direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Zeelst 2016
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0861.BP00065-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

De gemeente Veldhoven is voornemens een nieuw bestemmingsplan vast te stellen voor de wijk Zeelst. Om binnen Veldhoven adequaat te kunnen toetsen op bebouwings- en gebruiksmogelijkheden, wenst de gemeente te beschikken over een actuele planologische regeling voor dit gebied. De geldende bestemmingsplannen zijn grotendeels ouder dan 10 jaar en dienen daarom volgens de Wet ruimtelijke ordening geactualiseerd te worden.

1.2 Karakter van het plan

Binnen het plangebied van bestemmingsplan 'Zeelst 2016' worden geen grootschalige ontwikkelingen meegenomen. Het opnieuw vastleggen van de bestaande situatie in combinatie met het opnieuw vastleggen van de bestaande gebruiks- en bouwmogelijkheden conform de meest actuele beleidsruimte staat voorop.

Het plan betreft een consoliderend gedetailleerd bestemmingsplan. De detaillering uit zich vooral in een op perceelsniveau uitgewerkte verbeelding. Hierop is voor woningen, voorzieningen en bedrijven afzonderlijk aangegeven wat waar gebouwd mag worden op een zodanige wijze dat het algemene belang daarbij vooraf is meegewogen (i.c. vastgelegd in verschillende beleidsrapporten). Het consoliderende karakter uit zich in het herbevestigen van de bestaande planologische rechten binnen het plangebied, eveneens met een afweging van het algemeen belang én een algehele afstemming op basis van een standaardregeling.

De gemeente Veldhoven voert op dit moment voor meerdere wijken een dergelijke actualisering van bestemmingsplannen door. Met deze uniforme aanpak ontstaat voor alle inwoners en belanghebbenden van Veldhoven rechtszekerheid en rechtsgelijkheid.

1.3 Ligging en begrenzing plangebied

Bestemmingsplan 'Zeelst 2016' heeft betrekking op de historische kern Zeelst in Veldhoven. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Heerbaan, één van de verbindingswegen met Eindhoven en de Gareel, Heistraat en Kruisstraat. Aan de oostzijde wordt het plan begrensd door de Peter Zuidlaan die parallel loopt aan de Poot van Metz, de A2 (Rijksweg 67/E 25). Aan de zuidzijde wordt het plan begrensd door de Julianastraat en, in het verlengde daarvan, de Hagendoornseweg. Aan de westzijde wordt het plan begrensd door de Heemweg en de Uilenburg.

Enkele locaties in het noordoosten zijn uit het plangebied gelaten. Op deze locaties zijn ontwikkelingen voorzien, waarvoor een separaat ontwikkeltraject met bijbehorende juridisch-planologische procedure doorlopen zal worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00065-0301_0001.png"  
Figuur 1: Plangebied bestemmingsplan 'Zeelst 2016'  

1.4 Vigerende bestemmingsplannen

Voor het plangebied gelden op dit moment de volgende bestemmingsplannen.

Bestemmingsplan   Vastgesteld door gemeenteraad   Goedgekeurd door Gedeputeerde Staten  
Zeelst-Oost, omgeving Blaarthemseweg (Prins Willem-Alexanderschool)   11-10-1976   25-05-1977  
Zeelst   14-02-2006   29-08-2006 (gedeeltelijk)  
Zeelst, herziening I   25-09-2007   20-11-2007  
Zeelst, herziening 2008
(Kapelstraat-Noord 157 en De Stoop 2)  
30-09-2008   nvt  
Kapelstraat-Noord 148   18-11-2009   nvt  
Parapluplan 2009   15-12-2009   nvt  
Zeelst, herziening Pastorietuin
(Blaarthemseweg 16)  
27-05-2010   nvt  
Zeelst wijziging Blaarthemseweg 44   17-01-2012 (b&w)   nvt  
Veldhoven actualisatie 2014
(zorgwoningen Aangelag, Hagendorenseweg/Koraal, Biezenkuilen/Borghoutspark, Kruisstraat 2)  
14-04-2015   nvt  

Daarnaast zijn er in het plangebied gedurende de jaren diverse afwijkingen/ontheffingen van de vigerende bestemmingsplannen verleend. De juridisch-planologische inhoud van deze afwijkingen is meegenomen in de nieuwe regeling van het bestemmingsplan 'Zeelst 2016'.

1.5 Leeswijzer

De toelichting van bestemmingsplan 'Zeelst 2016' bestaat uit 6 hoofdstukken.

  • 1. Hoofdstuk 2 bevat een beleidstoetsing aan het relevante beleid van het rijk, provincie en gemeente.
  • 2. Hoofdstuk 3 bevat de planbeschrijving van Zeelst. Hierbij wordt ingegaan op de situering van het plangebied en de ruimtelijke en functionele structuur.
  • 3. De planologisch relevante milieuaspecten en eventuele belemmeringen staan beschreven in hoofdstuk 4.
  • 4. Hoofdstuk 5 bevat de juridische planopzet en beschrijft de planregels en de verbeelding.
  • 5. Hoofdstuk 6 ten slotte bevat de uitvoerbaarheid van het plan op financieel en maatschappelijk vlak.


Hoofdstuk 2 Beleidskader

Gemeenten zijn niet geheel vrij in het voeren van hun eigen beleid. Rijk en provincies geven met het door hen gevoerde en vastgelegde beleid de kaders aan waarbinnen gemeenten kunnen opereren. Hierna worden in het kort de voornaamste zaken uit het voor het plangebied relevante nationale, provinciale en regionale beleid weergegeven, aangevuld met het van toepassing zijnde beleid van de gemeente Veldhoven zelf.

2.1 Nationaal beleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (hierna: SVIR) vastgesteld. Deze nieuwe structuurvisie vervangt onder andere de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit.


De SVIR speelt in op de volgende ontwikkelingen en uitdagingen:

  • 1. de veranderende behoefte aan wonen en werken;
  • 2. de mobiliteit van personen;
  • 3. het vasthouden van de economische positie tussen de tien meest concurrerende landen, voornamelijk in de sectoren logistiek, water, hightech, creatieve industrie, chemie en voedsel- en tuinbouw;
  • 4. de bijzondere waarden (compacte steden omringd door open en natuurrijk landelijk gebied, cultuurhistorie en natuur) koesteren en versterken;
  • 5. de waterveiligheid en de beschikbaarheid van voldoende zoetwater in verband met de klimaatverandering en stedelijke ontwikkeling;
  • 6. het aandeel duurzame energiebronnen als wind, zon, biomassa en bodemenergie moet worden vergroot;
  • 7. deregulering.

Om goed op deze ontwikkelingen en eisen in te spelen is een beleid nodig dat toekomstbestendig is en de gebruiker ruimte geeft. Dit vraagt een grondige actualisatie van de bestaande beleidsnota's voor ruimte en mobiliteit. De structuurvisie voorziet hierin door overheden, burgers en bedrijven de ruimte te geven om oplossingen te creëren. Het Rijk gaat zich meer richten op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van belangen voor Nederland als geheel. Het Rijk ziet verder toe op de deregulering waarmee jaarlijks vele miljoenen euro's kunnen worden bespaard.

De provincies en gemeenten zullen afspraken maken over verstedelijking, groene ruimte en landschap. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen.

Bestemmingsplan 'Zeelst 2016' betreft een conserverend plan waarin ten opzichte van het geldende bestemmingsplanregime geen ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt. Bovendien voorziet de SVIR niet in onderwerpen die op het plangebied van toepassing zijn. Dit houdt in dat voor het vaststellen van bestemmingsplan 'Zeelst 2016' geen beperkingen vanuit de SVIR gelden.

Besluit en ministeriële regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, Rarro), 2011
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, eerste tranche (Barro) is vastgesteld op 22 augustus 2011 en is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro vloeit voort uit de ontwerp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het kabinet heeft in de genoemde SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen moet worden ingezet. Het gaat daarbij om het beschermen van de nationale belangen. Deze algemene regels, vastgelegd in het Barro, werken zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming.

Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind.

In het wetsvoorstel tot wijziging van de Wro (Spoedwet Wro; TK 32 821) wordt, naar aanleiding van het Raad van State-advies over het Barro, eerste tranche, de wettelijke grondslag voor het provinciaal medebewind en ontheffingen verbeterd. Naar aanleiding van het advies van de Raad van State voorziet het Barro thans ook in een bij dit besluit behorende ministeriële regeling (Rarro). In deze regeling is de begrenzing opgenomen van de gebieden uit een aantal titels uit het Barro waarvoor een reservering of een vrijwaring geldt. De aanduiding van deze gebieden is opgenomen in het Barro.

Het onderhavige plangebied is gelegen in het obstakelbeheergebied van de vliegbasis Eindhoven. De obstakelvrije vlakken worden gevormd door de funnel en de Inner Horizontal and Conical Surface (IHCS).

Voor het plangebied geldt voorts het radarverstoringsgebied van het radarstation van Woensdrecht, zoals weergegeven in de wijziging van het Rarro per 1 oktober 2012, art. 2.4. Binnen deze zones geldt een beperking voor de maximale bouwhoogte. De ligging in deze gebieden vormt geen belemmering, aangezien de maximale toegestane bouwhoogtes niet gehaald worden. Verder zijn er geen nationale belangen in de omgeving van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00065-0301_0002.png"  
Figuur 2: Situering radarverstoringsgebied Vliegbasis Woensdrecht  

2.2 Provinciaal beleid

Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (SVRO), 2010, partiële herziening 2014
De structuurvisie ruimtelijke ordening geeft de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van de provincie Noord-Brabant weer tot en met 2025. Het beleid is gestoeld op een evenwicht van het milieu (planet), de mens (people) en de markt (profit) in ruimtelijke kwaliteit. Hierbij is het van groot belang om bestaande kwaliteiten te benutten en als uitgangspunt te nemen bij ontwikkelingen.

Noord-Brabant heeft de ambitie om een goede mix van wonen, werken en voorzieningen te creëren. De leefbaarheid in woonmilieus moet van voldoende kwaliteit zijn. Dynamische stadscentra, vitale plattelandskernen, eigen identiteit en regionale afstemming zijn enkele uitgangspunten. Daarnaast dienen er voldoende veilige en goed bereikbare werkplekken te zijn voor de bevolking. Steden moet aantrekkelijk blijven voor diverse bevolkingsgroepen en dienen garant te staan voor het aanbieden van (bovenlokale) voorzieningen.

Het plangebied is geheel gelegen binnen het 'Stedelijk concentratiegebied' en deels ook binnen het gebied 'Hoogstedelijke zone' langs de A2.

Het stedelijk concentratiegebied heeft een bovenlokale opvangtaak voor verstedelijking. De gemeenten maken in regionaal verband en met de provincie afspraken over de verdeling van het verstedelijkingsprogramma in de regionale ruimtelijke overleggen (RRO's). Zorgvuldig ruimtegebruik en toepassing van de Ladder voor duurzame verstedelijking zijn voorwaarden bij het maken van regionale afspraken. In het stedelijk concentratiegebied, inclusief de bijbehorende zoekgebieden voor verstedelijking, wordt de bovenlokale verstedelijkingsbehoefte opgevangen.

Hoogstedelijke zones vormen gebieden op en rondom internationale verbindingsassen. Hier zet de provincie in op het intensiveren van ruimtegebruik om zo de verknoping van stedelijke ontwikkelingen en infrastructuur te bereiken.

In onderhavig bestemmingsplan zijn geen ontwikkelingen voorzien die strijdig zijn met de provinciale beleidspunten uit de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (SVRO).

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00065-0301_0003.png"  
Figuur 3: Uitsnede Structurenkaart van het 'Stedelijk concentratiegebied' (oranje) en
'Hoogstedelijke zone' (paars) - Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (SVRO), 2010, partiële herziening 2014  


Verordening ruimte
Een structuurvisie is niet direct juridisch bindend voor burgers en overheden. Toch kan het in het kader van de ruimtelijke ordening van provinciaal belang zijn om bepaalde aspecten veilig te stellen. De provincie heeft in dat kader de Verordening ruimte opgesteld.

De Verordening ruimte is de juridische vertaling van de structuurvisie en bevat daarom onderwerpen die in de visie naar voren komen. Dit betreft onder andere de belangen die de provincie wil behartigen en de manier waarop dit zal geschieden, evenals regels waarmee rekening gehouden moet worden bij het opstellen van een bestemmingsplan. Deze regels zijn direct bindend voor overheden. Zo weten gemeenten al in een vroeg stadium waar ze aan toe zijn.

De Verordening ruimte 2014 is artikelsgewijs opgebouwd en bestaat uit regels ten aanzien van verschillende vormen van grondgebruik. Het plangebied van bestemmingsplan 'Zeelst 2016' ligt binnen bestaand stedelijk gebied, waarbij in het noordelijk gedeelte een boringsvrije zone is aangeduid. Hieruit volgt dat de volgende artikelen van de Verordening ruimte 2014 relevant zijn ten aanzien van onderhavig plan.

Artikel 3.1: Zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit
Binnen de provincie Noord-Brabant geldt de algemene regel dat een ruimtelijk plan dat een ruimtelijke ontwikkeling bevat, dient te verantwoorden dat het plan bijdraagt aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving. Daarnaast dient sprake te zijn van zorgvuldig ruimtegebruik. Onderhavig plan voorziet enkel in een conserverende regeling. Er is geen sprake van nieuw stedelijk ruimtebeslag.

In de Verordening ruimte 2014 wordt ook de toepassing van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (ladder voor duurzame verstedelijking) gezien als onderdeel van het aspect zorgvuldig ruimtegebruik. In paragraaf 2.1 van onderhavige toelichting wordt verder ingegaan op de toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

Artikel 4: Bestaand stedelijk gebied
Om duidelijk te kunnen bepalen waar de bundelingsregels voor stedelijke ontwikkeling en de daarvan afgeleide regels van het beleid gelden is in de Verordening ruimte het bestaand stedelijke gebied van alle Brabantse kernen vastgesteld. Het plangebied is gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied. Onder 'bestaand stedelijk gebied' wordt verstaan: een aangewezen gebied dat het bestaande ruimtebeslag van een kern bevat ten behoeve van een samenhangende ruimtelijke structuur van stedelijke functies. Binnen het als zodanig aangewezen stedelijk gebied is de gemeente in het algemeen vrij – binnen de grenzen van andere wetgeving – om te voorzien in stedelijke ontwikkeling.

Artikel 17: Boringsvrije zone
Ter plaatse van de aanduiding 'Boringsvrije zone' is sprake van een beschermende kleilaag in de bodem. In een bestemmingsplan mogen geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die deze laag aan kunnen tasten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00065-0301_0004.png"  
afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00065-0301_0005.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00065-0301_0006.png"  
Figuur 4: Uitsnede kaart Verordening ruimte  

Onderhavig bestemmingsplan betreft een conserverend bestemmingsplan dat ligt in bestaand stedelijk gebied. Doordat er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, blijft de boringsvrije zone beschermd. Er is geen sprake van strijdigheid met de regels uit de Verordening ruimte.

2.3 Gemeentelijk beleid

Ruimtelijke structuurvisie Veldhoven
De Ruimtelijke Structuurvisie Veldhoven is door de gemeenteraad vastgesteld op 3 juni 2009. In de Structuurvisie heeft de gemeente de basis gelegd voor de ruimtelijke toekomst van Veldhoven. De structuurvisie geeft aan dat de stedelijke en dorpse kwaliteiten van Veldhoven pas goed tot hun recht komen als er voor iedere kwaliteit een eigen plek wordt gevonden.

Het overgrote deel van de woningvoorraad in Veldhoven is gebouwd vanaf de jaren vijftig van de twintigste eeuw. De verschillende wijken zijn een afspiegeling van de veranderende stedenbouwkundige opvattingen. Om de sociale samenhang te bevorderen, is het van belang dat in elke wijk sprake is en blijft van een hart. Behalve aandacht voor nieuwe woningbouw op inbreidingslocaties, is het van belang dat ook de huidige woningvoorraad en de woonomgeving aantrekkelijk blijven (veilig, groen, ruim en variatie).

Zeelst maakt deel uit van het gebied 'Dorpsstructuur met een dorpskern'. Zeelst is één van de vier kerkdorpen waaruit Veldhoven is ontstaan.

De dorpse identiteit en structuur staan onder druk doordat de voormalige dorpen zijn opgenomen in de stedelijke structuur van Veldhoven. Het is van belang dat de kernen hun bestaande (cultuurhistorische) kwaliteiten behouden en een eigen identiteit vasthouden en versterken. De voormalige kerkdorpen geven immers een uniek karakter aan Veldhoven. Met name Zeelst heeft hoge cultuurhistorische waarden, welke dienen te worden behouden en versterkt zodat hiermee ook de kwaliteit van de leefomgeving kan worden versterkt.

De ambities voor de toekomst met betrekking tot de dorpse structuur van Veldhoven zijn:

  • Het behoud van het aantrekkelijke en relatief kleinschalige karakter en de cultuurhistorische waarden;
  • Verbeteren van de leefbaarheid en sociale cohesie in de kernen;
  • Het sterker profileren van de verschillende oorspronkelijke dorpen (positiebepaling).

De navolgende aspecten van de inrichting van de openbare ruimte en de stedenbouwkundige kenmerken dienen ook in de toekomst te worden gerespecteerd.

Inrichting openbare ruimte

  • Verbeteren van (de inrichting van) de openbare ruimte in de oorspronkelijke dorpskernen, mede gericht op het goed bereikbaar maken van voorzieningen voor alle doelgroepen en het bevorderen van leefbaarheid: obstakels wegnemen, hoogwaardige inrichting waarbij de rol van het autoverkeer (rijdend en stilstaand) wordt teruggedrongen.
  • Het aanpakken van het achterstallig onderhoud in de kernen.
  • In de oorspronkelijke dorpskernen en aan het oorspronkelijke wegenpatroon: toepassing van natuurlijke materialen, zoals gebakken klinkerbestrating.
  • Pleksgewijze in- en aanvulling van de groenstructuur, met eenduidige en duurzame soorten.

Stedenbouwkundige kenmerken

  • Profileren van de verschillende oorspronkelijke dorpen. Voor Zeelst betekent dit het versterken van de identiteit van Zeelst als horecagebied van Veldhoven, door een sterke gezamenlijke uitstraling (eenheid van terrassen, gezamenlijke activiteiten) en het verbreden van het aanbod aan ‘dorpse’ (kleinschalige) horecavoorzieningen, waarbij deze ook overdag een functie vervult (recreatief verkeer).
  • Nieuwe invullingen moeten zich voegen in het bestaande kleinschalige patroon, met dicht opeengebouwde, kleinschalige bebouwing met hoofdzakelijk één tot twee bouwlagen en een kap, met relatief kleine voortuinen en met diepe, groene achtertuinen. Incidenteel is iets hogere bebouwing toegestaan, mits passend in de omgeving en zorgvuldig vormgegeven (kwalitatieve toevoeging).
  • Bij uitbreidingen van hoofdgebouwen is de nodige terughoudendheid geboden om het bestaande karakter vanaf de openbare weg te kunnen behouden. Uitbreidingsruimte is er veeleer aan de achterzijde.
  • Behoud van het gemêleerde karakter: variatie, functiemenging met vormen van bedrijfsactiviteiten die passen in de woonomgeving en bijdragen aan de levendigheid.
  • Uitplaatsen van bedrijven die een belasting vormen voor de woonomgeving. De vrijkomende plekken dienen te worden benut voor woningbouw, kleinschalige bedrijvigheid en voorzieningen.
  • Behouden en versterken van het hart in elke wijk. Welzijns- en zorgvoorzieningen binnen een woonservicezone koppelen aan een hart van een wijk.
  • Het behoud van het voorzieningenniveau van de betreffende wijken, mede in verband met de sociale functie die daarvan uitgaat.
  • Vernieuwingen en intensiveringen vinden plaats binnen de huidige grenzen van de bebouwde kommen met respect voor de stedenbouwkundige en cultuurhistorische waarden en de landschappelijke context.


De opgaven uit de Ruimtelijke structuurvisie Veldhoven die vertaald kunnen worden in de regeling en naar de verbeelding van het bestemmingsplan zijn in onderhavig plan opgenomen. Dit komt op verschillende manieren tot uiting:

  • Er is een regeling getroffen waardoor cultuurhistorisch waardevolle panden worden beschermd.
  • Het plan heeft een conserverend karakter dat bestaande woonkwaliteiten vastlegt en in het centrum bepaalde vormen van functiemenging onder voorwaarden mogelijk maakt en daarmee het kleinschalige karakter vastlegt.

 
Woonvisie Veldhoven 2010-2014 en Nota wonen met zorg voor bijzondere doelgroepen
In de Woonvisie Veldhoven 2010-2014 'Meer dan wonen alleen' zet de gemeente haar ambities op het gebied van wonen voor de komende jaren uiteen. Kort samengevat is de boodschap van de woonvisie 'van kwantiteit naar kwaliteit'. De komende decennia blijft Veldhoven nieuw bouwen, maar de aandacht moet ook uitgaan naar bestaande woongebieden: Hoe kunnen die met de eisen van de tijd meegaan, zodat de inwoners daarin een woning en woonomgeving naar wens vinden?

De kracht van Veldhoven schuilt in de combinatie van dorpse groene woonmilieus en stedelijke voorzieningen. De prioriteit ligt bij de kwaliteit van het wonen; niet alleen van de woning zelf, maar ook van alle aanverwante zaken. Deze visie op hoofdlijnen is uitgewerkt in de onderstaande punten:

  • Inwoners van Veldhoven de kans geven binnen Veldhoven de wooncarrière te doorlopen.
  • Accent op het versterken van de kwaliteit van bestaande woongebieden.
  • Bijdragen aan de regionale woonopgaven.
  • Meer samenwerking en maatwerk.

 

De volgende speerpunten zijn van toepassing:

  • Betaalbaarheid van wonen: Voldoende sociale huurwoningen, maar ook voldoende goedkope koopwoningen voor huishoudens met een middeninkomen;
  • Wonen met zorg: Goede afstemming tussen aanbieders van wonen, zorg en welzijn waardoor ouderen en andere zorgbehoevenden langer thuis kunnen blijven wonen;
  • Wonen voor mensen met een begeleidingsvraag: Meer faciliteiten bieden om mensen met een beperking zelfstandig te kunnen laten wonen.


Naast de Woonvisie heeft de gemeente Veldhoven de nota Wonen met zorg voor bijzondere doelgroepen vastgesteld (juni 2012). Doel van de nota is om de gevolgen van de vergrijzing en extramuralisering van de zorg inzichtelijk te krijgen. Dit is gedaan door in de nota de toekomstige behoefte aan wonen met zorg in beeld te brengen en een idee te geven van de randvoorwaarden van de locaties voor nieuwe ontwikkeling. Op deze wijze wil de gemeente hier regie op kunnen voeren, mede in relatie tot de reguliere woningbouwopgave, regionale afspraken en contingentering. In Zeelst ligt een concentratie van zorgplaatsen in de wijk Akkereind. Ook is er in Zeelst centrum aan het Aangelag een zorgplaats.

Bestemmingsplan 'Zeelst 2016' is conserverend van aard en voorziet in de actualisering van de vigerende bestemmingsplannen. Er worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die in strijd zijn met de Woonvisie of de nota Wonen met zorg voor bijzondere doelgroepen.

Op dit moment wordt een nieuwe woonvisie voorbereid. Deze nieuwe visie wordt te zijner tijd in deze toelichting behandeld.

Geactualiseerde Stadsvisie Veldhoven 2015 – 2030
In 2005 werd na intensief overleg met bewoners, bedrijven en instellingen uit de Veldhovense samenleving de Stadsvisie 2005 – 2030 'Het beste van Veldhoven, the best of both worlds' uitgebracht. Een document waarin, op basis van de bestaande situatie in 2005 en verwachte ontwikkelingen, de contouren werden vastgelegd voor het beleid richting de toekomst, richting 2030. De stadvisie was vooral een wensbeeld: wat willen we met z'n allen voor de toekomst van Veldhoven?

Met de actualisatie van de stadsvisie (november 2015) is er een update, waarin in samenspraak met verschillende stakeholders opnieuw vooruit gekeken is naar de mogelijke en wenselijke toekomst van Veldhoven in 2030.

Een terugkerend kenmerk is dat de kracht van Veldhoven ligt in de combinatie van twee werelden: een dorpse sfeer en stedelijke voorzieningen. Een combinatie die men wil behouden. De visie voor Veldhoven is er dan ook op gericht om ook in de toekomst rekening te houden met de ontwikkelingen die op Veldhoven afkomen en om het beste van de twee werelden vast te houden.

Bestemmingsplan 'Zeelst 2016' draagt bij aan het in stand houden van de dorpse sfeer. Het betreft een conserverend bestemmingsplan waarin de kwaliteiten van Zeelst wat betreft wonen, cultuurhistorie, mix aan voorzieningen, groen en openbare ruimte opnieuw vastgelegd zijn.

Welstandsnota Veldhoven 2008, vierde wijziging december 2011
In bestemmingsplan 'Zeelst 2016' worden de functies en het gebruik van de gronden en de maatvoering van de bebouwing binnen het plangebied geregeld. De architectonische verschijning wordt gewaarborgd door middel van een welstandsnota. Met ingang van 1 juli 2004 is het voor elke gemeente in Nederland verplicht een (vastgestelde) welstandsnota te hebben. Is dit niet het geval, dan is de gemeente niet meer bevoegd een bouwplan op welstand te toetsen.

De gemeente Veldhoven heeft haar welstandsbeleid vastgelegd in de Welstandsnota Veldhoven. In de welstandsnota, die voor de hele gemeente Veldhoven is opgesteld, zijn welstandseisen opgenomen waaraan een bouwplan moet voldoen. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om welstandseisen voor dakkapellen en erfafscheidingen. Voor de volledige lijst van welstandseisen wordt verwezen naar de Welstandsnota en de bijbehorende kaart (december 2008).

Naast het bestemmingsplan biedt de welstandsnota het kader waarbinnen bouwplannen ontworpen en beoordeeld worden.

Het plangebied van bestemmingsplan 'Zeelst 2016' valt onder de historische gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00065-0301_0007.png"  
Figuur 5: Uitsnede kaart welstandsnota  


Verkeerscirculatieplan
Op 3 april 2007 is het verkeerscirculatieplan (VCP) Veldhoven door de gemeenteraad vastgesteld met als doel structurele en creatieve oplossingen te bieden voor de knelpunten op het gebied van leefbaarheid, bereikbaarheid en verkeersveiligheid.

Het VCP is specifiek bedoeld om beleid vast te stellen op het gebied van de afwikkeling van het autoverkeer (wegennet), het fietsverkeer (fietsnetwerk) en het openbaar vervoer. Op hoofdlijnen worden tevens uitspraken gedaan over parkeren, verkeersveiligheid en leefbaarheid/milieu.

Bestemmingsplan 'Zeelst 2016' is conserverend van aard. Infrastructurele ingrepen worden niet mogelijk gemaakt, met dien verstande dat ingrepen die binnen de bestemming 'Verkeer' passen mogelijk zijn.

Groenbeleidsplan 2009 - 2019
Het gemeentelijk Groenbeleidsplan maakt inzichtelijk welke belangrijke groenstructuren binnen de gemeente aanwezig zijn en welke kwaliteiten en functies deze structuren hebben. Hierdoor wordt een duurzame ontwikkeling van het groen in deze structuren gewaarborgd. Het groen krijgt zo de mogelijkheid uit te groeien tot volwassenheid. Naast het vastleggen van de belangrijkste groenstructuren is het groenbeleid (groenbeleid, bomenbeleid en beheer en onderhoud) een belangrijk onderdeel van dit plan. Hierin wordt de inhoudelijke koers voor het groen in de gemeente bepaald.

In de gewenste groenstructuur voor Zeelst wordt het historische centrum meer benadrukt. Dit wordt gedaan door eenheid aan te brengen tussen de bebouwing en de openbare ruimte, de historische wegen een continue groenstructuur te geven en door de historische punten groenaccenten te geven. Daarnaast geeft het Groenbeleidsplan aan dat het centrum van Zeelst bij de Heuvel een groener karakter dient te krijgen. Tot slot zijn de groene parkzones aan de randen kenmerkend en bepalend voor de sfeer. Deze dienen gehandhaafd te blijven. Met de inmiddels afgeronde herinrichting van het centrum is rekening gehouden met de voorwaarden uit het Groenbeleidsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00065-0301_0008.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00065-0301_0009.png"  
Figuur 6: Huidige en gewenste groenstructuur  


De opgaven die vertaald kunnen worden in de regeling en naar de verbeelding van het bestemmingsplan zijn in onderhavig plan opgenomen. Dit betekent dat de vlakken en lijnen van de hoofdgroenstructuur en wijkgroenstructuur als 'Groen' zijn bestemd. Hiermee draagt het bestemmingsplan bij aan de opgaven die Groenbeleidsplan voor Zeelst heeft geformuleerd.

'Meebewegen binnen kaders', Visie op detailhandel in Veldhoven'
Deze visie is door de gemeenteraad vastgesteld op 24 februari 2015 en speelt in op de veranderingen die plaatsvinden in de detailhandelssector. De visie stelt een aantal kaders waarbinnen de markt haar werk moet kunnen doen. Doel van de visie is een zo interessant mogelijk detailhandelsaanbod voor de inwoners en bezoekers van Veldhoven.

Op regionaal niveau zijn tevens de 'Subregionale Detailhandelsvisie Stedelijk Gebied' en de 'Regionale Detailhandelsvisie MRE' verschenen. De beleidsinhoud hiervan is afgestemd met de nota 'Meebewegen binnen kaders'.

De detailhandel in Zeelst is gedefinieerd als Supermarkt-centrum behorend tot de hulpstructuur en bestaat uit de volgende verdeling van winkels (Bron: Locatus Online: raadpleging augustus 2014).

Zeelst   Dagelijks   Niet dagelijks   Leegstand   Totaal m2 winkel-
vloeroppervlak  
Aantal   3   5   1   9  
m2 winkelvloeroppervlak   428   590   134   1.152  

Winkels in de hulpstructuur functioneren op dit moment prima en zullen dit in veel gevallen nog vele jaren blijven doen. Het zijn echter ook centra die risico lopen vanwege geringe omvang, nabij ander aanbod, solitaire vestiging of veroudering. Met als gevolg dat de consument er zelf voor kiest naar een ander winkelgebied te gaan.

Het ontbreekt in deze gebieden vaak in fysieke zin aan ruimte voor uitbreiding, maar bovenal is er geen marktruimte (behoefte aan meer m² winkelvloeroppervlak door de consument) om deze centra verder uit te breiden. Dit houdt concreet in dat er niet meegewerkt wordt tot vergroting van het aanbod m² winkelvloeroppervlak op deze locaties. Wel kan een vertrekkende winkel worden opgevolgd door een andere winkel.

De centra kennen naast hun winkelfunctie ook een belangrijke sociale functie. Wijkgenoten ontmoeten elkaar in deze centra, wat belangrijk is voor sociale cohesie. Toch kan het gebeuren dat er in de toekomst door marktwerking een winkel sluit en er geen nieuwe ondernemer is die in deze vrijkomende ruimte een winkel wil starten. Als dat gebeurt zal er, om de sociale functie voor de wijk te behouden, bekeken worden of en hoe er een andere publieksfunctie die ontmoeten stimuleert gevestigd kan worden. Welke functie dat precies is hangt af van de locatie en interesse uit de samenleving/markt.

Samengevat geldt voor het plangebied van bestemmingsplan 'Zeelst 2016' het volgende beleid:

Locatie   Type   Maximum aanbod dagelijks   Gewenst niet- dagelijks aanbod   Aanvullend ander aanbod/ mogelijke functiewijziging  
Zeelst   Supermarkt-centrum   Behoud huidig aanbod, geen ruimte voor uitbreiding.   Behoud huidig aanbod, geen ruimte voor ontwikkeling.   Rekening houdend met flankerend beleid andere publieksfuncties  


Op de verbeelding is voor de bestaande detailhandel een aanduiding opgenomen.


Internethandel
In het kader van onderhavig plan is tevens de visie op internethandel relevant: Internet is een groeiend verkoopkanaal en hoewel de aankoop in de meeste gevallen vanachter de pc of op de bank met een tablet plaatsvindt heeft het wel een ruimtelijke weerslag. Met de komst van internethandel is er een nieuw type bedrijf ontstaan met bijbehorende kenmerken. Deze visie vormt een afwegingskader bij de Ruimtelijke Ordening met betrekking tot internethandel. Onderscheid kan gemaakt worden in:

  • Internethandel zonder fysieke bezoekmogelijkheid;
  • Internethandel met fysieke bezoekmogelijkheid.

Geïnspireerd op deze nota en gezien de huidige tendens op het gebied van internetverkoop is in de regels uitgewerkt welke vormen van internethandel er mogelijk zijn binnen de verschillende bestemmingen. In zijn algemeenheid geldt dat bezoekers nooit uit te sluiten zijn en een verbod ook niet handhaafbaar is. Wel is nadrukkelijk bepaald dat detailhandel ondergeschikt dient te zijn en dat een gespecialiseerd afhaalpunt niet wordt aanmerkt als internethandel. Hiermee wordt de verkeersaantrekkende werking beperkt en wordt voorkomen dat er verspreid over Veldhoven detailhandelvoorzieningen ontstaan van dusdanige aard en omvang zijn, dat zij een bedreiging vormen voor de hoofdwinkelstructuur.

Nota Economisch Beleid Veldhoven
De Nota Economisch Beleid Veldhoven geeft een uitvoeringsgerichte visie op de economische ontwikkeling van de gemeente voor de lange termijn. Er is een bondige analyse gemaakt van de huidige situatie (economische structuur, werkgelegenheidsgroei, werkloosheid, regionale beschikbaarheid bedrijventerreinen), relevante trends, sterkten en zwakten, kansen en bedreigingen (SWOT-analyse).

De volgende strategische doelstellingen worden onderscheiden:

  • Verbreding van de economische structuur en het profileren van Veldhoven als vestigingsplaats voor (medisch)technologische bedrijven;
  • Primair inzetten op het stimuleren van starters, spin offs van gevestigde bedrijven en het binden van de gevestigde bedrijven;
  • Voldoende ruimte voor bedrijvigheid op formele werklocaties en verspreid op kleinschalige locaties in de stad;
  • Een evenwichtige detailhandelstructuur voor de gehele stad met aandacht voor het City Centrum;
  • Bijdragen aan de afstemming van verschillende acties op het gebied van scholing en arbeidsmarkt.


De nota is vooral strategisch van aard. In combinatie met het conserverende karakter van het bestemmingsplan is er geen sprake van strijdigheid met de regels uit de Nota Economisch Beleid Veldhoven.

Milieubeleidsplan
De gemeenteraad heeft op 9 februari 2010 het Milieubeleidsplan vastgesteld. Dit plan zet in op een duurzame ontwikkeling van Veldhoven. Deze ontwikkeling vraagt op diverse fronten een andere wijze van werken - een transitie van de gemeente Veldhoven. In dit milieubeleidsplan is de transitieopgave beschreven. Het plan bevat de milieu- en duurzaamheidambities voor 2030 en de beleidskaders voor de komende vier jaren.

In het milieubeleidsplan staat het begrip 'ontwikkeling' centraal. Naast een duurzame ontwikkeling wil de gemeente Veldhoven inzetten op een ontwikkeling waarbij mensen en instanties uit Veldhoven en de regio nadrukkelijker betrokken worden bij het vormgeven en invullen van het Veldhovense milieubeleid. Dit betekent onder andere dat het milieubeleidsplan nog niet gedetailleerd vastlegt wat er de komende vier jaar moet gebeuren. In het plan zijn wel de kaders waarbinnen de ontwikkelingen vorm moeten beschreven en zijn diverse handvaten geschetst.

Het Milieubeleidsplan is strategisch van aard. In combinatie met het conserverende karakter van het bestemmingsplan is er geen sprake van strijdigheid met de regels uit het plan.

Beleidsregels Bereikbaarheid en Bluswatervoorziening
Op 7 april 2016 heeft de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost de 'Beleidsregels Bereikbaarheid en Bluswatervoorziening' vastgesteld. Het doel van deze beleidsregels is om een goede bereikbaarheid voor de hulpdiensten en een adequate bluswatervoorziening te waarborgen, zodat de Veiligheidsregio in staat wordt gesteld een adequate brandweerzorg te leveren.

De beleidsregels bieden verschillende (ontwerp)oplossingsrichtingen. Indien een beoogde oplossing aan de beleidsregels voldoet, kan men ervan uitgaan dat een goede bereikbaarheid voor de hulpdiensten en een adequate bluswatervoorziening gerealiseerd wordt en kan men rekenen op een positief advies door de Veiligheidsregio. Indien een beoogde oplossing niet voldoet aan de richtlijnen, dient in overleg met de Veiligheidsregio gezocht te worden naar oplossingen die recht doen aan de doelvoorschriften.

Deze beleidsregels hebben geen specifieke doorwerking in de planregels van onderhavig bestemmingsplan.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Ruimtelijke structuur

Historie
Zeelst was tot 1921 een zelfstandige gemeente. Van oorsprong was Zeelst één van de kerkdorpen en buurtschappen rond een groot open akkercomplex. Rondom dit akkercomplex waren eveneens dorpen als Meerveldhoven, Veldhoven, Oerle, Zonderwijk en Berkt gelegen.

De oude nederzettingsstructuur, met kerk en kasteel, is in de loop der jaren gewijzigd. De kerk is naar het oosten verplaatst. Het kasteel is, op de voorgebouwen na, verdwenen. De historische dorpskern bevindt zich in het gebied rond de Heuvel, maar het driehoekige plein Heuvel is pas in de latere 19e eeuw ontstaan.

In 1921 zijn Zeelst, Veldhoven, Meerveldhoven en Oerle tot één gemeente samengevoegd. Gaandeweg is het dorp meer en meer uitgegroeid richting Eindhoven en richting Veldhoven. Langs de Kruisstraat, Heuvelstraat/Binnenweg/Blaarthemseweg, Kapelstraat-Noord en de Broekweg ontwikkelde zich lintbebouwing.

Met name toen Eindhoven zich tot een groot-industriële kern ontwikkelde, vestigden meer en meer mensen zich in Zeelst. Voor hen werden arbeiderswoningen gebouwd, met relatief diepe achtertuinen voor een beperkte eigen teelt. Een natuurlijke afscherming met het open akkercomplex werd gecreëerd door hagen en fruitbomen. De lintbebouwing werd hiermee verder verdicht. Deze bebouwing voegde zich ruimtelijk langs deze straten. Functies werden daarbij niet onderling van elkaar gescheiden. Het resultaat was en is nog steeds een gevarieerd beeld, zowel ruimtelijk als functioneel. Woningen worden afgewisseld door (destijds) agrarische en niet-agrarische bedrijven.

Na 1950 groeide de werkgelegenheid dermate, dat in verband hiermee compleet nieuwe woonwijken moesten worden gebouwd. De open ruimten tussen de stervormige bebouwingslinten werden opgevuld met nieuwe straten en woonbuurten, waarbij de diepe achtertuinen van de bebouwing langs de historische linten deels kwamen te vervallen.

In de loop van de tijd maakten de overwegend agrarische functies plaats voor woningen, voorzieningen en bedrijfsgebouwen. Thans maakt Zeelst als wijk deel uit van de verstedelijkte bebouwde kom van de gemeente Veldhoven.

Huidige situatie
De historie en ontwikkeling van Zeelst op basis van de landschappelijke structuren van toen, zijn vandaag de dag nog duidelijk zichtbaar langs de historische linten Kruisstraat, Heuvelstraat/Binnenweg/Blaarthemseweg, Kapelstraat-Noord en de Broekweg. Kenmerkend is de informele ordening met een slingerend verloop van wegen en perceelsgrenzen en een individuele pandsgewijze bebouwing die zich oriënteert op de straat. Er is sprake van een diversiteit aan bebouwing, zowel in typologische zin als in de architectonische vormgeving. Tegelijk is sprake van een sterke eenheid en duidelijke herkenbaarheid van de historische gebieden, ondermeer samenhangend met de individuele (pandsgewijze) invulling en overwegend vergelijkbare historische vormentaal.

Ook de historische kern van Zeelst, rondom de Heuvel, is in hoofdopzet behouden gebleven. Hoewel ook hier in de loop van de tijd nieuwe bebouwing is toegevoegd en de oorspronkelijke centrumfunctie is afgenomen, is het gebied nog steeds als centrum van Zeelst duidelijk herkenbaar. De recente herinrichting van de openbare ruimte, waarbij aandacht is besteed aan een dorpse uitstraling, draagt aan dit beeld bij. Karakteristiek is de muziekkiosk in het midden van de Heuvel.

De verschillende naoorlogse woonbuurten tussen de historische linten zijn veelal planmatig tot stand gekomen. Door de architectuur en materialisering van de woningen zijn de verschillende bouwperioden duidelijk te herkennen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00065-0301_0010.png"  
Figuur 7: Heuvel in het centrum van Zeelst  

3.2 Functionele structuur

Het plan heeft grotendeels betrekking op woningen, het betreffen overwegend vrijstaande, halfvrijstaande en aaneengebouwde woningen.

In het centrumgebied, het gebied rond de Heuvel, komen naast het wonen nog tal van andere functies voor, met name detailhandel en horeca. Naast winkels en horecavestigingen is rond de Heuvel ook een aantal sociaal-maatschappelijke functies gegroepeerd. Daarnaast kent het plangebied nog een scala aan verspreid gesitueerde bedrijven en bevindt zich er een aantal scholen.

De historische ontwikkeling van Zeelst heeft tot gevolg gehad dat niet alleen de woonbebouwing, maar ook de winkelvoorzieningen verspreid langs de linten tot stand kwamen. Vaak ook was de winkelfunctie alleen een nevenactiviteit bij het wonen ("winkel aan huis"). Alleen rond de Heuvel was sprake van een wat sterkere clustering van detailhandels- en horecavoorzieningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00065-0301_0011.png"  
Figuur 8: Woningen aan de Djept-Zuid  

Hoofdstuk 4 Planologisch relevante (milieu)aspecten

4.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de relevante milieuhygiënische aspecten en of deze eventuele belemmeringen opleggen aan het plan.

Het voorliggende bestemmingsplan is conserverend van aard. Om deze reden vindt er in het kader van dit bestemmingsplan geen (uitgebreide) toetsing plaats aan de diverse milieuaspecten en worden enkel de relevante beleidskaders aangehaald. Nieuwe ontwikkelingen kunnen mogelijk gemaakt worden middels een separate procedure en in het kader van deze procedure dient per aspect het nodige onderbouwd te worden. In de hierop volgende paragrafen wordt aangegeven welke zaken er per aspect relevant zijn en waar ten tijde van eventuele ontwikkelingen op gelet moet worden. Dit hoofdstuk kan gebruikt worden als eerste informatiebron om te bepalen welke milieuaspecten een rol zouden kunnen spelen bij een ontwikkeling.

4.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor onder meer bestemmingsplannen de treden van de Ladder moeten worden doorlopen. Het doel van de Ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de Ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijk en infrastructurele besluiten nagestreefd.

Bij de toepassing van de Ladder dienen de volgende stappen doorlopen te worden:

  • 1. Er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.
  • 2. Indien blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, dan wordt beschreven in hoeverre die behoefte in bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.
  • 3. Indien uit de beschrijving, onder 2, blijkt dat de ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Onderhavig bestemmingsplan is conserverend van aard. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen worden niet geïntroduceerd, zodat de Ladder voor duurzame verstedelijking voor dit bestemmingsplan niet van toepassing is. Overigens is op Rijksniveau een herziening van de Ladder in voorbereiding, die naar verwachting op 1 juli 2017 in werking zal treden.

4.3 Toetsing Besluit m.e.r.

Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. (HvJ EG 15 oktober 2009, zaak C-255/08 – Commissie vs. Nederland). Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen me.r.- (beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst C en D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een kwetsbaar natuurgebied ligt. Gemeenten en provincies moeten daarom per 1 april van 2011 ook bij kleine bouwprojecten beoordelen of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Een m.e.r.-beoordeling is een toets van het bevoegd gezag om te beoordelen of bij een project belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Wanneer uit de toets blijkt dat er belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden, moet er een m.e.r.-procedure worden doorlopen. Met andere woorden dan is het opstellen van een MER nodig.

Het plangebied en de beoordeling noodzakelijkheid m.e.r.-beoordeling
Om te bepalen of een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is dient bepaald te worden of de ontwikkeling de drempelwaarden uit lijst D van het Besluit m.e.r. overschrijdt, of de ontwikkeling in een kwetsbaar gebied ligt en of er belangrijke milieugevolgen zijn.

De ontwikkeling dient getoetst te worden aan activiteit D 11.2 uit de Bijlage bij het Besluit m.e.r. Deze activiteit betreft een stedelijk ontwikkelingsproject. In het geval van een stedelijk ontwikkelingsproject is direct een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk als de activiteit gaat om de bouw van 200.000 m² bedrijfsvloeroppervlakte of meer, of in een aaneengesloten gebied of als de activiteit een omvang heeft van 100 hectare.

Onderhavig plan voorziet in een conserverende regeling, waarin geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt. In dat kader is een verdere toetsing aan de ligging van onderhavig bestemmingsplan in een mogelijk kwetsbaar gebied en aan het Besluit m.e.r., niet noodzakelijk en relevant.

4.4 Bodem

Het landelijk beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. Met andere woorden, de bodemkwaliteit mag geen onaanvaardbaar risico opleveren voor de gebruikers van de bodem. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit. Voor alle bestemmingen waar een functiewijziging of herinrichting wordt voorzien, dient de bodemkwaliteit door middel van een bodemonderzoek in beeld te worden gebracht.

Wanneer een ontwikkeling geen bestemmingswijziging tot gevolg heeft, hoeft er geen bodemonderzoek in het kader van het bestemmingsplan uitgevoerd te worden; de bodem wordt in dat geval geschikt geacht voor de toegestane functie. Het bodemonderzoek wordt in die gevallen uitgevoerd in het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen.

Voorliggend bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Er is tevens geen sprake van bestemmingswijzigingen. Bodemonderzoek is niet noodzakelijk.

4.5 Kabels en leidingen

De volgende leidingen zijn planologisch relevant, voor zover deze geen deel uitmaken van een inrichting zoals bedoeld in de Wet milieubeheer:

  • hoogspanningsverbindingen van 50 kV en hoger;
  • buisleidingen voor transport van aardgas met een diameter van meer dan 50 mm en een druk van meer dan 16 bar;
  • buisleidingen voor transport van aardolieproducten met een diameter van meer dan 70 mm en een druk van meer dan 16 bar;
  • buisleidingen voor transport van andere stoffen die risico's met zich meebrengen voor mens en/of leefomgeving wanneer deze beschadigd raken (voor transport van nafta, waterstof, koolstofdioxide, stikstof, zuurstof, ethyleen en propyleen).

Bovenstaande leidingen liggen niet in het plangebied van bestemmingsplan Zeelst 2016.

4.6 Wet geluidhinder

Op basis van artikel 76 van de Wet geluidhinder (Wgh) dienen bij de vaststelling van een bestemmingsplan, wijzigingsplan of uitwerkingsplan als bedoeld in art. 3.6 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) de waarden als bedoeld in art. 82 t/m 85 van de Wgh in acht te worden genomen, indien dat plan gelegen is in een zone rondom een weg als bedoeld in art. 74 lid 1 Wgh en (het betreffende onderdeel van) dat plan mogelijkheden biedt voor:

  • de realisatie van woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en van geluidsgevoelige terreinen (functies zoals genoemd in art. 1 Wgh en art 1.2 Bgh – het Besluit geluidhinder zoals gewijzigd op 4 april 2012);
  • de aanleg van een nieuwe weg en/ of een reconstructie van een bestaande weg;
  • functiewijzigingen van een niet-geluidsgevoelige functie in een geluidsgevoelige functie (bijvoorbeeld via afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid).

Dit geldt voor alle straten en wegen, met uitzondering van:

  • wegen die in een als 'woonerf' aangeduid gebied liggen;
  • wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/uur geldt.

In het plangebied zijn meerdere wegen gelegen waar de maximaal toegestane snelheid 50 km/uur of meer is. Voor dergelijke wegen geldt een geluidzone in het kader van de Wet geluidhinder. Binnen deze zones dient bij de ontwikkeling van een geluidgevoelig object onderzoek te worden gedaan naar de geluidbelasting ter plaatse van het object. Onderhavig bestemmingsplan voorziet echter niet in ontwikkelingen. Onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.

4.7 Cultuurhistorie

Nationaal staat het cultuurhistorisch beleid in het teken van het behoud en het beheer van de cultuurhistorische waarden. Op gelijke voet staat het streven naar het gebruik van het cultuurhistorisch erfgoed als inspiratiebron voor de ruimtelijke inrichting. Dit beleid geldt voor alle cultuurhistorische waarden, dat wil zeggen voor zowel archeologische als voor historisch-geografische en historisch bouwkundige waarden. Het rijksbeleid is mede gebaseerd op het Verdrag van Malta (1992).

Per 1 januari 2012 is de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) in werking getreden. Als gevolg van de MoMo wijzigt de Bro (artikel 3.1.6, lid 2). Wat eerst alleen voor archeologie gold, geldt nu ook voor al het cultureel erfgoed.

In de toelichting van het bestemmingsplan dient een beschrijving te worden opgenomen hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Het is verplicht om breder te kijken dan alleen naar het facet archeologie. Ook de facetten historische (steden)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.

Het beleid van de provincie Noord-Brabant sluit aan op het nationale beleid voor de archeologische monumentenzorg. De provincie richt zich op de bescherming van objecten en de bescherming, benutting en ontwikkeling van structuren en ensembles van een grotere schaal.

De ruimtelijke ordening is een zeer belangrijk integrerend beleidsterrein als het gaat om de zorgvuldige omgang met cultuurhistorisch waardevolle structuren. De provincie beoordeelt plannen en besluiten die ter toetsing bij of ter goedkeuring aan de provincie worden voorgelegd op de wijze waarop de aanwezige cultuurhistorische waarden opgenomen zijn. De cultuurhistorische waarden worden in een vroegtijdig stadium van de planvorming geïnventariseerd, bij het ontwerp gebruikt en bij het besluit meegenomen. Een aantal cultuurhistorische objecten en structuren is beschermd middels de Monumentenwet dan wel middels een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening. Bij aantasting en bij wijziging van deze objecten en structuren is een omgevingsvergunning vereist.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00065-0301_0012.png"  
Figuur 9: Uitsnede Cultuurhistorische waardenkaart provincie Noord-Brabant  

Gemeente Veldhoven
Het beleid van de gemeente Veldhoven ten aanzien van het aspect cultuurhistorie is vertaald in de Nota Cultuurhistorische Waarden Veldhoven 2012. Deze nota dateert van oktober 2012.
Onder cultuurhistorie wordt in deze beleidsnota het bovengrondse ruimtelijke erfgoed verstaan. De gemeente Veldhoven gaat bij het opstellen van het cultuurhistorisch beleid uit van de Cultuurhistorische Waardenkaart Veldhoven 2012 en de Welstandsnota 2011. De Veldhovense Cultuurhistorische Waardenkaart is een gebieds- en structuur gerichte kaart. Veldhoven richt zich bij het vastleggen van cultuurhistorische waarden vooral op ouderdom, samenhang en context, maar ook gaafheid en belang voor de Veldhovense geschiedenis spelen een rol.

Cultuurhistorie in het plangebied 
De historie van Zeelst is terug te vinden in verschillende cultuurhistorisch waardevolle objecten. Er zijn elementen van historische bouwkunst (Rijksmonumenten en cultuurhistorisch waardevolle panden), historische stedenbouw en historisch groen aanwezig.

Op basis van de Cultuurhistorische waardenkaart van de Provincie Noord-Brabant en de gemeente Veldhoven blijkt dat er verschillende cultuurhistorische waarden in het plangebied van bestemmingsplan 'Zeelst 2016' aanwezig zijn.

Het gaat om de historische kern van Zeelst, de daarop aangesloten linten, wegen en paden (verhard en onverhard), zichtlijnen, rijksmonumenten, monumentale bomen en de molenbiotoop van de Zilstermolen.

Gemeente Veldhoven
Het beleid van de gemeente Veldhoven ten aanzien van het aspect cultuurhistorie is vertaald in de Nota Cultuurhistorische Waarden Veldhoven 2012. Deze nota dateert van oktober 2012.
Onder cultuurhistorie wordt in deze beleidsnota het bovengrondse ruimtelijke erfgoed verstaan. De gemeente Veldhoven gaat bij het opstellen van het cultuurhistorisch beleid uit van de Cultuurhistorische Waardenkaart Veldhoven 2012 en de Welstandsnota 2011. De Veldhovense Cultuurhistorische Waardenkaart is een gebieds- en structuur gerichte kaart. Veldhoven richt zich bij het vastleggen van cultuurhistorische waarden vooral op ouderdom, samenhang en context, maar ook gaafheid en belang voor de Veldhovense geschiedenis spelen een rol.

Cultuurhistorie in het plangebied 
Op basis van de Cultuurhistorische waardenkaart van de Provincie Noord-Brabant en de gemeente Veldhoven blijkt dat er verschillende cultuurhistorische waarden in het plangebied van bestemmingsplan 'Zeelst 2016' aanwezig zijn.

Het gaat om de historische kern van Zeelst, de daarop aangesloten linten, wegen en paden (verhard en onverhard), zichtlijnen, rijksmonumenten, monumentale bomen en de molenbiotoop van de Zilstermolen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00065-0301_0013.png"  
Figuur 10: uitsnede cultuurhistorische waardenkaart Veldhoven  

In de volgende tabel staan de betreffende cultuurhistorische waarden en bijbehorende beleidsregels beschreven. Voor het opnemen van de beleidsregels in bestemmingsplannen wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij bestaande regels.

Legenda-eenheid   Beschrijving   beschrijving  
1. Rijksmonument   Historische bouwkunst, zoals: boerderijen, woonhuizen, fabrieken, molens, kerken, standbeelden, etc.

In deze kaartlaag Rijksmonumenten opgenomen als rode stippen.  
aanvraag monumentenvergunning bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE)  
2. Historische stedenbouw (categorie H1, H2, H3)
 
Historische linten, kernen en dorpen uit de welstandsnota 2011 van de gemeente Veldhoven. Deze zones bevatten tevens de beeldbepalende panden.   Verankerd via Welstand. Toetsing conform vigerende regels bestemmingsplan / beoordeling door Cie Welstand op welstandscriteria (hierin zijn de cultuurhistorische waarden voldoende meegenomen)  
3. Monumentale bomen   Gegevens afkomstig van de Bomenstichting en de cultuurhistorische waardenkaart Noord-Brabant. Indien er meerdere monumentale bomen bij elkaar staan en een geheel vormen als tuin, park of laan zijn zij opgenomen als historische groenstructuur.

Niet alle bomen van de lijst van de bomenstichting zijn overgenomen. Een boom moet cultuurhistorische betekenis hebben, minimaal 90 jaar oud zijn en in goede gezondheid verkeren.  
Verankerd in het bestemmingsplan via de onderdelen natuur/groen/flora/fauna  
4. Zichtlijnen   De cultuurhistorische waarde van elementen kan mede bepaald worden door hun onderlinge visuele relatie of de visuele relatie met de omgeving. Het gaat dan om bijvoorbeeld de zichtrelatie tussen een dorpslint en het omliggende landschap. Zo'n zichtrelatie is op de kaart met een pijl aangegeven.   Verandering van bestaande relatie open-geslotenheid. Hierbij is te denken aan: oprichting van bebouwing; aanleg van groen; oprichting van wegtaluten en andere vanaf het maaiveld opgaande elementen of structuren. In het bestemmingsplan onderbrengen bij onder andere landschap/natuur. Tevens geborgd via Welstand en het beeldkwaliteitsplan  
5. Wegen en paden   Dit is de samenhangende structuur van het nu nog aanwezige historische wegenpatroon, bestaande uit o.a. zandwegen, klinkerwegen en kasseiwegen, maar ook geasfalteerde wegen met een historische ligging zijn opgenomen.

De structuur is representatief voor de historische ruimtelijke ontwikkeling en de landschappelijke samenhang.  
Verwijderen, verbreden, ophogen, verdiepen, verharden of verandering van bestrating. Ondergebracht bij ondermeer Welstand en diverse onderdelen van het bestemmingsplan.

Nadere afstemming met cluster ruimtelijke ordening noodzakelijk.  
7. Molenbiotopen   Cirkelvormige zones rond traditionele windmolens. De zones zijn van belang voor de windvang en voor de landschappelijke uitstraling. Op de kaart is rond elke traditionele windmolen een biotoop met een straal van 400 meter weergegeven.   Verandering van bestaande relatie open-geslotenheid. Hierbij is te denken aan: oprichting van bebouwing; aanleg van groen; oprichting van wegtaluten en andere vanaf het maaiveld opgaande elementen of structuren.
Verankerd via Welstand en bestaande regels bestemmingsplan  

In artikel 28.3 van de regels van het bestemmingsplan is een beschermende regeling opgenomen voor de cultuurhistorisch waardevolle panden binnen het plangebied. Als cultuurhistorisch waardevolle panden en bebouwingsensembles zijn aangemerkt:

  • Binnenweg 9
  • Blaarthemseweg 4-8, 13, 16 en 39
  • Heuvelstraat 9-29
  • Heuvel 46-48A
  • Kapelstraat Noord 159
  • Kruisstraat 5, 47, 65, 67-69
  • enkele panden in het Borghoutspark.

De beschrijving van deze panden is opgenomen in Bijlage 1. Deze beschrijving vormt de basis voor een bescherming in de regels van het bestemmingsplan.

Ook de Zilstermolen aan de Kapelstraat-Noord geldt als cultuurhistorisch waardevol. Voor de bijbehorende molenbiotoop is een regeling opgenomen om de windvang en de belevingswaarde van de molen te waarborgen. Daartoe dient de obstakelhoogte in de omgeving van de betreffende molen te worden gerelateerd aan de afstand van dit obstakel tot de molen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00065-0301_0014.png"  
Figuur 11: Overzicht cultuurhistorisch waardevolle panden in Zeelst  

Ook zijn er enkele Rijksmonumenten in het plangebied gelegen. Deze hebben geen beschermende regeling in het bestemmingsplan gekregen, aangezien ze al beschermd worden door de Monumentenwet:

  • Kapelstraat-Noord 76
  • Kapelstraat-Noord 142
  • Blaarthemseweg 13 (interieur)
  • Binnenweg 1
  • Kruisstraat 23

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00065-0301_0015.png"  
Figuur 12: De Zilstermolen  

4.8 Archeologie

De Wet op de Archeologische Monumentenzorg (2007) is een raamwet die regelt hoe Rijk provincie en gemeente bij ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem. De wet beoogt het archeologische erfgoed te beschermen.

Onder archeologisch erfgoed wordt verstaan: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden. Enkele van de uitgangspunten van deze wet zijn:

  • archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren en alleen opgraven als behoud in de bodem (in situ) niet mogelijk is;
  • vroeg in de ruimtelijke ordening al rekening houden met archeologie. Initiatiefnemers van ruimtelijke ontwikkelingen moeten in een vroegtijdige stadium aangeven hoe met eventuele archeologische waarden bij bodemverstorende ingrepen zal worden omgegaan. Dit houdt in een verplichting tot vooronderzoek bij werkzaamheden die de grond gaan verstoren en eventuele maatregelen om behoudenswaardige archeologische resten te beschermen door deze op te graven of in de bodem te behouden, tenzij deze niet zijn aangetroffen.

In de Wet op de Archeologische Monumentenzorg is aangegeven dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor hun bodemarchief. De gemeente Veldhoven heeft hiertoe een eigen archeologiebeleid opgesteld.

In de Nota Archeologische Monumentenzorg Veldhoven, vastgesteld op 16 december 2008, zijn beleidsregels en wensen ten aanzien van de omgang met het archeologisch erfgoed geformuleerd en maakt de gemeente duidelijk hoe waardevol het archeologisch erfgoed voor de identiteit van Veldhoven is. De inbedding van de nota archeologie in de beleidskaart in het ruimtelijke ordeningsproces heeft vorm gekregen door een zogenaamd 'parapluplan' op te stellen: een overkoepelend, thematisch bestemmingsplan waarmee het beleid is doorvertaald in de vigerende bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan “Parapluplan 2009” is op 5 maart 2010 onherroepelijk geworden.

Uit het Parapluplan 2009 bleek dat grote delen van de gemeente Veldhoven een hoge archeologische verwachtingswaarde hadden en dat voorafgaand aan veel bodemingrepen archeologisch bureauonderzoek noodzakelijk was. Bovendien zijn sinds 2009 veel gebieden onderzocht en hebben deze geen archeologische verwachting meer. Om veel kleinschalig onderzoek en versnippering van onderzoek te voorkomen en om initiatiefnemers van ruimtelijke ontwikkelingen beter van dienst te kunnen zijn, heeft de gemeente voor zijn volledige grondgebied een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd en een gespecificeerde archeologische verwachtingskaart opgesteld (Archeologische verwachtingskaart gemeente Veldhoven, def. 10-03-2014).

Plangebied bestemmingsplan Zeelst 2016
Binnen de globale plangrenzen van het komplan Zeelst bevinden zich op de beleidsadvieskaart (bijlage 1) verschillende categorieën Waarde-archeologie, te weten:

  • Waarde-Archeologie 1 (categorie 2: gebied van zeer hoge archeologische waarde)
  • Waarde-Archeologie 2 (categorie 3: gebied van hoge archeologische waarde)
  • Waarde-Archeologie 2 (categorie 4: gebied met een hoge archeologische verwachting)
  • Waarde-Archeologie 3 (categorie 5: gebied met een middelhoge archeologische verwachting)
  • Waarde-archeologie (categorie 7: gebieden zonder archeologische verwachting of archeologisch vrijgegeven).

Bovenstaande waarden zijn op de verbeelding van het bestemmingsplan opgenomen als dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 1', 'Waarde-Archeologie 2' en 'Waarde-Archeologie 3'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00065-0301_0016.png"  

Bovenstaande waarden zijn op de verbeelding van het bestemmingsplan opgenomen als dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 1', 'Waarde-Archeologie 2' en 'Waarde-Archeologie 3'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00065-0301_0016.png"  
Figuur 13: Uitsnede Archeologische Beleidsadvieskaart gemeente Veldhoven  

Vanuit beleidsmatig oogpunt is per categorie aangegeven wat voor onderzoeksplicht hieraan gekoppeld is.

Voor gebieden van zeer hoge archeologische waarde (categorie 2) geldt dat een vooronderzoek nodig is als de omvang van het gebied waarbinnen de bodemverstoring plaatsvindt groter én dieper is dan de ondergrenzen die gelden voor deze categorie (in dit geval 100 m² of 40 cm onder maaiveld). Is de oppervlakte of diepte van het gebied waar bodemingrepen plaatsvinden kleiner dan de ondergrens, dan is een archeologisch vooronderzoek niet nodig.

Voor gebieden van hoge archeologische waarde (categorie 3 op de beleidsadvieskaart) of met een hoge archeologische verwachting (categorie 4) geldt dat een vooronderzoek nodig is als de omvang van het gebied waarbinnen de bodemverstoring plaatsvindt groter én dieper is dan de ondergrenzen die gelden voor deze categorie (in dit geval 250 m² of 40 cm onder maaiveld).

Voor gebieden met een middelhoge archeologische verwachting (categorie 5) geldt dat een vooronderzoek nodig is als de omvang van het gebied waarbinnen de bodemverstoring plaatsvindt groter én dieper is dan de ondergrenzen die gelden voor deze categorie (in dit geval 2.500 m² of 40 cm onder maaiveld). Is de oppervlakte of diepte van het gebied waar bodemingrepen plaatsvinden kleiner dan de ondergrens, dan is een archeologisch vooronderzoek niet nodig.

Voor gebieden zonder archeologische verwachting of voor gebieden die archeologisch zijn vrijgegeven (categorie 7), geldt geen archeologisch onderzoeksplicht.

4.9 Flora en fauna

Per 1 april 2002 is de Flora- en Faunawet in werking getreden. Deze wet vereist dat inzicht wordt geboden in de effecten van een voorgenomen ruimtelijke ingreep op wettelijk beschermde planten en dieren. Als er significant schadelijke gevolgen zijn voor een wettelijk beschermde soort en/of leefgebied zal bezien moeten worden in hoeverre de schadelijke effecten kunnen worden voorkomen. Wordt de uitvoering van een plan noodzakelijk geacht (maatschappelijke relevantie aantonen) dan zal in het kader van de wet ontheffing moeten worden verkregen en zal moeten worden voorzien in compensatie.

De soortbescherming is geregeld via soortbeschermingsregels afkomstig uit de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn uit 1992. Op nationaal niveau zijn deze bepalingen vertaald in de Flora- en Faunawet, die op 1 april 2002 in werking is getreden. In Nederland worden de Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden gecombineerd als Natura 2000-gebieden aangewezen.

Ook de bescherming van gebieden is geregeld in de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn. In Nederland is dit vertaald in de Natuurbeschermingswet 1998.

Plangebied
Het plangebied zelf bevat geen bijzondere ecologische waarden. Daarnaast is bestemmingsplan 'Zeelst 2016' conserverend van aard. Ruimtelijke ingrepen worden niet mogelijk gemaakt. Het plan is niet strijdig met de wettelijke bescherming van flora en fauna.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00065-0301_0018.png"  
Figuur 14: Uitsnede themakaart natuur en landschap - Verordening ruimte 2014 Noord-Brabant - met de aan het plangebied grenzende ecologische hoofdstructuur  

4.10 Luchtkwaliteit

In het kader van een planologische procedure dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de wettelijke normen voor wat betreft luchtkwaliteit. Hierbij dient het effect op de luchtkwaliteit in de omgeving als gevolg van een nieuwe ontwikkeling, als ook de toetsing aan de Wet luchtkwaliteit in beeld te worden gebracht.

De Wet luchtkwaliteit maakt onderdeel uit van de Wet milieubeheer en bevat grenswaarden voor luchtkwaliteit. Conform de richtlijn van de EU gelden de grenswaarden voor de buitenlucht voor het gehele grondgebied van de lidstaten, met uitzondering van de werkplek. De uitvoeringsregels behorend bij de wet zijn vastgelegd in Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB) en ministeriële regelingen (mr) die gelijktijdig met de Wet luchtkwaliteit in werking treden.

De luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe Wet luchtkwaliteit geen belemmering voor een ruimtelijke ontwikkeling als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit).

In de Algemene Maatregel van Bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd, die betrekking hebben op het begrip NIBM. De EU heeft medio 2009 derogatie verleend waarmee het NSL inwerking is getreden. De NIBM norm is daarbij opgeschoven naar 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10.

Monitoring Luchtkwaliteit Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant
Uit monitoring van de luchtkwaliteit door de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant blijkt dat in het toetsingsjaar 2014 er in het plangebied geen overschrijding plaats vindt van de wettelijke grenswaarden NO2 en PM10.

Voor de prognoses over 2015 blijkt dat behoudens Eindhoven alle gemeenten in Zuidoost- Brabant voldoen aan de wettelijke eisen ten aanzien van NO2 en PM10. Voor het plangebied van bestemmingsplan 'Zeelst 2016' vormt luchtkwaliteit derhalve geen belemmering.

4.11 Bedrijven en milieuzonering

Door het aanbrengen van een zone tussen bedrijvigheid en milieugevoelige bestemmingen (zoals woningbouw) kan de overlast ten gevolge van bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden worden. Zonering is met name van toepassing bij nieuwbouw van woningen en andere gevoelige functies in de directe omgeving van een bedrijf en bij vestiging van een nieuw bedrijf in de directe omgeving van gevoelige bestemmingen.

Nabij het plangebied is het gezoneerde bedrijventerrein 'vliegbasis Eindhoven' gelegen. Het plangebied valt buiten de zones van dit bedrijventerrein. Met betrekking tot industrielawaai zijn er derhalve geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

Binnen of nabij het plangebied zijn geen geurbelastende (agrarische)bedrijven aanwezig. Voorliggend bestemmingsplan heeft bovendien een conserverend karakter. Nieuwe geurgevoelige objecten zijn niet voorzien. Het aspect geur behoeft dan ook geen nader onderzoek. Mochten in de toekomst dergelijke bedrijven zich in de nabijheid van het plangebied willen vestigen, dan zal de geurbelasting op de geurgevoelige objecten binnen het plangebied onderzocht moeten worden.

Nadere regels Geluidsvoorschriften tijdens collectieve festiviteiten
Elk jaar wijst het college de collectieve festiviteiten (en bijbehorende dagen) aan waarop (horeca-)inrichtingen niet hoeven te voldoen aan de geluidsvoorschriften in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (verder genoemd: Barim). Collectieve festiviteiten zijn bijvoorbeeld carnaval, kermis, Koningsnacht, Koningsdag, 2e Kerstdag, oud & nieuw. Om geluidshinder te voorkomen of te beperken, kunnen geluidsvoorschriften gesteld worden aan de collectieve festiviteiten. Aan de collectieve festiviteiten worden geluidsvoorschriften voor (horeca-)inrichtingen verbonden. Collectieve festiviteiten kunnen door een (horeca-)inrichting zowel inpandig in de (horeca-)inrichting als buiten (in de openlucht, in een tent, onder een overkapping op het terras of op eigen grond) gevierd worden.

Op de verbeelding van het bestemmingsplan is voor het openbaar gebied van het centrum van Zeelst de aanduiding 'evenemententerrein' opgenomen. Binnen dit aangeduide gebied zijn evenementen toegestaan, waarbij in de regels van het bestemmingsplan het aantal evenementen, de tijdsperiode en het maximale geluidsniveau van muziek en installaties zijn vastgelegd. Voor de bepaling van het maximale geluidsniveau is uitgegaan van een advies van de GGD, dat aan de gemeente gegeven is ter preventie van gehoorschade van de aanwezigen.

4.12 Externe veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid van degenen die niet bij de risicovolle activiteit zelf zijn betrokken, maar als gevolg van die activiteit wel risico's kunnen lopen, zoals bijvoorbeeld omwonenden. Bij ruimtelijke plannen dient aandacht te worden besteed aan de vraag of er risicovolle activiteiten in en/of nabij het plangebied aanwezig zijn c.q. komen en zo ja, of er sprake is van een toelaatbaar risico.

Het veiligheidsbeleid in Nederland is gebaseerd op een tweetal begrippen, het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat één persoon, die onafgebroken en onbeschermd op een plaats langs een transportroute of nabij een inrichting verblijft, komt te overlijden als gevolg van een incident met het vervoer, de opslag en/of de handeling van gevaarlijke stoffen.

Daarbij is de omvang van het risico een functie van de afstand waarbij geldt: hoe groter de afstand, des te kleiner het risico. De risico's worden weergegeven in PR risicocontouren.

Het groepsrisico is de kans per jaar dat een groep van 10 of meer personen in de omgeving van een transportroute of een inrichting voor handelingen met gevaarlijke stoffen in één keer het (dodelijk) slachtoffer wordt van een ongeval. In tegenstelling tot het plaatsgebonden risico geldt voor het groepsrisico geen grenswaarde maar een oriëntatiewaarde. Deze oriëntatiewaarde kan gezien worden als een streefwaarde en heeft geen juridische status. Het overschrijden van de oriëntatiewaarde is mogelijk mits dit in de besluitvorming door het bevoegd gezag gemotiveerd wordt middels een verantwoordingsverplichting.

Het beleid inzake externe veiligheid is gericht op de beheersing van risico's voor de omgeving met betrekking tot:

  • 1. het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);
  • 2. het transport van gevaarlijke stoffen (buisleidingen, waterwegen, wegen en spoorwegen);
  • 3. het gebruik van luchthavens.

Ad. 1 Inrichtingen
In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zijn milieukwaliteitseisen op het gebied van externe veiligheid geformuleerd. Dit besluit heeft tot doel de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken.

Ad. 2 Transport
Het vervoer van gevaarlijke stoffen leidt tot risico's voor de omgeving. Er is daarom beleid opgesteld om te komen tot een afweging van veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving.

Ad. 3 Luchthavens
Het vervoer van gevaarlijke stoffen door de lucht is geen aspect dat in het kader van externe veiligheid moet worden beschouwd. Wel kunnen op basis van vliegtuigbewegingen plaatsgebonden risicocontouren aanwezig zijn. Het gevaar is dat een vliegtuig of helikopter neerstort. Het meest waarschijnlijk is dat dit gebeurt op of vlakbij een start- of landingsbaan, binnen een gebied van ongeveer 300 meter breed en een kilometer ervoor en erna. Dit gebied wordt Zone-1 genoemd. Het is op de risicokaart als een rechthoekige strook te zien.

Plangebied
Binnen het plangebied zijn twee locaties aangegeven op de provinciale risicokaart: het pand van de Severinus Stichting (Honk 1) en de sportschool David Lloyd (Pieter Zuidlaan 30). Hier zijn opslagtanks voor vloeistoffen (chloorbleekloog) aanwezig, die echter geen veiligheidsrisico's opleveren voor het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00065-0301_0019.png"  
Figuur 15: Uitsnede risicokaart provincie Noord-Brabant  

4.13 Vliegbasis Eindhoven (Eindhoven Airport)

Voor het veilig afwikkelen van het vliegverkeer gelden in de omgeving van een luchtvaartterrein maximaal toelaatbare hoogtes voor objecten. De maximaal toelaatbare hoogtes en de ligging en omvang van het gebied worden bepaald door de ligging van de start- en landingsbaan en berusten op internationaal vastgelegde afspraken. Het is voor de vliegveiligheid van belang dat in de gebieden van deze obstakelvrije vlakken de maximaal toelaatbare hoogtes niet worden overschreden. De obstakelvrije vlakken worden gevormd door de funnel en de Inner Horizontal and Conical Surface (IHCS). Ten tijde van de uitvoering van de bouwwerkzaamheden dienen de eisen met betrekking tot deze maximale bouwhoogtes in acht genomen te worden. De bouwmethode dient hier op afgestemd te worden.

Funnel
De funnel is opgebouwd uit een obstakelvrije rechthoek (strook) rond de start- en landingsbaan met aansluitend twee zijvlakken, waarvan de hoogte oploopt tot 45 m. In elke baanrichting landingsvlak en een startvlak waarvan de hoogte oploopt met 1:50. De toegestane bouwhoogte geldt ten opzichte van de hoogte van de landingsdrempel - in het voorliggende geval NAP + 22,4 m.

IHCS
De IHCS wordt gerekend vanaf elk van de landingsdrempels en is gelegen boven de omgeving van het luchtvaartterrein in aansluiting op de funnel. De IHCS bestaat uit een horizontaal vlak, dat gelegen is op een hoogte van 45 m en een straal van 4 km In aansluiting op dit horizontale vlak is een conisch vlak gelegen, waarvan de hoogte oploopt met een helling van 5 % over een afstand van 2 km tot een hoogte van 145 m.

De maximale toegestane hoogte geldt ten opzichte van de laagste landingsdrempel – in het voorliggende geval NAP + 22,4 m.

In het gebied van de (funnel en de) IHCS mogen geen objecten staan die hoger zijn dan de maximaal toelaatbare hoogte.

Conclusie - Funnel en IHCS op het plangebied
De IHCS ligt over het plangebied van bestemmingsplan Zeelst 2016. Dit heeft doorvertaling gekregen in de verbeelding. Ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone- IHCS' geldt in aanvulling op hetgeen elders in deze planregels is bepaald dat de bouwhoogte van bouwwerken niet meer mag bedragen dan 65 meter boven NAP.

De IHCS leidt voor het plangebied overigens niet tot een beperking van de maximale bouwhoogte, omdat deze binnen de betreffende bestemmingen reeds lager is dan maximaal toegestaan op basis van de IHCS.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00065-0301_0020.png"  
Figuur 16: Luchthavenbesluit luchthaven Eindhoven - Obstakelbeheergebied (Funnel en IHCS) met ligging plangebied rood omcirkeld  


ILS
De Luchthaven Eindhoven is uitgerust met een ILS. Het ILS heeft tot doel het nauwkeuriger uitvoeren van een nadering onder slechte weersomstandigheden. Voor het goed functioneren van het ILS geldt dat een gebied rondom de start- en landingsbaan geen verstoring mag opleveren.

De afmetingen van het gebied zijn vastgelegd in ICAO EUR DOC 015. Dit gebied bestaat uit een rechthoekig deelgebied, waar de maximaal toelaatbare hoogte 0 m bedraagt en is gelegen over de start- en landingsbaan en aangrenzende gronden. Twee aansluitende deelgebieden parallel aan weerszijden van de start- en landingsbaan, waar de hoogte 20 m bedraagt en twee trechtervormige deelgebieden in het verlengde van de landingsbaan waar de hoogte oploopt tot 70 m op een afstand van 6 km. De genoemde hoogtes gelden ten opzichte van de hoogte van de landingsbaan - NAP + 22,4 m. Het gezamenlijke gebied rond een luchtvaartterrein dat wordt gevormd door de obstakelvrije vlakken van de funnel en IHCS én de verstoringsgebieden in het kader van het ILS wordt het obstakelbeheergebied genoemd.

Conclusie
Het ILS is niet van toepassing. Plangebied Zeelst van bestemmingsplan 'Zeelst 2016' valt buiten het ILS verstoringsgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00065-0301_0021.png"  
Figuur 17: Luchthavenbesluit luchthaven Eindhoven - ILS Verstoringsgebied met ligging plangebied rood omcirkeld  

Kosteneenheden (KE) contouren
De Kosteneenheid is de maat voor de lawaaibelasting die op een bepaalde plaats op de grond ten gevolge van vliegverkeer wordt ondervonden. Hij is gebaseerd op het aantal over- en langsvliegende vliegtuigen, het van deze vliegtuigen ondervonden maximale geluidsniveau en de verdeling over het etmaal, waarbij bijvoorbeeld de late avond zwaarder telt dan de middag.

Conclusie - KE contouren op het plangebied
Het plangebied valt buiten de 20ke en 35ke contouren van de luchthaven Eindhoven. Onderhavig bestemmingsplan is een conserverend bestemmingsplan waar dus geen nieuwe geluidsgevoelige objecten of nieuwe geluidsbronnen mogelijk worden gemaakt. In het kader van dit bestemmingsplan is het dan ook niet noodzakelijk om de geluidsituatie nader te onderzoeken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00065-0301_0022.png"  
Figuur 18: Kaart toegestane geluidsniveaus (in Ke) met ligging plangebied rood omcirkeld  

Vogelbeperkingengebied
Het plangebied is gelegen binnen het vogelbeperkingengebied van de luchthaven Eindhoven. Concreet betekent dit dat het niet toegestaan is om –onder meer- organische materiaal extramuraal op te slaan of te verwerken binnen het plangebied. Hiervan kan worden afgeweken indien de belangen van de luchthaven Eindhoven niet onevenredig worden geschaad. Hierover dient overleg plaats te vinden met de daarvoor bevoegde instanties. Ter voorbereiding van dit overleg dient in ieder geval een fauna-effectenstudie plaats te vinden, waarin is onderzocht of er al of niet sprake is van een toename in het risico op vogelaanvaringen voor het luchtverkeer van- en naar de luchthaven vanwege een geplande ontwikkeling. Eén en ander is vastgelegd in artikel 27.4 van de regels van dit bestemmingsplan.

4.14 Radarverstoringsgebied Vliegbasis Woensdrecht

Als gevolg van wijziging van het Barro ligt het gehele grondgebied van de gemeente Veldhoven in het radarverstoringsgebied van Vliegbasis Woensdrecht. Dit betekent, dat er geen gebouwen en (tijdelijke) bouwwerken hoger dan 113 m+NAP zijn toegestaan. Daar de maximum bouwhoogtes uit onderhavig plan ver beneden de maat van 113 m blijven, zijn er geen belemmeringen ten aanzien van het radarverstoringsgebied van Vliegbasis Woensdrecht.

4.15 Water

Doel van de waterparagraaf is de component water in een zo vroeg mogelijk stadium te adresseren in het besluitvormingsproces van ruimtelijke plannen. De paragraaf beschrijft de actuele waterhuishouding in het plangebied. Daarnaast wordt, binnen de gestelde randvoorwaarden van het bestemmingsplan, vastgelegd aan welke watereisen de ontwikkeling moet voldoen. Ruimtelijke plannen worden onder meer getoetst aan "hydrologisch neutraal" ontwikkelen conform landelijk en lokaal waterbeleid. Met deze waterparagraaf wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.6, lid 1, onder c van het Besluit ruimtelijke ordening.

Waterrelevant beleid en regelgeving
Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016 - 2021
Op 18 december 2015 is het Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016 - 2021 (PMWP) vastgesteld. Het PMWP staat voor samenwerken aan Brabant waar iedereen prettig woont, werkt en leeft in een veilige en gezonde leefomgeving. Het Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021 (PMWP) zet de nieuwe koers uit voor de provinciale inzet met betrekking tot water, bodem, lucht en de overige milieuaspecten. Het PMWP staat voor:

  • voldoende water voor mens, plant en dier;
  • schone en gezonde leefomgeving (bodem, water en lucht);
  • bescherming van Brabant tegen overstromingen en externe risico's;
  • verduurzaming van onze grondstoffen-, energie- en voedselvoorziening.


Waterbeheerplan 2016 - 2021 Waterschap de Dommel 'Waardevol Water'
Het waterbeheerplan 'Waardevol Water' beschrijft de doelen van Waterschap De Dommel voor de periode 2016-2021. Het plan is afgestemd op de ontwikkeling van het Nationaal Waterplan, het Provinciaal Milieu en Waterplan en het Stroomgebiedsbeheerplan. Meer dan voorheen wil het waterschap inspelen op initiatieven van derden en kansen die zich voordoen in het gebied.

Ten aanzien van de doelen is een indeling gemaakt in de volgende waterthema's:

  • Droge voeten: voorkomen van wateroverlast in het beheergebied (onder meer door het aanleggen van waterbergingsgebieden en het op orde brengen van regionale keringen);
  • Voldoende water: zowel voor de natuur als de landbouw is het belangrijk dat er niet te veel en niet te weinig water is. Daarvoor reguleert het waterschap het grond- en oppervlaktewater;
  • Natuurlijk water: zorgen voor flora en fauna in en rond beken en sloten door deze waterlopen goed in te richten en te beheren; Schoon water: zuiveren van afvalwater en vervuiling van oppervlaktewater aanpakken en voorkomen;
  • Mooi water: stimuleren dat mensen de waarde van water beleven, door onder meer recreatief gebruik.


Het waterschap staat voor een aantal complexe uitdagingen, die zij in veel gevallen niet alleen kan realiseren. Deze uitdagingen geven invulling aan de verbinding van water met de maatschappelijke ontwikkelingen. Daarom zet het waterschap sterk in op samenwerking. In dit Waterbeheerplan nodigt het waterschap waterpartners, stakeholders, boeren, burgers en bedrijven nadrukkelijk uit om gezamenlijk te werken aan slimme, innovatieve oplossingen voor de complexe wateropgaven. Dit betekent onder meer dat het waterschap de bestaande samenwerking met alle partners in het gebied wil uitbreiden en 'grenzeloos' organiseren vanuit de kracht van ieders rol en verantwoordelijkheid.


Wat zijn de belangrijkste uitdagingen voor de komende planperiode?

  • Voldoende water voor landbouw en natuur
  • Wateroverlast en hittestress;
  • Kringloop denken;
  • Steeds meer ongewenste stoffen in het water, zoals medicijnen;
  • Vergroten waterbewustzijn.


Het waterbeheerplan is te vinden op de website van het waterschap: www.dommel.nl.

Keur Waterschap de Dommel 2015
De 'Keur Waterschap De Dommel 2015' bevat regels met daarin verboden en verplichtingen ten aanzien van oppervlaktewater en grondwater die gelden voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van Waterschap De Dommel. Hierin wordt het beheer en het onderhoud van watergangen geregeld (bijvoorbeeld betreffende onderhoudsstroken) en is aangegeven wanneer een vergunning of algemene regels van toepassing zijn voor ingrepen in de waterhuishouding. Verder zijn er beleidsregels voor het beschermingsbeleid van gebieden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen beschermde gebieden waterhuishouding, attentiegebieden, beekdalen en overige gebieden. Met deze beleidsregels wordt aangegeven op welke wijze gebiedsgericht wordt omgegaan met vergunning verlening.
De keur van het waterschap is van toepassing wanneer direct en indirect wordt geloosd op een oppervlaktewaterlichaam. De Keur is ook van toepassing als het oppervlaktewater niet in eigendom en beheer is van het waterschap.

Beleidsregel Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater
De drie Brabantse waterschappen, Aa en Maas, De Dommel en Brabantse Delta hanteren sinds 1 maart 2015 dezelfde (beleids)uitgangspunten voor het beoordelen van plannen waarbij het verhard oppervlak toeneemt. Deze (beleids)uitgangspunten zijn geformuleerd in de 'Beleidsregel Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen'. Bij een toename en afkoppeling van het verhard oppervlak geldt het uitgangspunt dat plannen zoveel mogelijk hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. De waterschappen maken bij het beoordelen van plannen met een toegenomen verhard oppervlak onderscheid tussen grote en kleine plannen. Hoewel er relatief veel kleine plannen zijn, veroorzaken deze op deelstroomgebiedsniveau nauwelijks een toename van de maatgevende afvoer. Het waterschap maakt grofweg onderscheid in projecten met een toename van verhard oppervlak van maximaal 2.000 m², 2.000 m² tot 10.000 m² en meer dan 10.000 m².

Verbreed Gemeentelijk rioleringsplan 2015 - 2019 gemeente Veldhoven
Het waterbeleid van de gemeente Veldhoven is vastgelegd in het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (2015-2019). De term Verbreed houdt verband met de wettelijke uitbreiding van de zorgplicht riolering. Volgens de wetgeving heeft de gemeente Veldhoven drie zorgplichten op het gebied van stedelijk waterbeheer:

  • zorgplicht stedelijk afvalwater;
  • zorgplicht hemelwater;
  • zorgplicht grondwater.

Dit komt er op neer dat de gemeente vanuit het oogpunt van volksgezondheid en veiligheid zorg draagt voor een deugdelijke inzameling, berging, transport en/of lokale zuivering van stedelijk afvalwater, afvloeiend hemelwater en grondwater. De kans op overlast dient hierbij te worden beperkt tot maatschappelijk aanvaardbare normen.

Ambitie gemeente afvoer van hemelwater
Als het regent in de gemeente Veldhoven verdwijnt het meeste hemelwater in de riolering. Door verandering van het klimaat wordt het bestaande rioolstelsel ook steeds zwaarder op de proef gesteld. Buien worden heviger en duren langer. Hierdoor neemt het risico op (grond)wateroverlast toe. Om droge voeten te houden wordt ruimte gecreëerd in het groen en/of oppervlaktewater. Hierbij wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden: infiltreren (vasthouden) waar mogelijk, bufferen op locaties met voldoende beschikbare ruimte en als het niet anders kan, dan pas afvoeren. In openbaar gebied komt dit tot uiting door hemelwatervoorzieningen in groenstroken die geschikt zijn gemaakt voor de opvang van overtollig hemelwater en aanpassing van waterpartijen. De perceelseigenaar draagt een steentje bij door op eigen terrein voorzieningen te treffen voor buffering en/of opslag van hemelwater en/of opvang van overtollig grondwater. De gemeente ziet hierbij toe op een doelmatige invulling van de hemelwateropgave.

Hydrologisch neutraal bouwen
Het waterschap streeft naar een robuust watersysteem. Voor ontwikkelingen die dit negatief kunnen beïnvloeden, wordt daarom uitgegaan van de trits "vasthouden-bergen-afvoeren". Dat wil zeggen dat water zoveel mogelijk in een gebied wordt vastgehouden door infiltratie en waar dit niet mogelijk is water tijdelijk wordt geborgen (retentie). Door water lokaal te infiltreren of te bergen in een voorziening wordt het versneld afvoeren van overtollig hemelwater naar het bestaande oppervlaktewatersysteem zoveel mogelijk voorkomen. Bij zeer grote neerslaghoeveelheden zal de genoemde voorziening het aangeboden water echter onvoldoende kunnen verwerken. Een noodoverloopconstructie kan er dan voor zorgen dat het overtollige water gecontroleerd naar een plek wordt afgevoerd waar het geen overlast kan veroorzaken.

Uitgangspunten hemelwaterafvoer bij herontwikkeling en nieuwbouw
Bij herontwikkeling en nieuwbouw binnen de gemeente Veldhoven wordt uitgegaan van het HNO-principe (Hydrologisch Neutraal Ontwikkelen): het hemelwater wordt ter plaatse de bodem in geleid via hemelwater verwerkende voorzieningen zoals infiltratiekolken, bermen, wadi's en vijverpartijen. Bij nieuw te ontwikkelen bedrijventerreinen wordt de perceelseigenaar gestimuleerd om het hemelwater op eigen terrein te verwerken. Waar mogelijk worden voorzieningen gecombineerd met benodigde maatregelen in omringende wijken. Indien de lokale omstandigheden de verwerking van hemelwater in de bodem niet toelaten, wordt het afgevoerd naar het dichtstbijzijnde oppervlaktewater, conform de richtlijnen van het hydrologisch neutraal ontwikkelen.

Wanneer wordt aangesloten op het gemeentelijke rioolstelsel van de gemeente Veldhoven zijn de volgende regels van toepassing:

  • Vuilwater en schoon hemelwater worden separaat aangeboden op de perceelgrens;
  • De gemeente hanteert voor de toename van het verhardoppervlak van 250 m2 tot 2000 m2 een compensatie van 42 mm/m2 berging binnen het te ontwikkelen plangebied. Boven de 2000 m2 gelden de regels van de Keur van Waterschap de Dommel;
  • Voorkeur voor een bovengrondse berging;
  • De gemeente hanteert voor de toename van het verhardoppervlak van 250 m2 tot 2000 m2 een compensatie van 42 mm/m2 berging binnen het te ontwikkelen plangebied. Boven de 2000 m2 gelden de regels van de Keur van Waterschap de Dommel;
  • Wanneer wordt afgevoerd naar het gemengde stelsel dient een terugslag te worden toegepast zodat vuilwater niet de voorziening in kan stromen.
  • Bij het indienen van de omgevingsvergunning dient een gedetailleerd ontwerp te worden ingediend van de bergingsvoorziening en de leegloopconstructie

Huidige en toekomstige situatie van de planlocatie
Ten aanzien van de beoogde herontwikkeling is navolgende checklist ingevuld ten aanzien van het plangebied. Door deze checklist wordt snel duidelijk welke onderdelen een extra toelichting behoeven en welke procedures van toepassing zijn als één van de onderdelen van toepassing is voor de planlocatie.

Checklist water in ruimtelijke procedures
Bij het indienen van de omgevingsvergunning dient een gedetailleerd ontwerp te worden ingediend van de bergingsvoorziening en de leegloopconstructie.

Huidige en toekomstige situatie van de planlocatie
Ten aanzien van de beoogde herontwikkeling is navolgende checklist ingevuld ten aanzien van het plangebied. Door deze checklist wordt snel duidelijk welke onderdelen een extra toelichting behoeven en welke procedures van toepassing zijn als één van de onderdelen van toepassing is voor de planlocatie.

Ten aanzien van de beoogde herontwikkeling is navolgende checklist ingevuld ten aanzien van het plangebied. Door deze checklist wordt snel duidelijk welke onderdelen een extra toelichting behoeven en welke procedures van toepassing zijn als één van de onderdelen van toepassing is voor de planlocatie.  
Zijwatergang   Nee  
Keurgebied binnen plangebied?   Nee  
Binnen 25-100 jaarszone?   Nee  
Binnen boringsvrije zone?   Nee  
Ecologische verbindingszone?   Nee  
Binnen reserveringsgebied waterberging 2050?   Nee  
Attentiegebied EHS   Nee  
Rioolwatertransportleiding   Ja, gemeentelijk transportriool  
Waterschap gemaal   Nee  
Verdachte/verontreinigde locaties?   Nee  
Infiltratie praktisch mogelijk?   Deels, gedegen onderzoek is per ontwikkeling nodig  
Uitwerkingsplicht / wijzigingsbevoegdheid   Nee  

Oppervlaktewater
Binnen het bestemmingsplangebied 'Zeelst 2016' is oppervlaktewater aanwezig. Conform de legger van het Waterschap de Dommel begint deze A-watergang ter hoogte van de Blaarthemseweg. De watergang begint hier als BODO-OS-9-3 en gaat parallel aan de Peter Zuidlaan over in de BODO-OS-9. Deze watergang stroomt iets zuidelijker de A2 en N2 onderdoor en gaat ter hoogte van de Karel de Grotelaan in Eindhoven over in de Gender (GE-13). Zie ook onderstaand figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00065-0301_0023.png"  

Voor de A-watergangen in het plangebied geldt geen profiel van vrije ruimte conform de legger, wel een beschermingszone van 5 meter vanuit de insteek, aan beide zijden.

Het plangebied Zeelst valt onder de deelwatersystemen van de Gender en de Rundgraaf. Waarvan het grootste gedeelte valt onder het deelwatersysteem van de Rundgraaf.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00065-0301_0024.png"  
afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00065-0301_0025.png"  

Bodemopbouw
De deklaag (Nuenen formatie ) is ter plaatse van Veldhoven een metersdik pakket bestaande uit fijne zanden. Volgens de bodemdata van Nederland liggen er rond de kernen Cobbeek, D'Ekker en Zonderwijk hoofdzakelijk Enkeerdgronden opgebouwd uit lemig fijn zand en eerdgronden opgebouwd uit leemarm en zwak lemig fijn zand. De doorlatendheid van de deklaag is relatief laag. Voor infiltratie van hemelwater dient er per locatie nader onderzocht te worden of infiltratie mogelijk is. Hiervoor dienen ook diepere boringen uitgevoerd te worden.

Riolering
Qua riolering vallen er verschillende rioleringsgebieden in het plangebied Zeelst. Hieronder worden deze beschreven op onderstaand kaartje zijn de rioleringsgebieden aangegeven. De stamriolen zijn er ter verduidelijking bijgezet omdat we voor de afvoer van dit gebied met het noordelijk en zuidelijk stamriool te maken hebben.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00065-0301_0026.png"  

Gebied 7 Zeelst I:
In het verleden is het rioolstelsel als een gemengd stelsel uitgelegd. Bij droog weer en normale neerslag stroomt het afvalwater naar een gemaal en deze verpompt dit naar het noordelijk stamriool. Bij hevige neerslag stroomt het teveel aan water via een overstort van een bergbezinkvoorziening naar de Rundgraaf. In dit rioleringsgebied zijn nog geen vervangingsprojecten uitgevoerd en functioneert het rioolstelsel zoals in het verleden is uitgelegd.

Gebied 8 Zeelst II:
In het verleden is het rioolstelsel als een gemengd stelsel uitgelegd. Bij droog weer en normale neerslag stroomt het afvalwater naar een gemaal en deze verpompt dit naar het noordelijk stamriool. Bij hevige neerslag stroomt het teveel aan water via een overstort van een bergbezinkvoorziening naar de Rundgraaf. In dit rioleringsgebied zijn nog geen vervangingsprojecten uitgevoerd en functioneert het rioolstelsel zoals in het verleden is uitgelegd.

Gebied 9 Zeelst oost:
In het verleden is het rioolstelsel als een gemengd stelsel uitgelegd. Bij droog weer en normale neerslag stroomt het afvalwater naar een gemaal en deze verpompt dit naar het zuidelijk stamriool. Bij hevige neerslag stroomt het teveel aan water via een overstort bij de Blaarthemseweg naar de Gender.

In dit rioleringsgebied zijn nog geen vervangingsprojecten uitgevoerd en functioneert het rioolstelsel zoals in het verleden is uitgelegd.

Gebied 15 Komgebied 6:
In het plangebied Zeelst ligt een deel van dit rioleringsgebied. Het andere gedeelte ligt in het plangebied Meerveldhoven.

In het verleden is het rioolstelsel als een gemengd stelsel uitgelegd. Bij droog weer en normale neerslag stroomt het afvalwater naar een gemaal en deze verpompt dit naar het zuidelijk stamriool.

Bij hevige neerslag stroomt het teveel aan water via een overstort van de bergbezinkvoorziening langs de Kempenbaan naar de Gender. De bergbezinkvoorziening en het gemaal liggen in het plangebied Meerveldhoven.

In dit rioleringsgebied zijn nog geen vervangingsprojecten uitgevoerd en functioneert het rioolstelsel zoals in het verleden is uitgelegd.

Gebied 37 Slot-oost:
Dit stelsel is uitgelegd als een gescheiden stelsel. Het vuilwater van dit gebied stroomt naar een gemaal en deze verpompt het naar het noordelijk stamriool. Het hemelwater van de wegen is aangesloten op een gesloten systeem (geen infiltratie mogelijk) en stroomt onder vrijverval via een overstort naar de Rundgraaf.

Gebied 44 Akkereind/Honk:
Dit stelstel is uitgelegd als een gescheiden stelsel. Het vuilwater van dit gebied stroomt naar een gemaal en deze verpompt het naar het zuidelijk stamriool. Het hemelwater van de wegen is aangesloten op een infiltratieriool. Dit riool kan afstromen naar een waterbuffer als de hoeveelheid neerslag zo intensief is dat de infiltratieriolen geen tijd hebben om het water goed te kunnen infiltreren. In dit gebied is er gebruik gemaakt van infiltratie op eigen terrein.
Grondwater
De gemeente beschikt over een hoofdpeilbuizennetwerk die de aankomende jaren in het stedelijk gebied uitgebreid zal gaan worden. Op dit moment staan er drie peilbuizen in het gebied. Bij de aanpassing van het meetnet zullen de peilbuis F14 verwijderd worden uit het meetnet. De locaties van de peilbuizen zijn weergegeven in onderstaand figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00065-0301_0027.png"  

De maaiveldhoogte van de peilbuis L0081 is 21.56m +NAP. Uit de meting van deze peilbuis blijkt dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) op deze locatie 18.53m +NAP is.

De maaiveldhoogte van de peilbuis FD3 21.50m +NAP. Uit de meting van deze peilbuis blijkt dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) op deze locatie 17.87 m +NAP is.

De maaiveldhoogte van de peilbuis F14 19.53 m +NAP. Uit de meting van deze peilbuis blijkt dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) op deze locatie 17.47 m +NAP is.

Toekomstige situatie van het watersysteem
Bij toekomstige vervangingsprojecten zal de gemengde riolering zoveel mogelijk vervangen worden voor een gescheiden stelsel. Hierbij wordt het hemelwater separaat van het vuilwater ingezameld. Het hemelwater zal waar mogelijk bovengronds worden geborgen en vertraagd afgevoerd naar de Rundgraaf of de Gender.

4.16 Rijksweg A2

De Rijksweg A2 ligt ten oosten van het bestemmingsplangebied. Rijkswaterstaat is beheerder van deze Rijksweg en hanteert langs de weg, inclusief toe- en afritten, een beheerderszone (vrijwaringszone) met een breedte van 30 meter vanuit de buitenste kantstreep. Binnen deze zone geldt een bouwverbod, waarvan kan worden afgeweken na het verkrijgen van een positief advies van Rijkswaterstaat.

Aangezien bestemmingsplan 'Zeelst 2016' een conserverend plan betreft en er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, is het niet noodzakelijk dat deze beheerderszone wordt vertaald op de verbeelding en in de regels van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Algemene opzet

Het onderhavige bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor de bebouwing en het gebruik van gronden en gebouwen in het plangebied van bestemmingsplan Zeelst 2016. Het bestemmingsplan is uitsluitend gericht op het beheer van de bestaande situatie en heeft daarom een conserverend karakter.

5.2 Opbouw van het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan bestaat uit (bestemmings)planregels en een verbeelding, vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

De verbeelding heeft de rol van visualisering van de bestemmingen. De keuze van de bestemmingen en de situering van de bestemmingsvlakken is gebaseerd op de huidige ruimtelijke situatie en de gewenste functies. Voorts sluit de opzet van de verbeelding aan op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) en de modelregels van de gemeente.

De bestemmingsplanregels regelen hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. De bestemmingen zijn zo opgenomen dat voldoende rechtszekerheid bestaat voor omwonenden en andere gebruikers van het gebied en de omliggende gebieden.

De bestemmingsplanregels bestaan uit vier hoofdstukken, te weten:

  • 1. Inleidende regels
  • 2. Bestemmingsregels
  • 3. Algemene regels
  • 4. Overgangs- en slotregels.


In de toelichting wordt gemotiveerd waarom sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Ondanks het feit dat de toelichting geen onderdeel uitmaakt van het juridisch plangedeelte, fungeert de toelichting wel als interpretatiekader voor de uitleg van de regels, indien hierover interpretatieverschillen blijken te bestaan.

5.3 Beschrijving van de bestemmingen

Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In dit artikel worden begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Artikel 2 Wijze van meten
In dit artikel wordt aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
De verspreid liggende bedrijven binnen het plangebied hebben de bestemming 'Bedrijf' gekregen. Binnen deze bestemming zijn categorie 1 en 2 bedrijven toegestaan. Daarnaast zijn er drie bedrijven aanwezig, die behoren tot milieucategorie 3.1. Deze bedrijven zijn specifiek bestemd. Ter plaatse mogen na sluiting van het type bedrijf alleen categorie 1 en 2 bedrijven zich vestigen.

De bestaande verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn ook specifiek bestemd en op de verbeelding aangeduid met de desbetreffende aanduiding.

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning dan wel bovenwoning is maximaal één bedrijfs- of bovenwoning toegestaan.

Binnen de bestemming is een bouwvlak voor het oprichten van bebouwing opgenomen. Per bouwvlak is een percentage aan maximaal te bebouwen oppervlak bepaald. Tevens is de maximale goot- en bouwhoogte aangegeven.

Bij de verkooppunten voor motorbrandstoffen is buiten het bouwvlak een luifel toegestaan. De maximale bouwhoogte is aangegeven op de verbeelding.

Voor nadere gebruiks- en bebouwingsregels wordt verwezen naar de regels.

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening
Álle nutsvoorzieningen met een oppervlakte van meer dan 15 m2 zijn positief bestemd. De nutsvoorzieningen met een kleinere oppervlakte zijn omgevingsvergunningsvrij en daarmee overal toegestaan. Zij hoeven niet specifiek bestemd te worden.

De nutsvoorzieningen zijn alleen toegestaan binnen het bouwvlak. De maximale hoogte bedraagt 3,2 meter.

Voor nadere gebruiks- en bebouwingsregels wordt verwezen naar de regels.

Artikel 5 Bedrijventerrein
Het bestaande bedrijventerrein in Zeelst heeft de bestemming Bedrijventerrein gekregen. Binnen deze bestemming zijn categorie 1 en 2 bedrijven toegestaan. Daarnaast is er een bedrijf aanwezig, die behoort tot milieucategorie 3.1. Dit bedrijf is specifiek bestemd. Ten slotte is er ook een zelfstandig dienstverlenend bedrijf aanwezig aan de Kruisstraat. Deze is ook specifiek bestemd.

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning is maximaal één bedrijfswoning toegestaan.

De bestemming kent een ruim bouwvlak. De oppervlakte van een bouwperceel mag conform de geldende regeling maximaal 3.000 m2 bedragen. Het bebouwingspercentage geldt voor het bouwperceel. Deze is op de verbeelding opgenomen. Dit geldt ook voor de maximale goot- en bouwhoogte.

Voor nadere gebruiks- en bebouwingsregels wordt verwezen naar de regels.

Artikel 6 Detailhandel
De verspreid liggende bestaande winkels binnen het plangebied, die niet zijn gelegen in het centrumgebied van Zeelst rond en nabij de Heuvel hebben de algemene bestemming 'Detailhandel' gekregen. Hier zijn allerlei vormen van detailhandel mogelijk, maar geen andere functies zoals binnen de bestemming 'Gemengd'. Verder van het centrum gelegen winkels hebben de bestemming 'Detailhandel' gekregen met een specifieke aanduiding. Hier is alleen het genoemde type detailhandel toegestaan.


Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding woning dan wel bovenwoning is maximaal één woning of bovenwoning toegestaan, tenzij anders aangegeven op de verbeelding.

Binnen de bestemming is een bouwvlak voor het oprichten van bebouwing opgenomen. Per bouwvlak is een percentage aan maximaal te bebouwen oppervlak bepaald. Tevens is de maximale goot- en bouwhoogte aangegeven.

Voor nadere gebruiks- en bebouwingsregels wordt verwezen naar de regels.

Artikel 7 Dienstverlening
De verspreid liggende dienstverlenende bedrijven binnen het plangebied, die niet zijn gelegen in het centrumgebied van Zeelst rond en nabij de Heuvel hebben de bestemming 'Dienstverlening' gekregen.

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding woning is maximaal één woning toegestaan, tenzij anders aangegeven op de verbeelding.

Binnen de bestemming is een bouwvlak voor het oprichten van bebouwing opgenomen. Per bouwvlak is een percentage aan maximaal te bebouwen oppervlak bepaald. Tevens is de maximale goot- en bouwhoogte aangegeven.

Voor nadere gebruiks- en bebouwingsregels wordt verwezen naar de regels.

Artikel 8 Gemengd
Het bestaande centrum van Zeelst is in de detailhandelsstructuurvisie aangemerkt als een zogenaamd 'Supermarkt-centrum' behorend tot de hulpstructuur. Volgens de modelregels van de gemeente heeft het 'City centrum Veldhoven' de bestemming 'Centrum' gekregen. Alle andere sub(winkel)centra behorende tot de hulpstructuur binnen de gemeente krijgen de bestemming 'Gemengd'; dus ook het centrum van Zeelst, dat in het geldende bestemmingsplan de bestemming 'Centrumdoeleinden II' heeft.

Gelet op het detailhandelsbeleid is er geen ruimte voor uitbreiding van het verkoopvloeroppervlak. Daarom zijn op de verbeelding de bestaande winkels aangegeven door middel van een aanduiding. Nieuwvestiging van winkels buiten deze aanduidingen is niet toegestaan.

Nieuwvestiging van supermakten is in strijd met het detailhandelsbeleid. De regels laten dit dan ook niet toe. De bestaande supermarkt is met een aanduiding aangegeven op de verbeelding en zo positief bestemd.

De uitbreiding van bedrijven is ook niet wenselijk en daarom zijn deze alleen toegestaan daar waar dit door middel van een aanduiding is aangegeven. Het gaat hier om bestaande functies.

Binnen de bestemming 'Gemengd' zijn dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en horecabedrijven behorende tot categorie 1 en 2 overal toegestaan.

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding woning dan wel bovenwoning is maximaal één woning of bovenwoning toegestaan, tenzij anders aangegeven op de verbeelding.

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dansschool' is een dansschool toegestaan.

Binnen de bestemming is een bouwvlak voor het oprichten van bebouwing opgenomen. Per bouwvlak is een percentage aan maximaal te bebouwen oppervlak bepaald. Tevens is de maximale goot- en bouwhoogte aangegeven.

Voor nadere gebruiks- en bebouwingsregels wordt verwezen naar de regels.

Artikel 9 Groen
De hoofdgroenstructuur in het plangebied is als 'Groen' bestemd. Binnen deze bestemming zijn onder andere toegestaan speelplaatsen, sportvoorzieningen, grootschalige groenvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Ook zijn twee kinderboerderijen toegestaan binnen de desbetreffende aanduiding.

Gebouwen zijn mogelijk ten behoeve van openbaar nut, water- en energiedistributie, wachthuisjes voor busdiensten en hiermee vergelijkbare gebouwen van algemeen nut. Deze zijn overal binnen de bestemming toegestaan.

Gebouwen ten behoeve van een kinderboerderij zijn alleen toegestaan binnen de desbetreffende aanduiding als het gaat om de kinderboerderij aan de Ark.

Voor de kinderboerderij aan de Blaarthemseweg is een bouwvlak opgenomen. In het bouwvlak is het maximale bebouwingspercentage aangegeven en de maximale hoogte van de gebouwen.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals kunstobjecten en speeltoestellen, zijn weer overal toegestaan.

Voor nadere gebruiks- en bebouwingsregels wordt verwezen naar de regels.

Artikel 10 Horeca
De verspreid liggende horecabedrijven binnen het plangebied, die niet zijn gelegen in het centrumgebied van Zeelst rond en nabij de Heuvel hebben de bestemming 'Horeca' gekregen. Horecabedrijven in de categorieën 1 of 2 zijn in de begane grondlaag toegestaan. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding woning dan wel bovenwoning is maximaal één woning of bovenwoning toegestaan.

Binnen de bestemming is een bouwvlak voor het oprichten van bebouwing opgenomen. Per bouwvlak is een percentage aan maximaal te bebouwen oppervlak bepaald. Tevens is de maximale goot- en bouwhoogte aangegeven.

Voor nadere gebruiks- en bebouwingsregels wordt verwezen naar de regels.

Artikel 11 Kantoor
De bestaande kantoren binnen het plangebied hebben de bestemming 'Kantoor' gekregen.

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding woning is maximaal één woning toegestaan.

Binnen de bestemming is een bouwvlak voor het oprichten van bebouwing opgenomen. Per bouwvlak is een percentage aan maximaal te bebouwen oppervlak bepaald. Tevens is de maximale goot- en bouwhoogte aangegeven.

Voor nadere gebruiks- en bebouwingsregels wordt verwezen naar de regels.

Artikel 12 Maatschappelijk
De bestaande maatschappelijke voorzieningen hebben de bestemming 'Maatschappelijk' gekregen. Ter plaatse van de desbetreffende aanduidingen zijn daarnaast zorgplaatsen, (boven)woningen en een begraafplaats toegestaan.

Binnen de bestemming is een bouwvlak voor het oprichten van bebouwing opgenomen. Per bouwvlak is een percentage aan maximaal te bebouwen oppervlak bepaald. Tevens is de maximale goot- en bouwhoogte aangegeven.

Voor nadere gebruiks- en bebouwingsregels wordt verwezen naar de regels.

Artikel 13 Sport
De bestaande sportvoorzieningen hebben de bestemming 'Sport' gekregen. Binnen de bestemming zijn naast sportvoorzieningen o.a. ook ondergeschikte recreatieve voorzieningen toegestaan.

Binnen de bestemming zijn bouwvlakken voor het oprichten van bebouwing opgenomen. Per bouwvlak is een percentage aan maximaal te bebouwen oppervlak bepaald. Tevens is de maximale goot- en bouwhoogte aangegeven.

Voor nadere gebruiks- en bebouwingsregels wordt verwezen naar de regels.

Artikel 14 Verkeer
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor onder andere wegen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en water. Gebouwen zijn enkel toegestaan ten behoeve van telecommunicatie, water- en energiedistributie alsmede wachthuisjes voor busdiensten en fietsenstallingen. Deze zijn overal binnen de bestemming toegestaan. Dit geldt ook voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals kunstobjecten en speeltoestellen.

Ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' zijn ook garageboxen toegestaan. Het bestaande muziekpaviljoen in het centrumgebied van Zeelst is positief bestemd door middel van een specifieke aanduiding.

In het centrumgebied zijn binnen de aanduiding 'evenemententerrein' evenementen toegestaan binnen bepaalde randvoorwaarden.

Ten opzichte van het geldende bestemmingsplan is de bestemming 'Verkeer' vergroot. Veel snippergroen heeft de bestemming 'Verkeer' gekregen, zodat op het moment dat delen van het openbaar gebied moeten worden heringericht er meer mogelijkheden zijn voor deze herinrichting.

Voor nadere gebruiks- en bebouwingsregels wordt verwezen naar de regels.

Artikel 15 Water
Op verzoek van het Waterschap de Dommel heef een binnen het plangebied gelegen 'A-Watergang' langs de Peter Zuidlaan (tussen de Blaarthemseweg en Julianastraat) de bestemming 'Water' gekregen.

Voor nadere gebruiks- en bebouwingsregels wordt verwezen naar de regels.

Artikelen 16 t/m 20 Wonen - Aaneengebouwd, Wonen - Geschakeld, Wonen - Gestapeld, Wonen - Patio en Wonen - Vrijstaand
De systematiek van de woonbestemming is gewijzigd in onderhavig bestemmingsplan. Er is aangesloten op de huidige (ruimere) standaardbouwmogelijkheden voor woningen.

Ten aanzien van de woonbestemming is gekozen om per woningtype een aparte bestemming te maken. In onderstaande tabel is het onderscheid weergegeven.

Bestemming   Woningtypologie  
'Wonen - Aaneengebouwd'   Aaneengebouwde woningen  
'Wonen - Geschakeld'   Vrijstaand geschakelde woningen en twee-onder-een-kap woningen  
'Wonen - Gestapeld'   Gestapelde woningen  
'Wonen - Patio'   Patiowoningen  
'Wonen - Vrijstaand'   Vrijstaande woningen  

Binnen de bestemmingen mag gewoond worden en zijn ook (onder voorwaarden) aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven toegestaan. Zo mag niet meer dan 40% en niet meer dan 50% van het vloeroppervlak van de woning en/of bijgebouwen voor deze doeleinden worden gebruikt. Via een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan is het mogelijk een groter vloeroppervlak hiervoor te realiseren. Verder mag door het gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat plaatsvinden. Bij de regels is een lijst met aan huis verbonden beroepen en bedrijven opgenomen die in ieder geval zijn toegestaan.

Binnen het plangebied van bestemmingsplan 'Zeelst 2016' zijn zorgplaatsen toegestaan ter plaatse van de desbetreffende aanduiding binnen de bestemmingen 'Wonen - Aaneengebouwd', 'Wonen-Geschakeld' en 'Wonen - Gestapeld'.

Binnen de bestemming 'Wonen- Geschakeld' zijn ter plaatse van desbetreffende aanduiding ook maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Het gaat hier om praktijken van bijvoorbeeld een huisarts. De omvang van deze praktijken is zodanig dat deze niet vallen onder 'aan huis verbonden beroepen'.

Binnen de bestemming 'Wonen-Vrijstaand' is ter plaatse van de aanduiding 'Bed and Breakfast' een Bed and Breakfast toegestaan. Hier mogen maximaal 2 kamers worden verhuurd. Verder is binnen deze bestemming ter plaatse van de aanduiding 'Dienstverlening' een dienstverlenend bedrijf toegestaan op de begane grond.

Via een afwijkingsbevoegdheid zijn (afhankelijk van de bestemming) onder voorwaarden ook toegestaan:

  • a. kamerbewoning;
  • b. mantelzorg;
  • c. (extra) zorgplaatsen.

Regels hoofd- en bijgebouwen bestemmingen 'Wonen - Aaneengebouwd', 'Wonen - Geschakeld' en 'Wonen - Vrijstaand'
Op de verbeelding zijn bouwvlakken en vlakken voor bijgebouwen (aanduiding 'bijgebouwen') aangegeven. Er is gewerkt met individuele bouwvlakken (en geen bouwstroken). De hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gerealiseerd. Bijgebouwen mogen zowel binnen het bouwvlak als binnen de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd.

De diepte van de bouwvlakken verschilt. Voor aaneengebouwde woningen geldt een diepte van 10 meter, voor twee-aaneen gebouwd en vrijstaand geschakeld geldt een diepte van 12 meter. Voor vrijstaande woningen geldt een diepte van 15 meter. Wel dient altijd een minimale afstand van 5 meter aanwezig te zijn tussen de achterste bouwgrens en de achterste perceelsgrens, zodat altijd voldoende ruimte overblijft voor de achtertuin en de afstand tot de achterburen voldoende groot is.

Bij een verspringing van minder dan 3 meter in de voorgevellijn is de diepte van het bouwvlak bepaald ten opzichte van het verst naar achter gelegen gedeelte van de voorgevel. Wanneer de verspringing groter is dan 3 meter, wordt ook aan de achterzijde een verspringing in het bouwvlak toegepast.

De afstand van de bouwvlakken tot de zijdelingse perceelsgrenzen is bij aaneengebouwde (eindwoning), twee-aaneen gebouwde en vrijstaand geschakelde woningen 3 meter, tenzij er in de bestaande situatie sprake is van een kleinere afstand. Bij vrijstaande woningen geldt ook deze afstand met uitzondering van brede percelen. Dan geldt een maximale frontbreedte van 20 meter.

In de nieuwe regeling is niet meer de regel gehandhaafd dat een hoofdgebouw in de voorste bouwgrens wordt geplaatst. Teneinde meer flexibiliteit te bieden wordt in afwijking hiervan de mogelijkheid geboden om het hoofdgebouw ook binnen een zone van twee meter achter de voorste bouwgrens te plaatsen.

De maximale goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen staan op de verbeelding aangegeven. De dakhelling bedraagt minimaal 20° en maximaal 60°. Indien het bestaande hoofdgebouw plat is afgedekt is ook een plat dak (dakhelling maximaal 5°) toegestaan.

In de huidige regeling bedraagt de afstand van bijgebouwen tot vrijstaande woningen 10 meter. In de nieuwe regeling worden de mogelijkheden verruimd. In de meeste gevallen geldt een minimale afstand van 2 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan. Voor vrijstaande woningen geldt een afstand van minimaal 6 meter voorzover het bijgebouw niet gericht is naar het openbaar gebied.

Voor erkers en carports gelden aanvullende specifieke regels.

Voor de mogelijkheid van bijgebouwen in zijtuinen zijn de mogelijkheden hiervoor in overeenstemming met de beleidsnotitie planologische afwijkingen (vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 2 februari 2016.

Een en ander wordt via onderstaande afbeeldingen verder verduidelijkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00065-0301_0028.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00065-0301_0029.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.BP00065-0301_0030.jpg"    

De oppervlakte van bijgebouwen, carports en overkappingen op percelen wordt gestaffeld en is afhankelijk van de omvang van het perceel. De nieuwe regels zijn alsvolgt:

De totale oppervlakte aan bijgebouwen, carports en overkappingen mag:

  • a. bij aaneengebouwde woningen ten hoogste 70% bedragen;
  • b. bij vrijstaand geschakelde en twee-onder-een-kapwoningen ten hoogste 60% bedragen;
  • c. bij vrijstaande woningen ten hoogste 50% bedragen.

Hierbij geldt een totale maximale oppervlakte van:

  • a. 150 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 1.500 m²;
  • b. 175 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte van 1.500 m² tot 2.000 m2;
  • c. 200 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte van 2.000 m² tot 2.500 m2;
  • d. 250 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte van 2.500 m² of groter.


Het toegestane oppervlakte wordt dus berekend over het gebied met de aanduiding 'bijgebouwen'. Dit betekent dat daarnaast nog bijgebouwen zijn toegestaan in het bouwvlak, indien dit bouwvlak niet is volgebouwd met het hoofdgebouw. Bijgebouwen die binnen het bouwvlak worden opgericht moeten ruimtelijk ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw.

De maximale goot- en bouwhoogte van de bijgebouwen bedraagt respectievelijk 3,2 en 4,5 meter. In sommige gevallen kan hiervan worden afgeweken. Deze staan opgesomd in de regels. De dakhelling mag niet meer dan 60 graden bedragen. Verder zijn lessenaarsdaken niet toegestaan bij vrijstaande bijgebouwen. Op bijgebouwen mogen geen dakkapellen worden gebouwd.

Regels hoofd- en bijgebouwen bestemmingen 'Wonen - Gestapeld'
De bestemming 'Wonen - Gestapeld' kent alleen een bouwvlak. Deze is gelegen rondom het bestaande gebouw. Aan de zijde van de ingang van de gestapelde woningen is de bouwgrens wat ruimer getrokken, zodat er ruimte is voor bijvoorbeeld aanpassingen van de entree-partijen.

Buiten het bouwvlak zijn ook gebouwen van ondergeschikte aard toegestaan, zoals een fietsenberging en overkappingen.

De maximale goot- en bouwhoogte en het bebouwingspercentage staan op de verbeelding aangegeven.

Regels hoofd- en bijgebouwen bestemmingen 'Wonen - Patio'
Voor de patiowoningen geldt een specifieke regeling. In de meeste gevallen kent de bestemming alleen een bouwvlak. In sommige gevallen is er aan de straatzijde ook een aanduiding 'bijgebouwen' opgenomen. Hoofdgebouwen zijn alleen toegestaan in het bouwvlak. Bijgebouwen zijn ook toegestaan binnen de aanduiding 'bijgebouwen'

Voor erkers en carports gelden aanvullende specifieke bouwregels.

Op de verbeelding staan het bebouwingspercentage en de maximale goot- en bouwhoogte aangegeven.

Regels voor erfafscheidingen
Erfafscheidingen tot 1 meter zijn overal toegestaan. Achter het verlengde van de voorgevellijn, voorzover niet gericht naar het openbaar gebied, zijn open/begroeide en dichte erfafscheidingen tot een bouwhoogte van 2 meter toegestaan. Wanneer het bouwperceel grenst aan het openbaar gebied dient een 2 meter hoge erfafscheiding achter het verlengde van de voorgevellijn open/begroeid te zijn. Bestaande erfafscheidingen die hiervan afwijken mogen gehandhaafd blijven en vervangen worden.

Voor de bestemming 'Wonen - Gestapeld' geldt een maximale bouwhoogte van 2 meter voor erfafscheidingen.

Artikel 21, 22 en 23 Waarde - Archeologie 1, 2 en 3
Conform het archeologiebeleid van de gemeente hebben delen van het plangebied de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1, Waarde - Archeologie 2 en Waarde - Archeologie 3 gekregen. Deze gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.

Op of in deze gronden mogen ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw in generlei opzicht wordt vergroot;
  • b. de bouw van een gebouw of de uitbreiding van een bestaand gebouw met ten hoogste 100 m² of de bodemingreep niet dieper is dan 0,4 meter in de bestemming Waarde - Archeologie 1;
  • c. de bouw van een gebouw of de uitbreiding van een bestaand gebouw met ten hoogste 250 m² of de bodemingreep niet dieper is dan 0,4 meter in de bestemming Waarde - Archeologie 2;
  • d. de bouw van een gebouw of de uitbreiding van een bestaand gebouw met ten hoogste 2.500 m² of de bodemingreep niet dieper is dan 0,4 meter in de bestemming Waarde - Archeologie 3.

Het bevoegd gezag heeft via een afwijkingsbevoegdheid de mogelijkheid om onder voorwaarden hiervan af te wijken.

Artikel 24 Waarde - beschermingszone watergang
Voor de A-watergang langs de Peter Zuidlaan geldt een beschermingszone vanaf de insteek. Deze beschermingszone heeft de dubbelbestemming 'Waarde - beschermingszone watergang' gekregen. Hier mogen alleen bouwwerken van geringe omvang worden gebouwd, die noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de A-watergang.

Na afwijking zijn onder voorwaarden ook andere bouwwerken toegestaan.

Voor nadere gebruiks- en bebouwingsregels wordt verwezen naar de regels.

Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 24 Anti-dubbeltelregel
Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor een omgevingsvergunning hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.

Artikel 25 Algemene bouwregels
In de algemene bouwregels is vastgelegd dat het bouwvlak uitsluitend mag worden overschreden door ondergeschikte bouwdelen. Verder zijn kelders toegestaan waar gebouwen mogen worden gebouwd.

Ook is er een regeling opgenomen voor bestaande maten. Indien de bestaande maatvoering, afstanden, bebouwingspercentages en/of oppervlaktes van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde (volgens een verleende omgevingsvergunning) afwijken van de in de regels en op de verbeelding genoemde maten zijn de bestaande maten leidend.

Tenslotte zijn regels opgenomen over parkeren. Bij (nieuw)bouw dient altijd voldaan te worden aan de genoemde parkeernormen. Indien niet voldaan wordt aan de parkeernormen is het bouwen strijdig met het bestemmingsplan.

Artikel 26 Algemene gebruiksregels
In dit artikel zijn de algemeen geldende regels opgenomen ten aanzien van strijdig gebruik en de regels ten aanzien van het parkeren. Bij wijziging van gebruik dient altijd voldaan te worden aan de genoemde parkeernormen. Indien niet voldaan wordt aan de parkeernormen is het gebruik strijdig met het bestemmingsplan.

Ook zijn regels opgenomen in verband met het zogenaamde vogelbeperkingengebied vanwege het nabijgelegen vliegveld Eindhoven. Er is een verbod voor de volgende vormen van grondgebruik en enkele functies binnen het plangebied

  • a. oppervlaktewateren met een oppervlakte van meer dan 3 hectare;
  • b. natuurbeschermingsgebieden en vogelbeschermingsgebieden;
  • c. vishouderijen met extramurale bassins;
  • d. extramurale opslag of verwerking van organisch materiaal;
  • e. afvalwaterzuiveringsinstallaties.

Er is een mogelijkheid af te wijken van dit indien kan worden aangetoond dat de belangen van de luchthaven Eindhoven niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 27 Algemene aanduidingsregels
In dit artikel zijn aanvullende regels gesteld in verband met de nabije ligging van het vliegveld Eindhoven. Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerszone - Inner Horizontal en Conical Surfice (IHCS)' geldt in aanvulling op hetgeen elders in deze planregels is bepaald dat de bouwhoogte van bouwwerken niet meer mag bedragen dan 65 meter boven NAP.

De molenbiotoop van de bestaande molen wordt beschermd door een zogenaamde 'vrijwaringszone', die op de verbeelding is opgenomen.

Tenslotte zijn aanvullende regels opgenomen voor de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing binnen Zeelst. Een omgevingsvergunning mag alleen worden verleend als voldaan wordt aan specifieke aanvullende regels zoals omschreven in dit artikel. Ook geldt een sloopregeling.

Artikel 28 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsregels opgenomen. Deze afwijkingen betreffen het overschrijden van bouwgrenzen, maatvoeringen en beperkte verschuivingen van de bestemmingsgrenzen.

Artikel 29 Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt om onder voorwaarden het bouwvlak te wijzigen, in die zin dat de grootte van een bouwvlak kan worden vergroot, de vorm van het bouwvlak kan worden gewijzigd dan wel ter plaatse een nieuw bouwvlak kan worden aangegeven.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Dit hoofdstuk omvat twee artikelen:

Artikel 30 Overgangsrecht
Dit artikel betreft het overgangsrecht met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan indien de afwijking hierdoor wordt verkleind.

Daarnaast zijn overgangsregels opgenomen ten aanzien van het bouwen. Een bouwwerk dat afwijkt van de bouwregels van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt, mag gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, of na een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd. De afwijking mag daarbij naar aard en omvang niet worden vergroot. Daarvan mag eenmalig bij een omgevingsvergunning worden afgeweken tot maximaal 10% van de inhoud van het bouwwerk.

Het overgangsrecht is niet van toepassing op bouwwerken die reeds in strijd waren met het voorgaande geldende bestemmingsplan.

In het geldende bestemmingsplan geldt voor een aantal adressen een persoonsgebonden overgangsrecht. Deze rechten zijn in het nieuwe bestemmingsplan overgenomen.

Artikel 31 Slotregel
De regels kunnen worden aangehaald onder de naam: Regels van het bestemmingsplan "Zeelst 2016".

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Financieel

Het bestemmingsplan betreft een beheerplan. Het betreft de actualisatie van verouderde bestemmingsplannen. Dit heeft geen financiële consequenties.

6.2 Exploitatie

In de Wet ruimtelijke ordening (artikel 6.12) wordt voorgeschreven dat tegelijk met het vaststellen van een bestemmingsplan een exploitatieplan vastgesteld moet worden voor het plangebied of delen ervan, tenzij:

  • het kostenverhaal anderszins verzekerd is;
  • er geen noodzaak tot het stellen van locatie-eisen of eisen aan type woningbouw is;
  • er geen noodzaak is voor het bepalen van een tijdvak of fasering.


In artikel 6.2.1 Bro worden de bouwplannen aangewezen waarvoor de gemeenteraad een exploitatieplan moet vaststellen. Onder een bouwplan wordt onder andere verstaan de bouw van één of meerdere woningen. Wijziging van het gebruik van een bestaand gebouw kan dan ook niet worden aangemerkt als een bouwplan.

Een exploitatieplan wordt gelijktijdig vastgesteld met het ruimtelijk plan of besluit waarop het betrekking heeft. Dat kan een bestemmingsplan, een wijzigingsplan, een projectbesluit en een buiten-toepassingsverklaring van een beheersverordening zijn.

Dit bestemmingsplan is conserverend van aard en is niet aan te merken als een 'bouwplan' in de zin van artikel 6.2.1 Bro. Derhalve bestaat er geen exploitatieplanverplichting. Op grond van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het plan economisch uitvoerbaar is.

6.3 Maatschappelijk

In het bestemmingsplanproces bestaan diverse mogelijkheden tot het voeren van communicatie. De voor dit voorliggende bestemmingsplan relevante communicatie wordt in dit hoofdstuk belicht.

Vooroverleg
Artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan burgemeester en wethouders overleggen met de besturen van bij het plan betrokken waterschappen. Waar nodig plegen zij tevens overleg met besturen van andere gemeenten, met de provincie, de inspecteur voor de ruimtelijke ordening en met eventueel andere diensten van Rijk en provincie die belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

Het vooroverleg voor bestemmingsplan 'Zeelst 2016' heeft reeds plaatsgevonden. Het concept-ontwerpbestemmingsplan is op 15 juni 2016 toegezonden aan de overleginstanties. Van Rijkswaterstaat, Provincie Noord-Brabant, Gasunie en het Waterschap de Dommel is een inhoudelijke reactie ontvangen. In de Nota 'Vooroverleg bestemmingsplan Zeelst 2016' zijn de overlegreacties samengevat en beantwoord. Per reactie is aangegeven of en in welke mate de reactie aanleiding heeft gegeven tot aanpassingen in het bestemmingsplan 'Zeelst 2016'. De Nota is als Bijlage 2 opgenomen bij deze toelichting.

Tervisielegging
Na het wettelijk vooroverleg wordt dit bestemmingsplan gedurende zes weken ter visie gelegd als ontwerp-bestemmingsplan. De resultaten van de tervisielegging worden te zijner tijd in deze toelichting verwerkt.