direct naar inhoud van Artikel 4 Waarde - Archeologie
Plan: Berkt 2000, herziening Severinus 2011
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0861.101101severinus11-0301

Artikel 4 Waarde - Archeologie

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor ‘Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van de archeologische waarden en oudheidkundige waardevolle elementen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Archeologisch onderzoek

Op de voor ‘Waarde - Archeologie' aangewezen gronden dient een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd te worden en vooraf daartoe dient een Pakket van Eisen te worden opgesteld indien een bodemingreep dieper dan 70 cm beneden maaiveld plaatsvindt.

De onderzoeksopzet wordt middels een Pakket van Eisen vastgesteld door het bevoegd gezag. Als uit het proefsleuvenonderzoek blijkt dat geen archeologische waarden in het geding zijn, dan wel nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische waarden veilig zijn gesteld, mag het planvoornemen in het kader van archeologie uitgevoerd worden.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het algemeen verstoren van de bodem dieper dan 0,7 m;
  • b. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  • c. het vellen en/of rooien van diepwortelende beplantingen of bomen;
  • d. het uitvoeren van grondwerk (al dan niet omgevingsvergunningplichtig);
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze drijven van voorwerpen in de grond;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse leidingen of andere ondergrondse constructies;
  • g. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen of bomen;
  • h. het scheuren van grasland;
  • i. het verlagen van het waterpeil.
4.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 4.3.1 is niet van toepassing voor de werken en werkzaamheden:

  • a. met een diepte van minder dan 0,7 m onder het maaiveld;
  • b. met een oppervlakte van minder dan 100 m2;
  • c. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
  • d. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en waarvoor tot het van kracht worden van het plan geen aanlegvergunning vereist was;
  • e. welke betreffen het normale onderhoud, beheer en gebruik;
  • f. welke noodzakelijk zijn ten behoeve van het beheer/onderhoud van de aanwezige archeologische waarden;
  • g. op gronden die door het college van burgemeester en wethouders archeologisch zijn vrijgegeven.
4.3.3 Voorwaarden

De in artikel 4.3.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden aan de hand van een proefsleuvenonderzoek en daartoe vooraf opgesteld Pakket van Eisen kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;

dan wel

  • b. voldaan wordt aan het bepaalde in het artikel algemene bouwregels, waarbij wordt aangetoond dat de betrokken archeologische waarden door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden voorschriften te verbinden, gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgraving;
    • 3. het begeleiden van de activiteiten door een archeologische deskundige.
4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:
    • 1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    • 2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
  • b. de bestemming 'Waarde - Archeologie' naar ligging van de archeologische waarden te verschuiven;
  • c. de bestemming 'Waarde - Archeologie' naar omvang van het terrein met archeologische waarden te vergroten of te verkleinen.