Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Achterontsluiting Oude Kerkstraat 35
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0861.BP00024-0301
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Achterontsluiting Oude Kerkstraat 35' met identificatienummer NL.IMRO.0861.BP00024-0301 van de gemeente Veldhoven;
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen.
 
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5 antennedrager
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
 
1.6 antenne-installatie
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
 
1.7 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens de gemeente of door een dienst, bedrijf of instelling, besschikkend over een opgravingvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet (of voor de betreffende werkzaamheden een vergunning heeft van de minister van OCW) en werkend volgens de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
 
1.8 archeologische waarden
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkmoende archeologische relicten (resten uit het verleden)
 
1.9 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.10 bestaand
bij gebruik: aanwezig op het moment van het van kracht worden van het plan;
bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
 
1.11 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.12 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.13 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning. 
 
1.14 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
 
1.15 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
 
1.16 cultuurhistorische waarden
De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied, zoals dat ondermeer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur.
 
1.17 escortbedrijf
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.
 
1.18 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.19 gebruiken
het gebruiken, doen en laten gebruiken.
 
1.20 IHCS (Inner Horizontal and Conical Surface)
een obstakelvrije zone ter waarborging van veilige vliegprocedures voor startende en landende vliegtuigen.
 
1.21 ILS
Instrument Landing System, een systeem ten behoeve van het uitvoeren van nauwkeurige benaderingen van de landingsbaan van een vliegveld onder slechte weersomstandigheden.
 
1.22 omgevingsvergunning
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
1.23 peil
in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
 
1.24 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden, met dien verstande dat onder seksinrichting in elk geval wordt verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.25 water en waterhuishoudkundige voorzieningen
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.
 
1.26 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
 
1.27 Wet ruimtelijke ordening
Wet van 20 oktober 2006, (Stb. 2006, nr. 566), houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.2 de bouwhoogte van een antenne-installatie
  1. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 meetpunt
Tenzij anders bepaald, worden de waarden die in deze regels in m of m² zijn uitgedrukt op de volgende wijze gemeten:
  1. afstanden loodrecht,
  2. hoogten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven, en
  3. maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Verkeer
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen:
    1. met niet meer dan 1 rijstrook
    2. de breedte van de rijstrook mag niet meer dan 4 meter bedragen
  2. voet- en fietspaden;
  3. geluidswerende voorzieningen;
  4. groen;
  5. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. nutsvoorzieningen;
  7. bij deze bestemming behorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels
 
Op gronden met deze bestemming mogen enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd. Hiervoor gelden de volgende regels (hoogte maximaal): 
 
bewegwijzeringen
8m
licht- en andere masten
8m
antenne-installaties
8m
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
4m
  
3.3 Afwijken van de bouwregels
 
3.3.1 Afwijkende maatvoering bouwwerken geen gebouwen zijnde
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om een omgevingsvergunning te verlenen van het bepaalde in artikel 3.2.1. voor:
  1. het bouwen van antenne-installaties tot een hoogte van maximaal 40 m;
  2. het bouwen van wegbewijzering, licht- en andere masten en overige bouwwerken geen gebouwen zijnde met een grotere hoogte;
een en ander met inachtneming van de volgende regels:
  •  tegen deze hoogte bestaan geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
  •  er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  •  er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
  •  er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden.
3.4. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 
 
3.4.1. Verbod
Het is verboden ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorisch vlak’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten:
  1. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  2. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen en de daarmee verband houdende werkzaamheden;
  3. aanleggen houtgewas;
  4. het aanbrengen van recreatieve voorzieningen als parkeerplaatsen.
3.4.2. Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in artikel 3.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
  1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
3.4.3. Toelaatbaarheid
De werken en werkzaamheden als bedoeld in 3.4.1. zijn slechts toelaatbaar, mits door die werken of werkzaamheden de cultuurhistorische waarden niet worden aangetast.
 
Artikel 4 Waarde - Archeologie 1
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor Waarde - Archeologie 1 aangewezen gronden zijn - behalve voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en) - primair bestemd voor de instandhouding en bescherming van de archeologische waarde en oudheidkundige waardevolle elementen.
 
4.2 Bouwregels
 
Op deze gronden is het oprichten van bouwwerken niet toegestaan.
 
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
4.3.1 Verbod
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie 1 zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het wijzigen van het bodemniveau;
  2. het vellen en/of rooien van diepwortelende beplantingen of bomen;
  3. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,3 m, waartoe ook gerekend worden het diepploegen en diepwoelen van de bodem;
  4. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze drijven van voorwerpen in de grond;
  5. het aanbrengen van ondergrondse leidingen of andere ondergrondse constructies;
  6. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen of bomen;
  7. het scheuren van grasland;
  8. het verlagen van het waterpeil.
4.3.2 Uitzonderingen
Het verbod van artikel 4 lid 3.1 is niet van toepassing, voor de werken en werkzaamheden:
  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning, activiteit aanleggen is verleend;
  2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en waarvoor tot het van kracht worden van het plan geen omgevingsvergunning, activiteit aanleggen vereist was;
  3. welke betreffen het normale onderhoud, beheer en gebruik;
  4. welke noodzakelijk zijn ten behoeve van het beheer/onderhoud van de aanwezige archeologische waarden.
4.3.3 Verlening omgevingsvergunning
De in 4.3.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien:
  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel:
  2. aangetoond wordt dat eventuele betrokken archeologische waarden door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:
    1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgraving;
    3. het begeleiden van de activiteiten door een archeologisch deskundige.
4.4 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door:
de bestemming 'Waarde - Archeologie geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat: 
  1. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.
3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
  
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
 
Onder een verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid onder c Wabo wordt in ieder geval begrepen het gebruiken van de gronden en/of opstallen ten behoeve van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel een escortbedrijf of een verkooppunt voor motorbrandstoffen.
 
Artikel 7 Algemene wijzigingsregels
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemmingsgrenzen met maximaal 5 meter te verschuiven, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
  1. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen;
  3. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
  4. door de wijziging worden de cultuurhistorische waarden niet aangetast;
  5. de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
 
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
 
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning eenmalig afwijken van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
 
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 9 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Achterontsluiting Oude Kerkstraat 35'. Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van PM 2015
 
de griffier,
de voorzitter,
................................
................................