5.2 Bouwregels
Op deze gronden zijn uitsluitend woningen en daarbij behorende andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan alsmede nutsvoorzieningen.
5.2.1 Gebouwen en overkappingen-algemeen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
a. gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, behoudens het bepaalde in artikel 5.2.4 onder e en f, en met dien verstande dat ter plaatse van de specifieke "bouwaanduiding - geen gebouwen toegestaan" geen gebouwen zijn toegestaan;
-
b. voor de gronden voor zover deze zijn gelegen binnen het bouwvlak gelden de volgende maximale bebouwingspercentages:
Bouwaanduiding
|
Bebouwingspercentage maximaal
|
vrijstaand
|
50 %
|
twee-aaneen
|
60 %
|
specifieke bouwaanduiding - patiowoningen
|
85 %
|
gestapeld
|
100 %
|
-
c. kelders zijn overal toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan en voor zover geheel onder het maaiveld gesitueerd, mag het bebouwingspercentage worden overschreden, met dien verstande dat ingeval kelders gedeeltelijk boven het maaiveld uitsteken, het bebouwingspercentage niet mag worden overschreden;
-
d. in afwijking van het bepaalde onder c, mogen kelders in de vorm van een parkeergarage met bergingen en voorzieningen ten behoeve van de gestapelde woningen (appartementen) met de daarbij behorende ontsluitingsvoorzieningen, worden opgericht ter plaatse van de binnen deze bestemming en de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gelegen aanduiding 'parkeergarage', waarbij minimaal 38 parkeerplaatsen worden gerealiseerd; de verticale diepte van de kelder mag maximaal 5 m bedragen (gemeten vanaf 0,50 m boven peil);
-
e. ter plaatse van de navolgende aanduidingen zijn, al dan niet in combinatie, de volgende woningtypen toegestaan:
Bouwaanduiding
|
Toegestane type woning
|
vrijstaand [vrij]
|
vrijstaande woningen
|
twee-aaneen [tae]
|
twee-aaneen (twee-onder-een-kap)
|
gestapeld [gs]
|
gestapeld (appartementen)
|
specifieke bouwaanduiding - patiowoningen [sba-pw]
|
patiowoningen
|
5.2.2 Woningen-hoofdgebouwen
Voor het bouwen van woningen c.q. het hoofdgebouw, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld', gelden de volgende regels:
-
a. binnen een bestemmingsvlak mag het aantal woningen niet meer bedragen dan door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
-
b. de voorgevel van het hoofdgebouw dient in of evenwijdig aan de gevellijn gebouwd te worden, met dien verstande dat de afstand van deze gevel tot de gevellijn maximaal 2 m mag bedragen;
-
c. voor het bouwen gelden de volgende bouwregels:
Bouw-
aanduiding
|
Bouwregels hoofdgebouw
|
vrijstaand
|
Breedte
|
minimaal 7 m en maximaal 20 m
|
|
Diepte
|
maximaal 17 m
|
|
Dakhelling
|
minimaal 20° en maximaal 60°
|
|
Bouwhoogte
|
maximaal 12 m
|
|
Goothoogte
|
maximaal 7 m
|
|
Afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens
|
aan beide zijden minimaal 3 m
|
|
Afstand tot de achterste bouwperceelgrens
|
minimaal 5 m
|
twee-aaneen
|
Breedte
|
minimaal 5 m
|
|
Diepte
|
maximaal 13,5 m
|
|
Dakhelling
|
minimaal 20° en maximaal 60°
|
|
Bouwhoogte
|
maximaal 11 m
|
|
Goothoogte
|
maximaal 6,5 m
|
|
Afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens
|
aan één zijde minimaal 3 m
|
|
Afstand tot de achterste bouwperceelgrens
|
minimaal 7 m
|
specifieke bouwaanduiding- patiowoningen
|
Goothoogte
|
maximaal 4,5 m
|
|
Bouwhoogte
|
maximaal 9 m
|
Met dien verstande dat:
De voorgeschreven dakhelling tussen 20° en 60° geacht wordt in overeenstemming te zijn met de tabel 'Bouwregels hoofdgebouw', indien ¾ van het door het dak af te dekken deel* van het betreffende gebouw daaraan voldoet; van ten hoogste ¼ hiervan mag de dakhelling 0° - 20° bedragen.
5.2.3 Woningen met de aanduiding gestapeld
Voor het bouwen van woningen c.q. het hoofdgebouw met de aanduiding "gestapeld", gelden de volgende regels:
-
a. binnen een bestemmingsvlak mag het aantal gestapelde woningen niet meer bedragen dan door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
-
b. de goot- en de bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 10 m en 13,5 m;
-
c. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - serre' mogen serres worden gerealiseerd met een goothoogte van maximaal 12,5 m.
5.2.4 Andere gebouwen bij woningen met de aanduidingen "vrijstaand", twee-aaneen" en "specifieke bouwaanduiding - patiowoningen"
Voor het bouwen van andere gebouwen bij woningen met de aanduidingen "vrijstaand", "twee-aaneen" en "specifieke bouwaanduiding - patiowoningen" gelden de volgende regels:
-
a. de oppervlakte aan andere gebouwen en overkappingen mag per bouwperceel maximaal 150 m² bedragen, met dien verstande dat:
-
1. de oppervlakte van een vrijstaand gebouw en overkapping per bouwperceel niet meer dan 75 m² bedraagt;
-
2. ter plaatse van de aanduiding "maximum bebouwd oppervlak (m²)" mag een vrijstaand bijgebouw met carport worden gerealiseerd, waarbij de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan de aangegeven oppervlakte;
-
3. ter plaatse van de aanduiding "maximale dakhelling (graden)" mag de dakhelling niet meer bedragen dan is aangegeven;
-
b. andere gebouwen en overkappingen dienen gesitueerd te worden achter de vóórgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan, met inachtneming van onderstaande afstanden:
Afstand achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan:
|
Bouwaanduiding
|
|
vrijstaand
|
twee-aaneen
|
specifieke bouwaanduiding - patiowoningen
|
minimaal:
|
2 m
|
2 m
|
n.v.t
|
-
c. de goot- respectievelijk bouwhoogte van een ander gebouw en overkapping mag niet meer bedragen dan 3,2 m respectievelijk 4,5 m, met dien verstande dat:
-
1. bij vrijstaande woningen de bouwhoogte van aan het hoofdgebouw aangebouwde andere gebouwen maximaal 7 m mag bedragen;
-
2. ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" de maximale goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan is aangeduid;
-
d. voor zover de andere gebouwen van een kap voorzien worden, mag de dakhelling daarvan niet meer dan 60° bedragen;
-
e. in afwijking van hetgeen overigens in deze regels is bepaald, is, eventueel met overschrijding van de bouwgrens waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gesitueerd, aan deze voorgevel een aangebouwd ander gebouw toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
-
1. de breedte van het andere gebouw mag niet meer bedragen dan de breedte van het hoofdgebouw;
-
2. de bouwhoogte van het andere gebouw mag niet meer dan 3,6 m bedragen;
-
3. de diepte van het andere gebouw mag niet meer dan 1,5 m bedragen, mits de diepte van de tuin, gelegen vóór het aan de voorgevel aangebouwde andere gebouw, als gevolg daarvan niet minder dan 2 m zal bedragen;
-
f. in afwijking van hetgeen overigens in deze regels is bepaald, is, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, de bouw van één carport toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
-
1. de goothoogte van de carport mag niet minder dan 1,5 m en niet meer dan 3 m bedragen;
-
2. de bouwhoogte van de carport mag niet meer dan 3,2 m bedragen, met dien verstande dat een bouwhoogte van maximaal 4,5 m is toegestaan voor carports op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
-
3. de bebouwde oppervlakte van de carport mag niet meer dan 20 m² bedragen; deze maat wordt niet gerekend bij de bebouwde oppervlakte van andere gebouwen, zoals deze is opgenomen in 5.2.4 onder a;
-
4. de lengte en breedte van de carport mogen niet minder dan 4 m, respectievelijk 2,5 m bedragen;
-
5. carports mogen uitsluitend worden opgericht naast de zijgevel van de woning en het verlengde daarvan, vanaf 3 m vóór de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan, tot 1 m achter de achtergevel van de woning;
-
6. op hoeken van wegen dient de carport te worden gebouwd tegen de zijgevel van de woning, en wel 2 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
-
7. er mag maximaal één carport per woning worden opgericht.
5.2.5 Nutsvoorzieningen
Van gebouwen van openbaar nut, zoals voorzieningen voor telecommunicatie, water- en energiedistributie, mag de bebouwde oppervlakte niet meer dan 10 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m bedragen.
5.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Bouwwerk, geen gebouw zijnde
|
Bouwhoogte maximaal
|
antenne-installaties, voor zover gelegen achter de bouwgrens waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gesitueerd
|
6 m
|
licht- en andere masten
|
6 m
|
pergola's
|
2,7 m
|
overkappingen
|
4,5 m
|
terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
|
1 m
|
terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de bouwgrens waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gesitueerd en voor zover gelegen binnen het bouwvlak
|
2 m
|
een erfafscheiding ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - erfafscheiding'
|
1,8 m
|
schotelantennes
|
zie artikel 5.2.7
|
5.2.7 Schotelantennes
Voor het plaatsen van schotelantennes gelden de volgende regels:
-
a. schotelantennes achter de bouwgrens waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gesitueerd mogen een doorsnede hebben van maximaal 2 m en een bouwhoogte van maximaal 5 m;
-
b. schotelantennes vóór de bouwgrens waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gesitueerd mogen een doorsnede hebben van maximaal 1 m en mogen enkel aan de voorgevel worden opgericht terwijl de bovenzijde van de schotelantenne niet boven de goothoogte van het bijbehorende gebouw mag uitsteken.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot het realiseren van voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de CROW-publicatie 'ASVV 2004 Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom'. De parkeergelegenheid dient in, op of onder het gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort gerealiseerd te worden, waarbij de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2 x 6 m bij langsparkeren en ten hoogste 2,5 x 5 m in andere gevallen bedraagt, mits in het verlengde van genoemde 5 m nog 6 m extra ruimte aanwezig is; met dien verstande dat:
-
a. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen perceel niet onevenredig wordt geschaad;
-
b. geen inbreuk wordt gemaakt op het maximaal te bebouwen oppervlak van de gronden.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Omgevingsvergunning hoger bebouwingspercentage
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.1 onder b teneinde een hoger bebouwingspercentage bij woningen in de bouwwijze "twee-aaneen" toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:
-
a. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 75 %;
-
b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
-
c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
-
d. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving.
5.4.2 Omgevingsvergunning grotere parkeergarage
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.1 onder d teneinde een grotere parkeergarage, deels buiten de aanduiding 'parkeergarage', toe te staan, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
a. de parkeergarage sluit aan bij de parkeergarage, die is gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
-
b. de verticale diepte mag maximaal 5 m bedragen (gemeten vanaf 0,50 m boven peil);
-
c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
-
d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
-
e. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
-
f. de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen.
5.4.3 Omgevingsvergunning grotere goothoogte hoofdgebouw
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.2 onder c, ten aanzien van de maximale goothoogte voor woningen met de bouwaanduiding “twee-aaneen” teneinde een grotere goothoogte toe te staan ten behoeve van een dakopbouw in het verticale verlengde van de gevel, met inachtneming van de volgende regels:
-
a. de overschrijding van goothoogte bedraagt maximaal 1/3 van het verschil tussen de goot- en de bouwhoogte van de betreffende woning;
-
b. de breedte van het betreffende bouwdeel bedraagt maximaal 3,50 m;
-
c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
-
d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
-
e. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving.
5.4.4 Omgevingsvergunning grotere goothoogte ander gebouw
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.4 onder e, sub 2 teneinde een grotere goothoogte toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:
-
a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw;
-
b. de bouwhoogte blijft ondergeschikt aan die van het hoofdgebouw;
-
a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
-
b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
-
c. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving.
5.4.5 Omgevingsvergunning situering carport
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.4 onder f, sub 6 teneinde een carport op te richten in het verlengde van de voorgevel met inachtneming van de volgende regels:
-
a. de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen;
-
b. de overige voorwaarden als bedoeld in in artikel 5.2.4 onder f, sub 1 t/m 5 en 7 worden in acht genomen.
5.4.6 Omgevingsvergunning grotere maatvoering nutsvoorzieningen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.5 teneinde ten behoeve van nutsgebouwen een bebouwde oppervlakte van maximaal 15 m² en een bouwhoogte van maximaal 4 m toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:
-
a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
-
b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
-
c. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
-
d. de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen.
5.4.7 Omgevingsvergunning afwijkende maatvoering bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.6 voor:
-
a. het bouwen van terreinafscheidingen buiten het bouwvlak tot een hoogte van maximaal 2 meter voor de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
-
b. het bouwen van antenne-installaties tot een hoogte van maximaal 40 m;
-
c. het bouwen van vrijstaande licht- en andere masten en overige bouwwerken geen gebouwen zijnde met een grotere hoogte;
een en ander met inachtneming van de volgende regels:
-
1. tegen deze hoogte bestaan geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
-
2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
-
3. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
-
4. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
-
5. de omgevingsvergunning niet leidt tot een onaanvaardbare negatieve invloed op de werking van het ILS van de Vliegbasis Eindhoven.
5.4.8 Omgevingsvergunning schotelantenne met grotere doorsnede
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.7 voor het plaatsen van schotelantennes met een grotere doorsnede voor de gevellijn, met inachtneming van de volgende regels:
-
a. de grotere doorsnede is noodzakelijk voor het verzenden of ontvangen van signalen, waarvan de wenselijke verzending/ontvangst niet op een andere wijze mogelijk is;
-
b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, met name de ongestoorde verzending en ontvangst van signalen, worden niet onevenredig aangetast;
-
c. de architectonische en/of cultuurhistorische waarden in de omgeving niet onevenredig worden aangetast;
-
d. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
-
e. de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in gevaar.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Omgevingsvergunning aan-huis-verbonden beroep
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.5.2 onder b, voor de vergroting van het toegestane vloeroppervlak voor een aan-huis-verbonden beroep tot ten hoogste 75 m². Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
-
a. een omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend indien ter plaatse niet tegelijkertijd een aan-huis-verbonden bedrijf wordt uitgeoefend;
-
b. ten aanzien van verkeer en parkeren dient het volgende in acht genomen te worden:
-
1. het aantal parkeerplaatsen op eigen erf (al dan niet inpandig) mag niet afnemen, tenzij deze parkeerplaatsen in de onmiddellijke nabijheid worden gecompenseerd;
-
2. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving, gelet op de stedenbouwkundige structuur hiervan;
-
c. het woon- en leefmilieu mag niet onevenredig worden belast, ook niet door een cumulatie van activiteiten.
5.6.2 Omgevingsvergunning aan-huis-verbonden bedrijf
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.5.1 onder c, voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijf. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
-
a. de woonfunctie van de woning dient behouden te blijven;
-
b. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning (en de andere gebouwen) tot ten hoogste 75 m² mag worden gebruikt voor het aan-huis-verbonden bedrijf en een krachtens het bepaalde in artikel 5.5.2 onder b toegestaan aan-huis-verbonden beroep samen;
-
c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt voor kinderopvang als aan-huis-verbonden bedrijf dat maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning (en de andere gebouwen) tot ten hoogste 40 m² mag worden gebruikt voor de kinderopvang; voorts mogen per woning (en de andere gebouwen) maximaal 9 kinderen worden opgevangen;
-
d. de bebouwing dient te blijven voldoen aan de inrichtingseisen, zoals die voortvloeien uit de gemeentelijke Bouwverordening en het Bouwbesluit;
-
e. degene die de activiteiten in de woning en/of in de bij woning behorende andere gebouwen zal uitvoeren, dient tevens de hoofdbewoner van de woning te zijn;
-
f. het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet gebruikt worden ten behoeve van de uitoefening van het aan-huis-verbonden bedrijf, met uitzondering van extra parkeergelegenheid en van buitenspeelruimte ten behoeve van kinderopvang;
-
g. de voor het bouwperceel geldende regels inzake de maatvoering en situering van bebouwing blijven onverkort van kracht;
-
h. ten aanzien van verkeer en parkeren dient het volgende in acht te worden genomen:
-
1. het aantal parkeerplaatsen op eigen erf (al dan niet inpandig) mag niet afnemen, tenzij deze parkeerplaatsen in de onmiddellijke nabijheid aantoonbaar kunnen worden gecompenseerd;
-
2. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving, gelet op de stedenbouwkundige structuur hiervan;
-
i. het woon- en leefmilieu mag niet onevenredig worden belast, ook niet door een cumulatie van activiteiten; dit betekent onder andere het volgende:
-
1. de aanvrager toont door middel van een rapportage of objectieve beschrijving van de situatie aan, dat geen hinder naar de omgeving zal ontstaan;
-
2. een omgevingsvergunning kan alleen worden verleend voor activiteiten die vallen onder maximaal categorie B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging (bijlage), dan wel uit een oogpunt van invloed op het woon- en leefmilieu vergelijkbaar zijn met de in die categorie vermelde bedrijven, alsmede voor kinderopvang;
-
3. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met het aan-huis-verbonden bedrijf, alsmede handelsactiviteiten via het internet.
5.6.3 Omgevingsvergunning afhankelijke woonruimte
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.5.1 onder b en toestaan dat een ander gebouw ten dienste van een woning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van de volgende regels:
-
a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
-
b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
-
c. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte mag niet meer dan 75 m² bedragen;
-
d. er ontstaat geen zelfstandige woning.