direct naar inhoud van Artikel 1 Begrippen
Plan: Zilverbaan, 2e fase Westelijke Ontsluitingsroute
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0861.011400ZILVERBAAN-0400

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Zilverbaan, 2e fase Westelijke Ontsluitingsroute' van de gemeente Veldhoven;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0861.011400ZILVERBAAN-0400 met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in de bodem voorkomende overblijfselen uit de oude tijden;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.8 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.9 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.10 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.11 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.12 ecologische verbindingszone:

stroken natuur, die verschillende vaak verspreid liggende natuurgebieden met elkaar verbinden, zodat de leefgebieden van de diersoorten en planten weer verbonden worden en meer ruimtelijke en ecologische samenhang ontstaat, hetgeen bijdraagt aan de totstandhouding van soorten;

1.13 ecologische waarde:

de aan een gebied, middels een theoretische benadering toegekende waarde voor soorten planten, dieren en vegetatietypen, waarbij het gangbaar is zich met name te richten op de bescherming, zeldzaamheid en bedreigdheid van de natuurwaarde van de aanwezige planten, dieren en vegetatietypen;

1.14 extensief dagrecreatief medegebruik:

extensieve vormen van dagrecreatie die in de open lucht plaatsvinden in gebieden waar de hoofdfunctie een andere is; hieronder worden in ieder geval verstaan: wandelen en fietsen;

1.15 faunapassage:

een voorziening die getroffen wordt om de diersoorten te voorzien van een passeermogelijkheid van wegen en/ of water;

1.16 fauna(verbindings-)voorzieningen;

voorzieningen die getroffen worden om de ecologische waarde in een (EHS-)gebied te waarborgen respectievelijk te versterken, zoals onder andere hopovers, afrasteringen, hagen, ecoducten, -duikers en tunnels;

1.17 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.18 geluidsgevoelig object:

woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en/of geluidsgevoelige terreinen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.19 geluidsbelasting;

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of in combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.20 groen - landschappelijk:

groenvoorziening die in hoofdzaak gericht is op en ten dienste staat van landschappelijke en natuurwaarden en daar in gebruik en inrichting op is afgestemd.

1.21 hogere grenswaarde:

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld bij of krachtens de Wet geluidhinder;

1.22 EHS-gebied:

de aan een gebied toegekende waarde die verband houdt met de aanwezigheid en de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling, welke aangeduid wordt als Ecologische Hoofd Structuur;

1.23 kunstwerk:

een in bouwkundige zin, door mensenhanden gemaakt (civiel technisch) bouwwerk, zoals onder andere aquaducten, bruggen, dijken, tunnels en viaducten;

1.24 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, die wordt bepaald door de aanwezigheid van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de niet-levende en levende natuur (met inbegrip van de mens);

1.25 maaiveld:

het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;

1.26 natuur(wetenschappelijke) waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied;

1.27 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden:

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.28 nutsvoorziening:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalverzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.29 peil:
  • voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg en minimaal 30 cm boven de kruin van aanliggende weg(en);
  • in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.30 verbeelding:

de (analoge en digitale) weergave van alle te verbeelden ruimtelijke informatie, waarop ten minste het plangebied en de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen.

1.31 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten en dergelijke.