Artikel 6 Algemene gebruiksregels
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Bijlagen:
Bijlage 1: lijst aan huis-verbonden-beroepen
Bijlage 2: lijst aan huis-verbonden-bedrijven
In deze regels wordt verstaan onder:
het bestemmingsplan ‘Oerle herziening Paleisstraat’ met identificatienummer NL.IMRO.0861.BP00016-0401 van de gemeente Veldhoven.
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen.
de uitoefening van een beroep aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt.
het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke –geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen– bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woningen en/of de daarbij behorende bijgebouwen, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt, ter plaatse kan worden uitgeoefend.
een aan een hoofdgebouw toegevoegde, afzonderlijke ruimte die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm) ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
achtergevel:
de gevel van een hoofdgebouw, die is gesitueerd tegenover de voorgevel van het betreffende hoofdgebouw.
een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht.
antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
antennedrager:
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
bebouwingspercentage:
een in de regels of verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bepaald gebied aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met gebouwen, overkappingen en carports. Kelders en ondergrondse ruimten tellen niet mee voor de bepaling van de bebouwde oppervlakte, voorzover zij geheel onder het maaiveld zijn gesitueerd.
bedrijf:
een onderneming gericht op het produceren, vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
begane grondbouwlaag:
de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.
begeleid wonen:
een woonvorm waar bewoners met een zorgbehoefte gezamenlijk één huishouden vormen met eventueel (al dan niet gezamenlijke voorzieningen voor) verzorging en begeleiding (ook 24-uurs begeleiding), waarbij geen sprake is van zelfstandige bewoning.
bestaande situatie (bebouwing en gebruik):
a. bij bebouwing: zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;
b. bij gebruik van grond en opstallen: zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.
de grens van een bestemmingsvlak.
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
de grens van een bouwvlak.
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
carport:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedoeld als overdekte stallingruimte voor personenauto's zonder eigen wanden of deuren.
coffeeshop:
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid, en van verdovende en/of hallucinerende stoffen.
cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.
dagopvang:
een instelling waar mensen gedurende de dag worden begeleid, verzorgd en beziggehouden, zonder de mogelijkheid tot overnachting.
dak:
de gesloten bovenbeëindiging van een gebouw.
dakkapel:
verticaal raamkozijn in een schuin dak, voorzien van een eigen dak en van zijwanden, en aan alle zijden omgeven door het betreffende dakvlak.
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
dichte erfafscheiding:
een erfafscheiding met een constructie waardoor het zicht op de achterliggende gronden wordt belemmerd en waarbij de constructie voor meer dan 20% dicht is.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
huishouden:
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan;
kamerbewoning:
het gebruik van een hoofdgebouw of met het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen door meer dan twee onzelfstandige huishoudens;
kelder:
een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, tot maximaal een 0,5 meter boven maaiveld.
kinderopvang:
het tegen vergoeding bieden van verzorging, onderdak en begeleiding aan minderjarigen door anderen dan de eigen ouders, pleeg- of stiefouders en onderscheiden kan worden in:
a. kinderdagopvang: opvang overdag, zonder de mogelijkheid tot overnachting;
b. 24-uurs kinderopvang: opvang zowel overdag als 's avonds en/of 's nachts.
mantelzorg:
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
nok:
bovenste rand van een dak of de horizontale snijlijn van twee dakvlakken.
nutsvoorziening:
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten .
ondergeschikte bouwdelen:
bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, windvanen en liftschachten.
onderkomens:
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonschepen, caravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van recreatief buitenverblijf voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.
open erfafscheiding:
een erfafscheiding met een constructie die wel de toegang tot de achterliggende gronden fysiek belemmert, maar waarbij het zicht op de achterliggende gronden intact blijft, bijvoorbeeld door het gebruik van gaas of spijlen. Hierbij dient de constructie voor minimaal 80% open te zijn.
overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en niet meer dan één eigen wand.
parenclub:
een uitgaansgelegenheid waar personen de mogelijkheid wordt geboden om seksuele handelingen te verrichten, zonder dat sprake is van een vergoeding van deze handelingen.
parkeerplaats:
opstelplaats ten behoeve van één auto, hieronder niet begrepen parkeergarages en/of garageboxen behorende bij woningen. Opstelplaatsen gelegen in collectieve parkeervoorzieningen en carports worden wel aangemerkt als parkeerplaats.
peil:
a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst: 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld.
pergola:
een houten bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een open constructie van palen en/of lattenwerk, onderling verbonden ten behoeve van geleide klimplanten.
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
raamprostitutie:
een seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats, zichtbaar ter beschikking stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen (prositutie).
seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch- pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, erotisch getinte horeca en raamprostitutie, al dan niet in combinatie met elkaar.
uitbouw:
de vergroting van een bestaande ruimte in een hoofdgebouw, die qua afmetingen en/of visueel opzicht (onder meer voor wat betreft (goot)hoogte, dakhelling en/of dakvorm) ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
voorgevel:
de naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw.
voorgevellijn:
de denkbeeldige lijn door de voorgevel of de als zodanig op de verbeelding aangeduide gevellijn(en).
voorste bouwgrens:
de naar de weg gekeerde bouwgrens of, indien een bouwvlak met meerdere zijden aan de weg grenst, die bouwgrens waar op de verbeelding een gevellijn is aangeduid.
vrijstaand bijgebouw:
een bijgebouw, bestaande uit een geheel vrijstaand gebouw, waarbij de afstand van enig punt van het gebouw tot andere bouwwerken minimaal 1 meter bedraagt.
vrijstaande woning:
een woning, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden, waarvan het hoofdgebouw niet aan een op een aangrenzend bouwperceel gelegen gebouw is aangebouwd.
water:
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.
waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan voorzieningen als duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten en dergelijke.
woonunit:
een geprefabriceerde en verplaatsbare woning van maximaal 75 m² bruto vloeroppervlakte, voor gebruik als afhankelijke woonruimte.
zelfstandige woning:
de woning welke een eigen toegang heeft en welke de bewoner kan bewonen, zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woning en die niet aan wettelijke beperkingen is onderheven.
zolder:
ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt/uitmaken van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen.
de
oppervlakte van een ruimte gemeten vanaf de binnenzijde van de
scheidingsconstructie.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De
voor 'Wonen - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. het wonen in de vorm van vrijstaande woningen;
b. tuinen, erven en verhardingen;
met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:
c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
d. parkeervoorzieningen;
e. nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemene
regels met betrekking tot het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen'
Voor
het bouwen binnen het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de
volgende regels:
a. het aantal te bouwen woningen mag maximaal 1
bedragen;
b. het hoofdgebouw dient binnen het bouwvlak te
worden gebouwd;
c. bijgebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, dienen in het bouwvlak en/of ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'
te worden gebouwd, met dien verstande dat deze bouwwerken minimaal 2 meter
achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan worden
gesitueerd (met uitzondering van erkers, carports en erfafscheidingen (zie
artikelen 3.2.4, 3.2.5 en 3.2.6);
d. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd;
e. de totale oppervlakte aan bijgebouwen, carports
en overkappingen mag ten hoogste 50% bedragen van het gedeelte van het bouwperceel
ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', waarbij een totale maximale
oppervlakte van 150 m2 geldt.
f. Het gebruik conform de bestemming Wonen is
alleen toegestaan indien voldoende waterberging (conform de waterparagraaf)
wordt gerealiseerd en in stand gehouden.
3.2.2 Hoofdgebouw
Voor
het bouwen van het hoofdgebouw gelden de volgende bepalingen:
a. de voorgevel van het hoofdgebouw dient in de
voorste bouwgrens geplaatst te worden;
b. de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag maximaal
het aantal meters bedragen zoals ter plaatse van de aanduiding 'maximum
goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), maximum dakhelling (graden)' is
aangegeven;
c. de goothoogte van het hoofdgebouw mag maximaal
het aantal meters bedragen zoals ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte
(m), maximum bouwhoogte (m), maximum dakhelling (graden)' is aangegeven;
d. de dakhelling van het hoofdgebouw mag maximaal
het aantal graden bedragen zoals ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte
(m), maximum bouwhoogte (m), maximum dakhelling (graden)' is aangegeven.
3.2.3 Bijgebouwen
Voor
het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
a. de oppervlakte van een vrijstaand bijgebouw mag
ten hoogste 75 m2 bedragen;
b. de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer
bedragen dan 4,5 meter;
c. de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer
bedragen dan 3,2 meter;
d. de dakhelling mag niet meer bedragen dan 60°.
3.2.4 Erkers
In afwijking
van het bepaalde in artikel 3.2.1 sub c, zijn bouwwerken in de vorm van
'erkers' al dan niet met bijbehorende overkapping buiten het bouwvlak en buiten
de aanduiding 'bijgebouwen' toegestaan, indien wordt voldaan aan de volgende
regels:
a. de erker met bijbehorende overkapping is
gelegen tegen de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel is de erker met
bijbehorende overkapping tegen de voor- én zijgevel van het hoofdgebouw;
b. de breedte van de erker aan de voorgevel mag
niet meer dan 75% bedragen dan de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
c. de bouwhoogte van de erker en de bijbehorende
overkapping mag niet meer dan 3,6 meter bedragen;
d. de afstand van de voorzijde van de erker met
bijbehorende overkapping tot aan de voorste en zijdelingse perceelsgrens
bedraagt ten minste 2 meter;
e. de diepte en breedte van de erker met
bijbehorende overkapping mag niet meer dan 1,5 meter bedragen.
3.2.5 Carports
In
afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.1, sub c, zijn bouwwerken in de vorm
van 'carports' buiten het bouwvlak en buiten de aanduiding 'bijgebouwen'
toegestaan, indien wordt voldaan aan de volgende regels:
a. carports mogen uitsluitend worden opgericht naast
de zijgevel van de woning en het verlengde daarvan, vanaf 3 meter vóór de
voorgevellijn en het verlengde daarvan en tot 1 meter achter het bouwvlak;
b. per woning mag maximaal één carport wordt
opgericht;
c. de goothoogte van de carport mag niet minder
dan 1,5 meter en niet meer dan 3 meter bedragen;
d. de bouwhoogte van de carport mag niet meer dan
3,2 meter bedragen, met dien verstande dat een maximale bouwhoogte van 4,5
meter is toegestaan voor carports die op een afstand van minimaal 2 meter achter de voorgevellijn zijn gelegen;
e. de bebouwde oppervlakte van de carport mag niet
meer dan 20 m² bedragen;
f. de lengte van de carport mag niet minder dan 4
meter en de breedte niet minder dan 2,5 meter bedragen.
3.2.6 Bouwwerken
geen gebouwen zijnde
Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. antenne-installaties dienen minimaal 1 meter
van de perceelsgrens te worden geplaatst en de bouwhoogte mag niet meer
bedragen dan 15 meter;
b. licht- en andere masten dienen minimaal 1 meter
van de perceelsgrens te worden geplaatst en de bouwhoogte mag niet meer bedragen
dan 8 meter;
c. de maximale bouwhoogte voor pergola's mag niet
meer dan 2,7 meter bedragen;
d. voor erfafscheidingen geldt:
1. achter het verlengde van de voorgevellijn, voorzover niet gericht naar het openbaar toegankelijk
gebied, zijn dichte tot een hoogte van niet meer dan 2 meter toegestaan;
2. achter het verlengde van de voorgevellijn, voorzover gericht naar het openbaar toegankelijk gebied,
zijn open tot een hoogte van 2 meter toegestaan;
e. voor schotelantennes geldt:
1. schotelantennes mogen een doorsnede hebben van
maximaal 2 meter en een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
2. schotelantennes mogen niet aan de voorgevel van
een hoofdgebouw worden opgericht en de grens van het bouwvlak en de aanduiding
bijgebouwen niet overschrijden;
f. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
geldt een maximale bouwhoogte van 2 meter.
3.3 Afwijking
van de gebruiksregels
3.3.1 Afwijken bouwen voorgevel van de woning
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde
in artikel 3.2.2, sub a voor het toestaan van het bouwen van de woning waarbij
de voorgevel niet in de voorste bouwgrens wordt geplaatst, maar hierachter, met
inachtneming van de volgende regels:
a.
afstand
tot de achterste perceelsgrens van het hoofdgebouw dient minimaal 5 meter te
bedragen;
b.
er vindt
geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende
gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig
geschaad;
c.
er bestaan
geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en
vormgeving;
d.
er vindt
geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische
en/of cultuurhistorische waarden;
e.
het
bouwvlak wordt evenredig met de verschuiving van de ligging tot de voorste bouwgrens
naar achteren verlegd.
3.3.2 Afwijken dakhelling
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde
in artikel 3.2.2, sub d voor het toestaan van een dakhelling van het hoofdgebouw
waarbij wordt afgeweken van het gestelde aantal graden, met inachtneming van de
volgende regels:
a.
er vindt
geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende
gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig
geschaad;
b.
er bestaan
geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en
vormgeving;
c.
er vindt
geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische
en/of cultuurhistorische waarden.
3.3.3 Afwijken erkers
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde
in artikel 3.2.4 , sub b voor het toestaan van een erker aan de voorgevel
waarvan de breedte meer dan 75% van de breedte van het hoofdgebouw bedraagt,
met inachtneming van de volgende regels:
a.
de overige
bepalingen in artikel 3.2.4 blijven van toepassing;
b.
er bestaan
geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid of in verband met de
ontsluiting van percelen;
c.
er vindt
geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende
gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig
geschaad;
d.
er bestaan
geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en
vormgeving;
e.
er vindt
geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische
en/of cultuurhistorische waarden.
3.3.4 Afwijkende maatvoering bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde
in artikel 3.2.6 voor:
a.
het bouwen
van een erfafscheiding tot een maximale bouwhoogte van 3,0 meter ten behoeve
van geluidsreducering;
b.
het bouwen
van antenne-installaties tot een hoogte van maximaal 40 meter;
c.
het bouwen
van vrijstaande licht- en andere masten en overige bouwwerken geen gebouwen
zijnde met een grotere hoogte;
met inachtneming van de volgende regels:
1. het bouwen van een erfafscheiding tot een
maximale bouwhoogte van 3,0 meter is enkel toegestaan indien dit noodzakelijk
is in het kader van het verminderen van de geluidshinder doordat
infrastructurele maatregelen hier aanleiding toe geven;
2. het bouwen van een erfafscheiding tot een
maximale bouwhoogte van 3,0 meter is niet toegestaan in het kader van
geluidsreducering ten behoeve van een 30-km weg;
3. indien een erfafscheiding tot een maximale
bouwhoogte van 3,0 meter wordt gebouwd dient te worden aangetoond dat door de
hogere bouwhoogte sprake is van vermindering van de geluidsoverlast;
4.
er bestaan
geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid of in verband met de
ontsluiting van percelen;
5. er vindt geen onevenredige aantasting plaats
van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de
belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
6. er bestaan geen bezwaren vanuit een
verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
7. er vindt geen onevenredige aantasting plaats
van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische
waarden.
3.4 Specifieke
gebruiksregels
3.4.1
Bewoning
a.
per
bouwperceel is slechts één woning toegestaan;
b.
kamerverhuur
/ kamerbewoning is niet toegestaan;
c.
het is
niet toegestaan vrijstaande bijgebouwen te gebruiken als woonruimte;
d.
het is
niet toegestaan bijgebouwen te gebruiken als zelfstandige woonruimte..
3.4.2 Aan-huis-verbonden
beroepen en bedrijven
Het
uitoefenen van een aan-huis-verbonden beroep en/of het gebruiken van een
gedeelte van de woning en/of bijgebouwen ten behoeve van een aan-huis-verbonden
bedrijf is uitsluitend toegestaan indien wordt voldaan aan de volgende eisen:
a.
een
aan-huis-verbonden beroep voldoet aan een van de categorieën zoals opgenomen in
bijlage 1 en een aan-huis-verbonden bedrijf voldoet aan een van de categorieën
zoals opgenomen in bijlage 2 van de regels;
b.
niet meer
dan 40% en niet meer dan 50 m2 van het vloeroppervlak van de woning mag voor
deze doeleinden worden gebruikt;
c.
door het
gebruik ontstaat geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter
plaatse;
d.
er is geen
sprake van een onevenredige verslechtering van de parkeersituatie in de
omgeving;
e.
het
gebruik betreft geen detailhandel, groothandel, prostitutie of horeca,
uitgezonderd beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfs- of
beroepsmatige activiteiten en handelsactiviteiten via het internet;
f.
het
onbebouwde deel van het bouwperceel mag niet gebruikt worden ten behoeve van de
uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, met uitzondering van
extra parkeergelegenheid.
3.4.3 Parkeren
op eigen terrein
Op
eigen terrein dient te worden voorzien in 2 parkeerplaatsen. Deze zijn
uitsluitend toegestaan:
a.
indien het
parkeren plaatsvindt naast de zijgevel van de woning en het verlengde daarvan
in de voor- en achtertuin, mits de afstand tussen de zijgevel en de zijdelingse
perceelgrens minimaal 2,5 m bedraagt; of
b.
indien het
parkeren plaatsvindt vóór de naar de weg gekeerde zijde van de woning, de
voortuin een diepte heeft van ten minste 9 meter en geparkeerd wordt tegen het
trottoir;
c.
een en
ander mits:
1. hierdoor
de verkeersveiligheid en/of de verkeersafwikkeling niet in gevaar komt;
2. de
openbare groenvoorziening niet op een voor het straatbeeld onaanvaardbare wijze
wordt aangetast;
3. geen
vermindering van het parkeerareaal plaatsvindt;
4. het
woon- en leefklimaat niet op onaanvaardbare wijze wordt verstoord;
5. er
geen bezwaren bestaan vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en
vormgeving.
3.5 Afwijken
van de gebruiksregels
3.5.1 Afhankelijk
wonen
Het
bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 3.4.1 om toe te staan dat een bijgebouw ten dienste van een woning
wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, met inachtneming van de volgende
regels:
a. een
dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
b. er
vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen
waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
c. de
oppervlakte van de afhankelijke woonruimte mag niet meer dan 75 m² bedragen;
d. er
ontstaat geen zelfstandige woning;
e. in
het kader van de mantelzorg is het toegestaan de maximaal gestelde oppervlakte
en/of bebouwingspercentage als gesteld in artikel 3.2.1, sub e te overschrijden
indien de afhankelijke in de vorm van een woonunit wordt geplaatst.
3.5.2 Ander
type aan-huis-verbonden beroep of bedrijf
Het
bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 3.4.2, sub a om toe te staan dat een ander type aan-huis-verbonden
beroep of aan-huis-verbonden bedrijf uit bijlagen en van de regels wordt
uitgeoefend, met inachtneming van de volgende regels:
a. het
aantal parkeerplaatsen op eigen erf (al dan niet inpandig) mag niet afnemen,
tenzij deze parkeerplaatsen in de onmiddellijke nabijheid worden gecompenseerd;
b. de
activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de
normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving, gelet op
de stedenbouwkundige structuur hiervan;
c. het
woon- en leefmilieu mag niet onevenredig worden belast, ook niet door een
cumulatie van activiteiten, wat onder andere het volgende betekent:
1. aanvrager
toont door middel van een rapportage of objectieve beschrijving aan, dat geen
hinder naar de omgeving zal ontstaan;
3.5.3 Grotere
oppervlakte aan-huis-verbonden beroep of bedrijf
Het
bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 3.4.2, sub b om toe te staan dat tot ten hoogste 75m2 wordt gebruikt
ten behoeve van aan-huis-verbonden bedrijven en/of aan-huis-verbonden beroepen,
met inachtneming van de volgende regels:
a. het
aantal parkeerplaatsen op eigen erf (al dan niet inpandig) mag niet afnemen,
tenzij deze parkeerplaatsen in de onmiddellijke nabijheid worden gecompenseerd;
b. de
activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de
normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving, gelet op
de stedenbouwkundige structuur hiervan;
c. het
woon- en leefmilieu mag niet onevenredig worden belast, ook niet door een
cumulatie van activiteiten.
3.5.4 Begeleid
wonen
Het
bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 3.1, sub a om toe te staan dat de woningen gebruikt worden ten behoeve
van begeleid wonen, met inachtneming van de volgende regels:
a. de
activiteiten mogen niet leiden tot een onevenredige verslechtering van de
normale verkeersafwikkeling of van de parkeersituatie in de omgeving, gelet op
de stedenbouwkundige structuur hiervan;
b. het
woon- en leefmilieu mag niet onevenredig worden belast, ook niet door een
cumulatie van activiteiten.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijziging
bouwvlak
Het
bevoegd gezag kan de grootte, vorm en ligging van een op de verbeelding
opgenomen bouwvlak veranderen met in achtneming van de volgende regels:
a. er
vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van
aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden
geschaad;
b. er
vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische
en/of cultuurhistorische waarden;
c. er
bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en
vormgeving;
d. het
woon- en leefklimaat mogen niet onevenredig worden aangetast;
e. het
bouwvlak mag maximaal 10% worden vergroot;
f. de
geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van geluidsgevoelige gebouwen is niet
hoger dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere
grenswaarde.
3.6.2 Wijziging aanduiding bijgebouwen
Het
bevoegd gezag kan de grootte, vorm en ligging van een op de verbeelding
opgenomen aanduiding 'bijgebouwen' veranderen, danwel
een nieuwe aanduiding 'bijgebouwen' op de verbeelding opnemen, met in
achtneming van de volgende regels:
a. er
vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van
aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
b. er
vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische
en/of cultuurhistorische waarden;
c. er
bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en
vormgeving;
d. het
woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
a. de bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de verbeelding en het gestelde in de regels worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's, afdaken en andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen, uitgezonderd erkers, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt;
b. kelders zijn, voor zover geheel gesitueerd onder het maaiveld, overal toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan.
Als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval aangemerkt:
a. het gebruik of laten gebruiken van gronden en opstallen als of ten behoeve van een seksinrichting dan wel ten behoeve van (raam)prostitutie;
b. het gebruik of laten gebruiken van opstallen ten behoeve van coffeeshops;
c. het gebruik van onbebouwde gronden:
d. als stand- of ligplaats van onderkomens;
e. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.
7.1 Luchtvaartverkeerzone
– ILS
7.1.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - ILS' geldt dat die gronden (naast de andere aangewezen bestemming(en)) primair bestemd zijn als invliegroute van het vliegverkeer en het daarbij behorende verstoringsvlak van het Instrument Landing System (ILS) ter waarborging van de vliegveiligheid.
7.1.2 Bouwregels
Op de gronden als bedoeld in artikel 8.1.1 mag de bouwhoogte van bouwwerken niet meer bedragen dan 32,4 boven NAP.
7.1.3 Afwijken
van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.1.2 en toestaan dat er een hogere bouwhoogte wordt toegestaan, met dien verstande dat de werking van het Instrument Landing System (ILS) niet in onaanvaardbare mate negatief wordt beïnvloed en voorafgaand aan het verlenen van de vergunning schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van het Instrument Landing System (ILS).
7.1.4 Omgevingsvergunning
voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a. Verbod
Het is verboden op of in de gronden met de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - ILS' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
1. het beplanten met bomen, heesters en andere hoog opgaande beplanting;
2. het ophogen van gronden.
b. Uitzondering op verbod
Het in sub a vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
1. die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren en waarvoor geen omgevingsvergunning is verleend;
2. welk het normale onderhoud, beheer en gebruik betreffen.
c. Afwegingskader
De in sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen, de werking van het Instrument Landing System (ILS) niet onaanvaardbaar negatief wordt beïnvloed.
7.2 Luchtvaartverkeerzone
- Inner Horizontal en Conical Surfice
(IHCS)
Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - IHCS' geldt in aanvulling op hetgeen elders in deze planregels is bepaald dat de bouwhoogte van bouwwerken niet meer mag bedragen dan 65 meter boven NAP.
Het bevoegd gezag kan (tenzij op grond van de regels in dit bestemmingsplan reeds is afgeweken) met een omgevingsvergunning afwijken van de regels in het plan voor:
a. het afwijken van maten met ten hoogste 10%;
b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
c. het afwijken van de gestelde maximale goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw en de gestelde minimale/maximale dakhelling van het hoofdgebouw;
met inachtneming van de volgende regels:
1. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;
3. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
4. de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen;
5. het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast;
6. de brand-, verkeers en openbare veiligheid komen niet in het gedrang.
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangs- bepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als:
‘Regels van het bestemmingsplan Oerle herziening Paleisstraat’.