direct naar inhoud van Artikel 8 Wonen
Plan: Oerle-Zuid, eerste fase Zilverackers
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0861.011300OERLEZUID-0401

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Wonen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. nutsvoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. verkeersontsluitingen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. in- en uitritten;

een en ander met de daarbij behorende voorzieningen zoals tuinen en erven.

8.2 Bouwregels

Op de voor 'Wonen' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd woningen en daarbij behorende andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde alsmede nutsvoorzieningen.

8.2.1 Gebouwen - algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen ter plaatse van de aanduiding 'Bouwvlak', 'Bijgebouwen', 'Specifieke bouwaanduiding - andere gebouwen toegestaan', 'Onderdoorgang', 'Specifieke bouwaanduiding - bebouwingsaccent', 'Specifieke bouwaanduiding - kapelwoning, tevens bebouwingsaccent' toegestaan. Een en ander met dien verstande dat het bouwvlak met maximaal 1 meter mag worden overschreden ten behoeve van een luifel; deze luifel mag niet meer dan 1 meter uitsteken voor de voorgevel van het hoofdgebouw.
  • b. kelders zijn toegestaan overal waar gebouwen zijn toegestaan, mits het bebouwingspercentage niet wordt overschreden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke bouwaanduiding - kapelwoning, tevens bebouwingsaccent' geldt voorts dat deze woning van een accent in de bebouwing moet worden voorzien in de vorm van een torentje met spits;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'Onderdoorgang' is een onderdoorgang toegestaan, waarbij voldaan wordt aan de volgende eisen:
    • 1. de onderdoorgang heeft een vrije hoogte van ten minste 3,5 meter en een vrije doorgangsbreedte van ten minste 3,5 meter.
    • 2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 meter;
    • 3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 meter.
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke bouwaanduiding - bebouwingsaccent' dient een bebouwingsaccent te worden aangebracht. De maximale goothoogte mag ter plaatse van de aanduiding 'bebouwingsaccent' worden overschreden met maximaal 3 meter.

8.2.2 Woningen - het hoofdgebouw bij woningtypen vrijstaand, twee-aaneen en aaneengebouwd

Voor het bouwen van woningen c.q. het hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand', 'twee-aaneen' en 'aaneengebouwd', gelden de volgende regels:

  • a. voldaan moet worden aan het ter plaatse op de verbeelding aangegeven woningtype;
  • b. voldaan moet worden aan de ter plaatse op de verbeelding aangegeven maatvoeringseisen, met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte wordt geacht in overeenstemming te zijn met de op de verbeelding voorgeschreven goothoogte, indien per gevel ten minste 60% daaraan voldoet;
    • 2. de dakhelling wordt geacht in overeenstemming te zijn met de op de verbeelding voorgeschreven dakhelling indien minimaal 75% van het dak daaraan voldoet danwel wanneer minimaal 25% van het dak hieraan voldoet en het overige deel van dat dak niet waarneembaar is vanaf de aanzichten.
  • c. de bebouwde oppervlakte van het hoofdgebouw van de woning mag niet minder bedragen dan 50% van het bouwvlak;
  • d. binnen een bestemmingsvlak mag het aantal woningen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ('maximum aantal wooneenheden') op de verbeelding is aangegeven;
  • e. het hoofdgebouw dient met de hoofdvoorgevel in of evenwijdig aan en achter de gevellijn gebouwd te worden, met dien verstande dat de afstand van deze gevel tot de voorgevellijn maximaal 2 m mag bedragen en dat de hoofdvoorgevel met maximaal 20° ten opzichte van de voorgevellijn mag verdraaien.

8.2.3 Woningen - woningtype gestapeld

Voor het bouwen van woningen c.q. het hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' (meergezinswoningen), gelden de volgende regels:

  • a. binnen een bestemmingsvlak mag het aantal woningen (appartementen) niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ('maximum aantal wooneenheden') op de verbeelding is aangegeven;
  • b. voldaan moet worden aan de ter plaatse op de verbeelding aangegeven maatvoeringseisen, met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte wordt geacht in overeenstemming te zijn met de op de verbeelding voorgeschreven goothoogte, indien per gevel ten minste 60% daaraan voldoet;
    • 2. de dakhelling wordt geacht in overeenstemming te zijn met de op de verbeelding voorgeschreven dakhelling indien minimaal 75% van het dak daaraan voldoet danwel wanneer minimaal 15% van het dak hieraan voldoet en het overige deel van dat dak niet waarneembaar is vanaf de aanzichten;
    • 3. voor zover het alle zijden van het bouwvlak geheel worden begeleid door de aanduiding 'gevellijn' de kap naar alle zijden toe een helling van ten minste 40° en ten hoogste 80° dient te hebben; het afgeplatte deel van de kap of een mansardekap worden in dit geval buiten beschouwing gelaten bij het bepalen van de goothoogte.

8.2.4 Andere gebouwen bij woningen in woningtype vrijstaand, twee-aaneen en aaneengebouwd

Voor andere gebouwen bij woningen in woningtype vrijstaand, twee-aaneen en aaneengebouwd gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte aan andere gebouwen mag per bouwperceel maximaal 75 m² bedragen; bovendien geldt voor andere gebouwen ter plaatse van de aanduiding bouwvlak, dat deze niet worden meegeteld tot maximaal 1/3 van de oppervlakte van het hoofdgebouw.
  • b. andere gebouwen dienen gesitueerd te worden achter de naar de bestemming 'Verkeer' gekeerde begrenzingslijn van het vlak 'bijgebouwen' alsmede het verlengde van deze begrenzingslijn.
  • c. de goot- respectievelijk bouwhoogte van een ander gebouw mag niet meer bedragen dan 4 m respectievelijk 7 m;
  • d. voor zover de andere gebouwen van een kap voorzien worden, mag de dakhelling daarvan niet meer bedragen dan de dakhelling van het hoofdgebouw waarbij het andere gebouw hoort;
  • e. in afwijking van hetgeen overigens in deze planregels is bepaald, is, eventueel met overschrijding van de op de verbeelding aangegeven gevellijn een aangebouwd ander gebouw aan de hoofdvoorgevelzijde van het hoofdgebouw toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de breedte van het ander gebouw mag niet meer bedragen dan de breedte van het hoofdgebouw;
    • 2. de bouwhoogte van het ander gebouw mag niet meer dan 7 m bedragen;
    • 3. de diepte van het ander gebouw mag niet meer dan 2 m bedragen, mits de diepte van de tuin, gelegen vóór het aan de gevelijn aangebouwde ander gebouw, als gevolg daarvan niet minder dan 2 m zal bedragen.

Een en ander met dien verstande dat de in dit lid bedoelde overschrijding van de gevellijn ook om de hoek mag worden doorgezet waarbij de overschrijding niet meer dan 2 m mag bedragen en de totale oppervlakte van de overschrijding mag niet meer bedragen dan 1,5 x de breedte van de hoofdvoorgevel; hierbij geldt bovendien dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 2 m dient te bedragen.

8.2.5 Andere gebouwen op bijzondere locaties

In afwijking van artikel 8.2.4 sub b mogen andere gebouwen ook worden gebouwd in gebieden met de aanduiding 'Specifieke bouwaanduiding - andere gebouwen toegestaan'; deze andere gebouwen worden niet gerekend bij de bebouwde oppervlakte van andere gebouwen, zoals deze is opgenomen in artikel 8.2.4 sub a. Voorts geldt dat de goot- respectievelijk bouwhoogte van een ander gebouw niet meer mag bedragen dan 4 m respectievelijk 7 m.

8.2.6 Gebouwen van openbaar nut

Van gebouwen van openbaar nut mag de bebouwde oppervlakte niet meer dan 10 m², de goothoogte niet meer dan 4 m en de bouwhoogte niet meer dan 7 m bedragen.

8.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

Bouwwerk, geen gebouw zijnde   bouwhoogte maximaal  
Antenne-installaties, voor zover gelegen achter de gevellijn  
15 m  
Licht- en andere masten   8 m  
Pergola's   2,70 m  
Terreinafscheidingen en overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, voor de gevellijn  
1 m  
Terreinafscheidingen en overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, achter de gevellijn of wanneer geen gevellijn aanwezig is  

2 m  
Muur ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke bouwaanduiding - muur'   1,6 m  
Muur-vormige poortjes ter plaatse van de aanduidingen ''ander gebouw' oen 'onderdoorgang'   3,5 m  
Schotelantennes   zie artikel 8.2.8  

8.2.8 Schotelantennes

Schotelantennes zijn niet toegestaan.

8.2.9 Toegang parkeergarage

Ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke bouwaanduiding - toegang parkeergarage' is een toegang tot een ondergrondse parkeergarage toegestaan.

8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Situering elders van andere gebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.1 sub a en 8.2.4 sub b teneinde andere gebouwen op een andere locatie te situeren binnen het bestemmingsvlak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
  • c. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
  • d. de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen.
  • e. het parkeren blijft volledig op eigen terrein plaatsvinden.

8.3.2 Overschrijding luifel tot 2 meter toestaan

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.1 sub a teneinde in geval gebruik gemaakt wordt van de in lid 8.2.4sub e onder 3 geboden mogelijkheid voor het oprichten van een aangebouwd ander gebouw aan de voorgevel van het hoofdgebouw aansluitend aan dit ander gebouw tevens een overschrijding ten behoeve van een luifel toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de diepte van het ander gebouw mag niet meer dan 2 m bedragen, mits de diepte van de tuin, gelegen vóór het aan de gevelijn aangebouwde ander gebouw, als gevolg daarvan niet minder dan 2 m zal bedragen.
  • b. de breedte van de luifel mag niet meer bedragen dan de breedte van het hoofdgebouw;
  • c. de bouwhoogte van de luifel mag niet meer dan het ander gebouw mag niet meer dan 7 m bedragen.

8.3.3 Bebouwingsaccent elders toestaan

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.1 sub e teneinde op plekken waar de aanduiding 'Specifieke bouwaanduiding - bebouwingsaccent' niet is opgenomen alsnog een bebouwingsaccent toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
  • c. de stedenbouwkundige en architectonische bedoeling van het bebouwingsaccent wordt niet onevenredig aangetast;
  • d. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen is niet hoger dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.

8.3.4 Afwijkende maatvoering hoofdgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.2 sub b en 8.2.3 sub b teneinde de op de verbeelding aangegeven minimum en maximum maatvoeringeisen met maximaal te onderschrijden of te overschrijden, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
  • c. de stedenbouwkundige eenheid in het bebouwingsbeeld en het straatbeeld worden niet onevenredig aangetast;
  • d. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen is niet hoger dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.

8.3.5 Grotere maatvoering gebouwen van openbaar nut

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.6 teneinde ten behoeve van gebouwen van openbaar nut een bebouwde oppervlakte van maximaal 15 m² toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
  • c. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
  • d. de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen.

8.3.6 Afwijkende maatvoering bouwwerken geen gebouwen zijnde

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.7 voor:

  • a. het bouwen van terreinafscheidingen tot een hoogte van maximaal 2 m vóór de gevellijn;
  • b. het bouwen van antenne-installaties tot een hoogte van maximaal 40 m;
  • c. het bouwen van vrijstaande licht- en andere masten en overige bouwwerken geen gebouwen zijnde met een grotere hoogte;
  • d. het bouwen van terreinafscheidingen in aansluiting op een ander gebouw tot een hoogte van maximaal 4 meter, daar waar andere gebouwen zijn toegestaan.


Een en ander met inachtneming van de volgende regels:

  • 1. tegen deze hoogte bestaan geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
  • 2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • 3. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
  • 4. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden.

8.3.7 Schotelantenne

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.8 voor het plaatsen van schotelantennes achter de voorgevel, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de schotelantenne is noodzakelijk voor het verzenden of ontvangen van signalen, waarvan de wenselijke verzending/ontvangst niet op een andere wijze mogelijk is;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, met name de ongestoorde verzending en ontvangst van signalen, worden niet onevenredig aangetast;
  • c. de architectonische en/of cultuurhistorische waarden in de omgeving worden niet onevenredig aangetast;
  • d. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
  • e. de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in gevaar.

8.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de gronden en/of opstallen binnen de bestemming "Wonen" ten behoeve van:
    • 1. zelfstandige bewoning, voor zover het betreft andere gebouwen;
    • 2. afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft andere gebouwen;
    • 3. standplaats voor onderkomens.
  • b. In afwijking van het bepaalde in sub a onder 3 wordt niet als strijdig gebruik beschouwd het gebruik van gronden en/of opstallen als standplaats voor caravans, kampeerauto's en tenten indien gelijktijdig niet meer dan één caravan of kampeerauto en/of één tent per bouwperceel wordt c.q. worden geplaatst en deze niet wordt/worden gebruikt voor permanente bewoning.
  • c. Het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep of aan huis verbonden bedrijf is toegestaan wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. de woonfunctie van de woning dient behouden te blijven;
    • 2. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning (en de andere gebouwen) tot ten hoogste 50 m² mag in totaal worden gebruikt voor deze aan huis verbonden functies;
    • 3. de bebouwing dient te blijven voldoen aan de inrichtingseisen, zoals deze voortvloeien uit de gemeentelijke Bouwverordening en het Bouwbesluit;
    • 4. degene die de activiteiten in de woning en/of in de bij de woning behorende andere gebouwen, dient tevens de hoofdbewoner van de woning te zijn;
    • 5. het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet gebruikt worden ten behoeve van de uitoefening van het aan huis verbonden beroep/bedrijf, met uitzondering van extra parkeergelegenheid;
    • 6. de voor het bouwperceel geldende regels inzake de maatvoering en situering van bebouwing blijven onverkort van kracht;
    • 7. het woon- en leefmilieu mag niet onevenredig worden belast, ook niet door een cumulatie van activiteiten; Voor aan huis verbonden bedrijven betekent dit in ieder geval dat:
      • geen afwijking is toegestaan voor activiteiten die omgevingsvergunning voor het oprichten of veranderen van de milieu-inrichting plichtig dan of meldingplichtig zijn in het kader van het Activiteitenbesluit milieubeheer;
      • alleen zijn toegestaanactiviteiten die vallen onder maximaal categorie 2 van de Staat van inrichtingen ten behoeve van aan huis verbonden bedrijven(bijlage 1);
    • 8. door degene die de activiteit gaat ontplooien, dient te worden aangetoond dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied;
    • 9. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met het aan huis verbonden beroep/bedrijf.
  • d. Parkeren op eigen terrein is uitsluitend toegestaan:
    • 1. indien het parkeren plaatsvindt naast de zijgevel van de woning en het verlengde daarvan, mits de afstand tussen de zijgevel en de zijdelingse perceelgrens minimaal 2,5 meter bedraagt.
      Een en ander mits:
      • hierdoor de verkeersveiligheid en/of de verkeersafwikkeling niet in gevaar komt;
      • de openbare groenvoorziening niet op een voor het straatbeeld onaanvaardbare wijze wordt aangetast;
      • geen vermindering van het parkeerareaal plaatsvindt;
      • het woon- en leefklimaat niet op onaanvaardbare wijze wordt verstoord.

8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.5.1 Afhankelijke woonruimte

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.4 sub a onder 2 en toestaan dat een ander gebouw wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte mag niet meer dan 75 m2 bedragen;
  • d. er ontstaat geen zelfstandige woning.

8.5.2 Vergroting oppervlak aan huis verbonden beroep / bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.4 sub c onder 2 voor de vergroting van het toegestane vloeroppervlak voor een aan huis verbonden beroep of aan huis gebonden bedrijf apart of tezamen tot in totaal ten hoogste 75 m², met inachtneming van de volgende regels:

  • a. ten aanzien van verkeer en parkeren dient het volgende in acht genomen te worden:
    • 1. het aantal parkeerplaatsen op eigen erf (al dan niet inpandig) mag niet afnemen, tenzij deze parkeerplaatsen in de onmiddellijke nabijheid worden gecompenseerd;
    • 2. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving, gelet op de stedenbouwkundige structuur hiervan;
  • b. het woon- en leefmilieu mag niet onevenredig worden belast, ook niet door een cumulatie van activiteiten; Voor aan huis verbonden bedrijven betekent dit in ieder geval dat:
    • 1. geen afwijking is toegestaan voor activiteiten die omgevingsvergunning voor het oprichten of veranderen van de milieu-inrichting plichtig dan of meldingplichtig zijn in het kader van het Activiteitenbesluit milieubeheer;
    • 2. deze afwijking alleen is toegestaan voor activiteiten die vallen onder maximaal categorie 2 van de Staat van inrichtingen ten behoeve van aan huis verbonden bedrijven (bijlage 1);
  • c. door de aanvrager wordt schriftelijk aangetoond dat dat geen hinder naar de omgeving zal ontstaan;
  • d. de bebouwing dient te blijven voldoen aan de inrichtingseisen, zoals deze voortvloeien uit de gemeentelijke Bouwverordening en het Bouwbesluit;
  • e. degene die de activiteiten in de woning en/of in de bij de woning behorende andere gebouwen, dient tevens de hoofdbewoner van de woning te zijn;
  • f. het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet gebruikt worden ten behoeve van de uitoefening van het aan huis verbonden beroep/bedrijf, met uitzondering van extra parkeergelegenheid;
  • g. de voor het bouwperceel geldende regels inzake de maatvoering en situering van bebouwing blijven onverkort van kracht;
  • h. door degene die de activiteit gaat ontplooien, dient te worden aangetoond dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied;
  • i. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met het aan huis verbonden beroep/bedrijf.

8.5.3 Andere vorm van aan huis verbonden bedrijf tot een oppervlakte van 75 m2 toestaan

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken

van het bepaalde in artikel 8.4 sub c voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf dat uit een oogpunt van invloed op het woon- en leefmilieu vergelijkbaar is met de in artikel 8.4 sub c bedoelde aan huis verbonden bedrijven alsmede voor kinderopvang:

  • a. de woonfunctie van de woning dient behouden te blijven;
  • b. het vloeroppervlak voor een aan huis verbonden beroep of aan huis gebonden bedrijf apart of tezamen mag niet meer bedragen dan in totaal ten hoogste 75 m²;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b geldt voor kinderopvang als aan huis verbonden bedrijf dat maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning (en de andere gebouwen) tot ten hoogste 40 m² mag worden gebruikt voor de kinderopvang; voorts mogen per woning (en de andere gebouwen) maximaal 9 kinderen worden opgevangen;
  • d. ten aanzien van verkeer en parkeren dient het volgende in acht genomen te worden:
    • 1. het aantal parkeerplaatsen op eigen erf (al dan niet inpandig) mag niet afnemen, tenzij deze parkeerplaatsen in de onmiddellijke nabijheid worden gecompenseerd;
    • 2. de activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving, gelet op de stedenbouwkundige structuur hiervan;
  • e. het woon- en leefmilieu mag niet onevenredig worden belast, ook niet door een cumulatie van activiteiten; Dit betekent in ieder geval dat:
    • 1. geen afwijking is toegestaan voor activiteiten die omgevingsvergunning voor het oprichten of veranderen van de milieu-inrichting plichtig dan of meldingplichtig zijn in het kader van het Activiteitenbesluit milieubeheer;
    • 2. deze afwijking alleen is toegestaan voor activiteiten die vergelijkbaar zijn met de activiteiten die vallen onder maximaal categorie 2 van de Staat van inrichtingen ten behoeve van aan huis verbonden bedrijven (bijlage 1) waaronder mede begrepen kinderopvang;
  • f. door de aanvrager wordt schriftelijk aangetoond dat dat geen hinder naar de omgeving zal ontstaan;
  • g. de bebouwing dient te blijven voldoen aan de inrichtingseisen, zoals deze voortvloeien uit de gemeentelijke Bouwverordening en het Bouwbesluit;
  • h. degene die de activiteiten in de woning en/of in de bij de woning behorende andere gebouwen, dient tevens de hoofdbewoner van de woning te zijn;
  • i. het onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet gebruikt worden ten behoeve van de uitoefening van het aan huis verbonden bedrijf, met uitzondering van extra parkeergelegenheid;
  • j. de voor het bouwperceel geldende regels inzake de maatvoering en situering van bebouwing blijven onverkort van kracht;
  • k. door degene die de activiteit gaat ontplooien, dient te worden aangetoond dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied;
  • l. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met het aan huis verbonden beroep/bedrijf.

8.5.4 Parkeren in voortuin

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 8.4 sub d en toestaan dat in de voortuin wordt geparkeerd, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. dit is alleen toegestaan voor inpandige garages;
  • b. de voortuin dient ten minste 6 meter diep te zijn;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
  • e. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
  • f. de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen.

8.6 Wijziging
8.6.1 Wijzigen naar ander woningtype

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het woningtype om te zetten in een ander woningtype, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het ter plaatse aanwezige aantal woningen blijft gelijk;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
  • d. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen is niet hoger dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  • f. de regels van Artikel 8 blijven van toepassing, met dien verstande dat de op de verbeelding aangegeven maatvoeringseisen met maximaal 25% mogen worden verhoogd of verlaagd.

8.6.2 Wijzigen naar Wonen - Bijzonder wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, deze bestemming om te zetten in de bestemming "Wonen - Bijzonder wonen", met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er zijn geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
  • d. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen is niet hoger dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.

8.6.3 Wijzigen verplaatsen aanduiding 'Specifieke bouwaanduiding - bebouwingsaccent'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de aanduiding 'Specifieke bouwaanduiding - bebouwingsaccent' met maximaal 5 meter te verplaatsen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
  • c. de stedenbouwkundige en architectonische bedoeling van het bebouwingsaccent wordt niet onevenredig aangetast;
  • d. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen is niet hoger dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  • f. de regels van Artikel 8 blijven van toepassing.

8.6.4 Wijzigen bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de aanduiding 'Bouwvlak' met maximaal 5 meter te verruimen of te verkleinen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er zijn geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
  • d. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen is niet hoger dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  • f. de regels van Artikel 8 blijven van toepassing.

8.6.5 Wijzigen toevoegen aanduiding onderdoorgang

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de aanduiding 'onderdoorgang' toe te voegen op de verbeelding, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er zijn geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
  • d. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de regels van Artikel 8 blijven van toepassing.

8.6.6 Wijzigen toevoegen 'specifieke bouwaanduiding - andere gebouwen toegestaan'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de aanduiding 'Specifieke bouwaanduiding - andere gebouwen toegestaan' toe te voegen op de verbeelding, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er zijn geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
  • d. het woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • e. de regels van Artikel 8 blijven van toepassing.