direct naar inhoud van Artikel 5 Maatschappelijk
Plan: Kromstraat 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0861.071200KROMSTRAAT-0401

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  • b. wegen, fiets- en/of voetpaden;
  • c. speelvoorzieningen en hierbij passende, openbare verblijfsvoorzieningen;
  • d. abri's, telefooncellen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen en dergelijke;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

en tevens voor:

  • h. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één (pastorie)woning;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' ten behoeve van behoud, beheer, en herstel van de aanwezige cultuurhistorische en monumentale waarden.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de maximale goot- en bouwhoogte mag ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' niet worden overschreden;
  • c. de dakhelling dient minimaal en maximaal de hoeveelheid graden te zijn zoals aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale dakhelling (graden);
  • d. in afwijking van het bepaalde in sub a mogen gebouwen van ondergeschikte aard, zoals een fietsenberging, bergingen ten behoeve van vuilcontainers, nutsvoorzieningen en dergelijke, buiten het bouwvlak worden gebouwd indien gelegen achter het verlengde van de voorgevellijn, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan maximaal 3,5 m;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 10 m².

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 9 m;
  • c. de hoogte van kunstobjecten, speelvoorzieningen, masten, antenne-installaties en bouwwerken ten behoeve van verlichting, mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

5.3 Nadere eisen
5.3.1 Nadere eisen parkeergelegenheid

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen met betrekking tot het realiseren van voldoende parkeergelegenheid.

5.3.2 Nadere eisen bebouwing

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de waarborging van het watersysteem zodat hydrologisch neutraal wordt ontwikkeld.

5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Afwijking kleinschalige windenergievoorzieningen

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 5.2 voor het realiseren van kleinschalige windenergievoorzieningen als bedoeld in artikel 1, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de goothoogte van het gebouw waarop de windenergievoorziening wordt geplaatst bedraagt minimaal 12 m;
  • b. de maximale bouwhoogte van de windenergievoorziening bedraagt 4 m;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast;
  • d. de architectonische en/of cultuurhistorische waarden in de omgeving worden niet onevenredig aangetast;
  • e. de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in gevaar.

5.4.2 Afwijking oppervlakte gebouwen en bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 5.2.1, sub d en toestaan dat gebouwen van ondergeschikte aard voor de voorgevellijn worden gerealiseerd;
  • b. artikel 5.2.2, sub d1 en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt verhoogd tot niet meer dan 5 m;
  • c. artikel 5.2.1, sub d2 en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen wordt vergroot tot maximaal 25 m²;

met inachtneming van de volgende regels:

  • 1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast;
  • 2. de architectonische en/of cultuurhistorische waarden in de omgeving worden niet onevenredig aangetast;
  • 3. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving.

5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van de maatschappelijke voorzieningen voor bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijfsdoeleinden, anders dan ten behoeve van maatschappelijke doeleinden;
  • c. buitenopslag ten behoeve van de in artikel 3.1 toegestane functies is niet toegestaan.

5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Wijziging bouwvlak

Het bevoegd gezag kan het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat de grootte van een op de verbeelding opgenomen bouwvlak wordt vergroot, de vorm van het bouwvlak wordt gewijzigd dan wel ter plaatse een nieuw bouwvlak wordt aangegeven, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
  • c. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
  • d. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de verkeersveiligheid;
  • e. het bouwvlak mag met maximaal 10% worden vergroot;
  • f. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast.