direct naar inhoud van Artikel 5 Verkeer
Plan: Zilverbaan, 2e fase Westelijke Ontsluitingsroute
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0861.011400ZILVERBAAN-0401

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Verkeer ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, met niet meer dan 2 x 1 doorgaande rijstroken, alsmede parallelrijbanen, opstelstroken, in- en uitvoegstroken, op- en afritten en de daarbij behorende bermen, sloten en taluds;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. rotondes;
  • d. geluidswerende voorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer;
  • i. fauna(verbindings-)voorzieningen, waaronder onder andere minimaal 2 ecoduikers;
  • j. kunstwerken;

met dien verstande dat:

  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - faunapassage' een faunapassage is toegestaan;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer- rotonde' een rotonde is toegestaan, waarbij bovendien geldt dat in het plangebied in totaal maximaal 4 rotondes zijn toegestaan met een onderlinge afstand van minimaal 150 meter.

5.2 Bouwregels

Op de voor ' Verkeer ' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen van openbaar nut zoals gebouwen voor telecommunicatie, water- en energiedistributie, wachthuisjes voor busdiensten en dergelijke en bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

5.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van gebouwen voor telecommunicatie, water- en energiedistributie alsmede wachthuisjes voor busdiensten mag per gebouw niet meer bedragen dan 10 m²; voor overige gebouwen van openbaar nut geldt een oppervlakte van maximaal 3,5 m²;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen voor telecommunicatie, water- en energiedistributie alsmede wachthuisjes voor busdiensten mag niet meer bedragen dan 3,5 meter; voor overige gebouwen van openbaar nut geldt een bouwhoogte van maximaal 3 m.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de (bouw)hoogte van bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting en antenne-installaties mag maximaal 8 m bedragen;
  • b. de (bouw)hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en kunstwerken mag maximaal 4 m bedragen.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsverguning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 5.2.1 sub a en sub b en toestaan dat de bebouwde oppervlakte van gebouwen voor openbaar nut wordt vergroot tot niet meer dan 15 m² en een bouwhoogte van maximaal 4 m toe te staan;
  • b. 5.2.2 sub a en sub b en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt verhoogd tot niet meer dan 10 meter en de bouwhoogte van antenne-installaties wordt verhoogd tot niet meer dan 40 meter, met inachtneming van het bepaalde in 10.1.2 en 10.1.3 .

5.3.1 Afwegingskader

Een in 5.3 genoemde afwijking kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de landschappelijke inpasbaarheid;
  • g. de externe veiligheid;
  • h. de ontsluiting van percelen;
  • i. de stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
  • j. de belangen van derden.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het inrichten van de doorgaande rijstroken met een breedte van meer dan 3,5 meter per rijstrook;
  • b. het aanbrengen van verlichting welke de natuurbelangen, zoals het behoud, en de bescherming van omliggende gebieden, onnodig aantasten.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.4 onder a en toestaan dat van de maximale toegestane breedte wordt afgeweken.

5.5.1 Afwegingskader

Een in artikel 5.5 genoemde afwijking kan slechts worden verleend:

  • a. indien en voor zover uit overleg met de wegbeheerder blijkt dat daarentegen uit hoofde van het wegbeheer, de verkeersveiligheid daaronder begrepen, geen bezwaar bestaat.
  • b. indien geen wezenlijke verslechtering van de geluidssituatie optreedt. Van een wezenlijke verslechtering van de geluidssituatie is sprake wanneer:
    • 1. de geluidsbelasting op de gevel van een geluidsgevoelig object de wettelijke voorkeurswaarde dan wel de verleende hogere grenswaarde overschrijdt;
    • 2. de geluidsbelasting een extra verstoring van het EHS-gebied ten gevolge heeft.
  • c. indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de landschappelijke inpasbaarheid;
    • 6. de externe veiligheid;
    • 7. de ontsluiting van percelen.