Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Veldhoven Dorp, herziening Dorpstraat 26-30
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0861.BP00057-0301

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Veldhoven Dorp, herziening Dorpstraat 26-30  met identificatienummer NL.IMRO.0861.BP00057-0301  van de gemeente Veldhoven.
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij bijbehorende bijlagen.
 
1.3 aan-huis-verbonden beroep:
het door de bewoner in een woning en/of in de bij die woning behorende bijgebouwen uitoefenen van een beroep of beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, met behoud van de woonfunctie, met daaraan ondergeschikte detailhandel. Hieronder vallen in ieder geval de beroepen zoals opgenomen in bijlagen bij de regels bijlage 1.
 
1.4 aan-huis-verbonden bedrijf:
het door de bewoner bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, alsmede internethandel waarvan de omvang zodanig is dat de activiteit in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend, met daaraan ondergeschikte detailhandel. Hieronder vallen in ieder geval de bedrijven zoals opgenomen in bijlagen bij de regels bijlage 2.
 
1.5 aanbouw:
een aan een hoofdgebouw toegevoegde, afzonderlijke ruimte die qua afmetingen en/of in visueel opzicht (onder meer voor wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm) ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
 
1.6 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.7 aaneengebouwde woning:
een woning, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee woningen en/of andere functies, waarvan het hoofdgebouw aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd; ook de "eindwoning" van een blok van aaneengebouwde woningen wordt als een "aaneengebouwde woning" aangemerkt.
 
1.8 antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
 
1.9 antennedrager:
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
 
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.11 bedrijf:
een onderneming gericht op het produceren, vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
 
1.12 bestaande situatie (bebouwing en gebruik):
  1. bij bebouwing: zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  2. bij gebruik van grond en opstallen: zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.
 
1.13 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.14 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.15 bewoner:
een ieder die in de gemeentelijke basisadministratie als zodanig voor het betreffende adres vermeld staat en de personen die deel uitmaken van zijn/haar huishouden.
 
1.16 bijgebouw:
een aanbouw, uitbouw of vrijstaand gebouw dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
 
1.17 bouwen:
het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.18 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
 
1.19 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.20 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
1.21 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
 
1.22 caravan:
een niet-omgevingsvergunningplichtige ruimte in de vorm van een aanhangwagen, gefabriceerd, ingericht en bestemd voor het genieten van recreatief verblijf elders.
 
1.23 carport:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, zonder eigen wanden of deuren, bedoeld als overdekte stallingruimte voor personenauto's.
 
1.24 coffeeshop:
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid, en van verdovende en/of hallucinerende stoffen.
 
1.25 dak:
de gesloten bovenbeëindiging van een gebouw.
 
1.26 dakkapel:
verticaal raamkozijn in een schuin dak, voorzien van een eigen dak en van zijwanden, en aan alle zijden omgeven door het betreffende dakvlak.
 
1.27 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.28 dichte erfafscheiding:
een erfafscheiding met een constructie waardoor het zicht op de achterliggende gronden wordt belemmerd en waarbij de constructie voor meer dan 30% dicht is.
 
1.29 erker:
een ondergeschikt uitgebouwd gedeelte (uitbouw) van een woning aan een gevel.
 
1.30 erotisch getinte horeca:
een horecabedrijf dat tot doel heeft het daarbinnen doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard en tevens het bedrijfsmatig ten behoeve van verbruik van ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.
 
1.31 erotische massagesalon:
een seksinrichting waar door middel van massage seksuele handelingen worden verricht tegen een vergoeding.
 
1.32 evenement:
een (grootschalig) eenmalig of periodiek terugkerend voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, zoals sportmanifestaties, kermissen, concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, shows, tentoonstellingen of thematische markten, al dan niet in tijdelijke onderkomens, zoals tenten of paviljoens.
 
1.33 garagebox:
een gebouw dat bedoeld is voor de stalling van motorvoertuigen, alsmede als opslagplaats c.q. berging ten behoeve van huishoudelijk gebruik.
 
1.34 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.35 gespecialiseerd afhaalpunt
een bedrijf met als hoofdactiviteit het faciliteren van het afhalen en retourneren van bestellingen geplaatst bij één of meerdere internethandels.
 
1.36 gestapelde woning:
een woning, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat.
 
1.37 groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.
 
1.38 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
 
1.39 horecabedrijf
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
 
1.40 huishouden:
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.
 
1.41 huisvesting in verband met mantelzorg:
huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.
 
1.42 internethandel
handelsactiviteiten via het internet, primair bestaande uit kantoor- en/of logistieke functie, met daaraan ondergeschikte detailhandel. Een gespecialiseerd afhaalpunt valt hier niet onder.
 
1.43 kamerbewoning:
het gebruik van een hoofdgebouw of met het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen door meerdere onzelfstandige huishoudens.
 
1.44 kamerverhuur:
de verhuur van een deel van al dan niet zelfstandige woonruimte ten behoeve van (langdurige) bewoning door personen voor welke inschrijving in de Gemeentelijke Basis Administratie noodzakelijk is en die geen duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren.
 
1.45 kampeerauto:
een auto, waarin voorzieningen zijn getroffen voor dag- en/of recreatief nachtverblijf.
 
1.46 kantoor:
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
 
1.47 kelder:
een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, tot maximaal een 0,5 meter boven maaiveld.
 
1.48 kleinschalige windenergievoorzieningen:
vormen van alternatieve energieopwekking en -besparing, met behulp van wind, welke naar aard en schaal in de omgeving ruimtelijk kunnen worden ingepast.
 
1.49 lessenaarsdak:
een dakvorm die bestaat uit slechts één dakvlak of dakschild, dat onder een helling is aangebracht, waarbij het laagste punt van het dakvlak de goothoogte betreft en het hoogste punt de bouwhoogte.
 
1.50 mantelzorg:
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
 
1.51 nok:
bovenste rand van een dak of de horizontale snijlijn van twee dakvlakken.
 
1.52 nutsvoorziening:
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.
 
1.53 ondergeschikte bouwdelen:
bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, windvanen en liftschachten.
 
1.54 ondergeschikte detailhandel:
detailhandel welke als activiteit in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht beperkt is ten opzichte van de aan de ingevolge het bestemmingsplan toegestane relevante bedrijfsmatige activiteit. De bedrijfsvloeroppervlakte voor detailhandel mag niet meer bedragen dan 30% van de toegestane en gebruikte relevante bedrijfsvloeroppervlakte, tot een maximum oppervlakte van 15 m2. Daarbij bedraagt de detailhandelsactiviteit inkomenswervend gezien eveneens maximaal 30% van het inkomen gegenereerd uit de relevante bedrijfsmatige activiteit. De beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen houdt functioneel verband met de toegestane relevante bedrijfsmatige activiteit.
 
1.55 onderkomens:
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonschepen, caravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van recreatief buitenverblijf voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.
 
1.56 open erfafscheiding:
een erfafscheiding met een constructie die wel de toegang tot de achterliggende gronden fysiek belemmert, maar waarbij het zicht op de achterliggende gronden intact blijft, bijvoorbeeld door het gebruik van gaas of spijlen. Hierbij dient de constructie voor minimaal 70% open/begroeid te zijn. Een (dichte) poort in de erfafscheiding is hierbij toegestaan.
 
1.57 openbaar gebied:
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied.
 
1.58 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en niet meer dan één eigen wand.
 
1.59 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
 
1.60 parenclub:
een uitgaansgelegenheid waar personen de mogelijkheid wordt geboden om seksuele handelingen te verrichten, zonder dat sprake is van een vergoeding van deze handelingen.
 
1.61 parkeerplaats:
opstelplaats ten behoeve van één auto, hieronder niet begrepen parkeergarages en/of garageboxen behorende bij woningen. Opstelplaatsen gelegen in collectieve parkeervoorzieningen en carports worden wel aangemerkt als parkeerplaats.
 
1.62 peil:
  1. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst: 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld.
 
1.63 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
 
1.64 raamprostitutie:
een seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats, zichtbaar ter beschikking stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen (prostitutie).
 
1.65 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch- pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, erotisch getinte horeca en raamprostitutie, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.66 standplaats:
het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de open lucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel aanbieden van diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel. Onder een standplaats wordt niet verstaan een vaste plaats op een markt als bedoeld in artikel 160, lid 1 aanhef en onder h van de Gemeentewet, dan wel een vaste plaats op een evenement.
 
1.67 tent:
een in hoofdzaak uit textiel of uit andere daarmee vergelijkbare materialen vervaardigd onderkomen voor recreatief dag- en/of nachtverblijf, dat gemakkelijk is op te vouwen en in te pakken.
 
1.68 twee-onder-een kapwoning:
een woning, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, waarvan het hoofdgebouw deel uitmaakt van een blok van maximaal twee direct aaneengebouwde hoofdgebouwen; ook woningen die dezelfde uiterlijke kenmerken hebben van een reeks twee-onder-een kapwoningen en onderdeel zijn van deze reeks, maar aan het einde van de reeks niet aan alle kenmerken voldoen, worden als twee-onder-een kap woning aangemerkt.
 
1.69 uitbouw:
de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm) ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
 
1.70 voorgevel:
de naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw.
 
1.71 voorgevellijn:
de denkbeeldige lijn door de voorgevel.
 
1.72 voorste bouwgrens:
de naar de weg gekeerde grens van een bouwvlak. Indien een bouwvlak met meerdere zijden aan de weg grenst zijn er meerdere voorste bouwgrenzen.
 
1.73 vrijstaand geschakelde woning:
een woning, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, waarvan het hoofdgebouw door middel van één aangebouwd bijgebouw, geen overkapping of carport of luifel zijnde, bijgeschakeld is ("één-aan-één-koppeling") met het hoofdgebouw op het aangrenzende bouwperceel en waarvan het hoofdgebouw met één zijgevel in de zijdelingse perceelsgrens of het einde van het bestemmingsvlak is gebouwd;
ook woningen die dezelfde uiterlijke basiskenmerken hebben van een reeks vrijstaand geschakelde woningen en die onderdeel zijn van deze reeks, maar aan het einde van de reeks niet aan alle kenmerken voldoen, worden als geschakelde woning aangemerkt.
 
1.74 water:
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.
 
1.75 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan voorzieningen als duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten en dergelijke.
 
1.76 zelfstandige woning:
een woning welke een eigen toegang heeft en welke de bewoner kan bewonen, zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woning en die niet aan wettelijke beperkingen is onderheven.
 
1.77 zorgplaats
een niet-zelfstandige woning of wooneenheid, met 24-uurs nabije zorg (permanent aanwezig) en bescherming (inclusief toezicht), die niet via de reguliere woningdistributie beschikbaar komt, maar waarvan de bewoner(s) vanwege hun beperkte zelfredzaamheid vanaf aanvang van bewoning op basis van een ter zake van overheidswege gehanteerd systeem zijn geïndiceerd voor zorg, die beschikbaar is in de directe nabijheid van die woning of wooneenheid en welke zorg door die bewoner(s) ook daadwerkelijk wordt afgenomen.
 
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten (Nen 2580):
 
2.1 afstand van een gebouw tot een perceelsgrens:
de afstand van een gebouw tot een perceelsgrens wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand in meters van enig punt van het gebouw tot aan de perceelsgrens. Ondergeschikte bouwonderdelen, zoals dakgoten, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen worden hierbij buiten beschouwing gelaten.
 
2.2 breedte van gebouwen:
de breedte van gebouwen wordt bepaald door het meten van de afstand in meters tussen de buitenwerkse eindgevelvlakken (indien geen sprake is van een rechthoekig gebouw: de gemiddelde breedte van het gebouw).
 
2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk:
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
 
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.5 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.6 de diepte van gebouwen:
de diepte van gebouwen wordt bepaald door het meten van de grootste afstand in meters tussen de buitenwerkse eindgevelvlakken.
 
2.7 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.8 de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
 
2.9 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.10 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.11 vloeroppervlakte:
de oppervlakte van een ruimte gemeten vanaf de binnenzijde van de scheidingsconstructie.
 
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen - Geschakeld
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Geschakeld' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het wonen in de vorm van vrijstaand geschakelde woningen en/of twee-onder-1-kapwoningen;
  2. tuinen, erven en verhardingen;
  3. in- en uitritten;
met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:
  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. parkeervoorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.3 en artikel 8.3;
  3. nutsvoorzieningen.
 
3.2 Bouwregels
  
3.2.1 Algemene regels met betrekking tot het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen'
Voor het bouwen binnen het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:
  1. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  2. bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en/of ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', met dien verstande dat deze bouwwerken binnen het bouwvlak minimaal 2 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan dienen te worden gesitueerd; dit geldt niet voor erker, carports en erfafscheidingen zoals bedoeld in artikel 3.2.4, artikel 3.2.5 en artikel 3.2.6;
  3. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd;
  4. de totale oppervlakte aan bijgebouwen, carports en overkappingen mag ten hoogste 70% bedragen van het gedeelte van het bouwperceel ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', waarbij een totale maximale oppervlakte geldt van 150 m² voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 1.500 m²;
  5. Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven.  
3.2.2 Hoofdgebouw
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. de voorgevel van hoofdgebouwen dient in de voorste bouwgrens of maximaal 2 meter daarachter geplaatst te worden;
  2. de goothoogte en bouwhoogte van hoofdgebouwen mogen niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  3. de dakhelling van hoofdgebouwen dient minimaal 20 graden en maximaal 60 graden te bedragen.
 
3.2.3 Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:
  1. de oppervlakte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer bedragen dan 150 m2;
  2. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,2 meter;
  3. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;
  4. in afwijking van het bepaalde onder c, mag de bouwhoogte van een aanbouw of uitbouw aan de zijgevel van hoofdgebouwen meer bedragen, te weten maximaal de laagste bestaande, naar het openbaar gebied gerichte, goothoogte van het hoofdgebouw. Een en ander met inachtneming van de volgende regels:
    1. de dakhelling en de nokrichting van de aanbouw of uitbouw dienen gelijk te zijn aan de dakhelling en de nokrichting van het hoofdgebouw;
    2. voor zover een aanbouw of uitbouw aan de zijgevel van hoofdgebouwen gericht is naar het openbaar gebied en op een afstand van minder dan 1 meter van de perceelsgrens is gesitueerd, dient het dakvlak ten opzichte van de perceelsgrens schuin op te lopen naar het hoofdgebouw;
  5. de dakhelling mag niet meer bedragen dan 60 graden;
  6. lessenaarsdaken bij vrijstaande bijgebouwen zijn niet toegestaan;
  7. dakkapellen zijn niet toegestaan op bijgebouwen.
3.2.4 Erkers
Bouwwerken in de vorm van een 'erker' al dan niet met bijbehorende overkapping zijn buiten het bouwvlak en buiten de aanduiding 'bijgebouwen' toegestaan, indien wordt voldaan aan de volgende regels:
  1. een erker met bijbehorende overkapping is gelegen tegen de voorgevel van een  hoofdgebouw, danwel is de erker met bijbehorende overkapping gelegen tegen de voor- én zijgevel van het hoofdgebouw;
  2. de breedte van een erker aan de voorgevel mag 75% van de voorgevel van het hoofdgebouw bedragen;
  3. de bouwhoogte van een erker en de bijbehorende overkapping mag niet meer dan 3,6 meter bedragen;
  4. de afstand van de voorzijde van een erker met bijbehorende overkapping tot aan de voorste en zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2 meter;
  5. de diepte van een erker met bijbehorende overkapping mag niet meer dan 1,5 meter bedragen.
3.2.5 Carports
bouwwerken in de vorm van 'carports' zijn buiten het bouwvlak en buiten de aanduiding 'bijgebouwen' toegestaan, indien wordt voldaan aan de volgende regels:
  1. carports mogen uitsluitend worden opgericht naast de zijgevel van de woning en het verlengde daarvan, vanaf 3 meter vóór de voorgevellijn en het verlengde daarvan en tot 1 meter achter het bouwvlak;
  2. voor zover gericht naar het openbaar gebied, dient de carports te worden gebouwd tegen de zijgevel van de woning en 2 meter achter de voorgevellijn;
  3. per woning mag maximaal één carport wordt opgericht;
  4. de goothoogte van de carports mag niet minder dan 1,5 meter en niet meer dan 3,2 meter bedragen;
  5. de bouwhoogte van de carports mag niet meer dan 3,2 meter bedragen, met dien verstande dat een maximale bouwhoogte van 4,5 meter is toegestaan voor carports die op een afstand van minimaal 2 meter achter de voorgevellijn zijn gelegen;
  6. de oppervlakte van de carport mag niet meer dan 20 m² bedragen;
  7. de lengte en breedte van de carport mag niet minder dan 4 meter respectievelijk niet minder dan 2,5 meter bedragen.
3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. antenne-installaties dienen minimaal 1 meter van de perceelsgrens te worden geplaatst en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 15 meter;
  2. licht- en andere masten dienen minimaal 1 meter van de perceelsgrens te worden geplaatst en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  3. voor erfafscheidingen geldt:
    1. bouwwerken in de vorm van erfafscheidingen zijn buiten het bouwvlak en buiten de aanduiding 'bijgebouwen' toegestaan;
    2. erfafscheidingen tot een bouwhoogte van 1 meter zijn overal toegestaan;
    3. achter het verlengde van de voorgevellijn, voor zover niet gericht naar het openbaar gebied, zijn open erfafscheidingen en dichte erfafscheidingen tot een bouwhoogte van niet meer dan 2 meter toegestaan;
    4. vanaf 2 meter achter het verlengde van de voorgevellijn, voor zover gericht naar het openbaar gebied, zijn open erfafscheidingen tot een bouwhoogte van 2 meter toegestaan;
    5. voor zover bestaande dichte erfafscheidingen in afwijking van de voorgeschreven regels op plaatsen staan waar conform de regels alleen open erfafscheidingen mogelijk zijn, mogen deze erfafscheidingen op de betreffende locatie gehandhaafd blijven en vervangen worden;
  4. voor schotelantennes geldt:
    1. schotelantennes mogen een doorsnede hebben van maximaal 2 meter en een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
    2. schotelantennes mogen niet aan de voorgevel van een hoofdgebouw worden opgericht en de grens van het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen' niet overschrijden;
  5. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
3.3 Afwijken van de bouwregels
  
3.3.1 Afwijken erkers
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.4, sub b voor het toestaan van een erker aan de voorgevel waarvan de breedte meer dan 75% van de breedte van het hoofdgebouw bedraagt, met inachtneming van de volgende regels:
  1. de overige bepalingen in artikel 3.2.4 blijven van toepassing;
  2. er bestaan geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
  3. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  4. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving.
3.3.2 Afwijking situering gebouwen en bouwhoogte en vormgeving bouwwerken, geen gebouwen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. artikel 3.2.2, sub a en toestaan dat gebouwen verder dan 2 meter achter de voorste bouwgrens gebouwd mogen worden;
  2. artikel 3.2.6, sub c en toestaan dat de constructie van erfafscheidingen voor minimaal 50% open is;
  3. artikel 3.2.6, ten behoeve van het bouwen van vrijstaande licht- en andere masten en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een grotere bouwhoogte;
met inachtneming van de volgende regels:
  1. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  2. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving;
  3. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  4. de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.
3.4 Specifieke gebruiksregels
  
3.4.1 Bewoning
  1. per bouwperceel is slechts één woning toegestaan;
  2. kamerverhuur/ kamerbewoning is niet toegestaan;
  3. het is niet toegestaan vrijstaande bijgebouwen te gebruiken als woonruimte;
  4. het is niet toegestaan bijgebouwen te gebruiken als zelfstandige woning;
  5. het is niet toegestaan woningen te gebruiken als zorgplaats.
3.4.2 Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven
Het gebruiken van een gedeelte van de woning en/of bijgebouwen ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep en/of een aan-huis-verbonden bedrijf is uitsluitend toegestaan indien wordt voldaan aan de volgende regels:
  1. niet meer dan 40% en niet meer dan 50 m2 van het vloeroppervlak van de woning en/of bijgebouwen mag voor deze doeleinden worden gebruikt;
  2. door het gebruik ontstaat geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse;
  3. er is geen sprake van een onevenredige verslechtering van de parkeersituatie in de omgeving;
  4. het gebruik betreft geen detailhandel, groothandel, prostitutie of horeca, uitgezonderd beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfs- of beroepsmatige activiteiten;
  5. het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet gebruikt worden ten behoeve van de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, met uitzondering van extra parkeergelegenheid.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
  
3.5.1 Kamerbewoning
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4.1, sub b om toe te staan dat een woning wordt gebruikt voor kamerbewoning, met inachtneming van de volgende regels:
  1. per woning mogen niet meer dan 4 kamers worden gebruikt voor kamerverhuur c.q. kamerbewoning;
  2. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving;
  3. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, ook niet door een cumulatie van activiteiten;
  4. de ontwikkeling dient te passen binnen de gemeentelijke woningbouwtaakstelling;
  5. de brand- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.
3.5.2 Mantelzorg
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4.1, sub c om toe te staan dat een bijgebouw bij de woning wordt gebruikt voor huisvesting in verband met mantelzorg, met inachtneming van de volgende regels:
  1. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  3. voldaan dient te worden aan de totale oppervlakte aan bijgebouwen, carports en overkappingen die is toegestaan ingevolge artikel 3.2.1 sub d;
  4. de mantelzorgwoning c.q. het bijgebouw mag bewoond worden zolang er sprake is van mantelzorg.
3.5.3 Zorgplaats
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4.1 sub e om toe te staan dat de woningen gebruikt worden als zorgplaatsen, met inachtneming van de volgende regels:
  1. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving;
  2. het woon- en leefmilieu mag niet onevenredig worden aangetast, ook niet door een cumulatie van activiteiten;
  3. de brand- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.
3.5.4 Grotere oppervlakte aan-huis-verbonden beroep of bedrijf
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4.2, sub a om toe te staan dat tot ten hoogste 75m2 wordt gebruikt ten behoeve van aan-huis-verbonden bedrijven en/of aan-huis-verbonden beroepen, met inachtneming van de volgende regels:
  1. het aantal parkeerplaatsen op eigen erf (al dan niet inpandig) mag niet afnemen, tenzij deze parkeerplaatsen in de onmiddellijke nabijheid worden gecompenseerd;
  2. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving;
  3. het woon- en leefmilieu mag niet onevenredig worden aangetast, ook niet door een cumulatie van activiteiten.
Artikel 4 Wonen - Gestapeld
  
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Wonen - Gestapeld' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het wonen in de vorm van gestapelde woningen;
  2. tuinen, erven en verhardingen;
  3. in- en uitritten;
  4. ter plaatse van de aanduiding ´kantoor´, tevens een kantoorfunctie op de begane grond;
met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:
  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. parkeervoorzieningen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.3 en artikel 8.3;
  3. groenvoorzieningen;
  4. straatmeubilair, nutsvoorzieningen en dergelijke;
  5. speelvoorzieningen en hierbij passende, openbare verblijfsvoorzieningen;
  6. wegen, fiets- en voetpaden.
4.2 Bouwregels
  
4.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  2. de goothoogte en de bouwhoogte van gebouwen mogen niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
  3. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gebouwen van ondergeschikte aard, zoals fietsenbergingen, en overkappingen buiten het bouwvlak worden gebouwd, uitsluitend indien deze achter het verlengde van de voorgevellijn worden gerealiseerd, de goothoogte niet meer bedraagt dan 3,2 meter, de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4,5 meter en de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen en overkappingen niet meer bedraagt dan 10 mper bouwperceel; 
  4. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  5. de oppervlakte ten behoeve van de kantoorfunctie mag maximal 200 m2 bedragen met dien verstande dat het maximum aantal toegestane wooneenheden afneemt met 1 woning per 100 m2 kantoorfunctie.
 
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels :
  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  2. licht- en andere masten dienen minimaal 1 meter van de perceelsgrens te worden geplaatst en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  3. voor schotelantennes geldt:
    1. schotelantennes mogen een doorsnede hebben van maximaal 2 meter en een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
    2. schotelantennes mogen niet aan de voorgevel van een hoofdgebouw worden opgericht en de grens van het bouwvlak niet overschrijden;
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
4.3 Afwijken van de bouwregels
  
4.3.1 Afwijking oppervlakte gebouwen en bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. artikel 4.2.1, sub c en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen van ondergeschikte aard wordt vergroot tot maximaal 25 m²;
  2. artikel 4.2.2 ten behoeve van het bouwen van vrijstaande licht- en andere masten en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een grotere bouwhoogte;
een en ander met inachtneming van de volgende regels:
  1. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  2. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving;
  3. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
  4. de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.
4.4 Specifieke gebruiksregels
  
4.4.1 Bewoning
  1. kamerverhuur/ kamerbewoning is niet toegestaan;
  2. het is niet toegestaan vrijstaande bijgebouwen te gebruiken als woonruimte;
  3. het is niet toegestaan bijgebouwen te gebruiken als zelfstandige woning;
  4. het is niet toegestaan woningen te gebruiken als zorgplaats.
4.4.2 Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven
Het gebruiken van een gedeelte van de woning en/of bijgebouwen ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep en/of een aan-huis-verbonden bedrijf is uitsluitend toegestaan indien wordt voldaan aan de volgende regels:
  1. niet meer dan 40% en niet meer dan 50 m2 van het vloeroppervlak van de woning en/of bijgebouwen mag voor deze doeleinden worden gebruikt;
  2. door het gebruik ontstaat geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse;
  3. er is geen sprake van een onevenredige verslechtering van de parkeersituatie in de omgeving;
  4. het gebruik betreft geen detailhandel, groothandel, prostitutie of horeca, uitgezonderd beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfs- of beroepsmatige activiteiten;
  5. het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet gebruikt worden ten behoeve van de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, met uitzondering van extra parkeergelegenheid.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
  
4.5.1 Kamerbewoning
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.4.1, sub a om toe te staan dat een woning wordt gebruikt voor kamerbewoning, met inachtneming van de volgende regels:
  1. per woning mogen niet meer dan 4 kamers worden gebruikt voor kamerverhuur c.q. kamerbewoning;
  2. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving;
  3. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, ook niet door een cumulatie van activiteiten;
  4. de ontwikkeling dient te passen binnen de gemeentelijke woningbouwtaakstelling;
  5. de brand- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.
4.5.2 Zorgplaats
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.4.1, sub d om toe te staan dat de woningen gebruikt worden als zorgplaats, met inachtneming van de volgende regels:
  1. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving, gelet op de stedenbouwkundige structuur hiervan;
  2. het woon- en leefmilieu mag niet onevenredig worden aangetast, ook niet door een cumulatie van activiteiten;
  3. de brand- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.
4.5.3 Grotere oppervlakte aan-huis-verbonden beroep of bedrijf
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.4.2 sub a om toe te staan dat tot ten hoogste 75m2 wordt gebruikt ten behoeve van aan-huis-verbonden bedrijven en/of aan-huis-verbonden beroepen, met inachtneming van de volgende regels:
  1. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving, gelet op de stedenbouwkundige structuur hiervan;
  2. het woon- en leefmilieu mag niet onevenredig worden aangetast, ook niet door een cumulatie van activiteiten.
Artikel 5 Waterstaat - Beschermingszone watergang
  
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming, beheer en onderhoud van primaire wateren, zoals watergangen en regenwaterbuffers met de daarbij behorende voorzieningen, zoals bermen, schouwpaden en beschoeiing, overeenkomstig de Keur van het waterschap.
 
5.2 Bouwregels
  
5.2.1 Gebouwen
Op de voor 'Waterstaat-Beschermingszone watergang' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
 
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Op de voor 'Waterstaat-Beschermingszone watergang' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken geen gebouw zijnde van geringe omvang welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van primaire wateren, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal 3 meter mag bedragen.
 
5.3 Afwijken van de bouwregels
 
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2, mits:
  1. het belang van het primaire water, gehoord het waterschap, niet onevenredig wordt aangetast;
  2. bebouwing mogelijk is op grond van de onderliggende bestemming.
5.4 Specifieke gebruiksregels
 
Op de gronden binnen de dubbelbestemming 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' zijn de gebods- en verbodsbepalingen van de Keur van het waterschap van toepassing.
3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
 
7.1 Overschrijding bouwgrenzen
 
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de verbeelding en het gestelde in de regels worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, afdaken zonder eigen wanden en andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen, uitgezonderd erkers, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt.
 
7.2 Ondergronds bouwen
 
Kelders en parkeergarages zijn, voor zover geheel gesitueerd onder het maaiveld, overal toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan.
 
7.3 Parkeren - Bouwen
  
7.3.1 Algemeen
  1. Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels is bouwen alleen toegestaan indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, voorzien wordt in voldoende parkeerruimte ten behoeve van het parkeren of stallen van motorvoertuigen.
  2. De onder a bedoelde ruimten voor het parkeren van personenauto's moeten afmetingen hebben die afgestemd zijn op gangbare personenauto's.
  3. Er wordt in voldoende mate voorzien in parkeerruimte als wordt voldaan aan de CROW parkeerkencijfers (publicatie 317), waarbij de berkeningsgetallen voor parkeerplaatsen zoals opgenomen in bijlage 3 in acht dienen te worden genomen. Indien gedurende de planperiode nieuwe parkeernormen worden vastgesteld door de gemeente, dient rekening gehouden te worden met deze wijziging bij wijzigingen in gebruik nadat dit nieuwe beleid is vastgesteld.
  4. Parkeergelegeheid die is gerealiseerd om te voorzien in vlodoende parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.
7.3.2 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. het bepaalde in artikel 7.3.1 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.
  2. het bepaalde in artikel 7.3.1 voor zover het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
  
8.1 Algemeen gebruiksverbod
 
Het is verboden de in dit bestemmingsplan bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming.
 
8.2 Strijdig gebruik
 
Als gebruik in strijd met de bestemming wordt in dit bestemmingsplan in ieder geval aangemerkt:
  1. het gebruik of laten gebruiken van gronden en opstallen als of ten behoeve van een seksinrichting dan wel ten behoeve van (raam)prostitutie;
  2. het gebruik of laten gebruiken van opstallen ten behoeve van een coffeeshop;
  3. het gebruik van onbebouwde gronden:
  • als stand- of ligplaats van onderkomens;
  • als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
 
een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.
 
8.3 Parkeren - Gebruik
8.3.1 Algemeen
  1. Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen van deze regels mag het gebruik van
    een gebouw of van een onbebouwd terrein uitsluitend worden gewijzigd, indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk behoort, voorzien wordt in voldoende parkeerruimte ten behoeve van het parkeren of stallen van motorvoertuigen.
  2. De onder a bedoelde ruimten voor het parkeren van personenauto's moeten afmetingen hebben die afgestemd zijn op gangbare personenauto's.
  3. Er wordt in voldoende mate voorzien in parkeerruimte als wordt voldaan aan de CROW
    parkeerkencijfers (publicatie 317), waarbij de berekeningsaantallen voor parkeerplaatsen zoals opgenomen in bijlage 3 in acht dienen te worden genomen. Indien gedurende de planperiode nieuwe parkeernormen worden vastgesteld door de gemeente, dient rekening gehouden te worden met deze wijziging bij wijzigingen in gebruik nadat dit nieuwe beleid is vastgesteld.
  4. Parkeergelegenheid die is gerealiseerd om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.
8.3.2 Afwijken van de gebruiksregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. het bepaalde in artikel 8.3.1 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.
  2. het bepaalde in artikel 8.3.1 voor zover het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
 
9.1 Luchtvaartverkeerzone - Inner Horizontal en Conical Surfice (IHCS)
 
9.1.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerszone - IHCS (Inner Horizontal en Conical Surface)' geldt dat die gronden -naast de andere aangewezen bestemming(en)- primair bestemd zijn als obstakelvrij (start- en landings)vlak ter waarborging van de vliegveiligheid.
 
9.1.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - IHCS' geldt in aanvulling op hetgeen elders in deze planregels is bepaald dat de bouwhoogte van bouwwerken niet meer mag bedragen dan 65 meter boven NAP.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
 
Het bevoegd gezag kan (tenzij op grond van de regels in dit bestemmingsplan reeds is afgeweken) met een omgevingsvergunning afwijken van de regels in het plan voor:
  1. het afwijken van maten met ten hoogste 10%;
  2. het bouwen van antenne-installaties tot een bouwhoogte van maximaal 40 meter, met inachtneming van het bepaalde in artikel 9.1;
  3. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  4. het afwijken van de gestelde maximale goot- en bouwhoogte van een gebouw en de gestelde minimale/maximale dakhelling van een gebouw;
  5. het toestaan van kleinschalige windenergievoorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 6 meter op gebouwen met een goothoogte van minimaal 12 meter;
  6. het toestaan van dichte erfafscheidingen tot een maximale bouwhoogte van 3 meter ten behoeve van geluidsreducering;
met inachtneming van de volgende regels:
  1. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  2. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving;
  3. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast, ook niet door een cumulatie van activiteiten;
  4. de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
  
11.1 Wijzigen bouwvlak
 
Het bevoegd gezag kan het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat de grootte van een bouwvlak wordt vergroot, de vorm van het bouwvlak wordt gewijzigd dan wel ter plaatse een nieuw bouwvlak wordt aangegeven, met in achtneming van de volgende regels:
  1. het bouwvlak mag maximaal 10% worden vergroot;
  2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  3. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving;
  4. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast, ook niet door een cumulatie van activiteiten;
  5. de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
  
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
 
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
 
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Veldhoven Dorp, herziening Dorpstraat 26-30'.