direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijventerrein
Plan: Habraken herziening 4 - 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0861.021600BEDRIJFSVERZ-0304

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijventerrein aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven voor zover deze behoren tot de categorieën 3.1 t/m 4.2 uit de Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1);
  • b. voor een bedrijfsverzamelgebouw, waarin bedrijven kunnen worden gevestigd voor zover deze behoren tot de categorieën 2, 3 en 4 uit de Staat van bedrijfsactiviteiten bedrijfsverzamelgebouw (bijlage 2);
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van de bestemming toegestaan.

3.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. er is maximaal één bedrijfsverzamelgebouw toegestaan met maximaal 14 bedrijfsunits;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 16 m;
  • d. de dakhelling bedraagt minimaal 2º en maximaal 5º;
  • e. het bebouwingspercentage bedraagt minimaal 50% en maximaal 80%;
  • f. het hoofdgebouw dient met voor tenminste 40% van de voorgevel in of evenwijdig aan de naar de openbare weg gekeerde zijde van de bouwgrens te worden gebouwd, overige gevels van gebouwen dienen in of evenwijdig aan de overige bouwgrenzen te worden gesitueerd;
  • g. de afstand tot de zijdelingseperceelsgrens bedraagt minimaal 3 m en de afstand tot de achterste perceelgrens bedraagt minimaal 5 m;
  • h. kelders zijn, voor zover geheel onder het maaiveld gesitueerd, overal toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan waarbij het bebouwingspercentage mag worden overschreden, met dien verstande dat ingeval kelders gedeeltelijk boven het maaiveld uitsteken, het bebouwingspercentage niet mag worden overschreden;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder b t/m e geldt voor gebouwen van openbaar nut, zoals voorzieningen voor telecommunicatie, water- en energiedistributie, dat de bebouwde oppervlakte niet meer dan 10 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
  • j. mede in afwijking van het bepaalde in Artikel 5 zijn ondergeschikte bouwdelen in de vorm van luifels bij laad- en losdeuren van bedrijfsverzamelgebouwen niet toegestaan.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

bouwwerk, geen gebouw zijnde   hoogte maximaal  
antenne-installaties, voor zover gelegen achter de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens of het verlengde daarvan   15 m  
licht- en andere masten   8 m  
pergola's   2,7 m  
terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens of het verlengde daarvan  
1 m  
terreinafscheidingen, geen gebouwen zijnde in de vorm van poorten, vóór de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens of het verlengde daarvan  
2,5 m  
terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens of het verlengde daarvan  
2 m  
schotelantennes   zie artikel 3.2.3  

Een en ander met dien verstande dat losstaande/vrijstaande reclamevoorzieningen niet zijn toegestaan.

3.2.3 Schotelantennes

Voor het plaatsen van schotelantennes gelden de volgende regels:

  • a. schotelantennes achter de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens of het verlengde daarvan mogen een doorsnede hebben van maximaal 2 m en een hoogte van maximaal 5 m;
  • b. schotelantennes vóór de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens of het verlengde daarvan mogen een doorsnede hebben van maximaal 1 m en mogen enkel aan de voorgevel van het hoofdgebouw worden opgericht terwijl de bovenzijde van de schotelantenne niet boven de goothoogte van het bijbehorende gebouw mag uitsteken.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot het realiseren van voldoende parkeergelegenheid, conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de gemeentelijke Bouwverordening, ten behoeve van de bestemming. De parkeergelegenheid dient in, op of onder het gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort, gerealiseerd te worden waarbij de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2 x 6 m bij langsparkeren en ten hoogste 2,5 x 5 m in andere gevallen bedraagt, mits in het verlengde van genoemde 5 m nog 6 m extra ruimte aanwezig is; met dien verstande dat:

  • a. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen perceel niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. geen inbreuk wordt gemaakt op het maximaal te bebouwen oppervlak van de gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Lager bebouwingspercentage

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder e. teneinde het minimaal voorgeschreven percentage van 50 % te verlagen omdat:

  • a. het lagere percentage noodzakelijk is, gelet op de aard van het bedrijf (zoals opslag- en transportbedrijven), of;
  • b. omdat voor het bedrijf op het moment van vestiging zwaarwegende bedrijfseconomische redenen aanwezig zijn om nog niet aan het minimumpercentage te voldoen.
3.4.2 Situering gevels van gebouwen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder f. teneinde af te kunnen wijken van de voorgeschreven situering van gevels met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving;
  • c. dit niet leidt tot een onaanvaardbare negatieve invloed op de werking van het ILS van de Vliegbasis Eindhoven. Voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning dient schriftelijke advies te worden ingewonnen bij de beheerder van het ILS.
3.4.3 Kleinere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder g. teneinde een kleinere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens toe te staan danwel te bouwen in de zijdelingse perceelsgrens, mits:

  • a. de parkeervoorzieningen hierbij niet in het geding komen;
  • b. de brandveiligheid niet in het geding is. Hiertoe wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de commandant van de plaatselijke brandweer.
3.4.4 Grotere maatvoering nutsvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder i teneinde ten behoeve van nutsgebouwen een bebouwde oppervlakte van maximaal 15 m² en een bouwhoogte van maximaal 4 m toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de parkeervoorzieningen hierbij niet in het geding komen;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving;
  • d. de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen.
3.4.5 Afwijkende maatvoering bouwwerken geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.2 voor het bouwen van vrijstaande antennes, licht- en andere masten en overige bouwwerken geen gebouwen zijnde met een grotere hoogte, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte bedraagt 40 meter ;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving;
  • d. dit niet leidt tot een onaanvaardbare negatieve invloed op de werking van het ILS van de Vliegbasis Eindhoven. Voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning d ient schriftelijke advies te worden ingewonnen bij de beheerder van het ILS.
3.4.6 Hogere erfafscheidingen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.2 voor het bouwen van terreinafscheidingen tot een hoogte van maximaal 2 m vóór de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens of het verlengde daarvan, met inachtneming van de volgende regels;

  • a. de hogere maatvoering is noodzakelijk met het oog op de beveiliging van goederen / stoffen die op het terrein aanwezig zijn;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving.
3.4.7 Schotelantenne met grotere doorsnede

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.3 voor het plaatsen van schotelantennes met een grotere doorsnede achter de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens of het verlengde daarvan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de grotere doorsnede is noodzakelijk voor het verzenden of ontvangen van signalen, waarvan de wenselijke verzending/ontvangst niet op een andere wijze mogelijk is;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, met name de ongestoorde verzending en ontvangst van signalen, worden niet onevenredig aangetast;
  • c. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en architectonische vormgeving;
  • d. de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in gevaar.
3.5 Specifieke gebruiksregels

Elk bedrijf dient op eigen erf te voorzien in zijn parkeerbehoefte.

Als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval aangemerkt:

  • a. de vestiging van bedrijven welke vallen onder artikel 2.4. van Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer alsmede risicovolle inrichtingen;
  • b. de vestiging van bedrijven die als gevolg van hun vestiging en/of uitbreiding leiden tot beperkingen in de bedrijfsvoering van de 'Vliegbasis Eindhoven' in het kader van de externe veiligheid. Derhalve mag ter plaatse van de aanduiding "milieuzone - externe veligheid" de arbeidsplaatsendichtheid niet meer dan 100 bedragen;
  • c. detailhandel, behoudens ondergeschikte detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte producten;
  • d. de vestiging van bedrijfswoningen;
  • e. de vestiging van kantoren behoudens kantoren die als onzelfstandig onderdeel van een ter plaatse aanwezig bedrijf;
  • f. buitenopslag ten behoeve van perifere detailhandel. Opslag ten behoeve van de overigens op grond van deze bestemming toegestane bedrijvigheid is uitsluitend toegestaan achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw en wel tot een stapelhoogte van maximaal 3 m, waarbij tevens een afstand van minimaal 3 m tot de zijdelingse perceelsgrens in acht moet worden genomen;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder f. is buitenopslag bij een bedrijfsverzamelgebouw niet toegestaan;
  • h. de vestiging van seksinrichtingen.
3.6 Awijken van de gebruiksregels
3.6.1 Toestaan vergelijkbare bedrijven

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het toestaan van bedrijven die naar aard en milieubelasting of ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.), vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. een onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat is niet toegestaan;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.
3.6.2 Toestaan zwaardere categorie bedrijvigheid

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het toestaan van bedrijven die maximaal 1 categorie zwaarder zijn dan de toegestane categorie dan wel vergelijkbaar met 1 categorie zwaardere bedrijven, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. een onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat is niet toegestaan;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken plaats.
3.6.3 Toestaan perifere detailhandel, behoudens detailhandel in brand- en of explosiegevaarlijke goederen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het toestaan van detailhandel in auto's, boten, caravans en tenten, grove bouwmaterialen, keukens, badkamers en sanitair, meubelen en woninginrichting, bouwmarkten, dan wel tuincentra, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. een ruimtelijke inpassing in een winkelcentrum c.q. de woonbebouwing is niet mogelijk;
  • b. de vestiging brengt geen structurele verstoring van het bestaande voorzieningenpatroon met zich mee;
  • c. de bepaling is niet van toepassing op bedrijfsverzamelgebouwen.
3.6.4 Arbeidsplaatsendichtheid verlaten dan wel verruimen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.5 onder lid b. voor het verlaten dan wel verruimen van de aangegeven arbeidsplaatsendichtheid met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. er mag niet eerder gebruik worden gemaakt van de omgevingsvergunning dan nadat het risicomodel behorende bij het vliegveld bekend is gemaakt, en;
  • b. uit onderzoek is gebleken dat een hogere arbeidsplaatsendichtheid aanvaardbaar is. In dit onderzoek dient te worden aangegeven welke arbeidsplaatsendichtheid aanvaardbaar wordt geacht. Deze dichtheid mag niet overschreden worden.
3.6.5 Grotere stapelhoogte buitenopslag

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.5 onder lid f voor het toestaan van een grote maximale stapelhoogte voor buitenopslag tot maximaal 6 meter, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de buitenopslag moet binnen het op de verbeelding weergegeven bouwvlak worden gesitueerd;
  • b. de grotere hoogte is noodzakelijk voor een doelmatig gebruik van het
    bedrijfskavel.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, na ingewonnen advies van een onafhankelijke terzake deskundige, de bij het plan gevoegde staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage) als volgt te wijzigen:

Het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven, mits hiermee de milieubelasting binnen het invloedgebied van het betreffende bedrijven niet aanvaardbaar wordt vergroot.