direct naar inhoud van Artikel 21 Wonen - 7
Plan: Veldhoven-Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0861.201100VHOVENNOORD-0402

Artikel 21 Wonen - 7

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 7' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • c. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Algemene regels met betrekking tot woonwagenwoningen

Voor het bouwen binnen gelden de volgende regels:

  • a. de woonwagenwoningen en bijgebouwen dienen in het bestemmingsvlak geplaatst respectievelijk gebouwd te worden;
  • b. het aantal standplaatsen voor woonwagenwoningen bedraagt maximaal het aantal wooneenheden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • c. per standplaats mag maximaal één woonwagenwoning geplaatst worden;
  • d. de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' mag niet worden overschreden;
  • e. de goothoogte dient minimaal en mag maximaal het aantal meter bedragen zoals ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale goothoogte' is aangegeven;
  • f. de dakhelling van woonwagenwoningen mag maximaal het aantal graden bedragen zoals ter plaatse van de aanduiding 'maximale dakhelling' is aangegeven;
  • g. met inachtneming van het bepaalde in sub d mag per standplaats maximaal 50 m2 aan bijgebouwen worden gebouwd;
  • h. voor zover de bestaande gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen meer dan het maximum in sub i bedraagt, geldt deze bestaande oppervlakte als maximum.
21.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels :

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter.
21.3 Nadere eisen bijgebouwen
21.3.1 Nadere eisen bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bijgebouwen, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
21.3.2 Afwijkende maatvoering bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 21.2, sub b en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt verhoogd tot niet meer dan 5 meter;
  • b. met inachtneming van de volgende regels::
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast;
    • 2. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving.
21.4 Specifieke gebruiksregels
21.4.1 Algemeen

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. tot een gebruik in strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 21.1 wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van enige vorm van handel en/of bedrijf, danwel voor een seksinrichting;
  • b. het is niet toegestaan vrijstaande bijgebouwen behorende bij de woonwagenwoningen te gebruiken als woonruimte;
  • c. het is niet toegestaan bijgebouwen behorende bij de woonwagenwoningen te gebruiken als zelfstandige woningen;
  • d. buitenopslag is niet toegestaan.
21.4.2 Aan-huis-verbonden beroep en bedrijf

Het uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep en/of het gebruiken van een gedeelte van de woonwagenwoningen ten behoeve van een aan-huis-verbonden bedrijf is uitsluitend toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. een aan-huis-verbonden beroep voldoet aan een van de categorieën zoals opgenomen in bijlage 1 en een aan-huis-verbonden bedrijf voldoet aan een van de categorieën zoals opgenomen in bijlage 2 van de regels;
  • b. niet meer dan 50% van het vloeroppervlak van woonwagenwoningen mag voor deze doeleinden worden gebruikt;
  • c. door het gebruik ontstaat geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse;
  • d. er is geen sprake van een onevenredige verslechtering van de parkeersituatie in de omgeving;
  • e. het gebruik betreft geen detailhandel, groothandel, prostitutie of horeca, uitgezonderd beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfs- of beroepsmatige activiteiten;
  • f. het onbebouwde deel van de woonwagenstandplaats mag niet gebruikt worden ten behoeve van de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf.
21.4.3 Ander type aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 21.4.1 om toe te staan dat een ander type aan-huis-verbonden beroep of aan-huis-verbonden bedrijf uit bijlage 1 en bijlage 2 van de regels wordt uitgeoefend, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving, gelet op de stedenbouwkundige structuur hiervan;
  • b. het woon- en leefmilieu mag niet onevenredig worden belast, ook niet door een cumulatie van activiteiten, wat onder andere het volgende betekent:
    • 1. aanvrager toont door middel van een rapportage of objectieve beschrijving aan, dat geen hinder naar de omgeving zal ontstaan;
    • 2. een omgevingsvergunning kan alleen worden verleend voor activiteiten die vallen onder maximaal categorie B van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging' zoals opgenomen in bijlage 3, dan wel die uit een oogpunt van invloed op het woon- en leefmilieu vergelijkbaar zijn met de in die categorie vermelde bedrijven, alsmede voor kinderopvang.