direct naar inhoud van Artikel 13 Wonen
Plan: Kernrandgebied
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0861.BP00011-0501

Artikel 13 Wonen

13.1 Bestemmingsomschrijving
13.1.1 Algemeen

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep in hoofdgebouwen en bijgebouw(en), met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van de activiteiten maximaal 75 m2 van het vloeroppervlak per woning bedraagt en uitgevoerd wordt door de bewoner;
  • c. een grondbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - grondbedrijf' en uitsluitend als nevenactiviteit en met de bestaande omvang als maximum;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'kleine landschapselementen', tevens kleine landschapselementen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - gastenverblijf' is gebruik van de woning tevens toegestaan in de vorm van gebruik als gastenverblijf (privégebruik);
  • f. statische opslag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - statische opslag' en uitsluitend in bestaande legale gebouwen met de bestaande maatvoering als maximum;

met de daarbij behorende:

  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen.
13.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - mantelzorg' is gebruik voor bewoning in het kader van mantelzorg toegestaan door diegene die als bestaande zorgbehoevende staat geregistreerd bij de gemeente ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan. Zodra dit omschreven gebruik door de bestaande zorgbehoevende(n) wordt beëindigd, vervalt het recht op gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van bewoning, alsmede het gebruik in het kader van mantelzorg.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Woning
  • a. per bestemmingsvlak is maximaal één woning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' maximaal het met die aanduiding aangegeven aantal woningen is toegestaan. Gebruik voor bewoning in het kader van mantelzorg, als bedoeld in 13.1.2, en gebruik van bijgebouwen voor bewoning ter plaatse van de aanduiding 'wonen', als bedoeld in 13.5 onder f, worden in dit kader niet meegerekend als woning. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', waarbinnen tevens de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - mantelzorg' is opgenomen, geldt voorts dat per vrijstaand hoofdgebouw niet meer dan één woning is toegestaan;
  • b. de maximale goothoogte van de woning bedraagt 4 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van de woning bedraagt 8 meter;
  • d. de woning dient te worden afgedekt met een kap waarvan de hellingshoek minimaal 30° en maximaal 60° mag bedragen;
  • e. onderkeldering is alleen toegestaan direct onder de contouren van de woning en de bijgebouwen;
  • f. de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 650 m3, dan wel niet meer dan zoals legaal aanwezig of in aanbouw op het moment van ter visie legging van het plan indien deze aanwezige of in aanbouw zijnde woning groter is dan 650 m3;
  • g. afstand tot de bouwperceelsgrens dient minimaal 3 meter te bedragen;
  • h. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 15 meter.
13.2.2 Bijgebouwen
  • a. per bestemmingsvlak zijn maximaal twee bijgebouwen toegestaan, waarbij de oppervlakte per vrijstaand bijgebouw maximaal 75 m2 mag bedragen; met dien verstande dat ter plaatse van de bouwaanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' maximaal de met die aanduiding aangegeven oppervlakte voor het aangeduide bijgebouw is toegestaan;
  • b. het gezamenlijk oppervlak aan bijgebouwen bij de woning mag maximaal 150 m2 bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' maximaal de met die aanduiding aangegeven oppervlakte aan bijgebouwen is toegestaan;
  • c. de maximale goothoogte en bouwhoogte van bijgebouwen bedragen 3,2 meter respectievelijk 4,5 meter; met dien verstande dat ter plaatse van de bouwaanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' maximaal de met die aanduiding aangegeven bouwhoogte voor het aangeduide bijgebouw is toegestaan;
  • d. afstand tot de bouwperceelsgrens dient minimaal 3 meter te bedragen;
  • e. een bijgebouw dient op een minimale afstand van 4 meter achter de gevellijn te worden opgericht;
  • f. de minimale afstand van nieuw te bouwen vrijstaande bijgebouwen tot aan de as van de weg waaraan wordt gebouwd bedraagt 20 meter. Ingeval de voorgevel van de bijbehorende woning op een grotere afstand tot de weg is gelegen, moeten bijgebouwen 4 meter achter het verlengde van deze voorgevel worden gebouwd;
  • g. het maximaal toegestane oppervlak aan bijgebouwen mag meer bedragen dan 150 m², mits de overtollige bebouwing wordt gesloopt. Hiervoor geldt het volgende:
    Bij de sloop van de eerste 75% van de bestaande legale bebouwing mag maximaal 200 m2 aan bijgebouwen behouden blijven (inclusief de reeds toegestane 150 m2). Bij de sloop van iedere volgende 10% mag de oppervlakte worden verhoogd tot maximaal 300 m2 (inclusief de reeds toegestane 150 m2).
13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt achter de gevellijn 2 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de gevellijn 1 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van een kleinschalige windenergievoorziening bedraagt 15 meter;
  • d. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt achter de gevellijn 3 meter;
  • e. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt voor de gevellijn 1 meter, met uitzondering van pergola's waarvan de maximale bouwhoogte 2,5 meter bedraagt;
  • f. de afstand tot de bouwperceelsgrens dient minimaal 3 meter te bedragen met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen;
  • g. de minimale afstand tot de as van de weg bedraagt 10 meter, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen.
13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, waaronder geconcentreerd bouwen;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • f. ter waarborging van het watersysteem zodat hydrologisch neutraal wordt ontwikkeld.
13.4 Afwijken van de bouwregels
13.4.1 Dakhelling

Van de in 13.2.1 onder d. bepaalde minimale en maximale hellingshoek mag worden afgeweken, zodat er sprake kan zijn van een (gedeeltelijk) platte dakafdekking, indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. de afwijking is wenselijk vanuit stedebouwkundig en architectonisch oogpunt;
  • b. de karakteristiek van woning en woonomgeving wordt niet onevenredig aangetast.
13.4.2 Vergroting inhoud woning

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.2.1 onder f. teneinde een inhoudsmaat toe te kunnen staan van maximaal 750 m3, indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. bestaande landschappelijke, natuurlijke, abiotische en cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • b. er sprake is van kwaliteitsverbetering van het landschap, waarbij de landschappelijke inpassing en verbetering in de omgeving is aangetoond door middel van een erfinrichtingsplan en waarvan de realisering en instandhouding is zekergesteld.
13.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. detailhandel;
  • b. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • c. seksinrichtingen;
  • d. kamperen;
  • e. opslag van goederen en materialen, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - statische opslag';
  • f. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft, behoudens voortzetting van het bestaande gebruik van de bijgebouwen voor bewoning ter plaatse van de aanduiding 'wonen', met dien verstande dat bij beëindiging van het bestaande gebruik voor bewoning van de bijgebouwen, dit gebruik niet langer is toegestaan;
  • g. bewoning als afhankelijke woonruimte.
13.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken:

13.6.1 Een aan huis gebonden beroep en/of bedrijf

Een aan huis gebonden beroep en/of bedrijf in hoofd- en bijgebouwen is toegestaan, indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a. de omvang van de activiteit(en) mag in totaal niet meer bedragen dan 100 m2 van de bebouwing;
  • b. de woonfunctie blijft behouden;
  • c. er dient een woning legaal aanwezig te zijn;
  • d. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • e. er wordt geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  • f. alleen ondergeschikte detailhandel die rechtstreeks verband houdt met het ter plaatse uitgeoefende bedrijf is toegestaan;
  • g. horeca is niet toegestaan;
  • h. de activiteiten mogen geen publieksgericht karakter en geen onevenredig verkeersaantrekkende werking hebben;
  • i. er dient te zijn voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • j. buitenopslag is niet toegestaan
  • k. reclame-uitingen zijn niet toegestaan;
  • l. laden en lossen mag uitsluitend op eigen terrein plaatsvinden;
  • m. de activiteit is milieuhygiënisch aanvaardbaar.
13.6.2 Bewoning als afhankelijke woonruimte

Bewoning als afhankelijke woonruimte is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er dient een woning legaal aanwezig te zijn;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • d. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte mag niet meer dan 75 m² bedragen;
  • e. er ontstaat geen zelfstandige woning.
13.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.7.1 Verbod (ter plaatse van de aanduidingen)

Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van onderstaande aanduiding, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, gehoord de waterbeheerder, de volgende werken en/of werkzaamheden te verrichten:

a Kleine landschapselementen
  • indrijven, draineren, aanleg sloot/greppel, dempen sloot/greppel;
  • onderbemalen, aanbrengen oeverbeschoeiing;
  • opplanten, rooien bomen, planten bomen, omzetten van grasland naar bouwland;
  • perceelsindeling wijzigen.
13.7.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 13.7.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
13.7.3 Toelaatbaarheid

De werken en werkzaamheden als bedoeld in 13.7.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. door die werken of werkzaamheden danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de agrarische en/of landschappelijke functies en waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • b. het werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis betreft dan wel die behoren tot het op de bestemming van de gronden gerichte normale onderhoud en beheer.
13.8 Wijzigingsbevoegdheden
13.8.1 Wijzigen bestemming ten behoeve van Recreatie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming Recreatie ten behoeve van een vakantieboerderij alsmede voor het gebruik voor verblijfsrecreatie in (delen van) de bedrijfsgebouwen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. eventuele verbouwingen, die voor de nieuwe functie nodig zijn, dienen binnen de bestaande bebouwing gerealiseerd te worden;
  • b. in geval van appartementenverhuur binnen de boerderij geldt dat er maximaal 10 appartementen gerealiseerd mogen worden, die ieder een maximale inhoud mogen hebben van 200 m3;
  • c. de appartementen mogen voor maximaal vier aaneengesloten weken worden verhuurd;
  • d. aangetoond wordt dat agrarisch hergebruik redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • e. aangetoond wordt dat volledige sanering in redelijkheid niet kan worden verlangd;
  • f. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. Landschappelijke inpassing: Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing plaats te vinden middels erfbeplanting (met voor het landschap kenmerkende soorten); de kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan;
    • 2. Verkaveling: Met het initiatief dient aansluiting te worden gezocht bij het bestaand verkavelingspatroon (occupatiegeschiedenis) zowel bij de erfinrichting als de situering van de gebouwen;
    • 3. Zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
    • 4. Ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt;
    • 5. Bebouwing: de bebouwing is passend bij de aard van de omgeving (hoogte, massa en architectonische kwaliteit);
  • g. het initiatief moet passen binnen de draagkracht van het gebied;
  • h. het initiatief dient milieuhygiënisch aanvaardbaar te zijn;
  • i. er dient te zijn voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • j. er vinden geen beperking plaats van de omliggende agrarische bedrijven;
  • k. de functiewijziging mag slechts een beperkte verkeersaantrekkende werking hebben, welke bovendien bij de ontsluitingssituatie ter plaatse past;
  • l. buitenopslag is niet toegestaan;
  • m. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden worden daardoor niet onevenredig aangetast;
  • n. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een recreatiebedrijf, behorend tot de milieucategorie 3 of hoger;
  • o. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
  • p. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
  • q. detailhandel is uitsluitend toegestaan indien dit ondergeschikt en ondersteunend is aan de hoofdactiviteit en geen grotere vloeroppervlakte heeft dan 200 m2;
  • r. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
  • s. de ontwikkeling draagt bij aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie.
13.8.2 Wijzigen bestemming in bestemming Bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in de bestemming Bedrijf mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de gronden mogen worden gebruikt voor de volgende typen bedrijven:
    • 1. agrarisch-technische hulpbedrijven tot een maximale oppervlakte van 1250 m2 (exclusief de oppervlakte van de bedrijfswoning);
    • 2. agrarisch verwante bedrijven tot een maximale oppervlakte van 400 m2 (exclusief de oppervlakte van de bedrijfswoning) tot maximaal categorie 1 en 2 zoals opgenomen in Bijlage 7 Lijst van bedrijfsactiviteiten;
    • 3. verhuur van ruimten aan derden ten behoeve van statische opslag en/of hobbyruimte tot 1000 m² is toegestaan;
    • 4. een hoveniersbedrijf tot een maximale oppervlakte van 400 m²;
  • b. aangetoond wordt dat agrarisch hergebruik redelijkerwijs niet haalbaar is;
  • c. aangetoond wordt dat volledige sanering in redelijkheid niet kan worden verlangd;
  • d. de nieuwe functies hebben slechts een beperkte verkeersaantrekkende werking en dienen aan te sluiten bij het landelijke karakter;
  • e. voormalige agrarische bedrijfsgebouwen met een grotere oppervlakte dan volgens de specifieke functie zijn toegestaan, moeten worden gesloopt;
  • f. buitenopslag is niet toegestaan;
  • g. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering als ondergeschikte nevenactiviteit;
  • h. het bedrijf dient te voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • i. de agrarische bedrijvigheid wordt beëindigd;
  • j. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. Landschappelijke inpassing: Met het initiatief dient een gedegen landschappelijke inpassing plaats te vinden middels erfbeplanting (met voor het landschap kenmerkende soorten); de kwaliteitswinst blijkt uit een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan;
    • 2. Verkaveling: Met het initiatief dient aansluiting te worden gezocht bij het bestaand verkavelingspatroon (occupatiegeschiedenis) zowel bij de erfinrichting als de situering van de gebouwen;
    • 3. Zuinig ruimtegebruik: de inrichting van het bouwvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto (bestemmings of bouwvlak) en netto (bebouwing) ruimtebeslag;
    • 4. Ontstening: met het initiatief wordt eveneens bewerkstelligd, dat overtollige bebouwing (niet zijnde cultuurhistorisch waardevol) wordt gesloopt;
    • 5. Bebouwing: de bebouwing is passend bij de aard van de omgeving (hoogte, massa en architectonische kwaliteit);
  • k. er vindt geen beperking plaats van de omliggende agrarische bedrijven;
  • l. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden worden daardoor niet onevenredig aangetast;
  • m. de bedrijven hebben niet meegedaan met de RBV-regeling of Ruimte voor Ruimte regeling;
  • n. de omvang van het bestemmingsvlak mag niet groter zijn dan:
    • 1. voor agrarisch verwante en agrarisc-technische hulpbedrijven: 1,5 ha;
    • 2. voor niet-agrarische bedrijven: 5000 m2; 
  • o. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een bedrijf, behorend tot de milieucategorie 3 of hoger;
  • p. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
  • q. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
  • r. detailhandel is uitsluitend toegestaan indien dit ondergeschikt en ondersteunend is aan de hoofdactiviteit en geen grotere vloeroppervlakte heeft dan 200 m2;
  • s. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
  • t. de ontwikkeling draagt bij aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie.