerd dat vervolgens, inclusief voorliggend document, voor een periode van zes weken ter inzage wordt gelegd. Gedurende deze termijn bestaat voor een ieder de mogelijkheid tot het indienen van een zienswijze. Hiermee is maatschappelijke uitvoerbaarheid geborgd.

Hoofdstuk 7 Procedure

Voor de omgevingsvergunning is de uitgebreide procedure van toepassing. De beslistermijn bedraagt 6 maanden. Het college van B&W is hiervoor het bevoegd gezag.

Het ontwerpbesluit wordt voor 6 weken terinzage gelegd. Op dit besluit bestaat de mogelijkheid zienswijzen in te dienen. Na de termijn van terinzagelegging wordt een definitief besluit voorbereid. Beroep kan worden ingesteld binnen zes weken na de dag van publicatie van het besluit en kan worden ingesteld door een belanghebbende die tijdig een zienswijze heeft ingediend of een belanghebbende aan wie redelijkerwijs niet verweten kan worden dat hij geen of niet tijdig een zienswijze tegen de beschikking heeft ingediend. Het instellen van beroep schorst niet de werking van het besluit.

Bij het buitenplans afwijken gelden de voor een omgevingsvergunning unieke eisen van publicatie in de Staatscourant en digitale publicatie.

Voorafgaand aan de omgevingsvergunning heeft het college van B&W reeds een besluit genomen over de aanmeldingsnotitie (Bijlage 5), in het kader van het Besluit m.e.r. In deze notitie heeft Rooftop Energy (initiatiefnemer) de gemeente Veldhoven (bevoegd gezag) verzocht om te beoordelen of een m.e.r.(-beoordeling) nodig is. Het besluit dat een verdere m.e.r.-procedure niet nodig is, is niet gepubliceerd in de Staatscourant en er is ook geen bezwaar/beroep mogelijk. Eventuele bezwaren op dit besluit kunnen worden ingediend in de procedure van de omgevingsvergunning.

Hoofdstuk 8 Conclusie

Met deze ruimtelijke onderbouwing wordt aangetoond dat de oprichting van een zonnepark aan de Vooraard te Veldhoven voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Het voorliggend document strekt tot een goede ruimtelijke onderbouwing van het planvoornemen dat toeziet op de realisatie van een zonnepark van 5.900 zonnepanelen aan de Vooraard te Veldhoven.

Het project wijkt af van het vigerende bestemmingsplan. Daarentegen is met het document voldoende gemotiveerd aangetoond waarom het project:

  • niet in strijd is met Europees, nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid;
  • geen belemmeringen kent vanuit de kaderstellende wet- en regelgeving op het gebied van bodem, NGE, water, luchtkwaliteit, geluid, externe veiligheid, ecologie en archeologie;
  • vanuit financieel en maatschappelijk oogpunt verantwoord is.

Er kan daarom gesteld worden dat het aanvaardbaar is ten behoeve van het voorgenomen project medewerking te verlenen als bedoeld in artikel 3.10 Wro.