direct naar inhoud van Artikel 3 Groen - Landschappelijk
Plan: Oerle-Zuid, eerste fase Zilverackers
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0861.011300OERLEZUID-0401

Artikel 3 Groen - Landschappelijk

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Groen - Landschappelijk ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. beplantingen;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. een hondenuitlaatplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - hondenuitlaatplaats" alsmede binnen een afstand van 10 meter uit deze aanduiding;
  • d. geluidwerende voorzieningen;
  • e. een geluidwal ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidswal';
  • f. tevens een aarden wal ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - aarden wal";
  • g. kunstuitingen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. flora- en faunavoorzieningen;
  • k. beschermd gebied waterhuishouding ter plaatse van de aanduiding “milieuzone - beschermd gebied waterhuishouding”;
  • l. de aanzet van de brug ten behoeve van de brug zoals die mogelijk wordt gemaakt binnen de bestemming 'Verkeer' ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - brug';
  • m. tevens waterberging ter plaatse van de aanduiding "waterberging";

een en ander met de daarbij behorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Groen - Landschappelijk' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

bouwwerk, geen gebouw zijnde   bouwhoogte maximaal  
bewegwijzeringen   8 m  
licht- en andere masten   8 m  
antenne-installaties   8 m  
kunstuitingen   6 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   4 m  

Een en ander met dien verstande dat de bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van hondenuitlaatplaatsen alleen mogen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - hondenuitlaatplaats' en binnen een afstand van 10 m uit deze aanduiding.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Antenne-installaties tot 40 meter

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 voor het bouwen van antenne-installaties tot een hoogte van maximaal 40 m, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. tegen de nieuw toegestane bouwhoogte bestaan geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  • c. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden.

3.3.2 Uitkijktoren

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2 teneinde maximaal één uitkijktoren toe te staan binnen deze bestemming, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van de toren mag niet meer bedragen dan 15 meter;
  • b. de landschapswaarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

3.3.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 voor het het bouwen van bewegwijzering, licht- en andere masten en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere hoogte, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. tegen de nieuw toegestane bouwhoogte bestaan geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • c. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Verharde paden mogen uitsluitend ontsloten worden ter plaatse van of in de directe nabijheid van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - indicatieve ontsluiting langzaamverkeer'. Halfverharde en onderharde paden zijn overal toegestaan.