gemeente: Veldhoven   status: Vastgesteld
plannaam: Meerveldhoven, herziening Provincialeweg 52-54   datum: 18-11-2010
 

2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Gemengd

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:

      1. ter plaatse van de aanduidingen ‘kantoor’, ‘maatschappelijk’ en ‘bedrijf’: uitsluitend kantoren, maatschappelijke voorzieningen en bedrijven zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten;

      2. ter plaatse van de aanduiding ‘parkeergarage’: tevens voor een parkeergarage;

      3. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, laad- en losruimte, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water;

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

      1. op deze gronden zijn uitsluitend toegestaan gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde die ten dienste staan van de bestemming.

3.2.1 Gebouwen-algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

      1. voor het bouwen van gebouwen gelden de in de tabel bouwregels en afwijkend gebruik voor Gemengd (bijlage 1) opgenomen regels;

      2. de goothoogte aan de voor- en zijgevels wordt geacht in overeenstemming te zijn met de onder a genoemde tabel indien per gevel minimaal ¾ van de lengte van de gevel daaraan voldoet; ¼ van de lengte van de gevel mag een hogere goothoogte hebben dan de als maximum voorgeschreven goothoogte;

      3. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;

      4. de gronden binnen een bouwvlak mogen geheel worden volgebouwd, tenzij in de tabel bouwregels en afwijkend gebruik voor Gemengd (bijlage 1) een bebouwingspercentage respectievelijk bebouwde oppervlakte is aangegeven; in dat geval geldt dat bebouwingspercentage/die bebouwde oppervlakte als maximaal te bebouwen oppervlakte;

      5. kelders zijn, voor zover geheel onder het maaiveld gesitueerd, overal toegestaan waar gebouwen zijn toegestaan waarbij het bebouwingspercentage mag worden overschreden, met dien verstande dat ingeval kelders gedeeltelijk boven het maaiveld uitsteken het bebouwingspercentage niet mag worden overschreden;

      6. in afwijking van het bepaalde onder a geldt voor gebouwen van openbaar nut, zoals voorzieningen voor de telecommunicatie, water- en energiedistributie, dat de bebouwde oppervlakte niet meer dan 10 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen.

      7. in afwijking van het bepaalde onder b. kan ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' een parkeergarage worden gebouwd, waarvan de (tweede) parkeerdekhoogte boven het peil maximaal 1.20 meter bedraagt, exclusief ballustrade.

 

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

 

bouwwerk, geen gebouw zijnde

hoogte maximaal

antenne-installaties, voor zover gelegen achter de gevellijn tevens bebouwingslijn

15 m

 

licht- en andere masten

8 m

pergola's

2,7 m

terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de gevellijn tevens bebouwingslijn

1 m

 

terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de gevellijn tevens bebouwingslijn of wanneer geen gevellijn tevens bebouwingslijn aanwezig is

2 m

 

terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de bebouwingslijn

2 m

 

schotelantennes

zie artikel 3.2.3

 

3.2.3 Schotelantennes

      1. Voor het plaatsen van schotelantennes gelden de volgende regels:

      2. schotelantennes achter de bebouwingslijn mogen een doorsnede hebben van maximaal 2 m en een hoogte van maximaal 5 m;

      3. schotelantennes vóór de bebouwingslijn mogen een doorsnede hebben van maximaal 1 m en mogen enkel aan de (hoofd)voorgevel worden opgericht terwijl de bovenzijde van de schotelantenne niet boven de goothoogte van het bijbehorende gebouw mag uitsteken.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot het realiseren van voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de gemeentelijke Bouwverordening ten behoeve van de bestemming. De parkeergelegenheid dient in, op of onder het gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort gerealiseerd te worden, waarbij de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2 x 6 m bij langsparkeren en ten hoogste 2,5 x 5 m in andere gevallen bedraagt, mits in het verlengde van genoemde 5 m nog 6 m extra ruimte aanwezig is; met dien verstande dat:

      1. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen perceel niet onevenredig wordt geschaad;

      2. geen inbreuk wordt gemaakt op het maximaal te bebouwen oppervlak van de gronden.

3.4 Ontheffing van de bouwregels

 

3.4.1 Grotere maatvoering nutsvoorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder f teneinde ten behoeve van nutsgebouwen een bebouwde oppervlakte van maximaal 15 m² en een bouwhoogte van maximaal 4 m toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

      1. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;

      2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;

      3. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;

      4. de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen.

 

3.4.2 Afwijkende maatvoering bouwwerken geen gebouwen zijnde

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 3.2.2 voor:

      1. het bouwen van terreinafscheidingen tot een hoogte van maximaal 2 m vóór de gevellijn tevens bebouwingslijn;

      2. het bouwen van antenne-installaties tot een hoogte van maximaal 40 m;

      3. het bouwen van vrijstaande licht- en andere masten en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere hoogte; een en ander met inachtneming van de volgende regels:

        1. tegen deze hoogte bestaan geen bezwaren vanuit een oogpunt van verkeersveiligheid of in verband met de ontsluiting van percelen;

        2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;

        3. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;

        4. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden.

 

3.4.3 Schotelantenne met grotere doorsnede

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 3.2.3 voor het plaatsen van schotelantennes met een grotere doorsnede achter de gevellijn tevens bebouwingslijn, met inachtneming van de volgende regels:

      1. de grotere doorsnede is noodzakelijk voor het verzenden of ontvangen van signalen, waarvan de wenselijke verzending/ontvangst niet op een andere wijze mogelijk is;

      2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, met name de ongestoorde verzending en ontvangst van signalen, worden niet onevenredig aangetast;

      3. de architectonische en/of cultuurhistorische waarden in de omgeving worden niet onevenredig aangetast;

      4. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;

      5. de brand-, verkeers- en openbare veiligheid komen niet in gevaar.

3.5 Specifieke gebruiksregels

 

3.5.1 Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de gronden en/of opstallen binnen de bestemming Gemengd ten behoeve van:

      1. een coffeeshop;

      2. een discotheek/bar-dancing;

      3. erotisch getinte horeca;

      4. buitenpandige opslag;

      5. verkoop van motorbrandstoffen.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

 

3.6.1 Wijzigen naar andere vorm van Gemengd

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, deze bestemming te wijzigen van kantoren, maatschappelijke voorzieningen of bedrijven naar zakelijke dienstverlening, met inachtneming van de volgende regels:

      1. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;

      2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige architectonische en/of cultuurhistorische waarden;

      3. er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;

      4. er vindt geen onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat plaats;

      5. de parkeerdruk wordt niet onevenredig vergroot;

      6. de regels van dit artikel blijven van toepassing.

 
BIJLAGE 1: TABEL BOUWREGELS EN AFWIJKEND GEBRUIK VOOR DE BESTEMMING GEMENGD

 

Functie

Kaart

Kantoor

Kantoor en parkeergarage

Volgnummer

Kaart

-

-

Adres

Kaart

Provincialeweg 52-54

Provincialeweg 52-54

Code bouwvlakdeel

Kaart

-

-

Bebouwingscode

Kaart

-

-

Bebouwingspercentage

 

100

100

Goothoogte en/of boeiboordhoogte in meters

Max.

7,6

2,1

Bouwhoogte in meters

Max.

13,9

2,1 zowel boven als onder peil

Dakhelling in graden

Min.

-

-

Max.

-

-

Overige

 

-

-

Register behorend bij subtabel (bebouwingscode)

 

-

-

Artikel 4 Waarde - Archeologie

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Waarde - Archeologie 2” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.

4.2 Bouwregels

      1. Op of in de in artikel 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.

      2. In afwijking van het bepaalde onder a zijn bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen op de in artikel 4.1 bedoelde gronden toelaatbaar, indien het betreft:

        1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;

        2. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm onder het bestaande maaiveld en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;

        3. een bouwwerk met een kleinere oppervlakte dan 75 m2.

4.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 4.2 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bestemmingsbepalingen en bouwregels.

 

4.3.1 De ontheffing wordt slecht verleend indien:

      1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de ontheffing voorschriften te verbinden, gericht op:

        1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

        2. het doen van opgravingen;

        3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

      2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn.

4.4 Aanlegvergunning

 

4.4.1 Aanlegvergunningplichtige werken

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming “Waarde - Archeologie 2” zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

      1. het ophogen of verlagen van de bodem of het afgraven van gronden, waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist en waartoe ook het zogenaamde "kilveren" (geleidelijk afgraven of afvlakken in de loop der tijd) en natuurontwikkeling (verschralen van de grond door het verwijderen van de bouwvoor) wordt gerekend;

      2. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan de bouwvoor en in gebieden met es- of plaggendekken 0,30 m, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;

      3. het omzetten van grasland in bouwland;

      4. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;

      5. het aanleggen van bos of boomgaard;

      6. het verlagen van het waterpeil;

      7. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

      8. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie, telecommunicatie-, of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;

      9. het aanbrengen van constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen;

      10. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

      11. alle overige bodemverstorende werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein.

4.4.2 Uitzondering

Het verbod, als bedoeld in artikel 4.4.1, is niet van toepassing indien:

      1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;

      2. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingvergunning of een ontheffing als bedoeld in 4.3;

      3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;

      4. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;

      5. de werken en werkzaamheden ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;

      6. het werken of werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld;

      7. de werken of werkzaamheden betrekking hebben op een grondoppervlak kleiner dan 75 m2.

4.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod als bedoeld in artikel 4.4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien mede op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming “Waarde - Archeologie 2” geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

      1. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

      2. wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.