direct naar inhoud van 3.2 Provinciaal beleid
Plan: Oerle-Zuid, eerste fase Zilverackers
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0861.011300oerlezuid-0305

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (2010)

Provinciale Staten van provincie Noord-Brabant hebben op 1 oktober 2010 de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (SVRO) vastgesteld, waarin het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040) wordt beschreven. De structuurvisie is zelfbindend en geeft voor de opgenomen beleidsonderdelen het provinciale belang aan. De wijze waarop de provincie deze belangen behartigt is uitgewerkt in vier manieren van sturen: regionaal samenwerken, ontwikkelen, beschermen (o.a. via de Verordening ruimte) en stimuleren.

De SVRO is een strategisch plan voor de fysieke leefomgeving. Het strategisch beleid voor de fysieke omgeving in Noord-Brabant is nu beschreven in de Interim Structuurvisie Noord-Brabant (ISV). In deze interim structuurvisie zijn de (ruimtelijke) belangen en doelen van de provincie Noord-Brabant benoemd en op hoofdlijnen in beleid uitgewerkt. De ISV bevat in hoofdzaak bestaand ruimtelijk beleid, zoals is opgenomen in 'Brabant in Balans, Streekplan Noord-Brabant 2002'. Met het opstellen van de ISV heeft de provincie zich voorbereid op de inwerkingtreding van de Wro. De Structuurvisie Ruimtelijke Ontwikkeling, die op 1 januari 2011 in werking treedt, vervangt de Interim Structuurvisie Noord-Brabant.

De Voorontwerp Structuurvisie kent een aantal belangrijke beleidsaanpassingen ten opzichte van de Interim Structuurvisie. De aanpassingen hebben enerzijds betrekking op de gebiedsaanduidingen voor vooral het landelijk gebied maar ook op het toepassen van het principe van zorgvuldig ruimtegebruik (SVRO) in plaats van zuinig ruimtegebruik (ISV). Het doel van het principe zorgvuldig ruimtegebruik is zorgvuldig om te gaan met de beschikbare ruimte, ofwel het optimaal benutten van bestaande bebouwing voor nieuwe functies. Als desondanks toch nieuw ruimtebeslag nodig is dan moeten ruimtelijke ontwikkelingen de natuurlijke basis van het landschap respecteren en nieuwe kwaliteiten toevoegen, gebaseerd op de ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap.

Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik maakt de ontwikkeling van nieuwe (rode) functies in het buitengebied onder voorwaarden mogelijk. De voorwaarden zijn:

  • hergebruik of herschikking binnen bestaande gebruiksruimte is niet mogelijk.
  • aantasting van de basiskwaliteit (bodem en water) en verlies aan ecologische, cultuurhistorisch en landschappelijke waarden worden voorkomen (omgevingstoets).
  • bij het aansnijden van nieuwe ruimte wil de provincie dat de ruimtelijke ontwikkeling een impuls geeft aan het landschap.

Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik is van toepassing op zowel het stedelijk als landelijk gebied. Voor (planmatige) stedelijke ontwikkelingen is dit principe al uitgewerkt in de Verordening ruimte fase 1, waarin de toepassing van de zogenaamde SER-ladder1 en de rood-met-groen regeling2 is neergelegd. Voor overige ruimtelijke ontwikkelingen in het landelijke gebied is dit principe nu neergelegd in de SVRO, waarbij is aangegeven dat het principe van zorgvuldig ruimtegebruik wordt uitgewerkt in de Verordening ruimte fase 2. Voor de ontwikkeling van dit plan, een planmatige stedelijke ontwikkeling die al in eerdere provinciale en regionale plannen is opgenomen, is de Verordening ruimte fase 1 kaderstellend.

1 De SER-ladder geeft aan hoe om dient te worden gegaan met het inpassen van de ruimtebehoeften voor de functies wonen, bedrijvigheid en infrastructuur. De SER stelt het volgende denkmodel voor: 1. Herstructurering van bestaand ruimtegebruik, 2. Meervoudig ruimtegebruik, 3. Uitbreiding ruimtegebruik met zorgvuldige locatiekeuze en investering in landschappelijke kwaliteit.

2 De rood-met-groen regeling stelt dat wanneer uitbreiding van het stedelijk ruimtebeslag ten koste van het buitengebied onontkoombaar is, deze gepaard moet gaan met een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit elders in het buitengebied.

De provincie onderscheidt in de SVRO vier robuuste structuren:

  • De groenblauwe structuur, waarin de natuurterreinen, landbouwgebieden met natuur- en landschapswaarden en waterbergingsgebieden in één samenhangende aangesloten structuur zijn ondergebracht.
  • De agrarische structuur: die bestaat uit de agrarische productieruimte zoals landbouwontwikkelingsgebieden, glastuinbouwvestigingsgebieden en boomteeltgebieden en die delen van het buitengebied waar de landbouw leidend is. Binnen de agrarische structuur onderscheidt de provincie twee ontwikkelingsperspectieven: gemengd agrarisch gebied en zoekruimte primair agrarisch gebied.
  • De stedelijke structuur: die bestaat uit samenhangende stedelijke concentraties voor wonen, werken en voorzieningen.
  • De infrastructuur: die bestaat uit onder meer het hoofdwegennet, het spoornetwerk, vaarwegennetwerk, vliegveld Eindhoven en vooral de (multimodale) knopen in die netwerken.

Samen vormen deze robuuste structuren de provinciale ruimtelijke hoofdstructuur. In onderstaande afbeelding is de ruimtelijke hoofdstructuur in de omgeving van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.011300oerlezuid-0305_0006.png"

De kaartelementen uit deze structuurkaart zijn bewust grootschalig (abstract) weergegeven. Uit bovenstaand figuur, een uitsnede van de Structurenkaart van de SVRO, blijkt dat het plangebied is aangeduid als bestaand stedelijk (concentratie)gebied c.q. als zoekgebied voor verstedelijking i.c.m. gemengd landelijk gebied. Er is geen sprake van een overlap met gebieden uit de Groenblauwe Structuur.

Resumé

Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik is toegepast in de ontwikkeling van de plannen voor Zilverackers, waaronder deze zuidelijke uitbreiding van Oerle. In o.a. hoofdstuk 2 (voornemen), hoofdstuk 4 (milieuhygiënische en planologische aspecten) en hoofdstuk 6 (juridische planopzet) van deze toelichting is beschreven hoe de aantasting van kwaliteiten (bodem en water) en het verlies aan ecologische, cultuurhistorisch en landschappelijke waarden wordt voorkomen.

In het Masterplan Veldhoven-West, de Structuurvisie Zilverackers, het stedenbouwkundig plan Oerle-Zuid en in de gebiedsvisie landschap Zilverackers is aangegeven hoe de ontwikkeling van woningen, nieuwe infrastructuur en voorzieningen gepaard gaat met het geven aan een impuls aan het landschap in en rondom het plangebied van dit bestemmingsplan.

In onder andere de MER Veldhoven-West, de regionale plannen (Regionaal Structuurplan, Uitwerkingsplan streekplan) en de MER gekoppeld aan de lokatiekeuze voor woningbouw en bedrijventerreinen in het westelijk deel van de stadsregio Eindhoven-Helmond (MER WEST), is beschreven waarom nieuw ruimtebeslag nodig is en hoe is gekomen tot deze locatiekeuze, rekening houdend met de kwaliteiten en waarden in het buitengebied.

De ontwikkeling van Oerle-Zuid past binnen de structuren zoals weergeven in de SVRO.

3.2.2 Verordening ruimte fase 1 (2010)

Op 23 april 2010 hebben Provinciale Staten de Verordening ruimte fase 1 vastgesteld. De onderwerpen die in de verordening staan komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. De verordening is daarbij een van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen. De regels in de verordening gelden voor gemeenten en niet rechtstreeks voor burgers.

Zo kan de provincie regels opstellen waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen: de provinciale planologische verordening. Door deze regels weten gemeenten al in een vroeg stadium waar ze aan toe zijn. De Verordening Ruimte fase 1 is op 1 juni 2010 in werking getreden.


In de Verordening Ruimte fase 1 spelen de volgende thema's een rol:

  • Stedelijk gebied
  • Ecologische hoofdstructuur
  • Waterberging
  • Integrale zonering
  • Glastuinbouw en glasboomteelt


De eerste twee thema's zijn van toepassing op het plangebied. Uit de themakaart Stedelijk gebied blijkt dat het plangebied is gelegen binnen de stedelijke regio met als aanduiding 'stedelijk gebied' voor het deel waar woningbouw wordt gerealiseerd en 'gebied integratie stad-land' voor het deel waar groen (park) wordt gerealiseerd. Uit de themakaart Ecologische hoofdstructuur blijkt dat het stedenbouwkundig plan voor een klein deel binnen de 'Ecologische hoofdstructuur' valt.

Door de geplande situering van de verlengde Heerbaan is sprake van enige mate van aantasting van de EHS. Bij aantasting van de EHS moet een gemeente een verzoek om herbegrenzing doen. Dit zal in paragraaf 4.10 nader worden belicht.

Daarnaast is deze weg gesitueerd in de aanduiding 'integratie stad-land'. Het beleid stelt dat hiervoor aan het college van Gedeputeerde Staten moeten worden verzocht een ontheffing te verlenen voor voorliggend bestemmingsplan conform het gestelde in de verordening. Uit overleg met de provincie (zie ook het gestelde in hoofdstuk 7) komt echter naar voren dat deze aanduiding door Provinciale Staten bij besluit van 10 december 2010 zal worden aangepast in 'stedelijk gebied'. Hierdoor hoeft er dus geen ontheffing te worden aangevraagd, aangezien alle stedelijke ontwikkelingen binnen het 'stedelijk gebied' plaatsvinden.

In wezen is in de Verordening ruimte al rekening gehouden met de realisatie van het stedenbouwkundig plan Oerle-Zuid, immers het is reeds aangeduid als stedelijk gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0861.011300oerlezuid-0305_0007.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0861.011300oerlezuid-0305_0008.png"


afbeelding "i_NL.IMRO.0861.011300oerlezuid-0305_0009.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0861.011300oerlezuid-0305_0010.png"

Resumé

He voornemen ligt c.q. komt te liggen binnen de aanduiding "stedelijk gebied" en sluit daardoor goed aan bij de beoogde functies.

3.2.3 Waterschapsbeleid

Waterbeheerplan II, "Door water gedreven"

Het Waterbeheersplan II is een concretisering van het Provinciaal Waterhuishoudingsplan II. Voor het gehele beheersgebied van Waterschap De Dommel wordt gestreefd naar de realisatie van een bepaald basisniveau van de waterhuishoudkundige situatie.

De algemene milieukwaliteit (AMK) vormt het beheersuitgangspunt voor in principe al het oppervlaktewater en de bijbehorende waterbodem. Daarnaast zijn er specifieke waterkwaliteitsdoelstellingen voor waterhuishoudkundige systemen met de functie waternatuur en viswater. Daartoe geschikte wateren moeten voldoen aan de wettelijke kwaliteitsdoelstellingen voor zwemwater.

Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan het realiseren van een duurzame watervoorziening, het verbeteren van de waterhuishoudkundige voorwateren, verbetering van de waterkwaliteit, de inrichting, het beheer en onderhoud van watergangen en het omgaan met water in bebouwd gebied.

Kadernota Stedelijk Water, "Water om op te bouwen"

De Kadernota Stedelijk Water geeft de visie weer van het Waterschap waarin water in het stedelijk gebied, zoveel als realistisch haalbaar, als integraal onderdeel deel uitmaakt van en een bijdrage levert aan een duurzaam en veerkrachtig regionaal watersysteem. Om dit te realiseren worden maatregelen opgesteld die bijdragen aan natuurlijk, voldoende en schoon water, aan schone waterbodem, droge voeten en aan mooi water. Een duurzaam afvalwatersysteem wordt gerealiseerd door het sluiten van een afvalwaterakkoord, het leveren van een basisinspanning, het beschikbaar stellen van een afkoppelbijdrage in bestaand stedelijk gebied of nieuw stedelijk gebied.


Het gaat hierbij om de principes:

  • gescheiden houden van vuil water en schoon hemelwater;
  • doorlopen afwegingstappen hergebruik, infiltratie, buffering en afvoer;
  • hydrologisch neutraal bouwen;
  • water als kans;
  • meervoudig ruimtegebruik;
  • materiaalgebruik.

Keur oppervlaktewateren

In het plangebied is Waterschap De Dommel de waterbeheerder. Dit betekent dat het waterschap verantwoordelijk is voor de waterhuishoudkundige verzorging (waterkwaliteit en waterkwantiteit) binnen het plangebied.


Een van de instrumenten van het waterschap om deze taak uit te oefenen is de Keur. De Keur kent gebods- en verbodsbepalingen die erop gericht zijn watergangen te beschermen. Zo is het in bepaalde gevallen verboden om zonder vergunning water te lozen of te onttrekken aan oppervlaktewater. Ook legt de Keur in sommige gevallen aan burgers een onderhoudsplicht op. Daarnaast mag men zonder Keurontheffing geen activiteiten ontplooien of bouwwerken plaatsen die het onderhoud aan watergangen kunnen belemmeren.

Resumé

In het onderhavig bestemmingsplan zijn de genoemde doelstellingen en principes op gebied van water toegepast.