direct naar inhoud van 3.2 Provinciaal beleid
Plan: Zilverbaan, 2e fase Westelijke Ontsluitingsroute
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0861.011400ZILVERBAAN-0303

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Interimstructuurvisie (2008)

Met de vaststelling van de Interimstructuurvisie heeft de provincie Noord-Brabant geanticipeerd op de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008. Deze wet verplicht overheden tot het opstellen van een ruimtelijke structuurvisie met inbegrip van een uitvoeringsagenda. Een structuurvisie bevat een overzicht van de ruimtelijke belangen en doelen van de betreffende overheidslaag en de hoofdlijnen van het te voeren ruimtelijk beleid. In de Uitvoeringsagenda 2008-2009 staat welke juridische, financiële en/of communicatieve instrumenten worden ingezet om het beleid in de structuurvisie te realiseren.

De hoofdlijnen van beleid als weergegeven in deze Interimstrucuurvisie komen grotendeels overeen met het beleid uit het streekplan 2002. Dit draagt er toe bij dat de focus op de uitvoering, zowel bij de provincie als bij haar partners, behouden blijft. Daarbij geldt dat het ruimtelijk beleid recent is vastgesteld (in 2002 en via uitwerkingen voor zowel het stedelijk als het landelijk gebied in 2004 en 2005).


afbeelding "i_NL.IMRO.0861.011400ZILVERBAAN-0303_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.011400ZILVERBAAN-0303_0006.png"

Conclusie

De Zilverbaan doorsnijdt de aanduiding GHS-natuur, zoals gedefinieerd in de interimstructuurvisie. Daarnaast is het gelegen binnen de stedelijke regio van Eindhoven.

Het voornemen past derhalve niet binnen het onderhavige provinciale beleid. Dat wil niet zeggen dat het voornemen niet kan worden gerealiseerd, er dient te worden voldaan aan elke voorwaarden die aan dit gebied worden toegekend. Dit aspect zal nader worden toegelicht in paragraaf 4.7 Flora en fauna van deze toelichting.

3.2.2 Paraplunota ruimtelijke ordening (2008)

Deze nota hangt nauw samen met de Interimstructuurvisie waarin de ruimtelijke belangen van de Provincie Noord-Brabant door Provinciale Staten zijn aangegeven en op hoofdlijnen in beleid zijn uitgewerkt. In de Interimstructuurvisie benoemen Provinciale Staten de uitgangspunten die zij van belang achten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Noord-Brabant. De Interimstructuurvisie is vervolgens gehanteerd als kaderstellend uitgangspunt voor de uitoefening van de bevoegdheden van Gedeputeerde Staten. Hiermee worden een aantal algemene zaken nader geconcretiseerd.

De Paraplunota heeft de status van beleidsregel als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht (art. 4:81, lid 1, Awb). Een dergelijk beleidsregel heeft betrekking op de afweging van belangen, de vaststelling van feiten en / of de uitleg van wettelijke voorschriften bij de uitoefening van bevoegdheden die het bestuursorgaan heeft.

De Paraplunota is met ingang van 1 juni 2010 ingetrokken. Dat betekent niet dat daarmee ook alle plannen en beleidsnota's die via de Paraplunota gebundeld waren vervallen zijn. Zij vormen niet langer het directe beoordelingskader voor gemeentelijke plannen. Met uitzondering van:

  • Beleidsregel Natuurcompensatie (2005)
  • Beleidsregel Ruimte-voor-ruimte 2006 (2005)


Conclusie

Net als in de Interimstructuurvisie, doorsnijdt het tracé van de WOR de Groene Hoofdstructuur natuur (GHS). Het betreft 'Overig bos- en natuurgebied'. Het voornemen past derhalve niet binnen dit beleid.

Dit beleid is komen te vervallen met het vaststellen van de Verordening Ruimte fase 1 (zie paragraaf 3.2.3). Daarnaast wordt er op dit moment gewerkt aan een Structuurvisie voor de provincie Noord-Brabant (zie paragraaf 3.2.4)

3.2.3 Verordening ruimte fase 1 (2010)

Op 23 april 2010 hebben Provinciale Staten de Verordening ruimte fase 1 vastgesteld. De onderwerpen die in de verordening staan komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. De verordening is daarbij een van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen. De regels in de verordening gelden voor gemeenten en niet rechtstreeks voor burgers.

Zo kan de provincie regels opstellen waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen: de provinciale planologische verordening. Door deze regels weten gemeenten al in een vroeg stadium waar ze aan toe zijn. De Verordening Ruimte fase 1 is op 1 juni 2010 in werking getreden.


In de Verordening Ruimte fase 1 spelen de volgende thema's een rol:

  • Stedelijk gebied
  • Ecologische hoofdstructuur
  • Waterberging
  • Integrale zonering
  • Glastuinbouw en glasboomteelt


Enkel de eerste twee thema's zijn van toepassing op het plangebied. Uit de themakaart Stedelijk gebied blijkt dat het plangebied is gelegen binnen de stedelijke regio met als aanduiding 'gebied integratie stad-land'. Uit de themakaart Ecologische hoofdstructuur blijkt dat een deel van het plangebied in het noorden en een deel van het plangebied in het zuiden de 'Ecologische hoofdstructuur' doorsnijdt.


Voor de ecologische hoofdstructuur geldt op basis van het Rijksbeleid (Nota Ruimte en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening) de verplichting tot instandhouding van de wezenlijke kernmerken en waarden van het gebied. Hiertoe geldt het zogenaamde "nee, tenzij"-regime. Dit betekent dat (nieuwe) plannen, projecten of handelingen niet zijn toegestaan indien zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant aantasten. Zolang een dergelijke aantasting niet plaatsheeft, is er vanwege de ecologische hoofdstructuur geen grond om de activiteit geen doorgang te laten vinden. Wel vindt er dan (nog) uiteraard een afweging plaats op ander (ruimtelijk) beleid of regelgeving.


Of de wezenlijke kenmerken worden aangetast, hangt af van de actuele en potentiële waarden van het gebied. Dat kunnen zijn: de natuurdoelen en -kwaliteit, geomorfologische en aardkundige waarden en processen, de waterhuishouding, kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, stilte, duisternis, openheid of juist geslotenheid en de landschapsstructuur. Is er sprake van een significant effect op de wezenlijke kenmerken dan kan een ingreep in beginsel alleen nog plaatsvinden als er sprake is van een groot openbaar belang en er geen alternatieven beschikbaar zijn (bij individuele ingrepen) of als een combinatie van plannen, projecten of handelingen per saldo tot een (kwantitatieve en kwalitatieve) versterking van de EHS leidt.


afbeelding "i_NL.IMRO.0861.011400ZILVERBAAN-0303_0007.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0861.011400ZILVERBAAN-0303_0008.jpg"

Conclusie

Provinciale natuurcompensatie op basis van de Beleidsregel natuurcompensatie is van toepassing op bestemmings-, wijzigings- en uitwerkingsplannen waarbij sprake is van aantasting van natuur- en landschappelijke waarden in de EHS. In de Verordening ruimte is de EHS als volgt opgebouwd:

  • EHS;
  • zoekgebied voor ecologische verbindingszone;
  • attentiegebieden EHS.


Het voornemen doorsnijdt een deel van de in de verordening aangduide 'EHS' (Ecologische hoofdstructuur). Hierbij vindt in beginsel aantasting plaats.

Volgens het gestelde in de Verordening Ruimte, fase 1 kan het college van burgemeester en wethouders Gedeputeerde Staten verzoeken om de begrenzing van de ecologische hoofdstructuur te wijzigen. Het voornemen om dit te doen maakt onderdeel uit van voorliggend bestemmingsplan en zal op worden genomen in bijlage 15. Voor een nadere motivering van het verzoek om herbegrenzing van de EHS zie bijlage 15. Daarnaast wordt in paragraaf 4.7 Flora en fauna nader op de compensatieverplichting ingegaan en is hiertoe een gebiedsvisie in het kader van de EHS-saldobenadering opgesteld en in bijlage 12 opgenomen.

Verder is in het kader van de aanduiding 'integratie stad-land' aan het college van Gedeputeerde Staten verzocht een ontheffing te verlenen voor voorliggend bestemmingsplan conform het gestelde in de verordening. Ten tijde van het ter inzage liggen van voorliggend ontwerp-bestemmingsplan is betreffend verzoek om ontheffing in behandeling bij het college van Gedeputeerde Staten. Nadat een ontheffingsbesluit door het college van Gedeputeerde Staten is genomen, zal deze in de toelichting van dit bestemmingsplan worden opgenomen.

3.2.4 Structuurvisie (2010)

De provincie werkt aan een nieuwe Structuurvisie RO. Gemeenten krijgen meer ruimte om afwegingen te maken. De provincie zet een aantal ontwikkelingen zelf in gang en stelt vooraf kaders aan gemeenten. De inspraakperiode van de ontwerp structuurvisie liep van 22 maart tot 10 mei 2010.

De ingediende inspraakreacties worden betrokken bij het opstellen van de definitieve structuurvisie. Voor de zomer van 2010 neemt Gedeputeerde Staten hierover een besluit. Besluitvorming in Provinciale Staten vindt plaats in het najaar van 2010.

De GHS en AHS, zoals vernoemd in de Interimstructuurvisie en Paraplunota ruimtelijke ordening (beiden uit 2008) bestaan niet meer. Hiervoor in de plaats zijn de EHS opgenomen in de Verordening ruimte fase 1 (zie hiervoor paragraaf 3.2.3) en de groenblauwe mantel, opgenomen in de Structuurvisie (2010). De groenblauwe mantel komt voor een groot deel overeen met de oude AHS-landschap en GHS-landbouw.

Zoals uit onderstaande afbeelding blijkt, is enkel de aanduiding 'gemengd agrarisch gebied' van toepassing op het plangebied.


afbeelding "i_NL.IMRO.0861.011400ZILVERBAAN-0303_0009.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0861.011400ZILVERBAAN-0303_0010.jpg"

Conclusie

In de nieuwe Structuurvisie (die nog niet is vastgesteld), wordt het gehele gebied aangeduid als 'gemengd agrarisch gebied'. Binnen het gemengd agrarisch gebied is naast ruimte voor de land- en tuinbouw ook ruimte voor de ontwikkeling van niet-agrarische functies. Dit kan door verbreding van agrarische activiteiten maar ook als zelfstandige functie, bijvoorbeeld op vrijkomende locaties. In de gebieden rondom steden en dorpen is daarbij meer ruimte voor de ontwikkeling van functies die zich richten op de inwoners van die kernen. Bestaande ontwikkelingsmogelijkheden worden in beginsel gerespecteerd. In deze clusters wil de provincie de aanwezige agrarische functie behoeden voor verstoring. Daarom wil de provincie dat de menging van functies in deze agrarische clusters beperkt blijft.

In de nieuwe Structuurvisie doorsnijdt dit deel van de Westelijke ontsluitingsroute niet het 'kerngebied groenblauw', waar in de interimstructuurvisie de GHS-natuur werd doorsneden.

De zogenaamde 'Groenblauwe mantel' is hiermee niet van toepassing op het plangebied.


Regionale natuur- en landschapseenheden (RNLE), zoals deze aangeduid zijn in de interimstructuurvisie en Paraplunota ruimtelijke ordening zijn niet van toepassing op het plangebied.